Een unieke ontdekking in twee Duitse steengroeven.
In 2009 werd wereldwijd op grootse wijze herdacht dat Charles Darwin 150 jaar eerder zijn bekende boek ‘Over de oorsprong der soorten’ had gepubliceerd. Over de hele wereld werd hij geprezen om de grote ontdekkingen die hij zou hebben gedaan. Het verschijnen van zijn boek werd en wordt door velen gezien als een mijlpaal in de ontwikkeling van de wetenschap.
De invloed van Darwins evolutietheorie is door de jaren heen blijven groeien. Overal wordt deze onderwezen, vanaf de basisschool tot en met de universiteit. En dat in heel veel landen. Dikwijls is het verplichte lesstof bij het vak biologie. Als mensen of groepen mensen bezwaar maken tegen dat verplichte karakter, heb je de poppen aan het dansen. In soms felle bewoordingen wordt de ‘wetenschappelijkheid’ van de evolutiegedachte verdedigd tegenover die achterlijke mensen, die nog in een Schepper geloven, door Wie alles is gemaakt. Vanwaar al dat misbaar? De stelling van Pythagoras hoeft toch ook niet heftig verdedigd te worden?
Dit document doet verslag van een onderzoek naar de vraag of de evolutietheorie vanaf Darwin tot nu toe überhaupt wel binnen de definitie van wetenschap valt of dat die theorie moet worden afgedaan als pseudowetenschap met alle bedrog en ellende van dien. Het laatste blijkt het geval te zijn.
Ter bemoediging voor diegenen die in God als Schepper geloven en ter waarschuwing voor diegenen, die het niet zo nauw nemen met de waarheid en denken dat er met de evolutietheorie te flirten valt, volgt hier het verslag van ons onderzoek.
I. Werkwijze.
Vanuit drie invalshoeken bekeken we de vraag of de evolutietheorie thuis hoort op het terrein van de wetenschap. Dat deden we aan de hand van drie onderzoeksvragen:
- Hebben de aannames, waarvan men bij het opstellen van deze theorie is uitgegaan, een wetenschappelijke en feitelijke basis?
- Klopt het verhaal van de vele miljoenen jaren die er nodig zouden zijn geweest voor de fossilisatie van de afzettingen, die we in de aardkorst aantreffen? We leggen dit verhaal naast foto’s, die we maakten tijdens eigen veldonderzoek.
- Hoe is Darwin op het idee gekomen te filosoferen over een werkelijkheid die honderden miljoenen jaren oud zou zijn? Zijn er parallellen in de geschiedenis van het denken van de mensheid?
De gevonden antwoorden op de drie vragen hebben tot de conclusie geleid dat de evolutietheorie geen wetenschap is maar een pseudowetenschap, die vanwege haar leugens functioneert als een gifbron. Daarom sluiten we af met in het kort te wijzen op de aard en het gevaarlijke effect van dat gif.
II. Hebben de aannames, waarvan men bij het opstellen van deze theorie is uitgegaan, een wetenschappelijke en feitelijke basis?
De evolutietheorie werd ontworpen in het midden van de 19de eeuw. In die tijd heerste er een sterk vooruitgangsgeloof. De wereld is toen binnen een korte periode er heel anders uit gaan zien. In rap tempo werden spoorlijnen aangelegd. Via telegraafverbindingen kon nieuws razendsnel verspreid worden. Stoomschepen koersten over de wereldzeeën. Nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen volgden elkaar snel op. Tegen deze achtergrond heeft een aantal onderzoekers gespeculeerd dat er ook een soort ontwikkeling in het leven op aarde was geweest. In zijn bekende boek ‘Over de oorsprong der soorten’ gebruikte Charles Darwin honderden keren vage woorden als ‘aannemen’, ‘veronderstellen’, ‘vermoeden’, ‘waarschijnlijk’ en ‘lijken’. Zijn deze hypotheses op zuivere wijze getoetst? Kloppen ze wel?
We nemen een drietal aannames nader onder de loep. Een deel komt bij Darwin vandaan, andere hebben zich later uitgekristalliseerd.
a. Het eerste leven heeft zich spontaan ontwikkeld uit levenloze materie.
Deze aanname is volledig in strijd met alles waar de huidige wetenschap voor staat. Levensprocessen voltrekken zich volgens kant en klare programma’s met behulp van daartoe geschikt gemaakte vormen van energie. Zowel de programma’s als de juiste energievorm ontstaan nooit spontaan. Wat betreft die programma’s wordt hiervoor het bewijs geleverd door ingeblikt voedsel. Gedurende de laatste paar eeuwen is er in de steriele inhoud van de biljoenen conservenblikjes die er zijn geweest, nog nooit vanzelf zo’n programma ontstaan en gaan draaien. En de geschikte energie komt er ook niet zomaar. Die moet gemaakt worden in organismen, die al leven, bij voorbeeld in het bladgroen van groene planten. Om deze twee redenen kan het leven dus nooit spontaan begonnen zijn. Niemand kan om de Schepper heen!
Als je gaat beweren dat die programma’s zichzelf kunnen schrijven en dat energie zichzelf ombouwt naar de geschikte vorm en daarbij ook nog fantaseert dat er spontaan een reproductie- of voortplantingsprogramma gaat draaien, dan kies je tegen beter weten in voor een volstrekt irrationele manier van denken.
b. De ene soort kan uit de andere soort voortkomen.
Op dezelfde wijze als de eerste aanname is ook deze volledig in strijd met de wetenschap. Als de erfelijke informatie van een organisme niet op orde is, hebben we te maken met erfelijke ziektes. Dat is de biologische realiteit. Mutaties worden niet aangestuurd door programma’s en zij veroorzaken om die reden per saldo defecten in de genen. Daarom is het te bizar voor woorden om te veronderstellen, dat het erfelijk materiaal in een organisme van een bepaalde soort zich door allerlei mutaties zo zou kunnen veranderen, dat er een goed functionerende andere soort zou ontstaan. Laat staan een ‘hogere’ soort. Het is niet meer dan logisch dat evolutionisten sinds Darwin nog nooit ondanks al hun speurwerk ook maar ergens het geringste stapje ‘omhoog’ hebben kunnen aanwijzen. Als je de biologische realiteit niet onder ogen wilt zien, ga je in je eigen bubbel leven en laat je vissen met halve pootjes aan land kruipen. Of je geeft een rij wandelende skeletten van apen een steeds rechtere rug, totdat je op de voorste het etiket ‘homo sapiens’ kunt plakken.
c. Het heden is de sleutel tot het verleden.
Op deze aanname gaan we wat uitgebreider in. Hij werd vooral gebruikt om de geschiedenis van de aarde heel lang te laten lijken, zodat het idee van evolutie aannemelijker zou worden. Om dat doel te bereiken werden/worden feiten verkeerd geïnterpreteerd of genegeerd.
Deze ‘sleutel’ wordt ook wel het principe van het actualisme of het uniformitarianisme genoemd. Het idee werd gepromoot door Charles Lyell in 1830. Darwin had Lyells boek bij zich op zijn reis met de Beagle. Men laat het actualiteitsprincipe voor zowel de geologische als de biologische wereld gelden.
Het actualisme gaat uit van een tweetal kortzichtige vooronderstellingen. In de eerste plaats suggereren de aanhangers ervan dat de huidige werkelijkheid die zij als sleutel gebruiken, geen geheimen meer voor hen heeft. Dat is onjuist. Weliswaar neemt de omvang van onze kennis enorm toe, maar als gevolg daarvan wordt ook het raakvlak met het gebied dat onbekend is veel groter. Echt verstandige mensen realiseren zich hoe beperkt hun kennis van deze werkelijkheid is. Zo omschreef de Franse geleerde Blaise Pascal (1623-1667) de mens als een ‘denkend riet’. Martin Veltman (1931-2021), Nobelprijswinnaar voor de natuurkunde (1999), vergeleek wetenschap met “krabben aan de wanden van de cel, waarin iemand ons heeft neergezet.”
De andere kortzichtige vooronderstelling is de ongefundeerde verabsolutering van de huidige moderne tijd door die te gaan gebruiken als maatstaf. Niemand kan nagaan wat er zich in het verleden allemaal exact heeft voorgedaan. Wie alleen maar uitgaat van wat hij vandaag met zijn ogen denkt te zien gebeuren en dat als enige verklaring en maatstaf hanteert, heeft wel een erg beperkt gezichtsveld.
Het principe van het actualisme leidt tot verkeerde uitkomsten. Dat gaat als volgt. In de periode waarin wij nu leven is de aardkorst erg rustig. Wie onze tijd als model gebruikt voor het in kaart brengen van de geschiedenis van de aarde komt uit op astronomische getallen. De honderden miljoenen jaren vliegen je om de oren. Handig als je het onmogelijke van een evolutionaire ontwikkeling wilt verdonkeremanen. Maar is dit in overeenstemming met de feiten? Nee! Er is alle reden om aan te nemen dat de geschiedenis van de aarde helemaal niet rustig is geweest maar vol catastrofes zit. Daarvoor zullen we wijzen op een tweetal groepen van feiten.
1. Steenkoolvorming.
Het gangbare verhaal over de vorming van steenkool berust niet op feiten. Er wordt verteld dat er moerasbossen waren, die afstierven en bedekt werden met zand. Door afsluiting van de zuurstof uit de lucht en de druk van de bovenliggende laag zou het dode materiaal veranderd zijn in steenkool. Zo staat het in alle aardrijkskundeboeken. Echter, in de versteende grond onder een steenkoollaag zijn geen sporen van beworteling te vinden. Er zijn wel door steen omgeven holle wortels te vinden van planten, die drijvend op water hadden geleefd. Deze wortels gaan niet recht naar beneden, maar staan schots en scheef, zoals ze tijdens hun neerdalen op de bodem door zand omspoeld werden. Bovendien zijn er stromingspatronen te herkennen in de versteende afzettingen boven en onder de steenkoollagen. Dat betekent dat het zand werd neergelegd door turbulente, krachtige stromingen. Een snelle afzetting dus. Verder bevinden zich op veel plekken meer dan 100 steenkoollagen boven elkaar! Kunt u het zich voorstellen: meer dan 100 keer een moerasbos, dat afsterft en met zand bedekt wordt?
Uitgaande van de echte feiten heeft de steenkool zich niet gevormd in 40 miljoen jaar, maar zien we de gevolgen van een catastrofe, waarin drijvend plantenmateriaal zich heeft afgezet in laagten, waar het meteen werd bedekt door zand. De fossilisatie moet zich daarna wel snel hebben voltrokken, want het plantaardig materiaal is niet gaan rotten of iets dergelijks. Bovenstaande feiten wijzen erop dat de periode van de steenkoolvorming heel erg kort is geweest. De omstandigheden waaronder die afzettingen hebben plaatsgevonden zijn heel goed te koppelen aan de tijd, waarin de aarde na de zondvloed weer droogviel.
- De ijstijd.
Over het algemeen wordt beweerd dat de ijstijd of ijstijden als volgt hebben plaatsgevonden. Er was verminderde kracht van de zon door een combinatie van de stand van de aardas, een grotere afstand van de zon en een cyclus in de zon zelf. De lagere temperatuur veroorzaakte over een verloop van vele duizenden jaren zo’n grote uitbreiding van het poolijs, dat het onze streken bereikte.
De hedendaagse waarneembare feiten wijzen in een andere richting. Uit de omvang van de ontstane gletsjers is af te leiden dat er miljoenen kubieke kilometers zeewater moeten zijn verdampt om al dat ijs te vormen. Waar is de energie vandaan gekomen voor die verdamping? Eén liter water verdampen kost naar verhouding al veel energie! De benodigde energie kan niet geleverd zijn door een zwakke zon, die schijnt op dichtgevroren of zeer koude zeeën.
Een ander punt is het feit dat uit de richting die de gletsjers genomen hebben, geconcludeerd kan worden dat de enorme neerslag voor het ontstaan van die gletsjers in het hoge noorden moet zijn geweest. De veldkeien en zwerfstenen hier in Nederland zijn immers voornamelijk afkomstig uit Zweden en Finland. Dit is bijzonder. Weerkundig ligt zoveel neerslag in de poolstreken niet voor de hand. Waarom kwam juist daar al die neerslag omlaag en niet overal evenveel met overal gletsjervorming?
Er zijn nog twee feiten, die moeilijk te rijmen zijn met het gangbare ijstijdverhaal. Het ene feit is dit. In het gebied, waar het ijspakket geweest is, zijn nu nog steeds smeltwaterdalen aan te wijzen, die ontstaan zijn door de afvoer van het vele smeltwater. Hoe zouden die kunnen zijn ontstaan als het smelten van het ijs honderden of duizenden jaren geduurd heeft? Het andere feit gaat over de enorme hoeveelheid dekzand en löss, die we in Oost- en Zuid-Nederland aantreffen. Waar is dat materiaal exact vandaan gekomen?
Al deze puzzelstukjes komen op hun plek terecht als we aannemen dat de ijstijd veroorzaakt werd door de inslag van een grote asteroïde of door een enorme vulkaanuitbarsting op de zeebodem in het hoge noorden. Zo werd de energie geleverd voor het verdampen van het benodigde water. De door een dergelijke catastrofe veroorzaakte stof- en aswolken hebben een nucleaire winter tot gevolg gehad. Het vele verdampte water is in die noordelijke streken als sneeuw en hagel gevallen en vormde in hoog tempo gletsjers, die zich naar het zuiden bewogen. Toen het stof en de as waren neergedaald kon de zon met haar normale zonkracht in korte tijd het ijs laten smelten. De afvoer van het vele smeltwater ging zo snel dat zich smeltwaterdalen hebben gevormd. Soms brak een opeenhoping van smeltwater dwars door een pas gevormde heuvelrug heen. Bij Borger ontstond een geul in de Hondsrug. Daar bevindt zich nu het kanaal van Schoonloo naar Buinen. Bij Ommen vormde het smeltwater een rivierdal tussen de Archemerberg en de Besthemerberg. De Regge stroomt daar langs de Steile Oever. Dat smelten van het ijs heeft dus geen honderden of duizenden jaren geduurd. Toen de bodem van de kale nog onbegroeide vlakten opgedroogd was hebben poolwinden zowel het dekzand als de löss tegelijkertijd meegevoerd. Dat was een megaverplaatsing. Tijdens het transport vond de selectie plaats tussen dekzand en löss. De kleinere korrels van de löss bleven langer in de lucht en werden zuidelijk van het dekzand afgezet. Bij een dooiperiode van honderden of duizenden jaren waren er geen onbegroeide vlakten geweest maar toendra’s met grassen, mossen, korstmossen en dwergstruiken. Dan had de poolwind niet zoveel materiaal mee kunnen voeren.
Kortom, de waarneembare feiten sluiten goed aan bij een catastrofale oorzaak van de ijstijd. Een dergelijke ijstijd heeft absoluut geen 100.000 jaar geduurd maar slechts een fractie ervan.
d. Eindconclusie aannames.
Drie belangrijke aannames, waarop de evolutietheorie rust, blijken geen wetenschappelijke en feitelijke basis te hebben.
III. Klopt het verhaal van de vele miljoenen jaren, waarin fossilisatie plaatsvond?
Om deze vraag te beantwoorden bespreken we het fotomateriaal van ons veldonderzoek. In eerste instantie had dit onderzoek niet een gericht doel. Bij het bekijken van de bijeengebrachte foto’s viel op hoeveel informatie er te zien was over het proces van fossilisatie en verstening. Daarom gebruiken we het hier om de vraag naar de tijdsduur van de fossilisatie te beantwoorden.
Op 18 november 2012 brachten we als leden van het Exodusteam een bezoek aan twee steengroeven in Duitsland. Er waren daar in het verleden dinosaurussporen gevonden. De toegang is vrij. Ze bevinden zich zo’n 30 en 90 km ten oosten van Osnabrück.
Verder hebben we in dit document een aantal foto’s geplaatst van veldkeien, die jaren bij ons op het erf hebben gelegen..
Eerst geven we een korte beschrijving van de geplaatste foto’s.
a. Steengroeve Obernkirchen.
Bij Obernkirchen wordt al 1000 jaar zandsteen van uitstekende kwaliteit uit de Bückeberg gehaald. Het Vredespaleis in Den Haag is ermee gebouwd. Zandsteen uit deze steengroeve is o.a. te vinden in het Paleis op de Dam, de Keulse Dom en het Witte Huis in Washington D.C.
Mocht u er zelf een kijkje willen nemen, de coördinaten van de parkeerplaats zijn
52.2575131,9.1928218. Er is vanaf deze parkeerplaats een wandelroute uitgezet die langs de steengroeve gaat.
b. Steengroeve Barkhausen.
Deze steengroeve is niet meer in gebruik. Al in 1921 werden hier sporen van dinosaurussen gevonden. Vanaf 1982 is het een beschermde plek. Het gebied is vrij toegankelijk. De coördinaten van de parkeerplaats aan de doorgaande weg zijn 52.2782506,8.4147317. Vanaf daar leidt een pad van ongeveer 200 m naar de steengroeve.
c. Veldkeien.
De veldkeien kregen we in de jaren tachtig van een akkerbouwer, die zijn aardappelveld naast onze woonboerderij had liggen. Tijdens het machinaal rooien van de aardappels verzamelde hij de omhoog gekomen stenen in manden. Hij was zo vriendelijk de manden bij ons op het erf te legen. Bij onze latere verhuizingen hebben we de stenen steeds meegenomen. We zijn nog steeds niet klaar met het steen voor steen bekijken van de voorraad keien. Er zit van alles bij. Dit zijn dus gewone willekeurige veldkeien die van een willekeurig Drents aardappelveld komen.
De interpretatie van de foto’s.
Het beeld van het fossilisatieproces, dat uit deze foto’s naar voren komt, wijkt sterk af van wat wetenschappers ons voorschotelen. Ter vergelijking volgen er daarom nu eerst een aantal punten van de hedendaagse visie op fossilisatie.
Huidige visie op fossilisatie.
Op Internet zijn diverse gerenommeerde websites over de geschiedenis van de aardkorst te vinden. Het beeld dat daar geschetst wordt van fossilisatie komt hier op neer:
– Het zou nauwelijks voorkomen. Kans van ongeveer één op honderdduizend of een miljoen dat iets wat sterft fossiliseert. Men legt overigens niet uit waarom die miljarden tonnen steenkool in de bodem dan wél gefossiliseerd zijn.
– Het dode dier of de dode plant zou ingebed worden in een afzettingslaag en vaak afgesloten worden van de buitenlucht.
– Allerlei oplosbare mineralen zouden een rol spelen. En ook de druk van bovenaf.
– Het proces zou ‘honderdduizenden tot miljoenen’ jaren duren.
Tot deze kenmerken komt men als men vasthoudt aan de aanname van het actualisme: “Het heden is de sleutel tot het verleden.”
De feiten laten spreken.
Het is veel logischer om onze onkunde toe te geven en eerlijk te zeggen: Wij weten niet waardoor fossilisatie veroorzaakt is. Laten we gewoon eens kijken naar wat we voor ons zien en proberen aan de hand van zichtbare feiten het plaatsgevonden proces te beschrijven.
Dat gaan we nu dus doen met dit fotomateriaal aan de hand van een aantal vragen.
* Hoe zijn de lagen zandsteen ontstaan?
We beginnen met foto 9, de foto met de versteende ribbels. Hoe hebben die ribbels zo intact kunnen blijven tijdens de verstening? De verstening is niet door druk veroorzaakt, want dan zouden de ribbels vervormd zijn geweest. Ook lijkt het logisch dat het proces in dit geval onder water plaatsvond, want de oppervlakte vertoont geen krimpscheuren door droogte. De vorm is dus niet geconsolideerd door indroging. Maar waardoor dan wel?
Foto 10 maakt de zaak nog gecompliceerder. Er zijn vijf lagen te zien, die allemaal min of meer geribbeld zijn. Op de meeste zijn voetsporen te vinden. Waarom zijn deze lagen apart gebleven en is dit niet één pakket steen geworden? Wetenschappers beweren vandaag dat het komt, doordat de chemische samenstelling van de lagen zo verschillend was, dat de lagen niet aan elkaar hechtten. Deze verklaring houdt geen stand. Het gedolven zandsteen uit de diverse lagen heeft dezelfde ideale samenstelling. Zo blijft de vraag actueel: Hoe is die scheiding tussen de lagen gehandhaafd tijdens de verstening?
De enig mogelijke verklaring is de volgende: De hele tijd door is er een continu proces van fossilisatie/verstening aan de gang geweest. De afzetting van het zand heeft met tussenpozen plaatsgevonden. De onderliggende laag was al deels verhard, toen er een verse laag op werd afgezet. Daardoor was er geen hechting tussen de lagen.
Er is nog een argument dat pleit voor een continu proces. Als er geen fossilisatie/verstening bezig was geweest op het moment dat de ribbels gevormd waren, zoals we ze nu zien, dan was toen hetzelfde gebeurt als wat er nu elke dag op het strand gebeurt: de ribbels waren gewoon weggespoeld. Er was dan überhaupt geen stapeling van lagen ontstaan, maar het was bij één laag gebleven.
Dat er bij tussenpozen geen afzetting plaatsvond heeft een heel plausibele reden. De lagune, waar deze sporen ontstaan zijn, bevond zich aan de zuidelijke oever van een soort zee. Het effect van eb en vloed zal zeker merkbaar zijn geweest. Zo nu en dan zal er een springvloed zijn geweest, waardoor er een extra dikke laag ontstond. Op foto 15 is te zien hoezeer de dikte van de laag kan variëren. Ongeveer twee keer per etmaal was er een vloed, waarmee nieuw zand werd aangevoerd. Er hebben zich dus ongeveer twee lagen per etmaal hebben gevormd.
* Hoelang duurde de fossilisatie/verstening?
Als in Obernkirchen een sauropode een spoor maakte, werden de lagen eronder ook nog mee vervormd. Die waren voor een deel nog plastisch. Dat is te zien op foto 12 aan de omgekeerde plaat. De ‘hoopjes’, die eigenlijk deuken zijn, ontstonden toen de dinosauriër over de vroegere, nog plastische, bovenste laag liep. U kunt zich voorstellen dat de laag daaronder eveneens deuken kreeg waar die ‘hoopjes’ in pasten. Die laag was dus ook nog vervormbaar.
Foto 17 met het geribbelde en gebarsten oppervlakte levert eveneens een duidelijk bewijs dat de ondergrond nog vervormbaar was. De dinosauruspoot zakte een eindje onderuit, terwijl het versteningsproces al bezig was de ribbels te fixeren. Ook op foto 22 uit Barkhausen is te zien dat de lagen nog plastisch waren toen de sauropode de poot hier neerzette. De dunne laagjes zijn gebogen.
Als we ervan uitgaan dat er vanwege eb en vloed ongeveer twee afzettingen per etmaal ontstaan zijn, die allemaal meteen begonnen uit te harden, dan is de hele fossilisatie, te oordelen aan het aantal zichtbare lagen op b.v. foto 22, een kwestie van slechts enkele dagen geweest.
* Welke verdere omstandigheden van fossilisatie/verstening zijn er te zien?
Aan de hand van de foto’s valt nog iets te zeggen over de omstandigheden van de fossilisatie.
– Het proces was niet afhankelijk van water. Op foto 9 vond het proces waarschijnlijk plaats onder water. Maar het vond ook plaats als de zandplaat drooggevallen was. Op foto 13 is een netwerk van richeltjes op de omgekeerde plaat te zien. Dat betekent dat het zand van de omgekeerde plaat werd afgezet op een laag, waarin droogtescheuren zaten. Ook op foto 21 uit Barkhausen zijn droogtescheuren te zien als dunne strepen van beneden naar boven.
– De fossilisatie/verstening werd ook niet veroorzaakt door iets dat in de lucht zat. Het vond niet alleen maar plaats aan de zichtbare bovenkant, maar het proces ging door in de onderliggende lagen, die eerst nog plastisch waren. Ook de steenkoollaag, waarover werd gesproken bij foto 17, is helemaal uitgehard, terwijl die ongeveer 80 cm onder de oppervlakte lag.
– De fossilisatie/verstening is een integraal proces geweest dat effect had op de zandafzetting maar ook op stoffen van biologische oorsprong. Zie bijvoorbeeld foto 11 met het gefossiliseerde hout, gevat in zandsteen. Op foto 14 zijn versteende uitwerpselen te zien, omgeven door zandsteen. Bij foto 17 is er sprake van het ontstaan van zowel zandsteen als steenkool. Op foto 28 zie je het fossiel van een stukje mosdier, dat met de uiteinden verankerd is in steen.
* Waren druk en inbedding ook voorwaarden voor fossilisatie?
Twee kenmerken, die tegenwoordig steeds worden genoemd bij fossilisatie, ontbreken geheel in deze fotoserie. Zo is nergens druk als oorzaak van fossilisatie aan te wijzen. De verstening/fossilisatie vond plaats op maaiveldhoogte zonder een bovenliggende laag met druk van bovenaf. Bij het ‘buisjes’materiaal van de foto’s 27, 28 en 29 is geen vervorming of iets dergelijks te zien.
Ook is er geen specifieke inbedding en afsluiting te zien. De mosdiertjes van foto 27, 28 en 29 liggen kriskras door elkaar en waren waarschijnlijk al aan het vergaan. Toch werden ze perfect gefossiliseerd.
e. Conclusies veldonderzoek.
Als we de feiten van het veldonderzoek laten spreken constateren we dat evolutionisten inderdaad ook met hun derde aanname ‘Het heden is de sleutel tot het verleden’, de plank volledig misslaan. De fossilisatie/verstening blijkt niet een proces te zijn dat honderdduizenden of miljoenen jaren in beslag genomen heeft, maar het is van zeer korte duur geweest. Een pas afgezette laag begon meteen uit te harden en was na een x aantal dagen versteend.
Deze constatering heeft vergaande consequenties. Biologen kunnen wel beweren dat er een evolutionair proces mogelijk was vanwege de enorm lange tijdsduur van honderden miljoenen jaren, maar die blijken er helemaal niet te zijn geweest. Bovendien was dat proces überhaupt niet mogelijk.
We kennen niet de oorzaak van fossilisatie/verstening, maar we denken aan bijzondere omstandigheden, die zich gedurende een kortere periode hier hebben voorgedaan. Dit was een gebeurtenis van kosmische proporties, omdat het effect ervan op de hele aarde is na te gaan. De hoeveelheid versteende afzettingen en gefossiliseerd biologisch materiaal, die we overal in de aardkorst aantreffen, is werkelijk onvoorstelbaar groot. Er zit bijvoorbeeld nog ruim 1000 miljard ton steenkool in de bodem. Alleen al die gigantische omvang bewijst de onhoudbaarheid van de opvatting van sporadische fossilisatie/verstening, die door de paleontologen wordt gehuldigd.
Overigens bewijzen de foto’s onomstotelijk dat de sauropoden, iguanodons en de vele andere prehistorische diersoorten hier op aarde hebben rondgelopen. Ze werden geschapen, tegelijk met de andere diersoorten. Door veranderde klimatologische en geografische omstandigheden vanwege allerlei catastrofes zijn ze uitgestorven.
IV. Hoe is Darwin op het idee gekomen te filosoferen over een werkelijkheid, die honderden miljoenen jaren oud zou zijn?
Een miljoen jaar is een onwerkelijk lange periode. Van 100 miljoen jaar is helemaal geen zinnige voorstelling te maken. Hoe kwam Darwin ertoe, en anderen na hem, om een werkelijkheid te beschrijven die honderden miljoenen jaar oud zou zijn. En juist in die werkelijkheid vonden volgens hen al die onmogelijke gebeurtenissen plaats. Er zou leven uit materie zijn ontstaan. Ingewikkelde soorten zouden zich geëvolueerd hebben uit eenvoudige soorten en ga zo maar door. Die werkelijkheid zou volgens hen een voorstadium zijn van de werkelijkheid waarin u en ik ons bevinden en nu met elkaar communiceren. Wel erg bizar!
Zijn er parallellen van zoiets in de geschiedenis van het denken van de mensheid te vinden?
Jazeker! Wat Darwin heeft uitgehaald is een truc die vaker gebruikt is door de fantasten van deze wereld. Het werkt als volgt: Heb je een onoplosbaar probleem? Creëer dan in je denken een alternatieve wereld, een soort fantasialand, waar de wetmatigheden van onze huidige werkelijkheid niet gelden. Het maakt niet uit waar je dat land projecteert, in het verre verleden of in de verre toekomst of heel ver hierboven ‘ins Blaue hinein’. Exporteer je probleem naar die alternatieve werkelijkheid, die fantasiewereld. Los het probleem op – is daar een peulenschil – en haal vervolgens de door jou gevonden ‘oplossing’ terug naar deze werkelijkheid. Langs deze route beeldde Plato zich in met zijn ‘Rijk der Ideeën’ ergens hierboven te kunnen ontsnappen aan de onverbiddelijke vergankelijkheid van dit bestaan. Karl Marx verzon volgens dit recept een strategie voor de explosieve sociale onrust van zijn tijd met ‘de klassenloze maatschappij’ in de heilsstaat van een verre toekomst aan de overkant van zeeën van ellende. Maar wat je zo krijgt heeft niets met wetenschap en met deze wereld te maken. Het is alleen maar speculatie, die dus niet te bewijzen valt, maar waar je in moet geloven en waar je achting voor moet hebben als voor een of andere kult, want anders word je weggezet als een ‘gekkie’, die je niet serieus hoeft te nemen.
Hoe heeft Darwin deze truc toegepast? Op voorhand weigerde hij te geloven in een almachtige Schepper, Die de soorten had geschapen naar hun aard (Genesis 1). Hoe waren de soorten dan wel ontstaan? Dat is een onoplosbaar probleem voor het menselijke verstand. Logisch! Hoe zou het schepsel het handelen van de Schepper kunnen analyseren?! Wat deed Darwin? Hij accepteerde niet de grenzen van het menselijke kennen, maar hij ging uit van een alternatieve wereld, die hij projecteerde in het verre verleden op een afstand van vele miljoenen jaren. Daar creëerde hij oplossingen, die wetenschappelijk onmogelijk zijn, maar dat viel niet op door de suggestieve voorbeelden en die gefantaseerde afstand in de tijd. Die pseudo-oplossingen presenteerde hij vervolgens in onze wereld door middel van zijn boek ‘Over het ontstaan der soorten.’ Aangezien Darwin niet alleen stond in zijn afwijzing van de Schepper is zijn theorie in bepaalde kringen erg populair geworden. Vooral socialisten en communisten hebben zich ingespannen om de evolutietheorie te verbreiden en, indien mogelijk, zelfs dwingend op te leggen. Dat gebeurde o.a. in de Sovjet-Unie. Helaas is het een triest feit dat wanneer een grote leugen maar vaak genoeg herhaald wordt, een dergelijke leugen na verloop van tijd wordt geloofd. Dit is de oorzaak, dat deze theorie op het ogenblik oppermachtig heerst aan de universiteiten over de hele wereld. En dat terwijl haar enige basis speculatie is. Het is absoluut géén wetenschap, maar een negentiende-eeuws hersenspinsel van een aantal zelfstandige publicisten uit de hogere kringen. Zij negeerden de noodzakelijke wetenschappelijke bewijsvoering en maakten de overstap naar het bedrog van de pseudowetenschap door vanuit een fantasiewereld schijnoplossingen te importeren.
V. De evolutietheorie blijkt een gifbron te zijn.
De antwoorden op de drie onderzoeksvragen geven alle drie aan dat de evolutietheorie niet in overeenstemming is met de natuurkundewetten en met waarneembare feiten. Dat houdt in dat deze theorie niet thuishoort op het terrein van de wetenschap. Het is fictie, ‘fake’ op z’n Engels. Het is volkomen logisch dat het de evolutionisten de afgelopen anderhalve eeuw niet is gelukt een deugdelijk wetenschappelijk bewijs aan te leveren voor hun theorie, want zo’n bewijs bestaat gewoonweg niet.
Ondanks het feit, dat we hier te maken hebben met een ontzaglijke bron van desinformatie, pretenderen de aanhangers van deze theorie de waarheid te spreken. Daarom is deze theorie geen lichtbron maar een gifbron. Leugens veroorzaken altijd ellende. Dat geldt ook voor deze leugen. Het is als een gif, dat overal tussendoor sijpelt en een heel lange nawerking heeft.
VI. De aard en het effect van het verspreide gif.
Het meest opvallende van de aard van dit leugengif is de regelrechte opstand tegen God. Men wil geen God boven zich erkennen en daarvoor wordt de pseudowetenschappelijke smoes gebruikt, dat er geen schepping heeft plaatsgevonden. Dus zou er geen Schepper zijn en ook niet een God, aan Wie de mens verantwoording schuldig is. De mens zou zelf kunnen bepalen wat hij of zij doet zonder met God rekening te houden. Zo plaatst de mens zichzelf in het centrum van alles. Dit is wat satan in de Hof van Eden al wilde bewerkstelligen: de mens, gelijk aan God. Deze geest is heel het moderne leven gaan beheersen. Mensen, die in de Schepper geloven en Hem zien als de Gever van alle leven en als Enige, Die bepaalt wat goed is en wat kwaad is, vormen een steeds kleinere minderheid.
VII. Geen compromis.
Er is geen enkel compromis mogelijk tussen de boodschap van de Bijbel en de evolutietheorie. Wie die eerste drie hoofdstukken opgeeft, geeft de hele Bijbel op, want in Genesis 1, 2 en 3 wordt de basis geopenbaard van de boodschap van de Bijbel. Dat houdt het volgende in. God heeft alles goed geschapen. Hem alleen daarvoor alle eer! Het eerste mensenpaar werd ongehoorzaam aan God door het gebod van God te overtreden. Dit deden ze op advies van Gods tegenstander, die met een lasterlijke leugen kwam om de mens tegen God op te zetten. Door die zondeval werden mensen verloren zondaren en werd heel de wereld bezet door satan. De rest van de Bijbel doet verslag van de voorbereiding en de uitvoering van de verlossing uit de gevolgen van de zondeval. Hierin staat Jezus Christus, de Zoon van God, centraal. Wie de realiteit van de schepping en de zondeval opgeeft, verwerpt de inhoud van de hele Bijbel. Hij loochent God als Schepper en wijst Jezus Christus af als Redder, want Hij zou onnodig geleden hebben en onnodig gestorven en opgewekt zijn. Als zo iemand zichzelf nog wel Christen vindt, dan bewijst hij daarmee alleen maar dat hij niets van de Bijbel en het evangelie van Jezus Christus begrijpt. Praktisch gezien is hij gewoon atheïst, want ondanks zijn getuigenis speelt God geen rol in zijn leven en denken. Het is triest dat er zoveel van dit soort mensen zijn. Het gif van de evolutietheorie heeft daarbij ongetwijfeld een rol gespeeld.
VIII. Tot slot.
De evolutietheorie doet iets raars met de tijd. Het schuift het begin tot in het oneindige terug. En het einde is eindeloos ver weg. Waar is de tijd gebleven? Deze theorie is een geloof zonder begin en zonder einde. Het laat de mens ontworteld achter.
Daarom sluiten we nu bij wijze van tegengif af met een aantal verwijzingen naar een toespraak van Paulus. Rond 50 n. Chr. hield hij die voor de wetenschappers van Athene. Op hun uitnodiging. U vindt het verslag ervan in Handelingen 17. Wij geloven wat Paulus geloofde.
* Er is een begin.
Er is een God, Die de wereld en alles wat erin is gemaakt heeft (vs 24). Hij is de Heer van hemel en aarde (vs 24). Hij heeft geen hulp van mensen nodig, want Hij is de Gever van leven en al het andere aan alle mensen. Vanuit één mens heeft God het gehele menselijke geslacht geschapen met als doel dat zij in contact zouden komen met Hem (vs 27). Terecht hebben sommige Griekse dichters gezegd dat wij mensen op God lijken (vs 28). Mensen zijn personen, individuen, geschapen naar Gods beeld (Genesis 1:27). Daarom kun je God niet koppelen aan een prachtig beeld van goud, zilver of steen (vs 29).
* Er is een heden.
God heeft van Zijn kant na de voltooide zending van Zijn Zoon naar deze aarde een duidelijke oproep de wereld ingestuurd tot alle mensen om hun opstand tegen God op te geven en zich tot Hem te bekeren (vs 30). Een bekering zonder spijt, zonder berouw is geen bekering maar gesjoemel en een volharden in passief verzet. Hier ligt voor creationisten een valkuil. Het Christelijk geloof houdt meer in dan alleen maar creationist zijn. Als een creationist zich niet van harte met berouw tot God bekeert en wedergeboren wordt, dan betekent dat, dat hij doorgaat met zijn onderhuidse opstand en dan zal ooit zijn creationisme tegen hem getuigen.
* Er is een einde.
God heeft nu al een dag bepaald waarop alle mensen op deze aarde geoordeeld gaan worden (vs 31). Ook heeft Hij bepaald Wie deze rechtszitting gaat doen. Voor deze zaak heeft Hij Zijn Zoon Jezus Christus aangewezen. Als bewijs van deze aanstelling heeft God Jezus Christus uit de doden opgewekt (vs 31). Vanaf het moment van de opstanding van Jezus staat de zaak op scherp.
De serie “Bijbelse antwoorden op het ‘Waarom‘” sluit aan bij dit document.
De eerste twee hoofdstukken van deze serie zijn: “God, de Schepper van hemel en aarde” en
“De zondeval en zijn catastrofale gevolgen” .
Copyright Stichting Exodusgemeente. 2021