2. De zondeval en zijn catastrofale gevolgen
>>PDF<<
Nadat God de mens had geschapen zei Hij: “Ik geef u het zaaddragend gewas en vruchtbomen om van de vruchten ervan te eten en aan de dieren al het groene kruid.” En het was alzo. Dit was de zesde dag.
Op de zevende dag rustte God van al het werk dat Hij gemaakt had.
“Voorts plantte de HERE God een hof in Eden, in het oosten, en Hij plaatste daar de mens, die Hij geschapen had.
Ook deed de HERE God geboomte uit de aardbodem opschieten, begeerlijk om te zien en goed om van te eten en de boom des levens in het midden van de hof, benevens de boom der kennis van goed en kwaad.” (Genesis 2:8,9).
“En de HERE God nam de mens en plaatste hem in de Hof van Eden om die te bewerken en te bewaren. En de HERE God legde de mens het gebod op: Van alle bomen in de hof moogt gij vrij eten, maar van de boom der kennis van goed en kwaad daarvan zult gij niet eten, want ten dage, dat gij daarvan eet, zult gij voorzeker sterven.” (Genesis 2: 15,16,17)
De mens mocht alle dieren een naam geven.
God zag dat de mens alleen was en gaf hem een vrouw, die de mens de naam Eva gaf. En zij beiden waren naakt, de mens en zijn vrouw, maar zij schaamden zich niet voor elkaar.
Voordat we verder gaan met de geschiedenis van de zondeval, en ons gaan afvragen hoe de zondeval kon gebeuren, willen we belichten wat de profeet Jesaja over een gebeurtenis in de hemel profeteerde.
God had de engelen geschapen als dienende geesten, die uitgezonden worden ten dienste van hen die het heil zullen beërven. (Hebreeën 1:14).
God schiep alles naar zijn aard, als individuen. Hij maakte geen robots, die voorgeprogrammeerd alles deden wat Hij zei. God is liefde en wil door de mens uit liefde en vrije wil gediend worden. Liefde en gehoorzaamheid zijn niet te scheiden. Hij wilde ook dat de geschapen engelen Hem uit liefde in gehoorzaamheid zouden dienen. De profeet Jesaja, die omstreeks 736-700 v.Chr. leefde, profeteerde over de val van satan en een gedeelte van de engelen.
Op een gegeven ogenblik brak er in de hemel een opstand uit. Een hooggeplaatste en machtige engel – zijn naam is satan – werd zeer hoogmoedig. Hij kwam in opstand tegen God, zijn Maker, en wilde zich boven God verheffen en de baas over alles zijn. Hij nam een deel van de engelen met zich mee. Ook zij kwamen in opstand tegen hun Schepper.
Toen heeft God de satan met de gevallen engelen uit de hemel gestoten. Hierover heeft de profeet Jesaja het volgende gesproken in Jesaja 14: 12-14: “Hoe zijt gij uit de hemel gevallen, gij morgenster, zoon des dageraads, hoe zijt gij ter aarde geveld, overweldiger der volken!
En gij overlegdet nog wel: Ik zal ten hemel opstijgen, boven de sterren Gods mijn troon oprichten en zetelen op de berg der samenkomst ver in het noorden: ik wil opstijgen boven de hoogten der wolken, mij aan de Allerhoogste gelijkstellen.”
Toen Adam en Eva een keer door de Hof van Eden liepen, was satan in de gedaante van een slang spoedig ter plekke om zijn listige leugens en verdachtmakingen te verkondigen, met als doel om de eerste mensen te verleiden te gaan denken zoals hijzelf dacht, in de hoop dat ook zij in opstand tegen God zouden komen.
Satan zei tot Eva: “God heeft zeker wel gezegd: gij zult niet eten van enige boom in de hof?”
Eva, nietsvermoedende, zei onbevangen: “Van de vrucht van het geboomte in de hof mogen wij eten, maar van de vrucht van de boom, die in het midden van de hof staat, heeft God gezegd: Gij zult daarvan niet eten noch die aanraken: anders zult gij sterven.”
Satan zei echter tot Eva: “Gij zult geenszins sterven, maar God weet, dat ten dage dat gij daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden, en gij als God zult zijn, kennende goed en kwaad.”
Eva zag, dat de boom goed was om van te eten en dat hij een lust was voor de ogen.
En ten tweede, dat de boom begeerlijk was om daardoor verstandig te worden!
Zij nam van de vruchten en gaf ook één aan Adam die bij haar was.
“Toen werden hun beider ogen geopend, en zij bemerkten, dat zij naakt waren; zij hechtten vijgenbladeren aaneen en maakten zich schorten.”
Ten tijde dat zij nog niet gezondigd hadden, was het feit dat ze naakt waren, normaal.
“Toen zij het geluid van de HERE God hoorden, Die in de hof wandelde in de avondkoelte, verborgen Adam en Eva zich voor de HERE God tussen het geboomte in de hof en de HERE God riep Adam tot zich en zei tot hem: ‘Waar zijt gij?’
Adam zei: ‘Toen ik uw geluid in de hof hoorde, werd ik bevreesd, want ik ben naakt, daarom verborg ik mij.’
God zei: ‘Wie heeft u te kennen gegeven dat gij naakt zijt? Hebt gij van de boom gegeten, waarvan Ik u verboden had te eten?’”
Let op hoe de nu zondige mens antwoordt. Indirect geeft hij ook nog God Zelf de schuld.
Adam zei: “De vrouw, die Gij aan mijn zijde gesteld hebt, die heeft mij van de boom gegeven en toen heb ik gegeten.”
Ook Eva geeft een ander de schuld: “De slang heeft mij verleid en toen heb ik gegeten.”
God zei tegen de slang (satan): “En Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw en tussen uw zaad en haar zaad; dit zal u de kop vermorzelen en gij zult het de hiel vermorzelen.” (Genesis 3:13).
Dit is gebeurd op Golgotha, waar Jezus over satan zegevierde.
Door de zondeval veranderde alles.
God zei tot Eva: “Ik zal zeer vermeerderen de moeite uwer zwangerschap. Met smart zult gij kinderen baren en naar uw man zal uw begeerte uitgaan, en hij zal over u heersen.”
In het begin was dit dus niet zo! Voor de zondeval was er geen heerschappij van de man over de vrouw.
God zei tot Adam: “Omdat gij naar uw vrouw hebt geluisterd en van de boom gegeten waarvan Ik u geboden had: “Gij zult daarvan niet eten”, is de aardbodem om uwentwil vervloekt; al zwoegende zult gij daarvan eten zolang gij leeft, en doornen en distelen zal hij u voortbrengen, en gij zult het gewas des velds eten, in het zweet van uw aanschijn zult gij brood eten, totdat gij tot de aardbodem wederkeert, omdat gij daaruit genomen zijt, want stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren.”
Hierna maakte de HERE God voor de mens en voor zijn vrouw klederen van vellen en bekleedde hen daarmee.
“De HERE God zei: “Zie de mens is geworden als Onzer één door de kennis van goed en kwaad; nu dan, laat hij zijn hand niet uitstrekken en ook van de boom des levens nemen en eten, zodat hij in eeuwigheid zou leven.”
Die ramp zou enorm groot zijn als dat zou gebeuren. Zondige mensen, die tot in eeuwigheid leven!
Toen zond de HERE God hem weg uit de Hof van Eden om de aardbodem te bewerken waaruit hij genomen was.
En God verdreef de mens en Hij stelde ten oosten van de Hof van Eden de cherub met een flikkerend zwaard dat zich heen en weer wendde, om de weg tot de boom des levens te bewaken. ”
De mens viel in dezelfde zonde als satan, namelijk het willen zijn als God. Hij koos hierdoor de kant van satan.
De mensheid is het nageslacht van Adam en Eva. In elk mens zit die zondige aard, de erfzonde. Wij mensen worden hiermee geboren. Dit geldt voor iedereen, ook al heb je ouders die echte christenen zijn.
Van nature zijn wij kinderen des toorns. Gods toorn rust op ons, tenzij Iemand ons redt uit onze zonden. Adam en Eva wisten eerst alleen maar wat goed was. Na gezondigd te hebben wisten ze wat kwaad was. Ongehoorzaam zijn aan God is afgoderij (1 Samuel 15:23). Dit zei Samuël tegen koning Saul. Hoe verdorven is de mens zonder God!
De Here Jezus liet ons zien wie de mens werkelijk is, namelijk, tot alle kwaad in staat. Hij zei: “Uit het hart der mensen komen de kwade overleggingen, hoererij, diefstal, moord, echtbreuk, hebzucht, boosheid, list, onmatigheid, een boos oog, godslastering, overmoed, onverstand.”
Zo is de mens zonder God. Satan is de overste van deze wereld geworden. Van nature zijn we in zijn macht. Tenzij de Messias Jezus Zich over ons ontfermt en onze zonden ons vergeeft.
De zondeval is een zeer grote catastrofe voor de hele mensheid, de nakomelingen van Adam en Eva.
Denkt u er wel eens aan wat de zondeval voor God heeft betekend?
God schiep hemel en aarde.
God verheugde Zich in Zijn schepping.
Hij wilde een volk dat Hij liefhad en zij Hem, een volk waarin Hij Zich verheerlijkte.
God is alwetend. Wist Hij dan niet wat er zou gebeuren?
Ja, dat wist Hij. Daarom heeft Hij een verbond gesloten met Jezus om de mensen, die in Hem geloofden en volkomen op Hem vertrouwden, te redden uit hun zonden, het zogenaamde genadeverbond.
Zijn Zoon Jezus, zonder zonde, kon alleen de zondeschuld op Zich nemen. Alleen Hij kon in Zichzelf het zoenoffer brengen en de straf op de zonde, de eeuwige dood, dragen. Hij, de Goddelijke Plaatsvervanger, Hij vernederde Zich door in de gedaante van een mens naar deze aarde te komen, te lijden en te sterven. Na drie dagen stond Hij op uit de doden om Zijn echte kinderen ook het eeuwige leven met Hem te schenken.
In degenen die door Jezus Christus gered zijn, verheerlijkt God Zich. Alleen met hen wil Hij in de hemel samen zijn. Dit is Zijn doel.
Hij beproeft Zijn kinderen, zodat Zijn kinderen steeds aan Jezus om hulp vragen. Jezus is hun Heer. Wie tot het einde volhardt in vertrouwen op Jezus wordt gered en daarna opgenomen bij de Drie-enige God in de hemel, waar gerechtigheid, liefde en vrede is. Het hemelse paradijs. Dan mogen wij ook Hem zien, Die Zijn leven voor ons gaf, onze Redder en Verlosser.