Selecteer een pagina

Zelfverloochening tegenover zelfverzekerdheid

>>PDF<<

Indien iemand achter Mij wil komen, hij verloochene zichzelf en neme dagelijks zijn kruis op en volge Mij. (Lucas 9:23).

Vanzelfsprekend zouden we hebben kunnen denken, dat als er één ding in het leven van de Here Jezus Christus is, dat alleen Hem toebehoort, het Zijn kruisdragen was. Om op de hoede te zijn voor zo’n vanzelfsprekende vergissing leert de Here Jezus ons, dat als enig mens Zijn discipel wil worden, hij zichzelf moet – niet mag – verloochenen en zijn kruis opnemen en zijn Here volgen. Is er geen noodzaak voor deze aansporing? Zijn niet zelfgenoegzaamheid en zelfverzekerdheid verzoekingen, waaraan wij altijd zijn blootgesteld en waaraan wij voortdurend toegeven zonder zelfs een gedachte van het ongelijkvormig zijn  aan Christus van zo’n gedrag? Zelfverloochening betekent zeker iets veel groters dan één of andere oppervlakkige en onbetekenende vermindering van zelfgenoegzaamheid!
Als gelovigen claimen wij samen met Christus gekruisigd te zijn; Paulus begreep dit, niet toerekenend maar praktisch. Hij zegt niet: “Ik neem mijn kruis dagelijks op, in de lichte moderne betekenis van de uitdrukking; hij verwoordt het eerder als dagelijks sterven; daarom was hij als iemand, die “vaak in sterven” was, nooit verrast of in de war door enige ontbering of gevaar welke verband hield met zijn werk.
Wij wensen echter de aandacht te bepalen bij een ander aspect van zelfverloochening, dat vaak over het hoofd wordt gezien. Wat leert het Woord van God ons over onze rechten, onze aanspraken, over hetgeen ons toekomt? Wat bedoelde onze Redder ons te leren met de gelijkenis van Mattheüs 18 : 23 – 35? “Hadt ook gij geen medelijden moeten hebben met uw medeslaaf, zoals ook Ik medelijden had met u?” Kan die slaaf, onder deze omstandigheden, zijn recht tegenover zijn medeslaaf staande houden en claimen?
Is niet dit principe van het niet staande houden van dit aspect van zelfverloochening verreikend? Maakte onze Here aanspraak op Zijn recht voor de rechtbank van Pilatus en verdedigde Hij Zichzelf, of ging Zijn zelfverloochening en kruisdragen zover, dat Hij wachtte op het moment, dat Zijn Vader Hem in het gelijk zou stellen? En zullen wij overdreven waakzaam zijn voor onze eigen eer en rechten als mensen en burgers van westerse landen, terwijl datgene wat onze Meester wil, het getuigenis en de weerspiegeling is van Zijn eigen karakter en aards leven?