Selecteer een pagina

Wispelturige volgelingen

>>PDF<<

Een toespraak bedoeld om te lezen op zondag 11 september 1892, gehouden door C.H. Spurgeon op donderdagavond 27 maart 1890.

“En toen zij op weg waren, zei iemand tot Hem: Ik zal U volgen, waar Gij ook heen gaat. En Jezus zei tot hem: De vossen hebben holen en de vogelen des hemels nesten, maar de Zoon des mensen heeft geen plaats om het hoofd neer te leggen. En Hij zei tot een ander: Volg mij. Maar deze zei: Sta me toe eerst heen te gaan en mijn vader te begraven. Maar Hij zei tot hem: Laat de doden hun doden begraven; maar ga gij heen en verkondig het Koninkrijk Gods. En weer een ander zei: Ik zal U volgen, Here, maar laat mij eerst afscheid nemen van mijn huisgenoten. Maar Jezus zei tot hem: Niemand, die de hand aan de ploeg slaat en ziet naar hetgeen achter hem ligt, is geschikt voor het Koninkrijk Gods.”  Lucas 9:57-62

Soms leek er niemand tot Christus te komen. Hij predikte, maar er verschenen geen volgelingen als het resultaat van Zijn prediking. Op een andere keer zien we dat er velen kwamen en verlangden gerekend te worden tot Zijn discipelen, maar zij waren niet allemaal van het juiste soort. Lucas heeft hier drie gevallen verzameld welke, denk ik, de prototypes zijn van nog veel meer van diegenen, die ware volgelingen van Jezus leken te zijn, maar die desondanks niet verder gingen met Hem en geen echte bekeerlingen waren. Ik denk, dat deze drie hier bij elkaar zijn gezet tot troost voor diegenen van ons, die het evangelie prediken, opdat wanneer wij teleurgesteld zijn, wij mogen merken dat we niet slechter af zijn dan onze Meester was; en opdat, wanneer we denken dat we mensen tot bekering hebben gebracht en achteraf ontdekken dat zij niet bekeerd zijn, wij het werk niet opgeven of ontmoedigd zijn, maar dat we tot onszelf zeggen: “Het was altijd zo; het was zo met de Vorst der predikers. Mogen wij niet terecht verwachten dat het ook zo met ons zal zijn?”
Onze Heiland weigerde nooit iemand, die tot Hem kwam en die door Hem aanvaard behoorde te worden. Zijn eigen woorden waren: “Wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen.” Dat is te allen tijde een ware beschrijving van Zijn handelen met mensen. Als zij maar oprecht en waarachtig komen, dan verwelkomt Hij hen altijd. Aan de andere kant, Hij haalde hen niet ongeselecteerd binnen; Hij verzamelde hen niet massaal tot Zich. Hij ging niet rond om als het ware te verzoeken om hun steun, bereid om een ieder te aanvaarden, zolang Hij het aantal van Zijn volgelingen maar kon vergroten. O nee! We hebben hier een goed bewijs dat Hij wist hoe Hij de deur moest sluiten, evenals hoe Hij die moest openen. Hij wist zowel de pretentieuzen te waarschuwen als de berouwvollen te accepteren. Hij was bereidwillig voor de oprechten met een open hart en een open hand, maar Hij was nauwgezet voor diegenen, die door zichzelf werden misleid of voor hen, die door onkunde beleden wat niet echt waar was. Nu, wij behoren net zo te zijn, geliefde vrienden. Wij moeten altijd erop uit zijn allen te ontvangen die tot Christus willen komen. Tegelijkertijd moeten wij ons oordeelsvermogen gebruiken en niet iedereen voor bekeerd houden, gewoonweg omdat hij zegt dat hij dat is, maar wij moeten oordelen, waakzaam zijn, beproeven en testen, opdat wij niet zelfbedrog stimuleren en dienstknechten van satan worden door de hersenschimmen van mannen en vrouwen, die zich vergissen, in stand te houden.
Één ding bevalt me niet van deze drie mensen over wie ik vanavond tot u ga spreken en dat is, dat bij geen van hen er enig gevoel van de zonde lijkt te zijn. Er wordt niets gezegd over berouw of over hun ervaring van een diepe behoefte aan een Heiland. Zij zijn zoals velen die wij kennen. Zonder traan in het oog, niet bekend met een verbroken hart worden zij gewoonlijk godsdienstig uit zichzelf en worden ze ongodsdienstig uit zichzelf. Wat zij zelf verwierven, verliezen zij zelf. Maar waar er werkelijk diep geploegd is, leeft het zaad wanneer het opkomt. Waar het fundament diep wordt uitgegraven, blijft het huis, wanneer het wordt gebouwd, staan. Wanneer er uitgekleed is, is er nadien echte kleding. Wanneer de wond grondig onderzocht wordt, is de genezing echte genezing en geen schijn. Ik heb er daarom verdriet over, dat er zoveel personen buiten mijn tekst vallen, die totaal geen berouw hebben. Zij lijken in hun godsdienst te springen zoals mensen ’s morgens in hun bad springen en er dan weer even vlug uitspringen; bekeerd bij het dozijn en één voor één worden ze weer onbekeerd, totdat het dozijn is weggesmolten; niet echt bekeerd, anders zouden ze nooit weer onbekeerd zijn geworden. Ik geloof dat wij een heleboel bekeerlingen gaan krijgen. Wij bidden om hen en wij bidden voor hen en wij hebben het nodig te weten wat voor soort mannen en vrouwen zij behoren zijn. Wij hebben het nodig te weten hoe we verstandig met hen moeten handelen in de naam van onze liefhebbende, tedere en nauwgezette Heiland. We zullen leren van Zijn behandeling van diegenen die tot Hem kwamen, hoe wij moeten handelen met degenen die tot ons komen.
Nu, ten eerste, er zijn sommige zogenaamde volgelingen van Christus, die niet nadenken, zoals in het eerste geval. Ten tweede, er zijn sommige zogenaamde volgelingen van Christus, die Christus niet op de eerste plaats zetten, zoals in het tweede geval. En ten derde, er zijn sommige zogenaamde volgelingen van Christus, die nog steeds hunkeren naar de wereld en Christus willen hebben en ook de wereld. Geen van deze drie soorten volgelingen zal ooit een troost voor ons of een eer voor God blijken te zijn.

I. Ten eerste, er zijn sommige zogenaamde volgelingen van Christus, die niet nadenken. De eerste man, en hij was nog wel een Schriftgeleerde, zei: “Here, ik zal U volgen waar Gij ook heen gaat.” Wat dat mocht betekenen en inhouden, vroeg hij niet en daarom wist hij het niet. Hij was oprecht voor zover hij wist, maar ja, hij wist niet veel. Als hij meer geweten had, zou hij minder gezegd hebben.
Net zoals onze Here ontmoeten wij vele personen die geweldig zijn in het nemen van besluiten. “Ik wil; dat wil ik. Plechtig verklaar ik dat ik wil.” Zij zijn bereid die verklaring zo publiekelijk als u wilt af te leggen, en op te staan of neer te vallen of iets anders te doen om te verklaren dat zij een besluit hebben genomen. Ik hoor regelmatig dat personen worden aangespoord om hun hart aan Christus te geven, hetgeen een zeer juiste aansporing is, maar dat is niet het evangelie. Het evangelie komt voort uit iets dat Christus u geeft, niet uit iets dat u aan Christus geeft. Het geven van uw hart aan Christus volgt, nadat u van Christus eeuwig leven hebt ontvangen door het geloof. Het is gemakkelijk om onze vrienden zo op te zwepen dat zij zeggen: “Wij willen ons hart aan Christus geven”, maar uiteindelijk doen ze dat misschien nooit. Als zij met een verbroken hart en een berouwvolle zucht hun schuld hadden beleden en berouwvol hadden geroepen: “God, wees mij zondaar genadig”, hadden ze er misschien niet zo goed uitgezien, maar er zou veel meer hoop voor hen zijn geweest. Wij kunnen niet tot Christus komen, tenzij Christus tot ons komt en ons een verbroken hart en een berouwvolle geest geeft. Als er geen berouw is, ga er dan vanuit dat het geloof, dat we denken te hebben, niet het geloof is, dat ons zal redden. Geef me een geloof met tranen in haar ogen; ik weet van haar, dat zij het echte kind van God is. Het geloof dat me mijn verderf doet ervaren, me mijn zonden doet belijden en het eeuwige leven doet vastgrijpen, omdat anders mijn verdiensten mij tot de eeuwige dood zullen brengen, dat is het geloof dat redt. Maar sommige mensen zijn heel groot in het nemen van besluiten, meer dan in berouw hebben en geloven.
Deze mensen laten over het algemeen een zeer groot vertrouwen in zichzelf zien. Deze man zei: “Here, ik zal U volgen waar Gij ook heen gaat.” Er is geen gebed: “Here, help mij U te volgen.” “Houdt Gij mij staande en ik zal veilig zijn.” “Verlaat mij niet of ik zal bij U vandaan dwalen.” Maar het is juist dit: “Ik heb wat dit betreft mijn besluit genomen en ik ben iemand met een krachtige geest en in staat uit te voeren wat ik besluit. Here, ik zal U volgen waar Gij ook heen gaat.” Dat is onze plicht, maar de vervulling van die plicht zullen we nooit bereiken zonder Goddelijke hulp. “Wie op zijn eigen hart vertrouwt is…” – wat? Een bekeerde? Nee, “een dwaas”, en “een dwaas” is een andere naam voor zondaar. Ga en schrijf op het water en kom morgen terug om de zin te lezen die u hebt opgeschreven, en wanneer u dat hebt gedaan, vertrouw dan op uw eigen besluiten. Ga en zeg dat u de maan uit haar baan zult rukken of de zon op de middag in haar vuurgloed zult tegenhouden, en wanneer u deze dingen hebt gedaan, dan kunt u uzelf zo beheersen dat u altijd trouw bent aan uw Here zonder Zijn hulp. Ik zou graag willen dat u veel meer doet aan belijden dan aan besluiten, veel meer aan geloven dan aan getuigen van iets wat u zelf hebt gedaan, of hoopt zelf te doen, of besluit zelf te doen. Deze eerste man is erg groot; hij spreekt grote gezwollen woorden en is van mening dat hij kan doen wat hij zegt, en in de onnozelheid van zijn onkundig hart zegt hij: “Here, ik zal u volgen waar Gij ook heen gaat.”
Denkt u niet dat er misschien achter die verklaring één of andere verborgen gedachte zat, dat hij er tijdelijk iets door zou winnen? Heeft deze man misschien niet gedacht, dat Jezus Christus gekomen was om een tijdelijk koninkrijk op te richten en dat hij door Hem te volgen een hoge plaats zou krijgen in dat nieuwe koninkrijk? Als zelfs de apostelen van Christus begonnen te twisten over wie van hen de grootste zou zijn, en twee van hen wensten te zitten, de ene aan Zijn rechterhand en de ander aan Zijn linkerhand, dan zou het mij niet verbazen, als deze halve discipel één of ander denkbeeld had, dat hij er veel beter aan toe zou zijn wat betreft de vleselijke dingen door een volgeling van Christus te zijn. Nu, het kan zijn dat sommigen hier zich inbeelden dat het christenleven allemaal plezier en vreugde is, dat er geen vervolging zal zijn om te doorstaan, geen beproeving om die te dragen. Het kan zijn dat u zich had voorgesteld, dat de weg naar de hemel over een met gras begroeid pad gaat, dat elke centimeter is aangerold, en dat, wanneer u zegt: “Here, ik zal U volgen waar Gij ook heen gaat”, u bedoelt dat u Hem zult volgen door Jeruzalem, wanneer iedereen met de palmtak wuift en zijn kleding op de weg werpt. Weet u iets over Gethsemané en het bloedige zweet, over Gabbatha en de roep “Kruisig Hem!” en over Golgotha, dat toneel van buitengewone smart? Wilt u Hem dáár volgen, wanneer velen zich afkeren? Wilt u dáár getuigen dat Hij alleen het levende Woord heeft? U denkt dat het voortdurend vorstelijk weer bij u zal zijn, als u met Christus gaat. Weet u niet dat Christus ons leidt waar werkelijk de felste winden waaien en waar de stormachtige rukwinden meedogenloos de natte sneeuw in ons gezicht jagen en waar we moeten omkomen, als we van aardse gemakken leven? Het volk van God is een beproefd volk, maar velen denken dat het zo niet kan zijn en dus zeggen zij: “Here, ik zal U volgen waar Gij ook heen gaat.”
Nu, let erop dat Christus de ogen van deze man op een zeer wonderlijke wijze opende door hem te vertellen: “De vossen hebben holen en de vogelen des hemels hebben nesten, maar de Zoon des mensen heeft geen plaats om Zijn hoofd neer te leggen.” Hij vertelde die schriftgeleerde dat hij, als hij Zijn volgeling werd, met Hem moest delen, want de discipel staat niet boven zijn Heer noch de dienstknecht boven zijn Meester. Wat zult u moeten delen, als u Christus volgt? U zult een Man zonder vrienden moeten volgen, zonder een thuis en vaak zonder iemand die Hem begrijpt. Als u Hem als uw Leider neemt, zult u over een ruwe weg moeten reizen. O moge niemand van u ooit het christendom belijden met het oog op wat u kunt krijgen! Ik kan u verzekeren dat zij die in deze dagen Christus volgen om broden en vissen, zullen merken dat de broden erg klein zijn en dat de vissen vol graat zitten.
Het was de bedoeling van de Heiland dat deze schriftgeleerde ook zou weten dat, als hij Hem volgde, hij niet alleen geen rijkdom hierdoor zou verkrijgen, maar dat hij als resultaat ervan erg weinig vriendelijkheid zou ontvangen, want onze Heiland had Zelf geen eigen huis. Er waren aardige vrienden, zoals die in Bethanië, die Hem vaak gastvrij ontvingen, maar toch waren er nachten, wanneer de vos naar zijn hol ging en de kraai naar het bos, dat de Heiland buiten moest vertoeven, totdat Zijn hoofd nat was van de dauw en Zijn lokken van de druppels van de nacht, omdat niemand Hem huisvesting gaf. Christus zegt tot deze schriftgeleerde: “U zult zo behandeld worden; u zult veel van uw vrienden kwijtraken; zij die van uw eigen huis zijn, zullen uw vijanden worden; zij die u nu bewonderen, zullen u dan verafschuwen en zij die u nu een fijne kerel noemen en blij zijn u gastvrij te ontvangen, zullen dan de deur voor uw neus dichtdoen. Dat is wat u moet verwachten.” Ik veronderstel dat, toen deze man dat hoorde, zijn enthousiasme bekoelde. Hij was zoals meneer Plooibaar, toen hij in het Moeras Wanhoop tuimelde. Hij zei dat de Eeuwige Stad misschien een hele mooie plaats was, maar als de weg ernaartoe zo slecht was als dit, iedereen die stad van hem mocht hebben; hij zou niet gaan ploeteren over modderige wegen teneinde daar te komen. Menig mens is de kroon misgelopen, omdat hij het kruis niet kon dragen, toen hij ontdekte dat er evenzeer een kruis is als een kroon.
Zegt iemand hier: “Dat was een nogal harde methode van onze Here om dat aan deze veelbelovende persoon te vertellen en hem zo te ontmoedigen”? Ach! Geliefde vriend, het was een erg veilige en juiste methode. Onze Here wilde niet diegenen Zijn leger binnen halen, die geen soldaat kunnen zijn. Als we niet kunnen verdragen wat er voor ons ligt, is het voor ons beter eerlijk terug te keren dan te doen alsof we voorwaarts gaan. Als we een man in dienst nemen, die in het begin niet oprecht is, brengen we hem aanzienlijke schade toe; we brengen onszelf schade toe; we brengen de hele zaak van Christus ernstige schade toe voor de ogen van mensen, want al degenen die terugkeren zoals honden naar hun uitbraaksel, brengen schande over de goede zaak. Al degenen die zeggen dat zij van Christus zijn en dan een goddeloos leven gaan leiden, bezoedelen de naam van Christus. Zij brengen meer schade toe door een belijdenis te hebben afgelegd dan ze zouden hebben kunnen doen als ze nooit die belijdenis hadden afgelegd. Nu, als de gemeente haastig haar aantallen optelt en zegt: “Zo velen werden bekeerd”, dan heeft de wereld een andere lijst en telt de afvalligen en de dwalenden bij elkaar op; het is een ernstige slag voor de kroon en de heerlijkheid van Christus, wanneer de wereld kan zeggen: “Die-en-die man droeg de naam van Christus, maar hij gedroeg zich als een dienstknecht van de duivel.” Vandaar dat onze Here verstandig was als de grote hartonderzoekende Heiland om deze man de moeilijkste kant van de godsdienst te laten weten, opdat, wanneer hij ermee doorging, hij zou weten wat de kosten ervan zouden zijn. Zo zou ik tot een ieder hier willen zeggen dat we graag willen dat u komt; we willen graag dat u zich voegt bij het leger van Christus; wij willen graag dat u volgelingen van de Verlosser wordt, maar niet tenzij u eerst de kosten zult berekenen. Wij smeken u niet de naam van Christus aan te nemen, tenzij u oprecht de Zijne bent in het diepst van uw ziel. Waag het niet gevoegd te worden bij de gemeente van God, tenzij uw hart, ziel, geest en uw hele natuur in overeenstemming is met uw belijdenis en u oprecht en werkelijk een volgeling van Christus wordt. De enthousiastelingen troosten vaak een prediker, maar zij misleiden hem even vaak. Laat hij op zijn hoede zijn en hen die tot hem komen goed op de proef stellen met nauwgezette waarheid en met de onvermoeibare prediking van het hele evangelie, opdat de grote hoop op de dorsvloer niet plotseling zou blijken niets anders te zijn dan kaf, wanneer Gods grote wan erop gaat blazen. Wij moeten de wan van het evangelie aan de gang houden, opdat het kaf gescheiden mag worden van de tarwe, want God wil dat wij scheiding maken tussen het kostbare en het slechte; dan zullen we zijn als Zijn mond.

II. Nu, ten tweede, er zijn sommige zogenaamde volgelingen van Christus, die Christus niet op de eerste plaats zetten.
Het tweede geval dat in dit hoofdstuk genoemd wordt, verschilt van het eerste: “En Hij zei tot een ander: Volg mij.” Deze man was geen vrijwilliger. De eerste man was dat wel en hij faalde in zijn voorafgaand onderzoek. Deze man was om zo te zeggen een man die de dienst opgedrongen was, opgedrongen door het bevel van Christus: “Volg mij”, en ook hij faalde. Elke echte vrijwilliger in het leger van Christus is een man, die de dienst opgedrongen is. De genade van God heeft hem dit opgedrongen, maar iedereen die het opgedrongen wordt in het leger van Christus te gaan, is ook een vrijwilliger, want hij wordt gewillig gemaakt op de dag van Gods macht, zodat in het Koninkrijk van Christus de man die de dienst opgedrongen is en de vrijwilliger dezelfde zijn.
Toch is er in dit geval een verschil. Deze man had een duidelijk bevel van de Here: “Volg mij.” Dat is een zeer ernstige zaak, om een bevel van de Here te hebben dat tot het hart komt, en het dan af te slaan. Ik zou willen dat u zeer op uw hoede bent, wanneer u het Woord van God hoort prediken of wanneer u het leest. Als op een bepaald moment het met ongewone kracht tot  u komt, als het u lijkt tegen te houden, een ijzeren hand op uw schouder lijkt te leggen, als u het moeilijk vindt om ervan los te komen, probeer dan, zo smeek ik u, er niet van los te komen, want als u dat doet, zult u uw schuld enorm vergroten. Wanneer Jezus Zelf tot u lijkt te zeggen: “Volg Mij”, wees dan niet doof voor de Goddelijke boodschap, sluit uw oor niet voor het hemelse bevel. Hebben niet sommigen van u soms op deze stoelen gezeten en ervaren dat, als u maar thuis kon komen, als u maar gespaard zou worden om op uw kleine kamer te komen om uw knie in gebed te buigen, u geheel anders zou zijn dan wat u ooit geweest was, want een stem die meer dan menselijk leek, riep u en u kon niet anders dan die horen? Ik smeek u, handel nooit lichtvaardig met zo’n boodschap. O mijn toehoorders, handel in het geheel nooit lichtvaardig met de waarheid, maar speciaal niet met de waarheid die een stem heeft, die u gedwongen wordt te horen, want als u het doet, zal het heel moeilijk voor u worden. Deze man werd geroepen door Christus, Die tot hem zei: “Volg mij.”
Het excuus dat hij maakte leek erg normaal. “Hij zei, Here, sta mij toe eerst heen te gaan en mijn vader te begraven.” Het begraven van zijn vader was misschien een normale plicht, maar door dat verzoek: “Sta mij eerst toe”  op de eerste plaats te zetten, werd aangegeven waar zijn hart was. Hij was bereid christen te worden; dat wil zeggen, een christen en nog iets anders, maar dat nog iets anders moest met grote hoofdletters worden geschreven en dan, onderaan in een erg klein lettertype, “en een christen.” Kent u niet een heleboel mensen van dat soort? Filosoof en christen, maar de christen is geheel en al van ondergeschikt belang. Zij zijn als de man, van wie het kind werd gevraagd: “Is jouw vader een christen?” en die antwoordde: “Hij is christen, denk ik, maar hij heeft er de laatste tijd niet veel aan gedaan.” Er zijn vandaag de dag veel christenen van dat soort. Ze werken aan hun eigen zaak en doen zo nu en dan een beetje tussen de bedrijven door aan christendom. U bent geen christen, tenzij u Christus op de eerste plaats zet. Hij zal niet in uw hart komen om op de slechtste stoel van het huis te zitten. Hij zal niet in uw ziel komen om op de zolder gehuisvest te worden. Hij moet de beste kamer hebben en de beste stoel in de kamer; Hij moet de eerste zijn en zelfs vader en moeder mogen niet voor de Here Jezus Christus komen. Een jongeman zegt: “Ja, ik moet eerst een knecht of een baas worden; ik moet eerst trouwen; ik moet op mijn eigen belang uit zijn.” O, de wereld is uw eigen belang, nietwaar? Dan bent u geen volgeling van Christus. Als Christus niet de eerste is bij u, dan is Christus niets voor u. U kunt Hem niet hebben om voor de gek te houden; u moet uw hele leven aan Hem overgeven en Hem het eerste en laatste doel van uw levensambitie maken, als u Hem überhaupt krijgt.
Maar met betrekking tot wat deze man zei over het begraven van zijn vader: indien er enige overtuigingskracht in lag voor ons oor, zag toch de Heiland, Die alles wist, dat er geen overtuigingskracht in lag, want Hij zei: “Er zijn andere mensen om uw vader te begraven, maar Ik heb een beroep op u gedaan nu te komen en Mij te volgen. Niemand anders kan dat voor u doen, maar de begrafenis van uw vader kan door anderen worden gedaan, die Ik nooit geroepen heb en die niets afweten van het aan God gewijde leven. Laat de doden hun doden begraven.” U zult verbaasd zijn als ik u de brieven zou voorlezen die ik ontvang over verschillende dingen, waarvan de schrijvers zeggen dat ik die zou moeten doen en zou kunnen doen. Natuurlijk behoor ik stelling te nemen in de politiek en moet ik op de volgende politieke vergadering verschijnen. Natuurlijk zal ik dat niet doen, omdat er genoeg dode mensen zijn om de dode politiek te begraven en zij mogen dat gaan doen. Het is mijn zaak het evangelie te prediken. Iemand anders zegt dan: “U moet maatschappelijke kwesties oppakken.” Er zijn genoeg dode mensen om maatschappelijke kwesties te behandelen, laten zij die behandelen als zij van het werk houden; mijn zaak is het, het evangelie van Jezus Christus te prediken. Dan wordt er gezegd: “U moet zorgen voor amusement voor de mensen.” Moet ik dat? Er zijn genoeg dwazen om dat te doen zonder dat ik een competitie met hen aan ga; mijn zaak is het het evangelie te prediken. Wanneer iemand eenmaal door Christus geroepen wordt, kan hij van heel veel dingen zeggen: “Wel, ze zijn erg juist, erg juist inderdaad, voor anderen om voor te zorgen. Dode mensen hebben het nodig begraven te worden en behoren begraven te worden. Het is jammer dat er een moeilijkheid zou zijn wat betreft hun begraven worden, maar er zijn genoeg dode mensen om hen te begraven. Er zijn niet genoeg levenden om het evangelie te prediken; er zijn er niet genoeg om Christus te volgen.” “Volg Mij”, zei Christus, “Ik moet de eerste zijn en wat betreft die andere dingen, zijn er andere mensen die correct daarvoor kunnen zorgen. Dat ligt meer in hun lijn. De doden weten waar de graven zijn; ze weten alles van begrafenissen. Volg Mij en laat de doden hun doden begraven.”
Alles welbeschouwd, als hij naar huis gegaan was om zijn vader te begraven, zou het zoveel verlies van tijd voor hem hebben meegebracht. Als volgeling van Christus zou hij gedurende die tijd niet met Zijn werk bezig zijn geweest. Als hij naar huis had kunnen gaan naar de begrafenis en Christus had kunnen prediken aan de treurenden dan zou het allemaal bij zijn dagelijkse werk hebben gehoord, maar aangezien hij dat niet zou hebben gedaan en er niet aan dacht om dat te doen, ging hij alleen maar om eenvoudig zijn schuld van de beleefdheid in te lossen. Hij verloor zo veel tijd, die aan zijn Meester behoorde te worden gegeven.
En hier was het slechtste resultaat van dit verzoek: het leverde onbetrouwbaar discipelschap op. O, wat hebben we een massa van zeer twijfelachtig discipelschap ten opzichte van Christus, waar iemand of iets vóór Christus wordt geplaatst! Als u het leven van de mens beoordeelt zoals het werkelijk is, zult u merken dat er iets is wat een hogere plaats erin heeft dan liefde tot Christus. Beoordeel hem op zijn conversatie: is Christus daarin de eerste? Er wordt misschien een diepere emotie in zijn hart veroorzaakt door politiek dan door godsdienst. Ik ken sommige van onze broeders, ik twijfel er niet aan dat ze zeer fatsoenlijke mensen zijn, maar als er een vergadering is over één of andere politieke kwestie, zijn ze één en al opwinding. Ze roepen: “Hoera!” Zij raaskallen en gedragen zich alsof ze een dwangbuis aan moeten hebben. Maar ga naar de bidstond en u zult merken dat ze daar zo somber zijn als de dood. Wanneer er iets gedaan moet worden voor Christus, kunt u hen niet in beweging krijgen; zij lijken te zijn overgegaan in een slaperige toestand. Moge God ons bewaren voor zo’n toestand van hart en leven! Als Christus niet de eerste is, Hij behoort dat wel te zijn, en als we Hem niet de eerste maken boven alle andere dingen samen, kennen we Hem helemaal niet. U bent geen christen, als u niet helemaal een christen bent. Als niet elk deel van u toegewijd is aan Christus, dan ben ik bang dat géén deel van u is toegewijd aan Hem; in elk geval zal dit onjuiste discipelschap nooit veel vrucht opleveren of veel eer aan God brengen. Met deze tweede groep van zogenaamde discipelen werd onze Meester lastiggevallen, en wij ook.

III. Nu, ten derde, ER ZIJN SOMMIGE ZOGENAAMDE VOLGELINGEN VAN CHRISTUS, DIE NOG STEEDS NAAR DE WERELD HUNKEREN. “En weer een ander zei: Ik zal U volgen, Here.” Hij is een tweede vrijwilliger; “maar laat mij eerst.” Ook door hem moet er eerst iets anders worden gedaan. Er zou geen kwaad gezeten hebben in wat hij zei, als hij dat woordje “eerst” niet had ingelast. “Laat me eerst heengaan om afscheid te nemen van mijn huisgenoten.” Welnu, het bezwaar hiertegen was, dat hij niet van plan was meteen rechtstreeks uit de wereld te gaan. Hij was niet van plan daar weg te gaan en dan naar Christus te gaan, maar hij moest naar huis gaan en eerst afscheid van hen nemen.
Wij weten, ten eerste, dat dit een zeer gevaarlijke procedure was, omdat het waarschijnlijk was dat, wanneer hij naar huis ging om afscheid van hen te nemen, zij om hem zouden gaan huilen, zodat het een maand zou duren om afscheid te nemen en dan zou hij nog een keer afscheid moeten nemen en misschien afscheid blijven nemen gedurende de rest van zijn leven. Geen mens laat de zonde beetje bij beetje na. Nee, er is niets wat werkt als een ontsnapping van de zonde dan een totale onthouding ervan, ermee afgewerkt te hebben en door Gods genade de verbinding helemaal doorgesneden te hebben en dat zonder er afscheid van te nemen. O jongeman, wanneer u eraan denkt om de wereld te verlaten, wees dan bang voor dat afscheid nemen! Het is de ondergang geworden van honderden veelbelovende mensen. Zij waren bijna overtuigd, maar ze zijn naar hun oude kameraden gegaan om hen alleen maar de laatste kus en de laatste handdruk te geven en we hebben niets meer van hen gezien. Het is een gevaarlijke operatie, dit proberen om stukje bij beetje de wereld te verlaten, vriendelijk, op een hoffelijke manier, geleidelijk aan. U zult dat nooit doen. Geen mens wordt op die manier een volgeling van Christus. Nee, verander meteen van een vijand in een vriend van Christus zoals Paulus op de weg naar Damascus, en roep direct: “Wie zijt Gij, Here?” en “Wat wilt Gij dat ik doen zal?” Want dit is echte bekering.
Vervolgens, ik weet niet of deze man verkeerd was in zijn voorstel om naar huis te gaan, maar hij ging met de verkeerde bedoeling. U merkt dat het  zijn bedoeling was al zijn vrienden “vaarwel te zeggen”. Veronderstel dat hij had gezegd: “Meester, ik wil U volgen en om te bewijzen hoe ik U wil volgen, zal ik naar huis gaan en mijn vrouw ophalen; ik zal naar huis gaan en mijn kinderen meebrengen; ik zal naar huis gaan en met mijn broer praten; ik zal naar huis gaan en in Uw naam en door Uw kracht zal ik mijn neef tot U brengen.” Maar nee, hij zegt dat hij hen ‘vaarwel’ gaat zeggen; dus hij gaat niet met het moedige motief om hen voor Christus te winnen, zoals Mattheüs deed, toen hij zijn oude kameraden samenriep en Christus aan tafel zat en het evangelie aan hen predikte. Dat was een groots ‘vaarwel’ zeggen aan de wereld, maar deze jongeman gaat eenvoudig afscheid van hen allen nemen. Geliefden, als u naar uw oude kameraden gaat, ga hen dan vertellen wat de Here voor u heeft gedaan.
 Het was een blijk van besluiteloosheid. Hij wenste Christus te volgen, maar – nou ja, dat huis van hem, al die lieve gezichten thuis. Onze Here zou niet hebben verboden, dat hij hen een andere keer weer zag, maar nu vraagt hij in de eerste plaats om hen te gaan zien; als eerste, alsof zij er niet nog een week of een maand zouden zijn; hij moet daar eerst naar toegaan. Zo treffen we heel veel mensen aan, die zo besluiteloos zijn; ze zouden graag naar de hemel gaan langs die brede weg, waarlangs de menigte van de mensen afdaalt naar de hel. “Ja, schrijf mijn naam in het kerkboek, maar ik wil mijn naam op de ledenlijst van de club houden, waar ik naar toe ga en een beetje aan gokken doe, in elk geval nog een poosje. Ik moet nog even bij mijn oude kameraden blijven. Eén dezer dagen zal ik christen worden, maar nu net heb ik – wel, het feit is, ik heb een afspraak; ik heb het beloofd en ik moet mijn belofte houden.” O, er is geen hoop voor mensen wanneer ze zo zijn, heen en weer slingerend tussen de twee toestanden. Zij moeten de grote doorslaggevende stap zetten en zeggen: “Nu heb ik de kabel doorgesneden die mij aan de wereld bond; ik wil niets meer te maken hebben met deze gevaarlijke kusten; ik ben de grote wijde zee van de toewijding aan God opgegaan om nooit weer bij deze rotsen terug te komen.”
Het verzoek van deze man vertoonde een gebrek aan waardering van Christus. Denkt u niet? Wel, als Jezus tot een weldenkend iemand van ons had gezegd: “Volg mij”, zouden we het dan niet onze hoogste eer, onze grootste vreugde vinden om Zijn volgelingen te zijn? Ja, laat Hem ons leiden over de grond, waar we Zijn met bloed bevlekte voetstappen zien en we zullen roemen in het volgen van Hem, waar Hij ook heen gaat! O, wanneer we terugdeinzen en nog een beetje meer zonde moeten hebben, een beetje meer van de genoegens van werelds gezelschap en een beetje meer uitgaan met anderen naar plaatsen waar we niet naartoe horen te gaan, dan laat dat zien dat het wezen van de zaak niet in ons is en wij niet echt tot de Here gebracht zijn!
En tot slot, het vertoonde een grote ongeschiktheid voor het heilige werk, want de Meester zei: “ Niemand, die de hand aan de ploeg slaat en ziet naar hetgeen achter hem ligt, is geschikt voor het Koninkrijk Gods.” Wanneer de ploeger begint met zijn ploeg, houdt hij zijn ogen naar voren gericht en kijkt recht voor zich uit. Als zijn hart niet bij zijn werk is, kijkt hij zo nu en dan, wanneer hij een bepaalde kant op moet, de andere kant op en laat zo zijn ploeg alle kanten opgaan en uit de voor raken. Hij gaat een eindje vooruit en dan kijkt hij achterom. Hij loopt nog een stuk en kijkt weer achterom. Hij is me een mooie ploeger! Hij zal nooit de gouden medaille winnen bij een ploegwedstrijd, dat weet ik zeker. Hij is helemaal niet geschikt om achter de ploeg te lopen; hij kan zijn werk niet aan. De ploeger, die altijd hier en daar en overal naar kijkt in plaats van recht vooruit te kijken, is een zeer ondeugdelijke ploeger. Nu, wij wensen vanavond, elke dag en elke avond mannen en vrouwen voor Christus die zullen zeggen: “Ik ben voor Christus, om voor Hem te leven, om voor Hem te werken, om voor Hem te lijden, om voor Hem, als het nodig is, te sterven. Rechtdoor, niet naar rechts afslaan om iets wat ik kan winnen, noch naar links uit angst voor wat ik kan verliezen, maar door die Goddelijke genade die in mijn ziel gekomen is en mij doet ervaren dat Christus geheel mijn redding en geheel mijn verlangen is, ploeg ik rechtdoor naar het einde van het veld.” God geve ons dat wij veel van zulke bekeerlingen mogen hebben! Zij komen alleen door een eenvoudig geloof in Christus, door te hebben afgerekend met zichzelf, door de eigen gerechtigheid en de zonde aan de kant gelegd te hebben en door rechtstreeks tot Hem te gaan, Die alleen zondige mensen tot Zijn trouwe discipelen kan maken.
Als er iets is in deze toespraak, dat thuishoort bij iemand van u, wilt u het dan vriendelijk ter harte nemen? Als het u niet zint, neem het dan des te meer ter harte en als u zelfs boos wordt om de waarheid, die ik heb verkondigd en denkt dat het erg persoonlijk is, druk het dan dicht tegen u aan, omdat het voor u bedoeld moet zijn. Die waarheid die ons behaagt, is vaak gestolen, maar die waarheid die ons verdriet doet, is ons eigen bezit. We kunnen die waarheid maar beter vasthouden, totdat zij door verdriet de zonde, waar wij verdriet om hebben, uit ons heeft gehaald. Ik vraag u niet een pet op te zetten, die u niet past, maar als er één is die past, draag hem dan en ga ermee naar de troon der genade en roep tot God om het verkeerde recht te zetten.
Moge God deze woorden van mij zegenen tot waarschuwing van velen, ter wille van Jezus Christus! Amen.