Selecteer een pagina

Wie staat aan de kant van de Here?

>>PDF<<

Een toespraak, gepubliceerd op donderdag 19 mei 1904,
gehouden door C.H. Spurgeon op zondagavond 9 april 1876.

“Toen ging Mozes staan in de poort van het legerkamp en zei: Wie staat aan de kant van de HERE? Die kome tot mij! En tot hem verzamelden zich al de zonen van Levi.”  Exodus 32: 26.

Die afgodische mensen leken met ontzag vervuld door de verschijning van Mozes in hun midden. U kunt zich hen voorstellen, terwijl ze rondom Aäron verzameld zijn, het gouden kalf aanbidden en hun onreine rituelen uitvoeren, maar zodra Mozes met vastberaden tred het kamp binnen stapt, herkennen zij zijn indrukwekkende tegenwoordigheid en zijn koninklijk gezag. “Haal die gruwel neer”, roept hij, “en breek het aan stukken”, en hoewel zij het juist op dat moment aanbidden, gehoorzamen zij hem onvoorwaardelijk. Het kalf wordt van zijn voetstuk gesmeten, in het vuur verbrand, tot poeder vermalen en vermengd met het water dat de afgodendienaars dronken. Dan weerklinkt luid de grote uitdaging van onze tekst. De dappere man, die lijkt te staan als een vaste rots temidden van de woedende golven, beseft dat het noodzakelijk is een beslissende klap uit te delen voor de HERE en eens en voor altijd een einde te maken aan die schandelijke afgoderij. Terwijl hij zijn positie inneemt om zo als het ware de banier van de HERE op te richten, roept hij: “Wie staat aan de kant van de HERE? Die kome tot mij! En tot hem verzamelden zich al de zonen van Levi”; – de mannen, die later de priesters van de Allerhoogste God werden. Toen kwam dat rechtvaardige, maar vreselijke bevel om de afgodendienaars terecht te stellen en drieduizend van het volk kwamen om als een waarschuwing voor de rest, en die vervloekte beeldendienst werd in het legerkamp uitgeroeid, tenminste voor een tijd.
Nu geliefde vrienden, precies zoals Mozes het deed bij die gelegenheid, is het nodig dat het heel vaak in elke tijd wordt gedaan. Het is nodig dat er een banier ten toon gesteld wordt ter wille van de waarheid en dat mensen opgeroepen worden zich er omheen te scharen; zij, die dat doen, die het meest onbevreesd en het meest getrouw zijn, zullen een grote beloning ontvangen, zoals we net lazen in het Boek Deuteronomium, dat Mozes een speciale zegen gaf aan de stam Levi, omdat haar zonen trouw waren in die benarde tijd vol beproevingen: “Van Levi zei hij: Uw Tummin en Urim behoren de man toe, die Uw gunstgenoot is, die Gij bij Massa op de proef gesteld hebt, met wie Gij getwist hebt bij de wateren van Meriba; die van zijn vader en moeder zeide: ik zie hen niet; zijn broeders wilde hij niet kennen en van zijn kinderen wilde hij niet weten. Want zij onderhouden Uw Woord en bewaren Uw verbond.” Gezegend zijn ook zij die in deze dagen zich niet buigen voor de moderne afgoden, die zovelen aanbidden, – gezegend zijn de dappere mensen die zich nooit afvragen of een bepaalde koers wel of niet “loont”, maar die het goede doen, wat ook de consequenties van hun actie mogen zijn. Dit zijn zij, die, temidden van hen die schitteren in de hemel, dubbel zullen schitteren, en die hier beneden de officieren zullen zijn in het leger van de Here, die geroepen zullen worden om voorop te gaan op de dag van de strijd. Ik zou graag willen, dat we velen in ons midden hadden, die met dappere beslistheid naar voren zouden komen en zichzelf zonder twijfel of angst zouden overgeven om te volgen, waar ook maar de God van de waarheid en de waarheid van God hen zou leiden. Verheven zal hun roem zijn en groot hun beloning, zoals het was bij deze moedige zonen van Levi, die zo prompt gehoor gaven aan de uitdaging van Mozes: “Wie staat aan de kant van de Here? Die kome tot mij.”
Wat ik ga proberen te doen is, ten eerste, de strijd beschrijven en laten zien welke kant van de Here is; ten tweede, de volgelingen van de Here erop wijzen, wat ze moeten doenten derde, de legerscharen van de Here herinneren aan hun bemoedigingenen ten vierde, de vraag van de tekst herhalen en voorstellen doen om dienst te nemen in het leger van de Here.

I. Ten eerste dan, ik moet DE STRIJD BESCHRIJVEN, DIE NU AAN DE GANG IS, EN U LATEN ZIEN WELKE KANT VAN DE Here is. Dat is geen erg moeilijke taak en het geweten van een ieder van u behoort mij te helpen in het tot stand brengen ervan.
Dit is waar de kant van de Here begint: Geloof in God tegenover het Atheïsme en andere vormen van ongeloof. Ontrouw neemt vele vormen aan, – de twijfel of er überhaupt wel of niet een God is; – de uitdagende opstand tegen God, indien er een God is; of de onverschilligheid, die God geheel en al negeert en op geen enkele manier om Hem geeft. Gelovigen staan tegenover dit alles en u weet, dat de kant waaraan zij staan, “de kant van de Here” is. Hem vrezen, Hem eerbiedigen, Hem vertrouwen, Hem liefhebben, Hem dienen, Hem aanbidden, – dat is staan aan de kant van de Here. Aan welke kant staat u, geliefde vriend?  Bent u iemand die in God gelooft, die eerbied heeft voor God, die God vertrouwt, die God liefheeft, die God aanbidt, of bent u iemand die Hem negeert, Hem verwerpt, Hem haat?
Hier zijn nog een keer de twee kanten: gehoorzaamheid aan de bevelen van God, of een beslissing om onszelf te behagen. Spannen wij ons in om de morele wet te gehoorzamen, of storten we minachting uit over die wet en proberen we gelukkig te worden door onze eigen gang te gaan? Hoe is dit bij u, m’n geliefde vriend? Maakt u uzelf tot uw enige god? Staat u uw eigen begeerten en hartstochten toe een allesbeheersende invloed op u te hebben? Zegt u tegen uzelf: “Ik wil mijn eigen gang gaan; ik wil doen, waar ik zin in heb; zolang als ik mijzelf maar kan opvrolijken, geef ik er helemaal niets om wat de geboden van God zijn”? Als dat de manier is, waarop u praat, dan is het helemaal duidelijk aan welke kant u zich bevindt. Wat betreft de keuze tussen de wil van het vlees en de wil van God is er geen twijfel mogelijk welke de kant van de Here is.
Hier is nog een slagveld: Christus en Zijn gerechtigheid, of uw eigen gerechtigheid; – reiniging in het bloed van Christus en bedekking met Zijn volmaakte gerechtigheid aan de ene kant en aan de andere kant redding door uw eigen werken, redding door uw eigen gebeden, redding door het geven van uw aalmoezen, of door iets anders van uzelf. U weet meteen, welke van deze twee de kant van de Here is, want de Here is altijd aan de kant van Christus; inderdaad, Christus Zelf is God. Rechtvaardigmaking door het geloof is de kant waar God is, maar rechtvaardigmaking door werken der wet is een leugen; in feite, het is iets onmogelijks. Nu geliefde vrienden, aan welke kant staat u met betrekking tot deze zaak van redding door Christus of redding door uzelf? Staat u “aan de kant van de Here” wat betreft deze vraag?
Hier is nog een ander punt van waaruit u deze grote strijd kunt bekijken: het evangelie van de genade van God of het bijgeloof en de leugens van mensen. De Bijbel leert ons dat zondaren worden gered door in Jezus Christus te geloven, maar het bijgeloof zegt: “Nee, ze worden gered door besprenkeld te worden met water, door de mysterieuze invloeden die van priesterlijke vingers druppelen; zij worden gered door de doop, gered door sacramenten. Hier dan is er een scherp conflict tussen redding door Christus en redding door priesters. Wij weten welke de kant van de Here is in dit geschil, maar geliefde vriend, aan welke kant bent u? Gaat u rechtstreeks naar de Here Jezus Christus als uw grote Hogepriester en vertrouwt u alleen op de verdienste van Zijn verzoenend offer; of zult u in gebukte houding naar uw medeschepsel gaan en het schandelijke verhaal over uw zonde in zijn oren gieten en hem zo nog meer verontreinigen dan hij reeds is, en zult u dan terugkomen, misleid met het valse denkbeeld, dat u uit zijn handen “absolutie” hebt verkregen? Wij weten dat niemand zonden kan vergeven dan God alleen; dit is Gods wijze van verzoening doen door het bloed van Jezus Christus Zijn Zoon; dus vrienden, bent u voor Sion of voor Rome? Staat u aan de kant van Christus of aan de kant van de antichrist?
Er is een felle strijd die nog steeds in de wereld woedt, tussen de Schrift en de traditie, tussen dit Grote Oude Boek en bepaalde dingen, die van de vaderen overgeleverd zijn door de traditie. Er wordt van gezegd dat het gebruiken uit de vroege Kerk zijn, of dat ze ingesteld zijn door diverse concilies, of uitgevaardigd door onfeilbare pausen. Wel geliefde vrienden, staat u aan de kant van Gods Woord of aan de kant van het woord van een mens? Is uw levensregel: “Zo spreekt de Here”, of “Zo zeggen de vaderen”, of “Zo zeggen de concilies”, of “Zo zeggen de pausen”? “Wie staat aan de kant van de Here” in deze zaak? Er moet nog steeds een grimmig gevecht gevochten worden om deze kwestie; de strijd woedt reeds lang en het zal doorgaan te woeden, totdat de overwinning wordt behaald door de waarheid van God. Ik zie uit naar de tijd, wanneer er slechts twee partijen overgebleven zullen zijn om te vechten, – de mensen die de volgende tekst op hun vaandel hebben aangebracht: “Eén Here, één geloof, één doop”, en die niets anders als hun gedragsregel willen hebben dan alleen de Bijbel, – en zij die de andere banier dragen tot eer van de uitvindingen van mensen en de traditie van de vaderen. Ik twijfel er niet aan dat ze aan hun dwalingen zullen blijven vasthouden zolang als ze kunnen, maar het Lam zal hen overwinnen en zij die aan de kant van de Here zijn, zullen ook als meer dan overwinnaars uit de strijd tevoorschijn komen door Hem die hen heeft liefgehad.
Er zijn ook twee kanten aan alle morele kwesties in de wereld. Er is bijvoorbeeld heiligheid; u allen weet aan Wiens kant dat is; en er is onheiligheid, en het is niet moeilijk voor u om te bepalen aan wiens kant dat is. Dan wat betreft orde, vrede, rust, liefde, milddadigheid enzovoort, u allen weet aan Wiens kant deze zijn; u weet evengoed aan wiens kant wanorde, tweedracht, ontevredenheid, verwarring, egoïsme en hebzucht zijn. U bent zich er goed van bewust broeders, dat waar er ook maar iets is wat goed, waar, rein, heilig en van goede reputatie is, dát de kant van de Here is. Wees daarom altijd aan die kant. Maar als er iets is wat onrein, onkuis, liefdeloos en onrechtvaardig is, dan is dat niet de kant van de Here en het moet niet de kant van Zijn volk zijn. In de huidige tijd lijkt het alsof  dit geliefde land van ons als het ware verzwolgen gaat worden door de demon van dronkenschap. Onthouding, rechtvaardigheid, soberheid, – deze alle zijn in deze kwestie aan de kant van de Here, dus laat elke christen ervoor zorgen, dat hij dezelfde kant neemt als de Here. Ik hoef niet diep in te gaan op alle kwesties die in de huidige tijd op de voorgrond staan, omdat ze hun positie blijven veranderen; soms is de ene kwestie het meest prominent en soms een andere, maar bij bijna elke kwestie die zich voordoet, is er de kant van de Here en is er een andere kant; de vraag moet altijd gesteld worden: “Welke is de kant van de Here?” en ik vertrouw erop, dat zodra die vraag is beantwoord, u zult zeggen: “Dat is de kant voor mij om in te nemen, – de kant aan welke de Here is.”

II. Nu ten tweede, moet ik DE VOLGELINGEN VAN DE HERE UITLEGGEN, WAT ZE MOETEN DOEN OM TE LATEN ZIEN DAT ZIJ AAN ZIJN KANT STAAN.

Het eerste is, zij moeten het belijden. De waarheid van God heeft er recht op om moedige aanhangers en dappere verkondigers te hebben. Er moet geen aanspraak worden gemaakt op gerechtigheid als het erfdeel van mensen, die zich ervoor schamen om te belijden dat zij aan Gods kant staan. Veronderstel dat die zonen van Levi waren weggeslopen naar hun tent en hadden gezegd: “O ja, wij staan aan de kant van de Here, maar we zijn niet van plan onszelf bloot te stellen aan enig risico door om te gaan  met deze afgodendienaars.” Dat zou net zo geweest zijn als de lafhartige geest van een soldaat die wegblijft van zijn aangewezen plaats op het slagveld. Hij is te bescheiden, te bedeesd om te vechten; dat is slechts een andere manier om te zeggen dat hij een lafaard is en het uniform dat hij draagt, niet waard is. Op dezelfde manier is het een verachtelijke, armzalige geest, die zijn leven, zijn vermogen en eer en al het andere dat iemand heeft, niet wil afleggen voor de zaak van God en de waarheid. O, was er maar meer van de ware geest van ridderlijkheid onder degenen die Jezus hun Here en Meester noemen! Het is een schande, dat ze zich ooit zouden schamen om Zijn naam te belijden; ze zouden eerder rood van schaamte moeten worden bij het zich herinneren dat zij zich ooit voor Hem hebben geschaamd. Ik acht het als niets, broeders, om voor de zaak te spreken, die iedereen goedvindt, of om met de stroom mee te drijven door in te stemmen met wat de menigte beschouwt als goed. Elke weerhaan kan dat doen, maar om tegen de stroom in te zwemmen, om een onpopulaire waarheid uit te spreken, om datgene bekend te maken wat God u heeft geleerd, zelfs al zou niemand anders het geloven, om de leeuw bij de baard te grijpen in zijn hol, om – zoals Athanasius, – zich te verzetten tegen de hele wereld voor God en voor Zijn Christus, – dat is inderdaad een man zijn; nee, meer, het is een christen zijn en de tijd zal komen, wanneer dit geacht zal worden het edelste soort mens te zijn, welke God Zelf heeft gemaakt. Dus, als u aan Gods kant staat, belijd het.
Dan vervolgens, verzamel u bij het vaandel. Mozes riep: “Wie staat aan de kant van de Here? Die kome tot mij!” Als u christen bent, moet u zich verenigen met andere christenen. Ik geloof, broeders en zusters, dat het de plicht van alle bekeerden is om de verschillende delen van de belijdende kerk te toetsen aan het Woord van God en dan hun lot te delen met dat gedeelte, dat de waarheid het meest volledig en duidelijk vasthoudt; en om zich, nadat dit gewetensvol gedaan is, te scharen bij de legerscharen van God in de grote strijd tegen het kwaad. O, u bekeerden, die zich nog nooit bij de gemeente hebt gevoegd, wat bent u van plan? Ik smeek u, denk na over deze zaak, bid ervoor en denk eraan dat in vroegere tijden zij zich eerst aan de Here gaven en zich daarna aan Zijn volk gaven overeenkomstig de wil van God, en dat behoort u ook te doen. Gelovigen behoren geen afgezonderde stenen te zijn die in hun eentje ergens liggen; zij moeten worden opgebouwd “tot een tempel, heilig in de Here . . . mede gebouwd tot een woonstede Gods in de Geest.” Dus geliefde vrienden, als u aan de kant van de Here staat, belijd het en voeg u bij degenen, die ook aan die kant staan.
Dan vervolgens, als u voor de Here bent, wees dan bereid om bij een minderheid te zijn. Het is waar dat minderheden over het algemeen in aanmerking komen voor schoppen en klappen, eerder dan voor kussen en liefkozingen, maar op de grote dag van het oordeel zal al dat kwaad worden rechtgezet. En uiteindelijk is het vaak een minderheid geweest, – ja, zelfs de minderheid van één, – die uiteindelijk grote dingen voor God heeft gedaan. Daarnet noemde ik Athanasius. U herinnert zich dat toen het hele christendom de overstap leek te maken naar het Arianisme, het Athanasius was, die alleen stond,- Athanasius contra mundum, zoals hij naar waarheid zei -, die de kerk terugbracht tot het geloof in de Goddelijkheid van Christus. En in de dagen van Luther, wie kan ooit zeggen wat voor een spil en scharnier die ene eenzame man was voor Duitsland en Europa? En in Schotland, welke kracht was er in die ene dappere man, John Knox, wiens prediking en gebeden meer door Koningin Mary werden gevreesd dan een leger soldaten! In het begin volgden weinigen deze dappere leiders, want volgen betekende de brandstapel, het schavot, de gevangenis, lijden, schande, verwijt en dood; toch waren dit de mannen en vrouwen die uiteindelijk het echte werk van God deden en die de goede strijd van het geloof streden. Wees navolgers van hen; loop niet met de menigte mee om kwaad te doen; kies liever de smalle weg die ten leven leidt, hoewel er weinigen zijn die hem vinden. Vanaf de dagen van Noach zijn de volgelingen van de Here gewoonlijk in de minderheid geweest. Als de juistheid van een bepaalde koers bepaald zou kunnen worden door het tellen van hoofden, zou de duivel het meestal bij het rechte eind hebben, maar wij rekenen niet op die manier. Wij toetsen elke kwestie aan de hand van het Woord van God, niet aan het stemmenaantal van mensen. Als de Here iets heeft gezegd, geloof het dan, zelfs als niemand anders dat doet. Als de Here een bepaalde waarheid aan uw geweten heeft geopenbaard, hou die dan vast, al zou het voor alle anderen een leugen lijken; en waarlijk, ik zeg u, u zult uw beloning krijgen. De zonen van Levi waren in de minderheid, vergeleken met de grote schare van afgodendienaars in het legerkamp van Israël, toch kwamen ze moedig voor de Here uit en worden daarom in ere gehouden tot op deze dag.
Verder, u moet strijdlustig zijn als u “aan de kant van de Here” staat.  Zodra deze zonen van Levi verklaarden dat zij aan de kant van de HERE waren, moesten zij naar voren komen en Zijn vijanden neerslaan en doden. Dat moet u ook, als u een volgeling van de Here bent. Er is niets waar de duivel meer van houdt dan dat u hem met rust laat. Mij wordt vaak gevraagd: “Waarom predikt u niet wat u gelooft en laat u de leer van andere mensen met rust?” Ach precies! Waarom ik dat niet doe? Waarom liet de Here Jezus Christus de duivel niet met rust en waarom liet Hij de valse leraren niet met rust; waarom laat het evangelie de dwaling en de leugen niet met rust? Toen de Here Jezus Christus in de wereld kwam, was een deel van Zijn werk het verbreken van de werken van de duivel. De demonen zeiden tegen Hem: “Laat ons met rust; wat hebben wij met U te maken, U Jezus van Nazareth? Zijt Gij gekomen om ons te verdelgen?” Zijn antwoord was: “Zwijg stil en ga uit van hem” en wanneer de demonen tegen ons zeggen: “Laat ons met rust”, dan antwoorden wij: “Dat is precies datgene, wat wij niet kunnen doen en wat wij niet durven doen.” Wij moeten de leugen, de zonde en de dwaling niet met rust laten. Christus Zelf zei: “Denk niet dat Ik ben gekomen om vrede te brengen op aarde: Ik ben niet gekomen om vrede te brengen maar het zwaard.” Zijn trouwe dienstknechten moeten Zijn voorbeeld volgen, opkomen tegen de dwaling, vechten tegen de zonde, strijdlustig zijn jegens alles wat zich verzet tegen de Here en Zijn waarheid. De duivel is helemaal bereidwillig om een vredesverbond met ons te sluiten of om het eens te worden over een bestand en te zeggen: “Nu, ga niet langer door met vechten. Laten we elkaar de hand geven en vrienden worden. Er kan geen reden zijn waarom ik niet zou doorgaan de overste van de macht der lucht te zijn; en Christus moet ook Zijn discipelen hebben; laat hen alleen erg beschaafd en rustig zijn en zich met hun eigen zaken bemoeien.” Maar wij zullen niet zo’n goddeloze verbintenis of bestand sluiten zoals dat, want wij moeten de duivel weerstaan, zoals Petrus schrijft: “Weerstaat hem, vast in het geloof.” De zonen van Levi moesten de tegenstanders van God verslaan en dat moet u ook, u, die “aan de kant van de Here” staat.
U moet ook de liefde tot God alle natuurlijke banden laten overheersen, als u aan de kant van de Here staat. Mozes prees Levi nadrukkelijk hierom: “ Die van zijn vader en moeder zeide: ik zie hen niet; zijn broeders wilde hij niet kennen en van zijn kinderen wilde hij niet weten.” Ze waren zo naijverig voor de Here der Heerscharen, dat ze geen afgoderij wilden tolereren bij hun naaste kennissen en verwanten. Gelukkig broeders, wij hoeven niet tegen iemand te vechten met een zwaard van staal. God verhoede dat iemand van ons ooit het leven zou moeten nemen van een medeschepsel! Ons enige wapen is het tweesnijdende zwaard van de Geest, dat is het Woord van God; de kracht die we gebruiken, is de kracht van de liefde van God in Christus Jezus onze Here, maar ik gelast u, doe nooit een verkeerd of een twijfelachtig iets om vader of moeder of vrouw of kind te behagen; laat nooit toe dat er iets verkeerds onberispt blijft in de liefste vriend die u hebt, want “getrouw zijn de wonden van een vriend”. Sommigen hebben zonde door de vingers gezien om een vrouw of een man te behagen, maar zij die trouw zijn aan God, moeten ook trouw zijn aan de leden van hun eigen huisgezin. Dit kan voor henzelf kwelling met zich meebrengen, maar zij moeten bereid zijn het te verdragen ter wille van Christus en zij moeten geen duimbreed, geen jota toegeven, in geen enkele principiële zaak, of in geen enkele kwestie van waarheid en recht, zelfs niet voor de geliefde van hun hart. Kunt u dit? Als u dat kunt, dan bent u waardig om gerekend te worden bij diegenen die “aan de kant van de Here” zijn.
Nogmaals, zij die “aan de kant van de Here” staan, moeten doen wat hen wordt bevolen. Zij moeten bereid zijn alle bevelen van Christus tot op de letter, ook in de geest ervan te gehoorzamen, helemaal tot het einde van hun leven. Ik schaam me voor de manier waarop sommige belijdende christenen zoveel van de Bijbel negeren door hun ogen te sluiten voor de bevelen van Christus, of door, net zoals Nelson, met hun blinde oog te kijken naar die bevelen, welke zij niet wensen te begrijpen. Omdat zij zich in een bepaalde gemeenschap bevinden, geloven zij wat de gemeenschap gelooft, zonder het ooit door het Woord van God te toetsen en te beproeven. Zij willen niet teveel weten, en als iemand probeert hen een waarheid te onderwijzen die zij niet kennen, dan zijn ze niet bereid het te leren, uit vrees dat het hen aan het wankelen zou brengen in hun kerkelijke positie. Ik spreek mijn dank uit aan God dat, toen ik bekeerd werd tot Christus, ik deze regel voor mijzelf heb bepaald: “Wat de Here mij ook leert in Zijn Woord zal ik uitvoeren. Als het mij op een pad zal brengen waar ik helemaal alleen zal zijn, omdat ik niemand kan vinden die gelooft zoals ik geloof, zal ik toch datgene geloven en onderwijzen, wat de Heilige Geest mij in het Woord openbaart.” Op dit ogenblik heb ik geen atoom respect voor enig gezag in zaken die verband houden met de Goddelijke waarheid, behalve het gezag van God; en ik zou er sterk bij alle jonge mensen op aan willen dringen alle catechismussen, geloofsbelijdenissen, gewoonten, leerstukken, handelwijzen en al het andere te beproeven door die onfeilbare test: “Tot de wet en tot de getuigenis: indien zij niet spreken naar dit Woord, dan is dat omdat er geen licht in hen is.”

III. Ten derde, ik moet DE LEGERSCHAREN VAN DE HERE HERINNEREN AAN HUN BEMOEDIGINGEN.
Ten eerste, we mogen bemoedigd worden “aan de kant van de Here” te staan, omdat het de zaak van recht en waarheid is. Voor mij lijkt het een voldoende beloning voor een mens te zijn om te weten dat hij een rechtvaardige zaak verdedigt, zelfs indien hij ervoor moet sterven. Vraagt u om het applaus van menselijke handen en stemmen? Begeert u de blik van goedkeurende ogen? Als dat zo is, dan is uw zelfrespect reeds beneden het nulpunt gedaald. Hebt u gelijk wat betreft de koers die u nu volgt? Als u dat hebt, dan behoeft u verder niets meer te vragen. Gelijk te hebben en toch arm te zijn, gelijk te hebben en beschimpt te worden of zelfs ter dood gebracht te worden; –  is zeker genoeg voor elke volgeling van de Here.
Nog beter, als er iets beters kan zijn, bedenk, dat u aan Gods kant staat. Hij, Die almachtig is beschouwt u als Zijn vriend, of liever, zeg dat Hij, Die almachtig is, uw Vriend is. Hij is veel meer dan dat, want Hij is uw Al-in-al. U mag schuilen onder Zijn vleugels. Achter Zijn schild mag u uzelf verbergen in volkomen veiligheid.
Bovendien, Jezus de Gekruisigde is met u, als u “aan de kant van de Here” staat. Daar staat Hij, Wiens werd hoofd gekroond met de wrede dorens en Wiens handen en voeten doorboord werden met de vreselijke spijkers. Gezegend is elke soldaat van het kruis, want hij heeft Christus als zijn Aanvoerder, en waar Zijn vaandel wappert, moet de overwinning zeker komen.
Verder, mijn broeders en zusters in Christus, al de heiligen van God zijn met ons; de talloze legerscharen van de verlosten voor de troon van God hierboven staan allemaal aan Zijn kant en aan de onze; zo ook al de heilige engelen, “krachtige helden, die Zijn Woord volvoeren, luisterend naar de klank van Zijn Woord.” Alle niet gevallen geesten in het heelal staan aan de kant van de Here. Daarom, laten we niet bang zijn, wij, die dienst hebben genomen onder de banier van het kruis, en laten anderen zich aan onze zijde scharen, want zo zullen ze de kant kiezen van een edele schare die ons is voorgegaan. De afkomst van de heiligen van God is een zeer verhevene. Praten over koninklijk of keizerlijk bloed, bah! Een enkele druppel van het bloed van de martelaren dat door onze aderen stroomt, moet veel meer begeerd worden. Wandelen zoals zij wandelden, “die de wereld niet waardig was”, – die eerste belijders van het geloof, die “rondzwierven in schapenvachten en geitenvellen, onder ontbering, verdrukking en mishandeling”, –  dit is het om lid te zijn van het koninklijke geslacht uit de hemel, de hoogste adeldom die in deze wereld kan worden verkregen. Hoeveel van u, jonge mannen en jonge vrouwen, of oudere mannen en vrouwen, zijn bereid om te zeggen: “Wij staan aan de kant van de Here”? De lucht rondom ons is vol met de geesten van rechtvaardige mensen, die volmaakt gemaakt zijn. Zij kijken toe om te zien, hoe wij de christelijke wedloop lopen en worstelen om de prijs van onze hoge roeping in Christus Jezus; zij zingen een nieuw loflied voor de Here, als Hij de één en de ander leidt om vurig te strijden voor het geloof dat eens voor altijd aan de heiligen werd overgeleverd, om moedig op te komen voor Christus en Die gekruisigd, en om te spreken, of te dienen of te lijden zoals dat het best God de Allerhoogste zal verheerlijken.

IV. Tijd en kracht ontbreken mij beide, dus ik kan niet meer zeggen over dat punt, hoewel er nog veel over gezegd zou kunnen worden. Ik moet bij het afsluiten van mijn toespraak DE VRAAG VAN DE TEKST HERHALEN EN VOORSTELLEN DOEN OM DIENST TE NEMEN IN HET LEGER VAN DE HERE. Ik zou graag willen optreden als Zijn rekruteringssergeant en enkele nieuwe soldaten willen aanwerven voor Koning Jezus.
“Wie staat aan de kant van de Here?” “Wel,” zegt iemand, “ik wil dat graag.” Wel, ik zal blij u helpen dienst te nemen. U weet wat de sergeant doet wanneer hij een jongeman aanwerft; het eerste wat hij doet, is hem iets geven, – een shilling, en als u van plan bent een volgeling van de Here te worden, moet u iets aannemen, of liever, u moet Iemand aannemen, ja, de Here Jezus Christus, want “zovelen Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun die in Zijn naam geloven.” U kunt niet “aan de kant van de Here” staan, tenzij u de Christus des Heren aanneemt als uw Heiland; maar zodra u Hem aanvaardt als de vrije gave van Gods vrije genade, hebt u dienst genomen in het leger van de Here. Wilt u Hem op die voorwaarden aanvaarden? Wilt u de Here Jezus Christus als uw Aanvoerder hebben? Ik bid dat Zijn genadevolle Geest u laat zeggen: “Ja, dat wil ik, door Zijn genade.”
Vervolgens doet de sergeant de linten op de hoed van de jongeman, en als u Christus aanneemt, is het volgende wat u hebt te doen Christus openlijk belijden door gedoopt te worden. De eigen woorden van onze Aanvoerder, zoals opgeschreven in het Evangelie volgens Marcus, zijn deze: “Wie gelooft en zich laat dopen zal behouden worden”; niemand heeft het recht om, wat Hij heeft samengevoegd, van elkaar te scheiden. Dus, zorg ervoor de kleuren van het vaandel op uw hoed te krijgen, jonge rekruut, als u werkelijk in dienst bent genomen “aan de kant van de Here.”
Wanneer u dat gedaan hebt, is het volgende wat wij moeten doen, u meenemen naar de kazerne en u trainen. U zult niet volledig bekwaam zijn de veldslagen van de Here te voeren, totdat u geoefend en getraind bent door uw nieuwe officieren. Dus onderwerp uzelf aan de discipline van de Gemeente van Christus. Wees bereid met uw broeders uw plaats in de gelederen in te nemen, het bevel van de Nieuwtestamentische gemeente op te volgen, onderwezen te worden wat de eerste principes van het christelijke geloof zijn en nog verder onderricht te worden in de dingen van God, zodat u later in staat mag zijn op uw beurt anderen te onderrichten. De opdracht van Christus luidt als volgt: “Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Gaat dan heen, maakt al de volken tot Mijn discipelen (onderwijs hen) en doopt hen (zij die discipel gemaakt zijn) in de naam des Vaders en des  Zoon en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb. En zie, Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding der wereld.” Dus u ziet, wij moeten onderwijzen, voordat we dopen en daarna nog verder diegenen onderwijzen die discipel gemaakt zijn en die gedoopt zijn in de Drie-enige Naam van Vader, Zoon en Heilige Geest.
Dan zullen we van u verlangen, dat u uw volledige uniform aan doet. Wat is het uniform van een christen? De klederen van heiligheid, het kostuum van liefde en de hele wapenrusting van God. Wij bidden de Here om u te bekleden van het hoofd tot de voeten met de Goddelijke wapenrusting, waarmee al de krijgslieden van het kruis moeten worden getooid: – de gordel van de waarheid, het pantser van de gerechtigheid, de schoenen van het evangelie des vredes, het schild des geloofs, “de helm des heils en het zwaard des Geestes, dat is het Woord van God.” Er is niets beters dan dat u altijd uw Bijbel bij u hebt en in staat bent elk gedeelte op te slaan wat u nodig hebt als u tegenover de vijand staat, want dit “Er staat geschreven” is een wonderbaarlijk wapen tegen de duivel, zoals Christus Zelf bewees. Satan vlucht voor dit scherpe zwaard en andere tegenstanders van de Here en Zijn volk ervaren de kracht van het Woord, wanneer zij niet willen zwichten voor iets anders.
Dan, wanneer u volledig bewapend en geoefend en getraind bent , verwachten we van u oorlog te voeren voor Koning Jezus; de eerste oorlog moet een burgeroorlog zijn, – oorlog binnen uw eigen ziel, – oorlog tot het bittere einde tegen elke zonde, elke slechte gewoonte, elk vals woord. Alle ongerechtigheid moet uit uw geest verdreven worden op de punt van de bajonet en geen genade moet worden gegeven aan enige vijand van de Allerhoogste God. Dan, zelfs terwijl de burgeroorlog woedt, zullen wij van u verlangen om de strijd te verplaatsen naar het gebied van de vijand. Val de vijand van alle kanten aan, – spreek tot uw vrienden over Christus, – leef zo dat zij het leven van Christus in u zullen zien, tenminste in een bepaalde mate; – pleit bij degenen, die bij u werken of wonen, de bedienden in het huis, of uw metgezellen, allerlei soorten en rangen van mensen – vertel hen allen over Jezus Christus. Als we eenmaal een gemeente geheel wakker en ijverig voor Christus en Zijn waarheid hadden, zouden we spoedig weer de tijden van vervolging terughebben. De vroege christelijke gemeente was erg enthousiast; ze gingen overal heen en predikten het Woord. Iemand zegt: “Ach! Zij leefden in de dagen van vervolging.” Maar het was niet de vervolging die hen enthousiast maakte; het was hun enthousiasme, die vervolging ter wille van Christus over hen bracht; en waarschijnlijk zouden wij, als we zulke goede christenen waren, als we behoren te zijn, nog niet half zo aardig gevonden worden door de wereld als nu; en als er meer herrie werd gemaakt en tegenstand werd geboden tegen de volgelingen van Christus, dan zou dat helemaal geen slecht teken zijn. Als diegenen die gerechtigheid haten, de christenen hartgrondiger haatten dan ze dat nu doen, dan zou dat een teken kunnen zijn dat God duidelijker aan het werk was in ons en ons “grondiger” voor Hem aan het vormen was, dan we op het ogenblik zijn.
Nu dan, u die in deze samenkomst “aan de kant van de Here” staat, – u die werkelijk in Jezus gelooft, – ik nodig u allen uit uw geloof in Hem te belijden, als u dat nog niet reeds hebt gedaan. Nee, meer dan dat, in de naam van Jezus, in Wie u gelooft, spoor ik u aan en beveel u uw geloof in Hem te belijden. Schaam u niet uw overtuiging openlijk te bekennen; probeer niet uzelf te verstoppen voor uw medechristenen. Kom naar voren en kom spoedig naar voren; moge het getal van deze gemeente of van een andere gemeente enorm toenemen door de toevoeging van diegenen, die waarlijk “aan de kant van de Here” staan. Ik wens dat ik sommigen van u zou kunnen overtuigen deze belijdenis niet langer uit te stellen, maar te zeggen: “Ik heb mijn Heiland lief en ik ben van plan naar voren te komen en te belijden dat ik ‘aan de kant van de Here’ sta. Ik heb veel te lang zitten aarzelen en weifelen tussen twee meningen, maar ik wil niet nog een week voorbij laten gaan zonder te zeggen, zo duidelijk als woorden het kunnen zeggen: ‘Ik heb mezelf aan Christus gegeven en nu wens ik mezelf aan Zijn gemeente te geven.’” Moge God u allen zegenen ter wille van Jezus Christus! Amen.