Selecteer een pagina

​Wat is de gemeente? 

>>PDF<<

Een conferentietoespraak van D.M. Lloyd Jones.

Mijn onderwerp van vanavond volgt vanzelfsprekend en logisch voort uit het onderwerp waarover het gisteravond ging, namelijk: Wat is een Christen? De twee onderwerpen zijn wezenlijk met elkaar verbonden. U kunt deze twee dingen niet scheiden; zij horen bij elkaar en moeten onvermijdelijk samengaan. Het enige grote verschil is dat dit onderwerp de moeilijkste van de twee is en wel om de volgende reden. Er is erg weinig onenigheid onder evangelische mensen over de vraag: “Wat is een christen?”, maar jammer genoeg kunt u hetzelfde niet zeggen over de visies van evangelische mensen over de vraag: “Wat is de gemeente?” Het is betreurenswaardig dat hierover onenigheid is, zoals ik zal proberen u te laten zien en daarom is mijn taak moeilijk.

HET BELANG VAN DE VRAAG

Waarom behoren we deze vragen te overdenken? Zoals wij het afgelopen jaar bij de Lutherherdenking zagen, maakt elk nadenken over de Reformatie dit onvermijdelijk. Maar dat is niet alles. Waarom is het onze plicht hierover na te denken? Er zijn veel antwoorden op die vraag. Ik ga die behandelen zo kort als ik kan.

Het eerste is het feit en het bestaan van wat genoemd wordt de Oecumenische Beweging. De snelheid waarmee dingen gebeuren, of wij die nu leuk vinden of niet, is erg alarmerend. Het is een feit dat er bewegingen gaande zijn om kerken te verenigen en uiteindelijk alle kerken te verenigen en in dit land één grote landskerk te hebben en één grote wereldwijde kerk. De zaak voltrekt zich snel. Terwijl wij aan het klungelen zijn en nadenken en praten, gebeurt er van alles en tenzij wij handelen – en snel handelen – zullen we onszelf in een positie bevinden waarin we erg weinig kunnen uitrichten.

Dat is één reden. Maar een andere en nog belangrijkere is deze. Ik wil u ter overweging geven dat deze moeilijkheid met betrekking tot het echte begrijpen van de aard van de gemeente, één van de grootste hindernissen voor evangelisatie is. Wat ons nu voortdurend wordt verteld is, dat we moeten samenwerken en vooral samen moeten evangeliseren en ons niet druk moeten maken over deze discussies rondom de aard van de gemeente en onze verschillende visies. Maar dit lijkt mij een erg vals argument. Hoe kunt u echt evangeliseren als u het niet eens bent over het evangelie? Het lijkt me een absolute onmogelijkheid. “Als de bazuin een onzeker geluid geeft, wie zal zich voorbereiden op de strijd?” Wat is het evangelie? Ik heb vaak gezegd dat het mij niet verrast dat de meerderheid van de mensen in dit land vandaag buiten de christelijke kerk is. Als zij luisteren naar de gesprekken op de televisie en de radio, en in de krant deze tegengestelde verklaringen lezen, die worden gedaan in de naam van de Christelijke Kerk met betrekking tot het evangelie van Jezus Christus, hoe kunnen zij dan echt luisteren? De verwarring waarin zij zich bevinden is een verwarring die wordt veroorzaakt door de kerk zelf en door haar wanordelijke en tegengestelde stemmen. Daarmee wil ik zeggen dat de nalatigheid om helder te zijn over de leer van de gemeente op dit ogenblik één van de grootste hindernissen voor echte evangelisatie is.

Het ligt eveneens ten grondslag aan sommige methodes die in de huidige eeuw bij het evangeliseren zijn gebruikt. Sommige dingen die worden gedaan met de beste bedoelingen ter wereld, lijken mij dat die nooit gedaan hadden moeten worden, als mannen en vrouwen zich de ware aard van de Christelijke gemeente hadden gerealiseerd.

Op dezelfde manier is de moeilijkheid over deze leer zeker de grootste hindernis voor opwekking. Kan de Heilige Geest iets anders leren dan alleen de waarheid? Kunnen wij verwachten dat de Geest in kracht over een volk komt dat de waarheid niet kent en soms die waarheid zelfs loochent en er tegen ingaat? Zoiets is gewoonweg onmogelijk. Dus als wij een opwekking willen moeten we beginnen met het overdenken van deze leer over de aard van de Christelijke gemeente.

Nog een reden om het te overdenken is, dat op dit ogenblik dit helaas de grootste oorzaak is van verdeeldheid onder de Evangelischen in dit land. Nu hebben we het niet over elkaars motieven. We weten dat we allemaal even eerlijk en even oprecht zijn. Het is niet een kwestie van personen; het is een kwestie van houding en van gezichtspunten. Maar het lijdt geen twijfel dat dit vandaag de belangrijkste oorzaak van verdeeldheid is onder de evangelische mensen in dit land.

Een volgende reden om dit te overdenken is deze: de regelrechte nalatigheid om de aard van de gemeente te overdenken heeft vooral de afgelopen 90 jaar geleid tot de vreselijke verwarring die er vandaag de dag in ons midden wordt gevonden. Er ontstaan bewegingen, mensen presenteren zichzelf en vormen hun eigen organisatie, mannen gaan de preekstoel op zonder dat er ooit een gemeente overweegt of dezen wel of niet geroepen zijn enzovoort. De toestand van onze gemeenten is er één van verwarring en dat komt uiteindelijk door het feit dat we niet de moeite hebben genomen om de nieuwtestamentische leer over de aard van de gemeente te overdenken. In onze ijver en zorg om goed te doen en te evangeliseren zijn we hals over kop tot actie overgegaan zonder na te denken hoe deze dingen in werkelijkheid gedaan moeten worden.
Maar vanzelfsprekend is de uiteindelijke en grootste reden om deze leer te overdenken het feit dat het zo’n belangrijke plaats gegeven wordt in het nieuwtestamentisch onderwijs. Hebt u zich dit ooit gerealiseerd? Praktisch elke nieuwtestamentische brief gaat in werkelijkheid over deze leer van het vraagstuk over de aard van de Christelijke gemeente.

Nu is dit natuurlijk iets wat werkelijk helemaal onvermijdelijk is, want wanneer we worden gered, worden we niet alleen maar gered als individu. We zijn niet bedoeld om geïsoleerde eenheden te blijven; onmiddellijk worden wij toegevoegd aan de gemeente. U hebt dat in het boek Handelingen, u komt dat overal tegen. “Geen mens is een eiland.” Als dat waar is in het algemeen, het is in het bijzonder waar van de Christen – onmiddellijk wordt hij deel van een lichaam. Dit is Gods eigen vastgestelde plan en methode. Zo behandelt het Nieuwe Testament dit heel duidelijk en erg uitputtend. En dat niet alleen, ik denk dat ik heel eenvoudig zou kunnen aantonen dat de moeilijkheid die op diverse manieren zelfs al in de vroege kerk van de eerste eeuw ontstond, bijna altijd het gevolg was van een gebrekkig begrijpen van de leer over de aard van de gemeente.

Laat me u één illustratie geven. Neem die grote eerste brief van Paulus aan de Corinthiërs. Het is een lange brief van ongeveer 16 hoofdstukken; hij schreef die omdat hij dat in zekere zin wel moest. Er waren een aantal problemen ontstaan in de gemeente te Corinthe en in elke zaak legt de apostel hen uit dat deze moeilijkheden eenvoudigweg waren ontstaan omdat ze niet helder in hun denken waren over de aard van de christelijke gemeente. Kijk naar die splitsing in sekten: “Ik ben van Paulus; ik ben van Apollos; ik ben van Cefas; ik ben van Christus.” Paulus is verbaasd over hen en hij zegt: “Is Christus gedeeld?” U krijgt in een gemeente alleen maar het ontstaan van dit soort sekten omtrent personen, wanneer de mensen geen helder idee hebben van de leer over de totale aard van de gemeente.

U herinnert zich dat hij dan verder gaat in hoofdstuk vijf, nadat hij die eerste vraag in de eerste vier hoofdstukken heeft behandeld, met het behandelen van het geval van die incestueuze persoon in de gemeente en hij behandelt het op precies dezelfde manier. Hij heeft het niet alleen maar over het probleem van incest, zoals wij vandaag de neiging hebben te doen en dan ook nog praten over de details van de bijzondere zaak, maar hij plaatst het onmiddellijk in de context van de gemeente. Hij zegt: “Weet u niet dat een weinig zuurdeeg het gehele deeg zuur gemaakt?” Hij zei: “Als u het karakter van de gemeente begreep, zou u dit nooit tolereren.”

In het zesde hoofdstuk, wanneer hij het heeft over de vraag wat betreft hun gaan naar de rechtbank met hun onderlinge geschillen, dan behandelt hij het op precies dezelfde manier. Hij zegt: “Is er niemand in de gemeente? Waarom stellen jullie niet de meest onaanzienlijke persoon in de gemeente aan en benoemen hem als rechter? Weet u niet dat u engelen zult gaan oordelen?” Een moeilijkheid was het gevolg van het feit dat ze deze leer van de gemeente niet hadden begrepen.

Op dezelfde manier behandelt hij het huwelijk en het vraagstuk van de kinderen. Op dezelfde manier behandelt hij de vraag over de “zwakkere broeder”. Er waren mensen in de gemeente die het moeilijk hadden met het eten van vlees dat aan de afgoden geofferd was enzovoort en dit veroorzaakte grote verwarring in de gemeente. De sterkere, meer verlichte leden verachtten de zwakkere leden op het punt van inzicht, en zij verdeelden zo de gemeente. Hij behandelt dat met precies dezelfde bewoordingen.

En zo gaat hij door. U herinnert zich hoe hij het vraagstuk behandelt over het komen aan de avondmaalstafel en het eten van het brood en het drinken van de wijn. Één brood! Dat is de gemeente. En dan natuurlijk, wanneer u komt bij het grote veelbesproken vraagstuk van de geestelijke gaven in de hoofdstukken 12,13, en 14, dan wordt de zaak helemaal behandeld in de bewoordingen van de leer van de gemeente. Zij zouden nooit aan het ruzie maken zijn geweest over tongen, profetieën, wonderen en al deze diverse andere zaken, en zo de gemeente verdeeld hebben, als zij alleen maar de leer van de aard van de gemeente hadden begrepen. U ziet, als u hierover niet helder bent zult u zeker in moeilijkheden komen in theorie en in praktijk. De manier om deze zaken te behandelen en tegelijk om het krijgen van moeilijkheden, problemen en onrust te vermijden is te beginnen helder te zijn met betrekking tot de leer van de aard van de gemeente.

Dit dan zijn de redenen waarom wij dit moeten doen en er zijn er nog veel meer. Het is duidelijk dat men het onderwerp als dit niet volledig en uitputtend kan behandelen in één toespraak. Geleerde boekwerken en vele delen zijn over dit onderwerp geschreven. Ik kies eenvoudig eruit wat ik beschouw als het belangrijkste en vooral, wat van het belangrijkste is voor onze positie op dit ogenblik. Ik ga niet het vraagstuk behandelen van de zichtbare en de onzichtbare gemeente; ik ga me niet bezighouden met vraagstukken van de kerkregering en kerkpolitiek en veel andere aspecten van dit hele probleem van de leer over de aard van de gemeente. Ik ga het hierover niet hebben op een formele of academische manier. Ik probeer heel eenvoudig u een beeld te schetsen. De moeilijkheid bij ons allen – niet alleen bij de mensen die niet evangelisch zijn, niet alleen bij de rooms-katholieken, maar zelfs bij diegenen van ons die evangelisch zijn – bestaat naar mijn visie hieruit, dat ons belangrijkste probleem is, dat wij niet helder zijn over dit hele vraagstuk van de aard van de gemeente.

HET WEZEN VAN DE LEER

Wat is het wezen van deze leer? Laat mij proberen het onderwijs van het Nieuwe Testament over dit vraagstuk samen te vatten. Hoe gaan wij er mee om? We moeten het niet aanpakken door gewoon te beginnen met waar we zijn. Dat is geloof ik de grootste valkuil van alle. Het gevaar is om ermee te beginnen zoals het is. Dit is een erg goede werkwijze, als u veel andere problemen onderzoekt. De medicus moet gewoon de patiënt die voor hem staat onderzoeken en dat is goed in veel andere gevallen. Maar wanneer u komt bij dit vraagstuk van de gemeente, dan geloof ik dat dit een echt gevaar is en dit wordt over het algemeen wel gedaan. U begint met de gemeente, de kerk, zoals ze is, en dan begint u na te denken hoe u dit punt en dat punt kunt aanpassen; waar u een verbetering kunt aanbrengen, enzovoort. Nu als u dat doet, dan bestaat het gevaar dat u het fundamentele vraagstuk helemaal buiten beschouwing laat. Dus we moeten niet gewoon beginnen vanwaar we zijn en dan proberen een of andere magische formule te vinden om ons bij elkaar te brengen of om moeilijkheden glad te strijken. Dat is de weg, zo lijkt mij, naar een ramp. Dat is de valkuil, zeker, van de oecumenische beweging. Dus we beginnen niet met waar we zijn.

Ik stel ook voor dat het niet altijd verstandig is om zelfs met de geschiedenis te beginnen, want zelfs de geschiedenis kan misleidend zijn. Onze vaderen waren grote en glorievolle mannen; we zijn het nauwelijks waard de namen van de groten te noemen. Maar zelfs zij waren niet onfeilbaar. Zij waren scheppingen van hun tijd en zij werden dikwijls beïnvloed, net zoals wij, door hun omstandigheden en de toestanden van dat moment. Dus ik denk dat we zelfs dat moeten vermijden, omdat, als we het niet doen, we waarschijnlijk zullen eindigen met het verdedigen van een bijzondere traditie waarin wij toevallig geloven en waarin we misschien opgevoed zijn. Ik geef in overweging dat de zaak die moet worden gedaan, het ene en enige eerlijke wat er uiteindelijk gedaan kan worden en dat is, teruggaan naar het Nieuwe Testament zelf.

Nu is dit vandaag bijzonder belangrijk, want wij leven in een tijd dat alles opnieuw en van voren af aan onderzocht wordt. Er zijn al die belangrijkste denominaties die zeggen dat ze bereid zijn alles in de smeltkroes te werpen. Heel goed, laten we dat doen. Laten we terug gaan en vanuit het Nieuwe Testament zelf proberen te ontdekken wat precies de aard van de gemeente is. Laten we terugkeren naar het boek Handelingen der Apostelen. Laten we terugkeren naar de Brieven. Begrijp me niet verkeerd; ik laat de geschiedenis niet vallen. Alles wat ik zeg is, begin er niet mee; keer terug naar de oorsprong. En dan, als u graag uw geschiedenis erbij pakt en uw inzicht in het onderwijs van het boek Handelingen en de Brieven controleert aan de hand van wat mensen in de geschiedenis en in hun concrete situaties hebben gedacht, hoe zij de Schrift hebben geïnterpreteerd en wat zij hebben gedaan. Wij kunnen leren van de geschiedenis, maar wij moeten geen slaven van de geschiedenis worden. De Schrift, plus het voordeel van in staat te zijn de gedachten te gebruiken van degenen die ons zijn voorgegaan, dienen wij als regel te hebben.

Wat vinden wij dan? Wat is de Gemeente? Wat is een gemeente? Het eerste antwoord op die vraag is dit: het is overduidelijk een samenkomst van mensen. Dat is wat u krijgt, nietwaar, in het boek Handelingen der Apostelen, een samenkomst van mensen – 120 mensen in een bovenzaal; 3000 mensen aan hen toegevoegd; nogmaals 2000 aan die toegevoegd en zo gaat het steeds maar door. Dus u kijkt naar een samenkomst van mensen zoals die vanavond hier is; een aantal mensen zijn samengekomen. Dit is fundamenteel in onze definitie wat betreft een gemeente. Het is essentieel in de allereerste plaats een samenkomst van mensen.

Iemand zou nu kunnen zeggen: “Waarom legt u daar al de nadruk op wat zo voor de hand ligt?” Ik kan daar heel eenvoudig een antwoord op geven. Ik doe dit omdat ik gedwongen wordt dat te doen, want er is op dit ogenblik een erg prominente en bekende lering die een gemeente niet lijkt te beschouwen als een samenkomst of een verzameling van mensen, maar als een geloofsbelijdenis of iets wat op papier geschreven is. Nu, dit is een erg veel voorkomend argument onder bepaalde evangelische mensen die het niet eens zouden zijn met velen van ons die vanavond hier aanwezig zijn. Hun argument om in een denominatie te blijven is: “Zolang als zij de geloofsbelijdenis niet veranderen, blijven wij er in. Natuurlijk”, zeggen zij, “als zij de geloofsbelijdenis veranderden, zouden we er meteen uitgaan.” Nu zeg ik dat dit inhoudt, dat een gemeente uiteindelijk een geloofsbelijdenis is; het is een document, het is iets dat op papier geschreven is. Dit, zo geloof ik, is een zeer belangrijke zaak voor onze overdenking, omdat precies hier deze vreselijke verwarring binnengekomen is. Dit is altijd een belangrijke zaak geweest, maar het is, zo zeg ik, speciaal van belang op dit ogenblik.

Waarom is dit zo belangrijk? Waarom moeten wij dit gevaar vermijden van het vergeten dat het over mensen, levende mensen, gaat die een gemeente vormen en dat het niet over een aantal stellingen op papier gaat? Wel, hier op zijn weer veel antwoorden. Wij moeten dat vermijden omdat het altijd de grootste oorzaak is geweest van denominationalisme. U bent bekend met denominationalisme, nietwaar? U kent het soort persoon die niet binnenkomt en tegen u zegt: “Ik ben Christen”, maar zegt “Ik ben Methodist”, of “Ik ben Congregationalist”. Vroeger kwam ik hier veel van tegen toen ik predikant was in de Westminster Chapel. Iemand zou dan binnenkomen en tegen me zeggen: “Ik ben Methodist”. Ik wist dan meteen waar ik met hem aan toe was. Iemand anders zou zeggen: “Ik ben Congregationalist.” OK, dan was het me duidelijk.

Hoe komt dit? Dit wordt in de regel veroorzaakt, doordat men niet op de hoogte is van de echte oorsprong van de denominatie, maar er gewoon voor vecht, omdat zij erin opgevoed waren of omdat het “hun” denominatie was. Dit gekunstelde was de zaak die hen in de greep hield en zij vochten alleen maar voor een traditie.

Dat is één gevaar, maar er is een nog veel ernstiger. Deze neiging om een geloofsbelijdenis te respecteren, wat het ook moge zijn – of het de 39 artikelen zijn, of de Westminster Confessie, het maakt helemaal niet uit – dit alles kan werkelijk een leugen zijn en ik geef in overweging dat het over het algemeen gesproken in deze tijd een leugen is en wel om deze reden. De meeste mensen, die op het ogenblik in deze diverse gemeenten zijn, geloven in de regel niet in de geloofsbelijdenis van de denominatie waartoe zij behoren. Ik zou dit kunnen illustreren in al de denominaties. Maar zij blijven er in en het is een levende leugen. U hebt gemeenten vandaag waarin op het huidige ogenblik mensen – predikers op de preekstoel en mensen in de kerkbank – niet alleen niet geloven in de geloofsbelijdenissen van de stichters van deze instituten, maar actieve en bittere tegenstanders ervan zijn. Toch gaat de naam verder en dit is waarom het beschouwen van een kerk als een zaak van een belijdenis op papier werkelijk een leugen wordt. Ik zou de vrijheid willen nemen dit te zeggen: wat uitmaakt is niet wat de vaderen misschien gezegd mogen hebben in de 16e of de 17e eeuw – wat uitmaakt is wat de mensen in die denominatie vandaag geloven. Dat is de belangrijke en wezenlijke vraag. Dat negeren leidt tot totale verwarring.

Dan is er nog een reden. Het verzuim zich het voorafgaande te realiseren is altijd een directe weg naar dode orthodoxie geweest. Zelfs wanneer mensen de geloofsbelijdenis geloven is dat niet een garantie dat zij Christen zijn. U kunt mensen hebben die volmaakt orthodox zijn en toch compleet dood. U kunt dode orthodoxie krijgen. Dus als u deze geloofsbelijdenis, deze papieren verklaring, op de eerste plaats zet en de neiging hebt in zulke termen uw gemeente en wat u ‘gemeente’ noemt te beoordelen en te bekijken, dan hebt u het misschien over dode orthodoxie, waar mensen misschien het rechte geloof hebben, maar dat in hun leven loochenen, of waar ze het niet ervaren en merken dat het geen waarde voor hen heeft in hun uur van nood.

Daarom zeg ik dat ik in de eerste plaats moet benadrukken, wat de gemeente verder ook moge zijn, dat zij een verzameling mensen is; u kijkt naar een groep mensen. Dat is wat de menigte op de Pinksterdag aantrok. Er waren een aantal mensen samengekomen, dat was het zichtbare – mensen. Geen papieren verklaringen, maar mensen. Dus daar moeten wij mee beginnen.

Dit is buitengewoon belangrijk in onze dagen, omdat het uiteindelijke antwoord aan deze vrienden die zeggen dat zij in hun denominatie blijven, totdat de geloofsbelijdenis wordt veranderd, eenvoudigweg dit is, dat de moderne strategie er één is die al heeft gezegd: “We gaan deze dingen niet veranderen; we zullen ze allemaal accepteren”. Zoals het gisteren werd omschreven: wat zij werkelijk zeggen is: “Wij zullen ze in het museum zetten”. Dit is de

strategie. Zij gaan de 39 artikelen niet veranderen. Wat gaan zij doen? Zij zeggen: “Ja, wij aanvaarden ze allemaal, maar dit is wat we nu geloven”. Één van de kerkelijke autoriteiten zei bij het verdedigen van deze houding: “Wij moeten dit wel doen om door te kunnen gaan met de zaak”. Dus als u gaat wachten totdat zij de belijdenis veranderen zult u merken dat u er zult zijn totdat u dood bent; ze gaan ze niet veranderen. Het moderne subtiele argument is: laten we alles aan boord nemen, laten we alles omvatten. Laten we lippendienst bewijzen aan alles en dan prediken wat wij werkelijk geloven. Dus is er niets wat gevaarlijker is dan te vergeten dat een gemeente een verzameling levende mensen is, personen, en niet alleen maar antieke verklaringen.

HET UNIEKE VAN DE GEMEENTE

Wat zijn deze mensen dan? U kijkt naar een gemeente, u kijkt naar een samenkomst, een verzameling mensen. Wat zijn deze mensen? Er zijn veel verenigingen in de wereld, er zijn veel bijeenkomsten en groeperingen. Wat is het verschil tussen de gemeente als een verzameling, een samenkomst van mensen, en elk ander soort samenkomst? Het antwoord is dat er iets uitzonderlijks aan de hand is bij de gemeente. Er is iets bij de gemeente, wat u nooit ergens anders vindt. Wat vormt dan dat uitzonderlijke? Laat mij een paar van deze dingen noemen.

Het eerste is dat het een verzameling mensen is, die zijn afgezonderd van de wereld. Ze leven in de wereld, net als ieder ander, zij zijn menselijke wezens, net als ieder ander: wel, wat maakt hen zo speciaal en uniek? Het is dit: zij zijn afgezonderd van het leven van de wereld. Om de glorievolle taal van Paulus te gebruiken in Colossenzen 1 vers 13: zij zijn “overgebracht uit het Koninkrijk der duisternis in het Koninkrijk van Gods geliefde Zoon”. Of zoals Petrus het even glorievol zegt: “Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk (Gode) ten eigendom, om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht: u, eens niet zijn volk, nu echter Gods volk, eens zonder ontferming, nu in zijn ontferming aangenomen.” Dit is het! Het is dit “nu”. “U was”- “u bent”. Wat is dit? Wel, Petrus vertelt ons: “geliefden”, zegt hij, “ik verzoek u als vreemdelingen en bijwoners. . .” Dit is het bijzondere aan deze mensen; zij zijn in de wereld maar zij behoren niet langer daartoe; zij zijn “vreemdelingen en bijwoners”. Dit is hetgeen hen overkomen is, zij zijn afgezonderd.

Het Nieuwe Testament is vol met deze uitdrukkingen. “U bent niet langer van de nacht”, zegt Paulus ergens anders, “maar u bent kinderen van de dag”. Wat een verschil! Duisternis en licht! Nacht en dag! De wereld, en God en de hemel! “Ons burgerschap is in de hemel.” Daar behoren wij. Wij zijn nog steeds burgers van Liverpool of London, we zijn nog steeds burgers van Groot-Brittannië. Maar ik behoor tot de hemel, ik ben hier een vreemdeling. “Vreemdelingen en bijwoners.” Zij zijn afgezonderd; dit is het eerste wat overal in het Nieuwe Testament wordt benadrukt.

Ik wil dit een ogenblik uitwerken. U ziet, deze mensen zijn zelfs afgezonderd van de staat. Zij behoren er  nog steeds toe in een uiterlijke, politieke betekenis en toch is hun echte burgerschap niet daar, het is ergens anders; het is in de hemel. Dus het hele idee van een staatskerk is in complete tegenspraak met de fundamentele verklaring van het Nieuwe Testament over de aard van de gemeente. Het heeft niets te maken met de staat hoewel haar leden nog steeds functioneren als burgers in de staat. Ik wil nog verder gaan; het is zelfs een afzondering van nationaliteit – en dat valt sommigen van ons niet gemakkelijk om dat uit te spreken! Deze conferentie, als het al niets anders heeft gedaan, is een levende illustratie geweest van het punt dat ik naar voren breng. Is het diegenen van u die hier zijn opgevallen? Als u hier alleen gisteren was geweest zou u hebben kunnen denken dat de Christelijke gemeente exclusief Iers was! Als u hier alleen vandaag was, zou u heel goed tot de conclusie hebben kunnen komen dat het exclusief Wels was! Maar ik was dankbaar voor de extra zitting die vanmiddag ertussen was geschoven, toen een aantal Engelsen spraken!

Ik zeg dat juist om dit punt te illustreren dat, hoewel we nog steeds tot de natie behoren waarin we werden geboren – en het is niet de bedoeling dat wij dat kruisigen – niettemin zijn we ervan afgezonderd. Wat ik ook moge voelen als iemand uit Wales, ik plaats een christenbroeder voor een medemens uit Wales. “Er is niet langer Jood of Griek, barbaar of Scyth, slaaf of vrije” – zwart of blank, rose of geel. Al deze verschillen worden in de gemeente ondergeschikt. Hoewel wij in het lichaam blijven en we deze dingen niet bagatelliseren, zijn deze niet langer de overheersende zaken in onze gedachten. “Voortaan”, zegt Paulus in 2 Corinthiërs 5: “voortaan ken ik niemand naar het vlees”; en hij was een erg nationalistische Jood geweest. “Voortaan ken ik niemand naar het vlees.” Zelfs daar zijn wij van afgezonderd.

We zijn in deze zin ook afgezonderd van alle rangen van de maatschappij. De mensen in de wereld erkennen bepaalde rangen in de maatschappij; ooit deed men dat meer dan nu. De baron! De landheer! De grote mannen in het district; en de diverse gradaties naar beneden toe, totdat u komt bij de ondergeschikten. Maar daarvoor is geen ruimte in het Nieuwe Testament. Een man wordt in het Nieuwe Testament niet geroepen om de Schrift te lezen, omdat hij de heer van het landgoed is. Daar is mee afgedaan. Jacobus vertelt ons niet de eerste plaats te geven aan een man, omdat hij een gouden ring aan z’n vinger heeft. Deze onderscheidingen zijn hier niet van toepassing. Zij worden allemaal aan de kant geschoven. Wij zijn van dit alles afgezonderd. Wij denken op een nieuwe manier. Dit is een nieuwe maatschappij en u moet al die overleggingen eens en voor altijd uit uw gedachten zetten. Er is hier geen adellijk principe, er is hier geen aristocratisch principe. Allen zijn één in Christus Jezus en allen worden gered door hetzelfde geloof en allen zijn op gelijke wijze kinderen van God. Dus u bent afgezonderd van al deze dingen.

Maar ik moet zelfs nog verder gaan dan dat. Deze mensen die de gemeenten vormen, moeten misschien zelfs afgezonderd worden van hun families en hun meest geliefden. “Denk niet dat Ik gekomen ben om vrede te brengen op aarde,” zegt onze Here: “Ik ben niet gekomen om vrede te brengen maar het zwaard.” Luister naar wat Hij zegt! Hoezeer zijn wij geneigd deze woorden te vergeten! “Ik ben gekomen om tweedracht te brengen tussen een man en zijn vader en tussen een dochter en haar moeder en tussen een schoondochter en haar schoonmoeder.” (Mattheüs 10:34). Onze Here zegt hetzelfde nogmaals, zo herinnert u zich, in Lucas 14. Hij zegt: “Indien iemand tot Mij komt en niet haat”- dit zijn Zijn woorden, het zijn niet de mijne – “indien hij niet haat zijn vader en moeder en vrouw en kinderen en broeders en zusters, ja zelfs zijn eigen leven, die kan Mijn discipel niet zijn”. (Lucas 14:26). De gemeente is een zeer unieke verzameling mensen. Al de oude verbindingen zijn verbroken, al het oude denken is aan de kant geschoven; hier is een nieuw lichaam, hier is een nieuwe vergadering en het is uniek omdat wij van dit alles zijn afgezonderd.

Dit nu is het wat mijn verstand op dit ogenblik te boven gaat – dat, terwijl het Nieuwe Testament ons vertelt dat om bij de gemeente te horen we zelfs afgezonderd moeten worden van vader of moeder of man of vrouw of zelfs van broeders of zusters, er dan toch evangelische mensen zijn die er nog steeds de voorkeur aan geven om in contact te zijn met en om in gemeenschap te zijn met ongelovigen en loochenaars van het evangelie eerder dan om zich af te zonderen en zich exclusief te verenigen met evangelische broeders. Wij moeten in deze zaak ons zelfs afzonderen van vader en moeder en toch is dit de houding van zovelen op dit huidige moment. Broeders, wordt het geen tijd dat wij het nieuwtestamentische onderwijs over de leer van de gemeente beginnen te overwegen? Het houdt afzondering in, het is nieuw; het is uniek; zoiets bestaat er niet in het heelal en heeft nooit bestaan.

DE EENHEID VAN DE GEMEENTE

Laat mij me haasten naar het tweede kenmerk, dat is eenheid. Ik zeg eenheid, niet gemeenschap. Ik geef dit zeer nadrukkelijk een plek, ik zet het op de tweede plaats. Ik plaats het vóór de leer, ziet u. Waarom? Omdat al de nieuwtestamentische schetsen van de gemeente het benadrukken. Wat zijn die? Wat is de gemeente? Zij wordt vergeleken met een lichaam; ze wordt vergeleken met een bruid; ze wordt vergeleken met een gezin; ze wordt vergeleken met een gebouw; ze wordt vergeleken met een rijk. En al de expliciete verklaringen benadrukken hetzelfde: “Zij bleven volharden”. Zij waren bij elkaar en overdachten het onderwijs van de apostelen enzovoort.

Deze eenheid wordt het hele Nieuwe Testament door benadrukt. Ons wordt verteld door onze Here Zelf dat het een zichtbare eenheid moet zijn. Het moet iets zijn dat de wereld kan zien “opdat de wereld erkenne”. Hij zegt, “dat Gij Mij gezonden hebt”, en dat Hij in ons is en dat wij in Hem zijn. De wereld moet dit “zien”; de gemeente moet een zichtbare eenheid manifesteren en demonstreren. Met andere woorden, een gemeente is niet de plaats waar mensen bij elkaar komen om naar de waarheid te zoeken, of om een debat te hebben over wat waarheid is, of waar ze kunnen hebben wat nu een “dialoog” wordt genoemd, opdat zij in staat mogen zijn hun moeilijkheden glad te strijken. Het is niet een plaats om te argumenteren en discussiëren, omdat u bij iets mag “uitkomen”. Nee, nee! Het woord dat wordt gebruikt voor mensen die Christen en gemeenteleden worden in het Nieuwe Testament is dit – “zij werden aan de gemeente toegevoegd”. Waarom werden zij aan de gemeente toegevoegd? Het antwoord is, vanwege iets dat al was gebeurd met hen. Een gemeente is niet een forum voor discussie. We kunnen alleen lid worden van een gemeente in het Nieuwe Testament nadat de discussie voorbij is. Het is alleen maar omdat bepaalde dingen met hen waren gebeurd dat zij aan de gemeente werden toegevoegd.

Er is een erg belangrijke verklaring in het Oude Testament die hier licht op werpt. U krijgt de gemeente in het Oude Testament aangereikt in beelden. Herinnert u zich dat bijzonder interessante stuk onderricht dat wordt gegeven in verband met de bouw van de tempel. Ons wordt verteld dat de stenen die in de muur van de tempel moesten worden geplaatst, in de juiste vorm gebeiteld moesten worden, voordat zij naar de tempel werden gebracht, zodat er geen geluid van een bijl of een hamer zou zijn, terwijl de tempel werd gebouwd. De stenen werden uit de steengroeve gehaald en dan gebeiteld en zo in de vorm gebracht ver bij de tempel vandaan. Nadat zij waren klaargemaakt werden zij dan naar het tempelgebied gebracht en daar werden zij in stilte opgebouwd. Dat is de gemeente! Niet een beambte van de ene kathedraal die kritiek levert op de beambten van een andere kathedraal en zo een publiek schandaal creëert en verwarring veroorzaakt voor de man in de straat over wat de Christelijke gemeente werkelijk is. Geen geknok, geen geruzie en scheuring. Niet een man die gaat staan en het ene zegt, dan een andere man die op dezelfde preekstoel gaat staan en het de volgende zondag tegen spreekt. Mijn vrienden, dat is niet de gemeente; dat is verwarring en Babel. Er moest geen geluid zijn, terwijl het gebouw opgetrokken werd, het moest in stilte worden gebouwd. Waarom? Wel, omdat het werk al gedaan was. En dat is wat u overal in het Nieuwe Testament over de gemeente vindt.

Wie waren de mensen die aan de gemeente werden toegevoegd? Het waren altijd mensen, zoals gisteravond werd gezegd, die een gemeenschappelijke ervaring hadden doorgemaakt waaraan ze deel aan hadden gekregen. Wat zijn deze ervaringen? Hier zijn ze. Zij hadden overtuiging van zonde gekend. Als u geen overtuiging van zonde hebt gekend bent u geen Christen en bent u niet een echt lidmaat van de gemeente. Deze mensen hadden overtuiging van zonde ondergaan; zij hadden het uitgeroepen en gezegd, “Mannenbroeders, wat moeten we doen?” Hebt u dat gekend? Ik vraag niet of u Methodist of Congregationalist bent of lid van een F.I.E.C gemeente of zoiets, maar ik vraag, of u overtuiging van zonde hebt gekend. Zij waren ook tot berouw gekomen; zij hadden ook hun zonden beleden; zij hadden ook het verlangen tot uitdrukking gebracht om zich ervan af te keren en zij hadden zich ervan afgekeerd.

Maar belangrijker dan dit alles, zij waren “opnieuw geboren”. “Waarlijk, waarlijk Ik zeg u, tenzij iemand wederom geboren wordt kan hij het Koninkrijk van God niet zien”, laat staan binnen gaan. Het is onmogelijk. Dit is iets wat van vitaal belang is, maar we hebben de neiging dit te vergeten. Deze mensen waren door dezelfde ervaring heengegaan, zij hadden nieuw leven gekregen. “De natuurlijke mens aanvaardt niet hetgeen van de Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is.” De enige mens die lid van de gemeente is, is een mens die nieuw leven heeft gekregen; hij is “opnieuw geboren”, “wedergeboren”, “geboren uit de Geest”. Hij is wederom geboren, hij heeft een nieuwe gezindheid gekregen, een nieuw begrip, hij heeft “de gezindheid van Christus”. “De geestelijke mens beoordeelt, zelf wordt hij door niemand beoordeeld.” Hij is een vreemd mens, hij is een raadsel geworden voor zijn vrienden. Zij zeggen van hem: “Waarom wil je niet met ons mee komen zoals vroeger; wat is er met jou gebeurd?” En als dit soort dingen niet waar is van ons, zijn we geen Christen. Hij is een veranderd mens, hij is een nieuwe mens, hij is een mens die opnieuw geboren is, geboren uit de Geest; hij heeft deel aan de Goddelijke natuur. Christus is in Hem. De Geest is in Hem. Met andere woorden, deze mensen zijn uniek omdat zij een gemeenschappelijk leven delen en dit is het belangrijkste van alles. Petrus zegt dat als Christenen, als leden van gemeenten, wij “levendige of levende” stenen zijn.

Met andere woorden, u ziet, dat dit vraagstuk van leven en deze nadruk op de gemeente als een lichaam ons eraan herinnert dat de eenheid die kenmerkend is voor de gemeente, een organische eenheid is; het is een levende eenheid. Kijk naar de voor de hand liggende illustratie. Wat is een lichaam? Is het alleen maar een verzameling vingers, handen, armen en bovenarmen aan elkaar geplakt, op de één of andere manier los vast? Natuurlijk is het dat niet. Het is organisch, het is één, het is levend.

Dit is het grote principe dat overal in het Nieuwe Testament benadrukt wordt. “Weet gij niet”, zegt Paulus, “dat gij de tempel van God zijt?” “Weet gij niet dat gij een woning van God zijt door de Geest?” Dit is de gemeente. Niet een instituut, niet alleen maar een samenkomst van mensen als zodanig, maar deze speciale mensen die omdat zij allemaal dezelfde ervaring van wedergeboorte hebben ondergaan, hetzelfde leven delen; het is in hen. Zoals de leden van een gezin hetzelfde bloed hebben en deze essentiële gemeenschap het resultaat daarvan is, zo hebben dat deze mensen ook. Zij zijn van bovenaf geboren, geboren uit de Geest, geboren uit God, kinderen van God. Dit zijn de bewoordingen en wij moeten nooit verzuimen dit op de eerste plaats te zetten, omdat, dank God, een Christen zelfs niet hoofdzakelijk een mens is die de juiste dingen gelooft; hij is een nieuwe mens in Christus Jezus; hij is een nieuwe schepping, hij is iemand die “geboren is uit de Geest” en hij heeft deel aan de Goddelijke natuur.

Dit moet op de eerste plaats komen, omdat het de enige manier is om dode orthodoxie te voorkomen. U en ik leven hoofdzakelijk in dit kwade uur van de geschiedenis van de Christelijke kerk vanwege wat er terecht is gekomen van onze grootvaders. Ik ben oud genoeg om mij een paar van hen te herinneren. Zij hielden vast aan hun orthodoxie, maar velen van hen hadden het leven verloren. Zij hadden “een vorm van godsvrucht maar zij loochenden de kracht ervan”. De enige manier waarop u uzelf kunt afschermen voor dode orthodoxie is leven zelfs voor orthodoxie te plaatsen. Het is een leven. Niet alleen dat, u vindt overal in het Nieuwe Testament dat al de oproepen tot eenheid hierop gebaseerd zijn. Het argument is: “Kunt u uw broeder op zo’n manier behandelen?” Wanneer Paulus het heeft over deze vraag van het vlees dat geofferd is aan de afgoden en het drinken van diverse dingen dan is dit zijn argument. Hij zegt: “Weet u niet dat deze zwakke man uw broeder is voor wie Christus stierf? Kunt u hem ergeren?” Uiteindelijk hebt u geen argument en u kunt uw ethische problemen niet oplossen behalve dan op die manier. U hebt geen sanctie om toe te passen, tenzij u deze leer van de eenheid gelooft in bewoordingen van leven en niet alleen maar de juistheid of het foute van de zaak; Paulus zegt “het geweten, niet het uwe maar ook dat van de ander”. Dit kan misschien goed zijn voor u, maar als het een hindernis is voor uw zwakkere broeder moet u het niet doen.

Met andere woorden, het is niet alleen maar een stuk argumentatie over ethiek; het is het grote argument van de eenheid van het lichaam, dat we allemaal in hetzelfde gezin zijn; daarom doet hij een oproep in bewoordingen die daarmee te maken hebben. En zoals u weet, in de grote oproep van 1 Corinthe 13 zegt Paulus dat u al de kennis mag hebben, u mag alle geheimenissen begrijpen, u mag spreken met de tongen van mensen en engelen, maar als het u ontbreekt aan liefde, aan deze ware liefdadigheid, aan deze ware relatie met uw broeder, dan heeft het geen nut voor u; u bent “schallend koper, een rinkelende cimbaal”. Het is nutteloos. “Al zou u uw lichaam geven om te worden verbrand” het is van geen waarde. Dit is de eerste zaak die altijd moet worden benadrukt.

Uiteindelijk ter afsluiting van dit punt: dit is het wat schisma tot zo’n vreselijke zonde maakt. Het is niet alleen dat u het oneens bent met anderen, het is dat u Christus verdeelt, u verdeelt een lichaam, u verdeelt een gezin. En zo komt de apostel in 1 Corinthe 12 met zijn enorme kracht van spot aanzetten. Hij zegt: “Wat zou u denken van een hand die tot een voet zei: ‘Ik heb jou niet nodig’ of een oog, dat tot een hand zei: ‘Ik heb jou niet nodig?’” U zou zeggen, dat is krankzinnig. U ziet het, hij maakt het belachelijk vanwege dit grote argument. Hij zegt: “U verdeelt het lichaam.” Het maakt niet uit welke gave u hebt, het maakt niet uit hoe gering of hoe onbetekenend. Tot de één zegt hij: “Wees niet jaloers op iemand met een grote gave” en tot de man met een grote gave zegt hij: “Minacht de man met een kleine gave niet. Waar u beiden over behoort te roemen is dit, dat u in het lichaam bent”. Wat een wonderlijke zaak is het om een kleine vinger in zo’n lichaam te zijn of zelfs een “minder eervol deel” – zelfs dat! U ziet, het is slechts in bewoordingen van deze leer dat hij in staat is het vreselijke karakter van de zonde van het schisma te laten zien. Want als broeders die het eens zijn over de wezenlijke dingen van het evangelie en die hetzelfde leven delen verdeeld worden door geschiedenis, traditie, of een andere overweging, dan is dat de zonde van schisma en dat is een vreselijke zonde.

HET LEVEN VAN DE GEMEENTE

Maar laten we nog een keer naar deze mensen kijken en gewoon een paar vragen stellen over hoe dit leven, deze wondervolle eenheid, dit wondervolle leven zichzelf presenteert. De eerste manier waarop het zichzelf altijd toont is dit – dat zij altijd liefde hebben voor dezelfde leer.
“Zij bleven volharden in het onderwijs, de leer, van de apostelen” – leer voor gemeenschap, leer voor het breken van het brood, leer voor gebed. Het is vandaag het omgekeerde, nietwaar? Gemeenschap is de grote zaak. Laten we allemaal samen komen, laten we allemaal samen bidden. Nee, nee! De leer eerst. Waarom? Wel, dit is onvermijdelijk. Iemand die iets van het leven van God in zijn ziel heeft gekregen is altijd iemand die het onderwijs en de leer verlangt te weten. Petrus gebruikt dit als een vergelijking: “Verlangt als pasgeboren kinderen naar de zuivere melk van het Woord, opdat gij daardoor moogt groeien.” Hoe weet u dat het kleine kind dat net is geboren, een levend kind is en niet een doodgeboren kind? Het antwoord is, het levende kind wil heel graag melk. Elk jong dier doet hetzelfde; het wil heel graag voedsel. Zijn natuur eist het, roept erom. En iemand die is wedergeboren, is iemand die onderwijs wil.

Ik wil hier vanavond een paar duidelijke vragen stellen –  ik spreek tot evangelische mensen. Bent u blij met de leer? Geniet u van toespraken over de leer? Bent u geïnteresseerd in onderwijs? Ik hoor soms van mijn broeders dat zij gemeenten bezoeken waar er een grens wordt gesteld aan de lengte van een preek en, inderdaad, aan de inhoud van een preek. De mensen zeggen dat zij de leer niet kunnen volgen, ze hebben genoeg van de leer. Zij willen entertainment, ze willen meer zingen, ze willen meer “geluk” zeggen ze; en ze willen geen leer.

Nu geef ik vrijelijk toe dat iemand de leer kan prediken op zo’n saaie manier dat het werkelijk vervelend is. Ik verdedig dat niet. Maar ik ben hier om dit te zeggen dat als u niet een verlangen binnen in u hebt om meer te weten van deze kostbare, gezegende waarheid, u geen kind van God kunt zijn: het is onmogelijk. Het kind hunkert ernaar zoals de baby altijd naar de melk toe wil.

Hoe enorm belangrijk is dit voor ons op elk gebied van ons leven. Ziet u de gevaren niet? Kijk naar de valse leringen rondom ons. Hoe kan ik veilig zijn met betrekking hiertoe als ik niet een objectieve maatstaf heb? Neem al deze nadruk op ervaring. De mensen zeggen: “Het kan mij niet schelen wat u gelooft, zolang als u maar een ervaring hebt gehad of als uw leven maar veranderd is, of als u maar een goed en vriendelijk mens bent, enzovoort.” Maar mijn beste vriend, de sekten kunnen net zo praten en ze praten inderdaad zo. Hoe weet u dat u gelijk hebt en dat de man die u aan uw voordeur die boeken verkoopt, niet gelijk heeft? Hoe kunt u dat bewijzen? Het heeft geen zin om te zeggen: “Wel, ik heb een ervaring gehad.” Hij zegt dat hij er ook een heeft gehad. Het heeft geen zin om te zeggen: “Ik ben ijverig in mijn gemeente.” Dat is hij ook. Hij geeft op zaterdagmiddag het kijken naar voetbal op om rond te gaan van huis naar huis en zijn boeken te verkopen. Hij is erg druk bezig, waarschijnlijk meer dan u. Hoe kunt u zeggen of een man goed of fout is? U kunt dat niet doen in bewoordingen van ijver, enthousiasme of ervaring. Er is slechts één uiteindelijke test – de objectieve waarheid. Het onderwijs! De leer! Het is niet wat een mens denkt of gelooft, maar, wat is dit onderpand dat overgeleverd is? Wij zijn gefundeerd op het fundament van de apostelen en de profeten. Hier is het enige fundament en als we hierbij vandaan gaan zijn we hopeloos en hulpeloos verdwaald. En als u anderen wilt helpen, hoe kunt u dat dan, tenzij u het onderwijs en de leer kent? Wat heeft het voor nut om naar een vriend toe te gaan en te zeggen: “Ik heb een grote verandering ondergaan, ik ben nu erg gelukkig. Je herinnert je hoe ellendig ik vroeger was. Ik ben nu erg gelukkig” en dit en dat. “Wel,” zeggen ze, “ja, weet je, een Christianscientist  zei gisteren hetzelfde tegen mij. Wat is het verschil?” Wat zegt u tot hen? Oh! zegt de apostel Petrus. “Weest allen tijde bereid verantwoording af te leggen van de hoop die in u is.” U moet hen inzicht kunnen geven, u moet in staat zijn hen iets te vertellen, u moet hen uitleg geven. Als u anderen wilt helpen moet u uw leer kennen, u moet het onderwijs begrijpen. Dus dit is de zaak, die op de eerste plaats wordt gezet.

En dan komt u bij de gemeenschap, maar u kunt niet gemeenschap hebben, tenzij u het met elkaar eens bent. “Kunnen twee samen gaan behalve dan wanneer zij het met elkaar eens geworden zijn.” Hoe kunt u ooit echte gemeenschap hebben met iemand, wanneer u weet dat hij niet in de godheid van Christus en in zijn verzoenend offer gelooft? Het is onmogelijk. Gemeenschap is gebaseerd op waarheid.

“Het breken van het brood.” Wat gedenken wij tijdens onze Avondmaalsdienst? Is het de dood van een pacifist? Is het een tragedie die ooit plaatsvond? Of is het, zoals wij geloven, het meest glorievolle wat ooit is gebeurd: “Wanneer ik het wondere kruis aanschouw!” Hoe kan ik tot de tafel komen met iemand die het bloed van Christus belachelijk maakt en de spot drijft met de prediking over het bloed. “Zwelgend in het bloed,” zeggen zij. De godslasteringen die zij uitspreken tegen het bloed, het kostbare bloed van Christus, het Lam van God! U kunt niet waarlijk deel hebben aan de Avondmaalstafel met iemand die zulke visies erop nahoudt. De leer is essentieel voor de gemeenschap en het breken van het brood.

En wat betreft het gebed. Zij zeggen: “Wij kunnen allemaal samen bidden. We zijn het misschien niet met elkaar eens, maar we kunnen altijd samen bidden.” Maar dat kunt u niet. Wat is het gebed? Hoe krijgt u toegang tot God? Iemand zegt dat alles wat u hoeft te doen is in een comfortabele stoel gaan zitten, relaxen en beginnen te luisteren naar God. Is dat het? Iemand anders zegt dat iedereen kan bidden wanneer hij maar zin heeft. God staat altijd klaar om te luisteren. Is dat zo? Paulus zegt: “Door hem, door de gekruisigde Christus, hebben wij beiden     de toegang door één Geest tot de Vader.”

Mijn vrienden, er is slechts één manier om het heiligste van alles binnen te gaan; er is slechts één manier om te bidden: het is “door het bloed van Jezus”. Er is geen aanneming bij God dan alleen maar door het bloed van Jezus. Als u niet weet dat Hij de ene en enige Middelaar is tussen God en mensen, dan is er geen waarde in uw gebed. God in Zijn liefde en genade kan u misschien ondanks dat een antwoord geven, maar u hebt niet gebeden. U kunt niet bidden behalve dan op de manier, die wordt aangeduid en onderwezen in het Nieuwe Testament zelf.

Er is nog één ding wat ik wil benadrukken, in een bepaalde zin boven al het andere.  Ik kijk naar de nieuwtestamentische gemeente – we kijken er samen naar – en daar zien we hen: ze bleven volharden in het onderwijs van de apostelen en de gemeenschap en in het breken van het brood en in gebed.” Ja maar er wordt ons nog iets over hen verteld. Wat is dat? Dat zij werden vervuld met blijdschap. “Met blijdschap en eenvoud des harten gebruikten zij hun maaltijden van huis tot huis.” Zij zijn erg gelukkige mensen. Wat is er vandaag aan de hand? Waarom zijn onze kerken leeg? Ik kan het u zeggen. Het is eenvoudig omdat u en ik zulke ellendige mensen zijn. Dat zegt de man in de straat over ons. Hij zegt: “Ik ga mij niet bij dat stelletje ellendelingen voegen.” Hij zegt dat hij geluk en blijdschap heeft en dat hij leven heeft. Hij zegt: “Kijk naar die ellendige mensen die op zondag stiekem een morgendienst binnensluipen en zover mogelijk achterin gaan zitten in de hoop dat het gauw voorbij is.” Hij zegt: “Dat is christendom, dat is uw kerk!” Mijn vrienden, u en ik zijn verantwoordelijk voor het feit dat de massa’s van de mensen buiten de kerk zijn. We geven maar al te vaak de indruk dat Christen zijn is, ellendig zijn, terwijl de zaak die deze nieuwtestamentische mensen kenmerkte blijdschap was, vreugde. Ze waren de gelukkigste mensen in het heelal. Dit waren mensen die zelfs konden zingen in de bek van de leeuwen in de arena; zij konden om middernacht zingen in de gevangenis. Luister naar Paulus en Silas die aan het zingen zijn, zelfs met de striemen, de wonden, de worsteling en de voeten vast in het blok: “Bidden en lof zingen tot God” in de duisternis van het middernachtelijke uur. Blijdschap en vreugde! Christenmensen, of we nu evangelisch zijn of niet, we zijn nutteloos, totdat we deze stralende vreugde laten zien en onze naasten de indruk geven dat de enige manier om werkelijke en blijvende vreugde en geluk te hebben is, door kinderen van God te worden.

Het andere wat ons over hen wordt verteld is, dat zij “God loofden”. Waar is de lofprijs in onze gemeenten gebleven? Hem danken voor Christus, Hem danken voor wat Hij voor hen heeft gedaan, God danken voor wat zij waren, God danken voor wat zij nog zullen zijn. Dit zijn de dingen die deze mensen samenbond; dit waren hun kenmerken. Daar waren zij, dag na dag samenkomend in de tempel en van huis tot huis. En wat waren zij aan het het doen? O, zij waren aan het studeren, ze waren aan het luisteren, en ze waren God aan het prijzen en HEM aan het danken; ze waren psalmen, gezangen en geestelijke liederen aan het zingen. Zij werden vervuld met extase en de wereld stond verbaasd.

Met een wereld in brand en een losgelaten hel, met geslachtsziekten die weer epidemische afmetingen aangenomen hebben in dit land, om maar niet te spreken over LSD en de andere drugs, is dit een tijd dat de gemeente aan het ruziën moet zijn over bisschoppelijke inzegening, liturgische kledij en terminologische finesses in de liturgieën? God zij ons genadig! Waar de wereld op wacht is op een volk dat bevrijd is, verlost is, vrijgemaakt is, gewassen, gereinigd, gerechtvaardigd, vernieuwd is, meer dan overwinnaars gemaakt is door Hem, Die ons heeft liefgehad. Dit is de gemeente! Dit is het soort mensen dat u in de gemeente behoort te vinden.

Zij stellen ook een groot belang in de eer van God. Zij zijn bereid om indien nodig hiervoor te sterven. Zij hebben zorg voor de eer van Christus en de Heilige Geest. Zij zullen alles voor Hem opgeven. Zij zeggen dat het nutteloos is om de hele wereld te winnen en Hem verliezen. Maar zij hebben ook een grote zorg voor anderen. Zij maken zich zorgen om hun familieleden die buiten zijn;  zij maken zich zorgen om die arme man, die slaaf is van de drank of drugs of iets anders; zij hebben verdriet om hem. Zij weten wat het is. Zij zijn daar zelf geweest. Zij zijn bevrijd, zij willen dat hij bevrijd wordt. Zij hebben een hart vol  medelijden, zij zijn als hun Heer. Hij zag de mensheid “als schapen zonder herder”, en zij zien de mensheid als schapen zonder herder en zij zijn begerig anderen hierover te vertellen. En dat deden ze en dat hebben zij altijd gedaan in alle tijden van echte opwekking. Zij predikten, zij onderwezen en zij werden vervuld met een kracht van God door de Geest om hen in staat te stellen dit te doen.

GEESTELIJKE KRACHT

Hiermee wil ik afsluiten. De nieuwtestamentische gemeente was een geestelijke gemeente. Zij was een gemeente die trilde van leven en kracht. Zij hadden er allemaal deel aan. Het was niet een geval van één man die al het praten en al het bidden en al het andere deed en de anderen, die gewoon zaten te luisteren. Ze deden allemaal mee. Er waren verschillende gaven, maar ze hadden allemaal een of andere gave en samen oefenden ze deze verscheidenheid aan gaven uit. Maar het opvallende bij hen was hun levendigheid. “Levende stenen,” zegt Petrus. Er was leven, energie, die door hun slagaders stroomde, hun geestelijke slagaders. Zij werden vervuld met deze geestelijke kracht en allen die hen ontmoeten waren altijd verbaasd over hen: Wie zijn deze mensen? Daarom zetten zij de wereld op de kop. Daar was deze energie, dit vermogen, deze vreugde, dit geluk, dit stralen: dit was de zaak die de oude wereld veranderde. Het was waar van hen allemaal. Levendig!

We moeten onszelf in het licht hiervan onderzoeken. De prediking was levendig. Sommigen van ons zijn vreselijk saai. Een saaie prediker is een contradictio in terminis. Levendige predikers en levendige luisteraars, dat is de nieuwtestamentische gemeente! En levendig in het gebed. De leiders hoefden hen niet te overtuigen deel te nemen aan het gebed. De moeilijkheid was hen te stoppen allemaal tegelijk te bidden. U ziet, dit was het probleem, het probleem van discipline en van orde. Ze waren allemaal zo vol leven dat sommigen gingen overdrijven en dat hen verteld moest worden: “De geesten van de profeten zijn aan de profeten onderworpen.” U hoefde niet bij hen te pleiten om naar de dienst te komen, u hoefde niet bij hen te pleiten om deel te nemen aan het gebed of om een ervaring door te geven of een uitleg of om iets te vertellen dat zij hadden meegemaakt. Nee, zij wilden dat allemaal, zij genoten ervan; ze wilden het delen, zij wilden dat anderen het kregen en zo was het grote probleem het probleem van de controle en de discipline. En toch is dit het heerlijke van het leven in de Geest, dat u levendigheid en beheersing tegelijkertijd kunt hebben. Er is geen rel, er is geen uitwas, maar er is deze Goddelijke orde; leven dat zichzelf onderhoudt tot de eer van God.

Dit zijn een paar dingen die van belang zijn. In het begin waren ze maar met een handvol mensen. Aantallen maken uiteindelijk niet uit. Wat uitmaakt is dat wij overeenkomen met dit beeld. De vroege kerk was slechts een handvol mensen, maar vanwege het leven dat in haar was en vanwege de kracht van de Geest die op haar rustte, was zij machtig. Zij deed de oude wereld wankelen, inderdaad “slechtte zij elke schans die werd opgeworpen tegen de kennis van God en de gehoorzaamheid aan Christus.”

Wel, dat zijn de kenmerken van de gemeente. Behoren wij tot de gemeente? Hebben wij deel aan dit leven, hebben wij deel aan deze eenheid?