Wat de gemeente behoort te zijn
>>PDF<<
Een toespraak gehouden op zondagochtend 29 september 1878 door C. H. Spurgeon.
“Mocht ik nog uitblijven, dan weet gij, hoe men zich behoort te gedragen in het huis Gods, dat is de gemeente van de levende God, een pilaar en fundament van de waarheid.” 1 Timotheüs 3:15.
Paulus’ bedoeling in deze brief was de jonge Timotheüs te instrueren, hoe hij zich diende te gedragen in de gemeente van God, zodat hij zijn ambt kon vervullen als prediker, evangelist en herder met achting voor hemzelf en nut voor de mensen. Hij herinnert hem eraan dat de gemeente het huis van God is en in Gods eigen huis dient een mens zich bijzonder goed te gedragen, want het is geen geringe zaak om tot de Here te naderen. Een arme man die wordt geroepen om een vorst of een koning te bezoeken, zal bezorgd informeren, hoe hij zich dient te gedragen. Wanneer wij, arme schepselen die wij zijn, worden toegelaten tot de gemeente, die het huis van God is, dan behoren wij te informeren wat voor gedrag fatsoenlijk en gepast zal zijn voor diegenen, die worden toegelaten in de tegenwoordigheid van de grote Koning en toestemming krijgen om binnen Zijn paleispoort te verblijven. In het bijzonder dient een ieder van ons zich in te spannen zich juist te gedragen in het huis van God als wij weten, dat naar ons wordt opgezien en dat wij worden nagevolgd. Allen die de jongeren onderwijzen, allen die ouders zijn, allen die mensen op leeftijd en met ervaring zijn, allen die invloedrijke posities bekleden en speciaal alle diakenen, oudsten en predikers, moeten de Here bidden dat zij mogen weten hoe zij zich behoren te gedragen in het huis van God, opdat niet onbewust hun wangedrag schadelijk zal zijn voor de zwakkeren. Zulke mensen hebben het nodig te leren hoe ze zich moeten gedragen ten opzichte van hun broeders, ten opzichte van de Oudere Broeder en ten opzichte van de grote Vader van allen. We hebben het nodig de manieren van het huis te leren, de gewoonten van het paleis. Deze morgen zal een deel van het doel van de preek zijn, dat diegenen van ons, die in het huis van God zijn, mogen leren hoe we ons daarin hebben te gedragen; maar de standvastigheid in het geloof, die een mens niet alleen tot een bewoner in de gemeente maar tot een pilaar ervan maakt, zal speciaal op de voorgrond worden geplaatst
Ik ga u vanmorgen niet lastigvallen met de diverse interpretaties, die aan het gedeelte hier voor ons zijn gegeven. Het is een soort Vlakte van Esdralon, waar sinds onheuglijke tijden veldslagen zijn geleverd. Er zijn veel suggesties gedaan wat betreft de interpretatie ervan, om de betekenis die in onze vertaling eraan gegeven wordt, te vermijden, omdat die betekenis is misbruikt als een verdediging van de Roomse Kerk. Het lijkt me echter als ik er, zo zorgvuldig als ik kan, naar kijk, dat onze vertaling ongeveer de best mogelijke is en ik weet zeker dat het Gods gedachten in zich heeft. Waarschijnlijk was de betekenis nooit ter discussie geweest, als het niet was vanwege de strijdpunten, die eruit voortgekomen zijn, waarbij deze tekst werd misbruikt en verkeerd werd weergegeven. Ik ben nogal achterdochtig wat betreft de interpretaties die voortkomen uit strijdpunten. Wat hebben we ermee te maken of we òf een protestantse òf een katholieke betekenis aan de Schrift geven? Is het niet onze plicht om de ware betekenis te geven, wat die ook moge zijn? Er kan nooit enige rechtvaardiging zijn om de Schrift te verdraaien, teneinde die uit de hand van een vijand te rukken. En het is in dit geval ook niet nodig, zelfs al zou het wel mogen. Tevergeefs heeft de Roomse Kerk geprobeerd uit deze tekst af te leiden, dat zij de grote bron van waarheid is, want het gedeelte kan nooit op haar slaan, omdat ze helemaal van de waarheid is afgeweken en door de apostel in de verzen, die op de tekst volgen, wordt beschreven als een kerk, die het geloof verlaat en aandacht schenkt aan de verleidende geesten, het huwelijk verbiedt, enzovoort. Pausdom of geen pausdom, laten we het Woord van God nemen in haar natuurlijke en duidelijke betekenis en we zullen daardoor onderwezen worden. Moge God de Heilige Geest ons in staat stellen Zijn eigen Woord te begrijpen.
Ten eerste zal ik uitvoerig de tekst uiteenzetten en daarna zal ik proberen de les hieruit te benadrukken.
I. Bij het uitleggen zie ik drie dingen om op te merken; de eerste is de EERVOLLE naam van de gemeente: “De gemeente van de levende God.”
Ten eerste, het wordt de gemeente genoemd. Wat is een gemeente? Het is een vergadering; een christelijke gemeente is een vergadering van gelovige mensen: van mensen die de waarheid kennen, haar geloven, haar belijden en haar trouw blijven. Het Griekse woord betekent een vergadering, die wordt bijeengeroepen uit de hele bevolking om het burgerrecht uit te oefenen. Een ecclesia of een gemeente is geen gespuis, noch een wanordelijke bijeenkomst, samengestroomd zonder doel of reden, maar een ordelijke vergadering van mensen, die er uitgeroepen zijn door genade en samengebracht zijn door de Heilige Geest. Die personen vormen de vergadering van de levende God. Om een gemeente te zijn, moet er een selectie en een eruit roepen zijn en dat roepen moet van God komen, Die alleen krachtdadig kan roepen. Betreffende al de leden van deze zorgvuldig gekozen vergadering is er een eeuwig doel, dat de oorspronkelijke reden van hun geroepen zijn is en voor elk van hen is er een krachtdadige roeping, waardoor zij werkelijk bijeengebracht zijn tot de gemeente; er is dan ook een heg en een schutting rondom deze gemeente, waardoor ze in stand wordt gehouden als een afzonderlijk lichaam, apart van de rest van de mensheid. Het bevel, dat hen wegroept van de wereld, is erg duidelijk: “Daarom, gaat weg uit hun midden en scheidt u af, spreekt de Here en houdt niet vast aan het onreine; en Ik zal u aannemen en Ik zal u tot Vader zijn en gij zult Mij tot zonen en dochters zijn, zegt de Here, de Almachtige.” De gemeente is niet een aantal onwedergeboren mensen, die geheel en al op grond van hun eigen denkbeeld samengekomen zijn om bepaalde dogma’s te verdedigen. Zulke mensen kunnen een vereniging vormen, maar ze kunnen niet een gemeente vormen. Er moet een samenkomen zijn van vernieuwde mensen, in de naam van Jezus, door de kracht van de Heilige Geest en dezen moeten samenkomen voor doeleinden, die God Zelf bepaalt en dezen moeten worden samengevoegd op Zijn eigen wijze. Jezus moet de verbindende hoeksteen zijn en Zijn Geest de inwonende kracht, zoals er geschreven is: “In wie ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest.”
Maar de titel krijgt vat op ons, wanneer we het lezen als “de gemeente van God.” Er is een synagoge van satan en er is een gemeente van God. Er zijn zogenaamde gemeenten, die niet van God zijn, hoewel ze Zijn naam aannemen; maar wat een eer is het om iemand te zijn van de vergadering van God, om iemand van diegenen te zijn, die God heeft uitverkoren, die God heeft geroepen, die God levend heeft gemaakt, die God heeft geheiligd, die God liefheeft en Zijn eigendom noemt! Hoe vereerd is die vergadering, waarin Hij verblijf houdt! De tekst spreekt niet over de gemeente van een land, of van een stad, ook niet over de gemeente van een koning of prelaat, maar over de gemeente van God. Geprezen zij God, sinds Jezus Christus naar de hemel is opgevaren, is er altijd een gemeente van God op aarde geweest, over het algemeen verborgen en bedekt, vaak vervolgd en altijd veracht, maar toch nog altijd levend. Deze gemeente werd, net als haar Here, vaker gevonden bij de armen dan bij de rijken, vaker legde ze belijdenis af op de brandstapel dan dat ze geëerd werd in het paleis; steeds is zij aanwezig geweest om getuigenis af te leggen voor de waarheid, zelfs in de donkerste tijden. Er is ons in elke tijd een overblijfsel gelaten overeenkomstig de verkiezing der genade: ik spreek nu niet van deze of van die denominatie, maar van het echt geestelijke volk, dat in het leven en de kracht van God trouw getuigenis heeft afgelegd van de waarheid zoals deze is in Jezus. Dit is de gemeente van God.
De benaming neemt toe in haar uitnemendheid door het woord dat op God van toepassing is. Het is “de gemeente van de levende God”, niet uw samenkomst, o Diana, hoewel men van u zei, dat u uit de hemel gevallen was, want u bent een levenloos beeld! Wat was Diana van de Efeziërs? Wat voor leven of kracht was er in dat levenloze blok? Timotheüs wist dat de vergadering, die samenkwam in de naam van Diana, niet door een levende God eruit was geroepen. Broeders, het is een groots feit dat onze God, de God van de gemeente, leeft en regeert en dat Hij Zijn leven geheel rondom ons laat zien. We zien Hem de natuur staande houden, de voorzienigheid bepalen en regeren in het midden van Zijn gemeente en terwijl we Hem zien, aanbidden we Hem. De HERE is de levende God en het Goddelijke leven wordt in elk van de aanbiddelijke Personen van de Godheid gezien. Onze Here Jezus Christus is voor ons niet een dode Christus: we hebben Hem lief en prijzen Hem, omdat Hij eenmaal aan het kruis stierf, en we aanbidden Hem, omdat Hij voor altijd leeft om voorbede voor ons te doen. Wij prediken het evangelie vrijmoedig vanwege Zijn levende kracht en wij zijn ijverig om Zijn geboden na te leven, omdat wij Zijn levende regering in het midden van de gemeente erkennen. De levende God bewijst Zijn leven in ons midden door de Heilige Geest, door de bekering van zondaren, door het troosten en onderwijzen van de heiligen en door het opbouwen van de gelovigen tot een goed ineensluitend bouwwerk. Aangezien de gemeente behoort tot de levende God, wat is dan een dode gemeente? Is dat de gemeente van de levende God? Hoe bestaat dat? Alleen als u en ik de Geest van God bezitten, Die ons levend maakt tot een leven van godsvrucht, mogen we onszelf durven beschouwen als een deel van de gemeente van de levende God. Als u nooit levend bent gemaakt door de Geest van God, als u dood bent in overtredingen en zonden, wat hebt u dan te maken met de gemeente van de levende God? O u, die dood en verdorven bent, hoe kunt u gemeenschap hebben met de levenden in Sion. Slechts wanneer u voor God leeft, kunt u worden opgebouwd als levende stenen in de levende tempel van de levende God. De zaak die het meest gevreesd moet worden in elke gemeente, is de achteruitgang van leven. Wij kunnen spoedig vervallen tot vormendienst en zelfs de waarheid vasthouden in de koude greep van de geestelijke dood; het gebed kan worden genegeerd en de andere ambten van geestelijk leven kunnen worden veronachtzaamd en dan zal alles wegkwijnen. “Gij hebt de naam dat gij leeft en gij zijt dood” is het vreselijke vonnis, dat geschreven moet worden dwars over het voorhoofd van een gemeente, die alleen maar de naam heeft. Broeders, als we de gemeente van de levende God willen zijn, moeten we door en door levend zijn voor God.
Wat een verheven lichaam is deze gemeente van de levende God. Waar zie ik het? Ik zeg niet dat ik het geheel ervan zie, want tot nog toe is deze bruid van Christus bezig gevormd te worden. Evenals Adam Eva niet zag, totdat zij volmaakt was en wij daarom niet kunnen veronderstellen, dat zij zichzelf zag, zo zien wij geen zichtbare belichaming van de gehele gemeente van Christus en die zullen we ook niet zien, voordat Christus een tweede keer zal komen en haar aan Zichzelf zal voorstellen als een eervolle gemeente zonder vlek of rimpel of iets dergelijks. Vandaag moeten we, wat betreft de gemeente van Christus, heel erg door geloof wandelen, want haar leden worden nog gevormd en worden het best opgemerkt door geestelijke mensen. Gelukkig zijn we als we leden van die gemeente zijn, ja leden van Christus Zelf door het levende geloof, dat ons verenigt met de levende God. Laten we nooit oneerbiedig over de gemeente van God spreken, of anders aan haar denken dan met liefde en intense toewijding aan haar belangen, want zij behoort God toe. Laten we bidden voor haar vrede en voorspoed, omdat zij de stad van de grote Koning is. Laten we de Here dagelijks vragen Zijn eigen gemeente meer en meer zichtbaar en krachtig te maken temidden van de mensheid, opdat ze tevoorschijn mag komen “blank als de maan, helder als de zon en vreselijk als een leger met banieren.”
II. Nu in de tweede plaats willen we in overweging nemen HAAR DOEL MET BETREKKING TOT GOD. De apostel spreekt over de gemeente van de levende God als het huis van God. Dit is een erg mooi en leerzaam beeld. “De Allerhoogste woont niet in tempels met handen gemaakt”, of ze nu kathedralen, kerken of bedehuizen worden genoemd. Vandaag is er geen gewijd heiligdom, geen voorgeschreven gebouw, dat we moeten bezoeken als we God zouden willen ontmoeten, want zie, de Here dient overal gevonden te worden door degenen die Hem aanbidden in Geest en in waarheid. Oprechte harten zien het hele heelal als een tempel, waarin iedereen spreekt over de heerlijkheid van God. Toch is er een heiligdom en een tempel, maar het is levend en geestelijk: de vergadering die er uitgeroepen is, de gemeente van de levende God, is de speciale verblijfplaats van de Godheid.
Ik veronderstel dat we in de eerste plaats moeten opmaken uit het feit, dat de gemeente Gods huis is, dat het de plaats van Zijn aanbidding is. Zoals van oudsher de tempel de heilige plaats was, waar de kinderen Israëls op pelgrimstocht naartoe trokken, de richting waarin ze hun vensters openden wanneer ze baden en de plaats van het enige altaar en het enige offer, zo is nu de gemeente van God de enige plaats van de echte aanbidding van God. Hij wordt nergens anders geestelijk aanbeden. Zij die nooit werden geroepen en nooit door Hem levend werden gemaakt, kunnen net doen, alsof zij Hem aanbidden, maar wat is dode aanbidding voor de levende God? Zij kunnen belijden Hem te dienen met prachtige ceremoniën, rokende wierook en harmonieuze muziek, maar wat is dit voor Hem, Die Geest is en aanbeden moet worden in Geest en in waarheid? Slechts waar mensen geestelijk zijn, kan er geestelijke aanbidding zijn; het is alleen met hun liefde, met hun vertrouwen, met hun vreugde in de naam van Jezus en met hun gebeden en lofprijs, aangeboden door de kracht van de Heilige Geest, dat God überhaupt aanbeden moet worden. Droom er niet van, u goddelozen, dat u de levende God kunt aanbidden. Het eerst volstrekt noodzakelijke voor uw aanneming is dat u Zijn redding aanneemt. Weest eerst met Hem verzoend door de dood van Zijn Zoon: want hoe zullen Zijn vijanden Hem een acceptabele lofprijs aanbieden? U moet een deel worden van de levende gemeente door wederom geboren te worden of anders kunt u de Here helemaal niet aanbidden.
Maar ik zou veel liever dit enigszins ceremoniële denkbeeld van een tempel laten rusten en overgaan naar de meer vertrouwde gedachte van een huis of thuis. De Here maakt de gemeente tot de plaats van Zijn inwoning. De gedachte op zich is bekoorlijk. Het is die oude profetie, die vervuld wordt: “Ik zal onder hen wonen en wandelen.” God noemt Zijn gemeente een huis in de betekenis, dat Hij daar verblijft. Hij is overal, maar Zijn speciale verblijfplaats, de plaats van Zijn voeten, het thuis van Zijn hart is Zijn gemeente, die eruit geroepen is, Zijn uitverkoren, verloste, wedergeboren, geheiligde gemeente. Bevestigt dit gelovigen niet in een wonderlijk ereambt, dat God in hen zou wonen? “Weet gij niet dat uw lichamen tempels zijn van de Heilige Geest?” God woont in u. Als u inderdaad levend gemaakt bent door de Geest, verblijft de Geest in u en zal voor eeuwig met u zijn. Van de gemeente lezen we: “God is in haar midden, zij zal niet wankelen.”
In zijn eigen huis verblijft een man niet alleen, want dat zou hij in elke herberg kunnen doen, maar hij voelt zich er thuis en daarom is het de plaats, waar hij zich manifesteert. U ziet de man niet in de rechtbank, want daar ziet u de rechter; ook niet in zaken, want daar ziet u de handelaar, maar thuis, bij de kinderen als één van hen, ziet u de man, de vader, de echtgenoot; u ziet zijn hart en ziel. En God wordt in het hele heelal niet gezien met iets wat gelijk is aan de mate van helderheid, waarmee Hij waargenomen wordt in het midden van Zijn volk. De Here God wordt heerlijker geopenbaard in Zijn volk dan in al de werken van de schepping. Eerst heeft Hij Zich zeer glorieus geopenbaard in de Persoon van Zijn Zoon en toen in allen, die verenigd zijn met Zijn Zoon. Hij openbaart zich aan ons, zoals Hij dat niet aan de wereld doet. O, wat een openbaring van de Goddelijke Majesteit hebben we gezien! Wat een ontsluieringen van het ondoorgrondelijke, wat een openbaringen van het oneindige heeft de Here Zijn gemeente achtereenvolgens laten zien! “Ik zat in Zijn schaduw met grote vreugde en Zijn vrucht was zoet voor mijn smaak.” “Hij bracht mij naar het feesthuis en Zijn banier over mij was liefde.” Het is in het midden van Zijn gemeente waar wij onze Here zien en blij zijn.
Het huis van een man is ook de plaats van zijn vaderlijk bestuur. In de gemeente staan we onder de tegenwoordige regering van onze hemelse Vader. In de gemeente van God zult u dit soms zeer frappant zien. Ik geloof dat, toen Paulus in verband met bepaalde overtredingen in de gemeente zei: “Hierom zijn er velen zwak onder u en ontslapen er niet weinigen”, hij ons een aanwijzing van de opmerkelijke discipline gaf, die het grote Hoofd van het huis uitoefent over gemeenteleden. Ik zeg niet over leden van alle gemeenten, maar ik zeg dat temidden van leden van de reine gemeenten er een indrukwekkende discipline plaatsvindt, want de Here is na-ijverig over Zijn huis en Hij zal worden geheiligd in hen, die tot Hem naderen; daarom “reinigt u, die de vaten des Heren draagt”. Als Hij een Vader is, dan verwacht Hij dat Zijn woord Zijn huishouding zal regeren. In de gezegende huishouding van God, onze Vader, is onze Here de enige Heerser. In Gods huis kennen we geen wet dan slechts Gods wet en we erkennen geen wetgever dan slechts Jezus, Die zei: “Eén is uw Meester, Christus, en gij allen zijt broeders.” Gezegend is die regering en gezegend zijn zij die zich daaraan onderwerpen, Zijn geboden doen, luisterend naar de stem van Zijn Woord. God geve ons genade om op te komen voor de kroonrechten van Koning Jezus en het Vaderlijke gezag van God in Zijn eigen gemeente en mogen we nooit een louter menselijk gezag in de gemeente verdragen, hoelang ook de overweldiging geduurd mag hebben. Als er sommigen in ons midden komen en niet volgens Zijn Woord spreken, laten wij dan oordelen dat ze geen licht in zich hebben, maar laten we geen ruimte geven voor onderwerping aan hen – nee, nog geen uur.
Nogmaals, een man werkt voor zijn eigen huis en spant zich daarvoor in; het is het voorwerp van zijn allerbeste doelen. Als iemand zee en land afreist om goud te verwerven, dan is het voor zijn huis. Als hij vroeg opstaat en laat op blijft en het brood der smarten eet, dan is het altijd nog voor zijn huis. En zo bestuurt het grote Gezinshoofd alle dingen voor Zijn uitverkoren gezin en het oogmerk en de bedoeling van alle voorzienigheid is, als we het zouden naspeuren tot het uiteindelijke doel, het goede voor hen die God liefhebben en naar Zijn voornemen geroepenen zijn. Het volk van de Here is Zijn deel en Zijn erfgoed. Daar Hij in hen woont, ziet Hij hen als Zijn paleis: Hij beschouwt de gemeente als het oog van het heelal, de vreugde van de aarde, de kroon van al Zijn werken. Naar haar gaan Zijn gedachten van liefde uit en voor haar zijn Zijn woorden van waarheid en daden van kracht.
We willen dit punt niet verlaten zonder op te merken hoe heilig al de leden van christelijke gemeenten dan behoren te zijn! “Heiligheid is uw huis tot sieraad.” Een onheilig lid van een gemeente! Wat zal ik zeggen? Laat deze dag die zwarte steen nat worden door tranen van berouw en moge hij dan gewassen worden in het bloed van Jezus. O lid van de gemeente, is uw gedrag niet in overeenstemming met uw belijdenis? Oordeel uzelf en wees ijverig en bekeer u. Wij allen mogen ons terecht verootmoedigen voor het aangezicht van God en Hem vragen ons te reinigen, opdat wij geschikt mogen zijn voor Hem om in te wonen.
Hoe gehoorzaam behoren wij ook te zijn, want als wij een deel van het huis van God zijn, laat het dan onze vreugde zijn ons te onderwerpen aan de Meester. Wanneer we kinderen in het huis van een liefdevolle vader waren, zou zijn heerschappij niet vervelend voor ons zijn en met zo’n Vader als onze God erkennen wij, dat Zijn bevelen niet zwaar zijn. Laten wij, een ieder van ons, zorgvuldig en blij gehoorzamen.
Hoezeer behoort elk gemeentelid vervuld te zijn met eerbied, als hij bedenkt dat hij wordt gebouwd in het huis van God. Waarlijk, als ik mij begeef onder het volk van God, voel ik mij gedrongen om met Jacob te roepen: “Hoe ontzettend is deze plaats! Het is niet anders dan een huis Gods.” Belijd niet lichtvaardig uw christendom en wanneer u gedoopt bent in de naam van Christus en verenigd bent met Zijn gemeente, zie er dan op toe, dat u behoedzaam wandelt en dat u in alle dingen de leer van God, uw Heiland tooit.
Tezelfdertijd, hoe vol liefde behoren we te zijn, want God is liefde. Een huis is geen thuis, wanneer liefde afwezig is en een gemeente is geen gemeente, als er verdeeldheid onder de broeders is. Staat er niet geschreven: “De Vader Zelf heeft u lief”, “Kinderkens, hebt elkander lief”, “God is liefde en wie in de liefde blijft, blijft in God en God in hem.”
III. Zo hebben we gesproken over het doel van de gemeente met betrekking tot God: de krachtproef komt op de derde plaats, HET DOEL VAN DE GEMEENTE MET BETREKKING TOT DE WAARHEID. Paulus vergelijkt het met een pilaar en het voetstuk of fundament ervan, want dat, denk ik, zou een mooie vertaling zijn. De tempel van Diana in Efeze was versierd met meer dan honderd kolommen van kolossale afmeting. Ze waren hoofdzakelijk van Parisch marmer en waren òf geleverd door de diverse steden van Azië als offeranden aan de godin òf waren een bijdrage van rijke mensen en vorsten. Van deze pilaren wordt gezegd, dat het enorme stenen uit één stuk waren, achttien meter hoog; ze waren geplaatst op een fundament, dat tien treden hoger lag dan het omringende gebied. Diana had haar pilaren en haar fundament, maar ze had geen pilaar of fundament van de waarheid, het hare was in alle opzichten bedrog. Nu, Paulus noemt de gemeente van God het fundament en de pilaar van de waarheid. Wat bedoelt hij? Let erop, dat zij niet de schepper van de waarheid is, of de bedenker en vormgever van de leer. Door het spreken van bepaalde godgeleerden zou u vandaag de dag gaan denken, dat de gemeente van God zeker een fabriek van ideeën moet zijn, een school van uitvindingen, waar knappe mensen nieuwe evangeliën uitdenken voor nieuwe tijden, of zoals spinnen, voor zichzelf nieuwe webben spinnen als de oude kapot zijn. Men vraagt om onze bewondering voor diegenen, die “met de tijd meegaan”, en die in de pas lopen met de wonderbaarlijke vooruitgang van de negentiende eeuw. Nu, de gemeente van God is niet de uitvinder van de waarheid; ze is de pilaar en het fundament ervan.
Laat men zich ook herinneren dat het beeld niet verder moet worden doorgevoerd dan het bedoeld was om te onderwijzen. In een bepaalde betekenis kan de gemeente niet de pilaar en grond van de waarheid zijn. De waarheid is op zich waar en heeft haar oorsprong uit de aard der zaak aan God Zelf te danken. De gemeente wordt hier niet beschreven als het diepste fundament van de waarheid, want het fundament van de pilaar der waarheid rust op een rots en de gemeente rust op God, de Rots der eeuwen. Maar de waarheid op zich is één ding, terwijl de waarheid zoals zij in de wereld bestaat, een ander ding is. U hoort het vaak zeggen op openbare vergaderingen, dat de waarheid machtig is en zal overwinnen. Ik durf te zeggen dat het spreekwoord waar is, maar als u de waarheid wegzet op de plank en eeuwenlang niemand haar vermeldt, dan zal zij niet overwinnen. De waarheid overwint nooit, totdat één of andere levende geest haar gelooft, haar in het gelijk stelt en haar in het rond bazuint. De persoon, die aldus een grote waarheid aanneemt, zich voor haar uitspreekt, voor haar vecht en haar bekendmaakt, mag werkelijk de pilaar en de basis van de zaak worden genoemd, want de verbreiding van het beginsel hangt van hem af. We kunnen zeggen van de Reformatie, dat Luther de pilaar en het fundament ervan was; of bij het Methodisme zou hetzelfde gezegd kunnen worden van Wesley. Let erop hoe op een andere plaats Paulus zegt dat Jacobus, Cefas en Johannes pilaren leken te zijn; dat wil zeggen, zij waren de verdedigers van de goede zaak. Er leven op dit moment mensen van wie we mogen zeggen: “Zij zijn de pilaren van de zaak”, en in dezelfde betekenis is de gemeente van God de pilaar en het fundament van de waarheid temidden van de mensheid.
Let erop dat de tekst spreekt van “de gemeente van God”; hiermee wordt heel het volk van God bedoeld en niet alleen de geestelijkheid. Er is hier een zeer ernstige les. We horen het vaak zeggen: “Die-en-die is bij de gemeente gegaan.” Nu, onthoud dat iedereen die in Christus is gekomen, in de gemeente is gekomen, en anders niemand. De geestelijkheid is niet de gemeente: het zou heel erg betreurenswaardig zijn als zij dat was. In al de gemeenten is het een grote fout als het gehele volk niet wordt erkend in het werk van de Here, in de zaken van Zijn huis en vooral in de handhaving van Zijn waarheid. Zoals van vis wordt gezegd dat hij begint te stinken bij de kop, zo zult u merken dat de eerste mensen die afwijken van de waarheid, diegenen zijn, die juist de laatsten behoorden te zijn, namelijk, de zogenaamde leraren ervan. Als het volk maar aan het woord kon komen, zodat het gehoord werd, dan zouden we nog niet de helft van de ketterij hebben die nu het huis van God bezoedelt. De mensen worden erg vaak opzij gezet, alsof er helemaal geen rekening met hen moet worden gehouden, maar dat ze bestuurd en bediend moeten worden door hun geestelijke heren. Helaas! Dan verraden deze groten de zaak en verkopen Christus even goedkoop als Judas deed. Zij vermengen het onderwijs van de Geest met de hoogmoed van het vlees en worden zo verstandig, dat ze weigeren Christus te kennen en Die gekruisigd. Ze willen zich niet aan de Schrift houden, maar duiken diep in hun eigen gedachten en fantasieën, totdat ze de modder op de bodem van hun onderwerpen opwoelen en zelf niet weten waar ze zijn en niemand hen dat kan vertellen. Het meeste van de valse leer in de wereld is geopperd door diegenen wier ambt het juist is om de waarheid te prediken. Vandaar dat de waarheid niet is toevertrouwd aan de geestelijke stand; zij wordt met pilaren op de hele gemeente gebaseerd. De oude bedlegerige zuster, die zingt van de eeuwige liefde van Jezus, is evenzeer een verdediger van het geloof als een aartsbisschop, en misschien meer; de ongeletterde pachtboer, die de leer van de genade door diepe ervaring kent en daarom haar nooit meer wil laten gaan, is even waarlijk een bewaker van de evangelieschat als de meest diepzinnige geleerde, en misschien nog veel meer. U allen, die werkelijk God liefhebt, staat klaar om de waarheid in de wereld te handhaven. Onder het gezag van God, de Heilige Geest, hangt de zaak van de waarheid van u af; u bent haar pilaar en haar fundament.
Wat betekent de uitdrukking – de pilaar en het fundament? Ik denk dat het in de eerste plaats betekent, dat de waarheid in de gemeente behoort te verblijven. In de gemeente van de levende God woont zij altijd en beweegt zich niet van haar plaats, net als een pilaar. In de belijdenis van de gemeente, afgelegd door elk van haar leden, in het onderwijs van haar predikers en in het getuigenis van het gehele lichaam zal de waarheid te allen tijde gevonden worden. De gemeente van God is niet het drijfzand van de waarheid, maar de pilaar en het voetstuk ervan; ze is niet het drijvende eiland van de waarheid, maar de eeuwige zuil ervan. De gemeente staat onwrikbaar en onbeweeglijk als een pilaar van de waarheid, bevestigd op haar basis. Als u nergens anders waarheid vindt, zult u haar wel vinden in de gemeente van de levende God, die het kasteel en het bastion van de waarheid is. “In welke gemeente?”, zegt u. Ik zei in de gemeente van de levende God. Ik zei niet in de Kerk van Engeland noch in de Kerk van Schotland noch in de Wesleyaanse Kerk noch in de Baptistenkerk, zelfs niet in de Vergadering van de Gesloten Broeders, maar ik zei wel dat de waarheid van God is als een schat in de gemeente van de levende God en zij zal nooit onder haar hoede vandaan worden gehaald. Als de waarheid niet wordt gehandhaafd door een zogenaamde gemeente, is deze op grond daarvan niet de gemeente van God. Wanneer de waarheid wordt opgegeven, wordt alles opgegeven. Het idee van een gemeente houdt in, het vasthouden van de waarheid met een voordurende onwrikbaarheid, en als dit veronachtzaamd wordt, heeft de zogenaamde gemeente niets meer over dan slechts de naam. Aangezien een pilaar en het fundament ervan altijd op één plek staan, zo moet ook de gemeente een vaste, permanente en onveranderlijke zuil van de evangeliewaarheid zijn en wee haar, als zij dat niet is.
Ten tweede, het betekent dat in de echte gemeente de waarheid wordt verheven als op een pilaar. De waarheid rust daar niet alleen maar als een voetstuk, maar het staat rechtop als een pilaar. Het is de plicht en het voorrecht van de gemeente van God om de waarheid te verhogen voor de ogen van heel de mensheid. Misschien hebt u de zuil van Trajanus gezien of de zuil op het Place Vendome in Parijs; deze kunnen dienen als illustraties. Aan alle kanten van deze zuilen ziet u de overwinningen van de overwinnaar in reliëf afgebeeld en in de lucht verheven, opdat allen het kunnen zien. Nu, de gemeente van God is een pilaar, die wijd en zijd de roemrijke daden van onze overwinnende Here verheft en bekendmaakt en tot heel de mensheid zegt: “God, Die Zich geopenbaard heeft in het vlees, is gerechtvaardigd door de Geest, is verschenen aan de engelen, is verkondigd onder de heidenen, geloofd in de wereld, opgenomen in heerlijkheid.” Ik kan een voorbeeld geven van een pilaar, waarvan gezegd wordt dat zij spreekt, aan de hand van onze eigen zuil, welke de grote brand van Londen herdenkt en die gewoonlijk het Monument wordt genoemd. Vroeger droeg het een inscriptie, welke hierop neerkwam, dat de papisten de stad verbrandden, een beschuldiging die nu niemand gelooft. De dichter Pope zei ervan:
“Waar Londens zuil, wijzend naar de lucht,
als een grote snoever, het hoofd opheft en liegt.”
Nu zal ik het wagen de regels te veranderen en zeggen:
“Zie de eigen gemeente van Christus, als een grote kampvechter
steeds wijzend naar de lucht, de waarheid naar boven heffen.”
Onze Here leerde ons nooit het evangelie te verbergen in kamertjes aan achteraf gelegen steegjes; Hij wilde dat wij naar voren komen zoveel als we kunnen. De gemeente is niet een kelder om de waarheid te verbergen, maar een pilaar om haar tentoon te stellen. “Een stad op een berg kan niet verborgen blijven.” Wat is er om ons voor te schamen? We mogen zelf onbekend blijven, maar we moeten de waarheid ten koste van alles bekendmaken. De gemeente moet zijn als een vuurtoren, die vaak is gebouwd als een hoge pilaar om op het hoogste punt het licht te dragen, en als een gedenkzuil met een standbeeld op de top moet zij de waarheid van God verheffen voor de ogen van alle mensen.
Nogmaals, de gemeente is door God bedoeld om de bekoorlijkheid van de waarheid uiteen te zetten, want in een tempel zijn pilaren en zuilen bedoeld als versiering evenzeer als voor het nut. De gegroefde en rijk gebeeldhouwde pilaren van de tempel van Diana werden bewonderd door allen die hen zagen, en in latere tijden werden ze zo zeer gewaardeerd dat ze naar andere landen werden gebracht om andere bouwwerken te versieren; de dom van Santa Sofia in Constantinopel verrijst nu op zuilen van groene jasper, welke oorspronkelijk waren geplaatst in de tempel van Diana. De gemeente moet de leer van God, haar Heiland, in alle dingen tooien. Zijn waarheid op haar moet geprezen worden als een inscriptie op een zuil, zo waardig dat ze aandacht krijgt en respect afdwingt. Een levende christen is het beste ornament van het christendom. De dienst aan God moet ten uitvoer worden gebracht in de schoonheid van heiligheid.
Nogmaals, het is het werk van de gemeente de waarheid te handhaven met al haar kracht. Ze is geplaatst als een koperen muur en een ijzeren pilaar tegen elke dwaling. Hoe mensen ook mogen kruipen of buigen, daar staat de zuil, vast en stevig, bevestigd op haar voetstuk, geplaatst op haar fundament. Zo moet de gemeente in alle eeuwen staan voor de waarheid en aan geen dwaling, noch verzwijging van de leer, noch verandering van inzetting toegeven. De gemeente van de apostelen is het model van de gemeente van vandaag. Het patroon van de gemeente van Christus moet niet gevonden worden in de paapse synagogen van de Middeleeuwen, maar in de eerste eeuw, toen Jezus Christus sprak en zei: “Gaat dan heen, maakt al de volkeren tot Mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden alles, wat Ik u bevolen heb. En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld.” Het werk van de gemeente is de zuivere leer van Christus en Zijn apostelen hoog te houden, te verdedigen, te handhaven en te verbreiden, en als zij hierin faalt, als in haar midden de waarheid niet wordt geprezen, als zij niet wordt getooid, als zij niet wordt verdedigd en verkondigd, is de zogenaamde gemeente niet langer de pilaar van de waarheid, maar een hellende wand en een neerstortende muur.
Nu moet ik uw tijd nog wat langer in beslag nemen, terwijl ik probeer een waarheid kracht bij te zetten, die mij zeer na aan het hart ligt, en ik bid God, dat het heel Zijn volk na aan het hart mag liggen in dit gevaarlijke uur. De waarheden, die ontleend kunnen worden aan de tekst, zijn van één soort. De eerste is, dat de hele gemeente de waarheid moet handhaven. Geliefde broeders en zusters, wees zeer ijverig voor het evangelie, het oude, oude evangelie van de genade van God, de leer van de rechtvaardigmaking door het geloof en de vergeving door de verzoening. Ik spreek tot u, die de waarheid kennen, want u alleen vormt de gemeente van God. Sta, zo smeek ik u, in uzelf geen onwetendheid met betrekking tot Gods Woord toe, maar bestudeer het en probeer er meer en meer van te weten te komen. Maar wat u wel reeds weet door het onderwijs van Gods Geest, bind dat uzelf om als een gordel, die nooit losgemaakt zal worden. Er gaan verleidende geesten rond, die, ware het mogelijk, de uitverkorenen zouden willen misleiden; daarom, zo verzoek ik u, laat u niet bedriegen door hun buitengewone sluwheid. Keer u niet af van uw standvastigheid, maar volhard in het geloof. Ze zullen u vertellen, dat u dweepziek bent. Let niet op hen, want in hun mond is dweperij een ander woord voor beslistheid van karakter. Het evangelie van de redding is de hoop der mensen, doe daarom alles wat u kunt om het bekend te maken. Schaar u niet aan de zijde van degenen die geneigd zijn tot verandering, maar houd stand op de oude paden. Het kan gebeuren dat de rijkere mensen van de stad in dwaling verkeren en het kan voor u van tijdelijk voordeel zijn zich bij hun gemeenschap te voegen, maar sluit geen verbond met een valse leer. Het is beter naar de geringste schuilkerk te gaan en te helpen de waarheid te handhaven dan de rijkste vergadering te bezoeken, waar het evangelie naar de achtergrond wordt gedrongen. Ik gelast u bij de levende God om in deze kwade dagen uzelf rein te bewaren wat betreft dwaling. Een ware gemeente is door God aangesteld voor behoud van de waarheid en we willen voor Gods aangezicht aan de voet van het kruis in de kracht van de eeuwige Geest, bidden dat wij, zelfs tot de dood toe, getrouw mogen zijn aan onze opdracht.
Onthoud vervolgens dat een gemeente, welke niet trouw is aan waarheid, wordt geëxcommuniceerd. De kerk van Rome stelde, toen ze het huwelijk verbood en beval zich van vlees te onthouden, ook de mis in in plaats van het offer van Christus, en haar priesters in plaats van de ene grote Hogepriester. Toen gaf ze onderricht in afgoderij en moedigde die aan in het aanbidden van beelden, relieken en dergelijke; bij dit alles excommuniceerde zij zichzelf en wordt nu in de Schrift beschreven, niet als de bruid van Christus, maar als de hoer van Babylon. Zij is niet de pilaar van de waarheid, maar het graf ervan. Zij werd in beweging gebracht door dwaling; haar oprechtheid raakte in verval; ze ligt nu voorover in totale vernietiging om nooit weer gerestaureerd te worden. Helaas, elke kerk kan zo te gronde gaan. De afval van Rome zou een waarschuwing moeten zijn voor alle andere kerken, opdat ook zij niet beetje bij beetje verontreinigd worden en ophouden te beantwoorden aan de Goddelijke bedoeling en voor altijd verworpen worden.
Denk er vervolgens aan dat elke gemeente faalt in haar doel als de pilaar en het voetstuk van de waarheid in de mate waarin zij afwijkt van de waarheid. Ik waarschuw daarom met heel mijn ziel voor wat ik overal rondom mij zie aan veronachtzaming van de waarheid. Het is niet alleen dat mensen hun gezichtspunten veranderen, maar dat zij helemaal onverschillig worden voor de waarheid en lijken te denken, dat zij God een dienst bewijzen, wanneer ze de gedachten van jonge mensen in de war brengen. In de eerste plaats betreuren we elk tornen aan de inspiratie. Het heilige Boek wordt überhaupt nauwelijks erkend geïnspireerd te zijn, of op z’n best wordt ervan gezegd dat het geïnspireerd is in één of andere gematigde betekenis zoals Milton of Shakespeare misschien geïnspireerd hebben kunnen zijn. Dan wordt dit boek uit de Schrift weggescheurd en dan dat andere en sommigen, die beter hadden behoren te weten, zeggen: “Dat gedeelte van de Bijbel is geschreven voor de Joden en niet voor ons”; zo wordt geleidelijk heel het kostbare Boek ons ontrukt. Als de heiligen in de hemel, die zich vroeger voedden met het Woord van God, zouden terugkeren naar deze lagere wereld, zouden ze verrast zijn om te merken dat onze verstandige mannen bijna elke profeet, evangelist, psalm en brief in twijfel hebben getrokken: elk deel van het Woord wordt betwist, het geheel van de Schrift wordt aangevallen en dat door mensen, die blijven in iets wat belijdt een gemeente te zijn. Wij houden er nog steeds aan vast dat de Bijbel, en de Bijbel alleen, de godsdienst van de christen is en wij zijn van plan des te meer daaraan vast te houden, omdat anderen van hun standvastigheid afvallen.
Helaas, de grote oude leerstukken van het evangelie worden ook geplunderd! Merkt u, hoe vandaag de dag al de grote waarheden worden verdonkeremaand? Mensen gebruiken de woorden, maar zij houden het oor voor de gek, want zij verwerpen de betekenis: zij overhandigen ons noten; wij kraken ze en wij merken dat de worm van de moderne gedachte de pit eruit gegeten heeft. De leer van de verzoening is in sommige gevallen het belangrijkste aanvalsdoel geweest. Neem dat weg en wat blijft er over? Voor welk doel is er überhaupt een gemeente, als de verzoening van Jezus Christus er niet door verkondigd wordt? Laat haar sterven; waarom zou zij leven, als zij geen getuigenis heeft af te leggen! Als zij geen Goddelijke onfeilbare boodschap van vergeving voor de schuldigen en rust voor de vermoeiden heeft, laat haar te gronde gaan. Luister naar de walgelijke taal van de moderne predikanten en u zult hen horen zeggen: “Broeders, uw eigen gedachten zijn uw beste gids; het verlichte bewustzijn van deze tijd zal u het best onderrichten; de Bijbel is ons heilig Boek, maar snij eruit weg wat u ook maar wilt, verander waar u maar zin aan hebt. We willen liever wat dan ook opgeven dan tegen de filosofen ingaan. Onze ongeletterde voorgangers, de visserslui, samen met Paulus en anderen, waren onervaren in het onderwijzen en gooiden zichzelf erg onverstandig in de strijd met de beste gedachte en beschaving van die tijd, zodat hun onderwijs voor de Joden een aanstoot en voor de Grieken dwaasheid was; maar wij weten het veel beter; wij passen ons aan aan de tijd en wij koesteren grote sympathie voor eerlijke twijfel. Wij kennen ook ons eigen belang en wij zijn bereid te veranderen en te verbeteren om de huidige mode te behagen.” Waar zo gesproken wordt, daar blijft geen gemeente meer over. Het is alleen nog maar de naam van een gemeente, wanneer de leerstukken van Gods onfeilbare Woord in het stof worden vertreden.
Een gemeente houdt ook op een gemeente van Christus te zijn in de mate, waarin zij de inzettingen van God verandert. Deze moeten worden uitgevoerd, zoals ze werden overgeleverd. Wanneer een gemeente de oude inzettingen van de Doop der gelovigen en het Avondmaal des Heren verwerpt, is haar volgende stap het maken van nieuwe inzettingen. Zo worden het verbod om te trouwen en het bevel om zich van vlees te onthouden ingevoerd. Over het eerste wordt veel gepocht als middel om reinheid voort te brengen, maar hoeveel de priesters, de monniken en de nonnen hebben gedaan voor de reinheid, laat ik over aan de geschiedenis om te vermelden. De Doop der gelovigen werd overboord gegooid en toen moest zonodig de wedergeboorte door middel van de doop worden ingevoerd. Het Avondmaal des Heren was veel te alledaags en dus werd het onbloedige offer van de mis bedacht. O gemeente van God, wanneer zult u terugkeren tot de wet en de getuigenis en de gezindheid van Christus volgen en de handelwijze van Zijn apostelen?
Gemeenten zijn ook verkeerd, wanneer zij de discipline veronachtzamen, wanneer zij tot hun lidmaatschap personen toelaten, die zelfs niet eens belijden bekeerd te zijn en, zo voeg ik eraan toe, wanneer zij vanwege het behagen van mensen predikers in hun midden toelaten, wier onderwijs verdorven en vol ongeloof is. Er zijn vandaag de dag predikers, die met voorbedachten rade het geloof ondermijnen, dat eenmaal de heiligen werd overgeleverd. De gemeente behoort zichzelf af te zonderen van zowel goddeloze personen als valse leraren; zij behoort evenmin slechte leraren op haar preekstoel te tolereren, als u een gifmenger in uw kinderkamer of een wolf in de schaapskooi zou toelaten. God geve dat onze gemeenten hun plicht mogen verstaan, hoe pijnlijk die ook moge zijn. Ja, mogen zij zich dichtbij het geloof houden, want anders kunnen ze niet de pilaar en het fundament van de waarheid zijn. Een onheilige onwedergeboren gemeente kan nooit de pilaar van de waarheid zijn. Als er nalatigheid is in de levende godsvrucht, als het ootmoedig wandelen met God veronachtzaamd wordt, kan de gemeente niet lang een gezonde gemeente van God blijven.
Nu broeders, u ziet hoe een ieder van u zich behoort te gedragen in de gemeente van God. Een deel van uw gedrag is dat u volhardt, vast als een pilaar. Houd onwrikbaar stand; gedraag uzelf als mannen; wees sterk. U behoort pilaren te zijn, vooral u die de Here al dertig of veertig jaar kent; u behoort pal te staan voor de waarheid en ik bid dat u dat mag doen. Moge de kerk in Schotland, die vroeger van het evangelie getuigde, standvastig bewaard blijven. Haar vaders van het Covenant hadden de waarheid lief en gaven hun bloed ervoor; moge de Here hun zonen helpen sterk te zijn in de Here en in de kracht van Zijn macht. Mogen de gemeenten van ons eigen Engeland ook hersteld worden van hun afvalligheid en dan door de Geest van God in strikte trouw het evangelie verdedigen. Ik kan mijn preek niet beter afsluiten dan bij u het couplet aan te bevelen dat zojuist door de vijfduizend stemmen van u werd gezongen.
“Al zouden al de systemen die mensen bedenken,
mijn geloof aanvallen met verraderlijke list,
ik zal ze ijdelheid en leugens noemen,
en het evangelie op mijn hart binden.”