Vijftig jaar in de kerk van Rome 9
>>PDF<<
HOOFDSTUK IX
Intellectueel onderwijs aan het Rooms-katholieke College
Ik sloot aan het College van Nicolet in de maand augustus 1829 mijn studie van de klassieken af, welke ik begonnen was in 1822. Ik had gemakkelijk in drie of vier jaar kunnen leren wat in deze zeven jaar onderwezen werd.
Het kostte ons drie jaar om de Latijnse grammatica te bestuderen, terwijl twaalf maanden voldoende zou zijn geweest voor alles wat we ervan leerden. Weliswaar werden ons gedurende die tijd een paar van de eerste beginselen van de Franse grammatica geleerd en ook de grondbeginselen van rekenkunde en aardrijkskunde. Maar alles was zo oppervlakkig dat het vaak leek dat onze leraren er meer op uit waren onze tijd te doen voorbijgaan dan ons begrip te vergroten.
Ik kan hetzelfde zeggen van de Belles Lettres (letterkunde) en van retorica die we twee jaar lang studeerden. Eén jaar serieuze studie zou voldoende zijn geweest om te leren wat ons gedurende deze vierentwintig maanden onderwezen werd. Wat betreft de twee jaren die gewijd waren aan de studie van de logica en van de onderwerpen die gerangschikt worden onder de naam ‘wijsbegeerte’, zou dat niet een te lange tijd zijn geweest, als die vraagstukken van de wijsbegeerte ons eerlijk waren onderwezen. Maar de student op het College van de Kerk van Rome wordt veroordeeld tot de kwellingen van Tantalus. Hij krijgt inderdaad het verfrissende water van de wetenschap aan zijn lippen gezet, maar het wordt hem voortdurend belet die te proeven. Het vergroten en serieus ontwikkelen van het verstand is op een Rooms-katholiek college iets wat absoluut niet aan de orde is. Meer nog, al de inspanningen van de directeuren in hun colleges en kloosterscholen zijn erop gericht aan de leerling te bewijzen dat zijn verstand z’n grootste en gevaarlijkste vijand is – dat het als een ontembaar dier is dat voortdurend aan de ketting moet worden gehouden. Elke dag wordt aan de scholier verteld dat zijn verstand hem niet werd gegeven om erdoor geleid te worden, maar slechts opdat hij de hand van de man mag kennen, door wie hij geleid moet worden. En die hand is niets anders dan die van de paus. Al de hulpbronnen van de taal, al de vernuftigste drogredenen, al de passages van zowel de kerkvaders als de Heilige Schrift die over dit vraagstuk gaan, worden met onbegrijpelijke kunstgrepen gerangschikt en misbruikt om de leerling te demonstreren dat zijn verstand geen macht heeft om hem iets anders te leren dan dat het onderworpen moet zijn aan de Opperpriester van Rome, die het enige fundament van waarheid en licht is, door God gegeven om het verstand te leiden en om de wereld te verlichten en te redden.
In haar colleges en kloosterscholen voedt of bouwt Rome de jeugd op vanaf hun vroegste jaren, maar tot welke hoogte staat zij toe dat de jonge man of vrouw wordt opgebouwd? Nooit hoger dan de voeten van de paus!! Zodra zijn intelligentie, geleid door de Jezuïet, is opgeklommen tot de voeten van de paus, dan moet het daar blijven, zich ter aarde werpen en in slaap vallen.
De paus! Dat is het grote doel waar alle verstand van de Rooms-katholieken moet worden samengebracht. Het is de zon van de wereld, het fundament en enige ondersteuning van christelijke kennis en beschaving.
Wat een voorrecht is het om lui, dom en sloom te zijn op een college van Rome! Hoe spoedig bereikt zo iemand het toppunt van de wetenschap en wordt hij meester van alle kennis. Iemand hoeft slechts de voeten van de paus te kussen en daar in een volmaakte sluimering vallen! De paus denkt voor hem! Hij is het (de paus) die hem zal vertellen wat hij kan en behoort te denken en wat hij kan en behoort te geloven!
Ik bereikte die maat van volmaaktheid aan het eind van mijn studie en J.B. Barthe, Esq., M.P.P. die in 1844 redacteur was van één van de belangrijkste kranten van Montréal, kon in zijn krant schrijven, toen mijn “Handboek voor Geheelonthouding” werd gepubliceerd: “Meneer Chiniquy heeft zijn apostelschap van de geheelonthouding door dat werk bekroond met die vurige en heilige ambitie van karakter, waarvan hij ons in zijn leven op het college zoveel tekenen gaf en waar we zoveel jaren getuige zijn geweest van zijn vroomheid, toen hij het model was voor zijn medestudenten die hem de Louis de Gonzague van Nicolet noemden.”
Deze woorden van het Parlemetslid van Montreal betekenen slechts dat ik, daar ik gered wenste te worden net als St. Louis de Gonzague, mij blindelings had vastgebonden aan de voeten van mijn superieuren. Ik had voor zover mogelijk al het geestelijke licht van mijn eigen verstand uitgedoofd om het verstand en de wil van mijn superieuren te volgen. Deze complimenten betekenen dat ik liep als een blinde die door zijn gids bij de hand wordt gehouden.
Hoewel mijn verstand vaak in opstand kwam tegen de fabels waarmee ik werd gevoed, dwong ik mijzelf om ze aan te nemen als evangeliewaarheden, en hoewel ik vaak rebelleerde tegen de belachelijke drogredenen, die mij werden verkocht als de enige principes van waarheid en Christelijke wijsbegeerte, heb ik toch even vaak mijn verstand het zwijgen opgelegd en dat gedwongen zich te onderwerpen aan de leugens, welke ik verplicht was aan te nemen als Gods waarheid! Maar, zoals ik zojuist bekend heb, ondanks mijn goede wil om mij aan mijn superieuren te onderwerpen, waren er tijden van vreselijke strijd in mijn ziel, wanneer al de krachten van mijn geest in opstand leken te komen tegen de vernederende ketenen, die ik gedwongen werd voor mijzelf te smeden.
Ik zal nooit de dag vergeten toen ik in de volgende bewoordingen twijfels tot uitdrukking bracht voor mijn Professor Filosofie, Eerw. Charles Harper, welke bij mij post hadden gevat met betrekking tot de absolute noodzaak van de ondergeschikte om zijn verstand te onderwerpen aan zijn superieur. “Wanneer ik mij volledig gebonden zal hebben om mijn superieur te gehoorzamen, als hij dan zijn gezag over mij misbruikt om mij te bedriegen met valse leringen of als hij mij beveelt dingen te doen die ik als verkeerd en oneerlijk beschouw, zal ik dan niet verloren gaan, als ik hem gehoorzaam?”
Hij antwoordde: “Je zult nooit verantwoording aan God hoeven af te leggen voor de daden die je doet op bevel van jouw wettige superieuren. Als zij jou zouden bedriegen, omdat zij zelf bedrogen zijn zullen zij alleen verantwoordelijk zijn voor de fout, die jij zou hebben bedreven. Jouw zonde zou jou niet worden toegerekend zolang jij de gouden regel volgt, welke de basis is van alle Christelijke wijsbegeerte en volmaaktheid – nederigheid en gehoorzaamheid.
Weinig tevreden met dat antwoord drukte ik, toen de les voorbij was, bij verscheidene van mijn
medestudenten mijn tegenzin uit om zulke principes te aanvaarden. Onder hen was Joseph Turcot die een paar jaar geleden stierf, toen hij, voor zover ik weet, Minister van Openbare Werken in Canada was. Hij antwoordde mij: “Hoe meer ik, wat zij noemen, hun principes van de Christelijke filosofie en logica bestudeer, hoe meer ik denk dat zij van plan zijn van ons allemaal ezels te maken.”
De volgende dag opende ik mijn hart voor de achtenswaardige man die onze directeur was – Eerw. meneer Leprohon. Ik was gewoon hem te vereren als een heilige en hem lief te hebben als een vader. Ik vertelde hem openhartig dat ik erg aarzelde om mijzelf te onderwerpen aan de primitieve principes die ons leken te leiden tot de meest verachtelijke slavernij, de slavernij van onze rede en verstand. Ik schreef zijn antwoord op, wat ik hier geef:
“Mijn beste Chiniquy, hoe gingen Adam en Eva verloren in de Hof van Eden en hoe brachten zij heel die stortvloed aan kwade dingen over ons heen, waardoor we overweldigd worden? Is het niet omdat zij hun ellendige verstand verhieven boven dat van God? Zij hadden de belofte van eeuwig leven, als zij hun verstand hadden onderworpen aan dat van hun Hoogste Meester. Zij gingen verloren ten gevolge van hun opstand tegen het gezag, het verstand van God. Zo is het vandaag. Al de kwade dingen, de dwalingen, de misdaden waardoor de wereld wordt overstroomd, komen voort uit dezelfde opstand van de menselijke wil en het menselijke verstand tegen de wil en het verstand van God. God regeert nog over een deel van de wereld, de wereld van de uitverkorenen, door de paus die het onderwijs van onze onfeilbare en heilige Kerk controleert. Door ons aan God te onderwerpen, die tot ons spreekt door de paus, worden we gered. Wij wandelen op de paden van waarheid en heiligheid. Maar we zouden dwalen en gegarandeerd verloren gaan, zodra wij ons verstand plaatsen boven dat van onze superieur, de paus, die in eigen persoon tot ons spreekt of door sommige van onze superieuren, die van hem het gezag hebben ontvangen om ons te leiden.”
“Maar”, zei ik, “als mijn verstand mij zegt dat de paus, of sommige van die andere superieuren, die door hem boven mij gesteld zijn, het mis hebben en dat zij mij iets verkeerds bevelen, zou ik dan niet schuldig staan voor God, als ik hen gehoorzaam?”
“Je veronderstelt iets wat totaal onmogelijk is,” antwoordde meneer Leprohon, “want de paus en de bisschoppen, die met hem verenigd zijn, hebben de belofte nooit te falen in het geloof. Zij kunnen jou niet in welke dwalingen dan ook leiden, noch jou iets bevelen tegen de wet van God in. Maar veronderstel een ogenblik dat zij een vergissing zouden begaan en dat ze jou zouden dwingen iets te geloven of te doen wat tegen het onderwijs van het evangelie ingaat, dan zal God van jou geen verantwoording vragen van een gedane dwaling, wanneer je je wettige superieur gehoorzaamt.”
Ik moest mijzelf tevreden stellen met dat antwoord, wat ik woord voor woord opschreef in mijn notitieboek. Maar ondanks mijn respectvolle stilte zag Eerw. meneer Leprohon dat ik nog ongerust en somber was. Om mij te overtuigen van de orthodoxie van zijn leringen, legde hij meteen de twee werken van De Maistre in mijn handen, – “Le Pape” en “Les Soirees de St. Petersburgh”, waarin ik de verdediging vond van dezelfde leringen. Mijn superieur was eerlijk in zijn overtuigingen. Hij geloofde oprecht in de orthodoxe filosofie en de christelijkheid van zijn principes, want hij had ze in deze boeken gevonden, welke goedgekeurd waren door de “onfeilbare pausen”.
Ik wil nog een ander voorval noemen om de onvoorstelbare intellectuele degradatie te laten zien, waar we aan het eind van de zeven jaar studie aan het College aangekomen waren. Ongeveer in het jaar 1829 schreef de pastoor van St. Anne de la Parade aan onze directeur Eerw. meneer Leprohon om de hulp van de gebeden van alle studenten van het College van Nicolet te vragen, met het doel het laten ophouden van het volgende onheil: “Gedurende reeds meer dan drie weken liep één van de meest achtenswaardige boeren het gevaar al zijn paarden kwijt te raken vanwege de gevolgen van tovenarij! Van de morgen tot de avond en ook gedurende het grootste deel van de nacht kon men herhaaldelijke slagen van zwepen en stokken op de arme paarden horen neerkomen, die trilden, schuimbekten en vochten! Wij kunnen niets zien! De hand van de tovenaar blijft onzichtbaar. Bidt voor ons, opdat wij het monster mogen ontdekken en opdat hij gestraft mag worden, zoals hij verdient.”
Dat was de inhoud van de brief van de priester en aangezien mijn superieur oprecht geloofde in die fabel, geloofde ik het ook, evenals al de studenten van het College, die echt vroom waren. Op die kust van verachtelijke en verlagende bijgelovigheden moest ik landen, nadat ik zeven jaar op de schuit had gevaren, die genoemd werd: College van de Kerk van Rome!
Het intellectuele deel van de studie aan een college van Rome – en het is precies zo bij een kloosterschool, is daarom totaal waardeloos. Nog erger dan dat, het verstand wordt klein gehouden onder de ketenen waarmee het gebonden is. Als het verstand soms toch vooruitgang boekt, is dat ondanks de boeien die erop aangebracht zijn; het is slechts net als bij sommige imposante schepen die door de buitengewone bekwaamheid van hun loodsen vooruitgaan tegen de wind en het getij in.
Ik weet dat de priesters van Rome in elke tak van wetenschap een bepaald aantal intelligente mannen kan laten zien dat op hun colleges heeft gestudeerd. Maar deze opmerkelijke mannen hadden vanaf het begin in het geheim voor zichzelf de ketenen verbroken, waarmee hun superieuren hen hadden geprobeerd te binden. Ter wille van de vrede hadden ze uiterlijk de regels van het huis gevolgd, maar zij hadden in het geheim onder de voeten van hun edele zielen de schandelijke boeien vertreden, die waren gereed gemaakt voor hun verstand. Als echte kinderen van God en het licht hadden zij het geheim gevonden om vrij te blijven, zelfs toen ze in de donkere cellen van een kerker waren!
Geef mij de namen van de opmerkelijke en intelligente mannen die hebben gestudeerd aan een college van Rome en echte lichten geworden zijn aan het firmament van de wetenschap en ik zal bewijzen dat 90% van hen zijn vervolgd, geëxcommuniceerd, gemarteld en sommige zelfs ter dood gebracht, omdat zij het hebben aangedurfd voor zichzelf te denken.
Galileo was Rooms-katholiek en hij is zeker één van de grootste mannen die de wetenschap claimt als haar meest begaafde zonen. Maar werd hij niet naar een kerker gestuurd? Werd hij niet in het openbaar gegeseld door de handen van de beul? Moest hij geen vergeving vragen aan God en mensen dat hij het had gedurfd anders te denken over de beweging van de aarde rondom de zon dan de paus?
Copernicus was zeker één van de grootste lichten van zijn tijd, maar werd hij niet gecensureerd en geëxcommuniceerd voor zijn bewonderenswaardige wetenschappelijke ontdekkingen?
Frankrijk kent geen groter genie onder haar meest begaafde zonen dan Pascal. Hij was katholiek. Maar hij leefde en stierf geëxcommuniceerd.
De Kerk van Rome beroemt zich op Bossuet, de bisschop van Meaux, als één van de grootste mannen die zij ooit had. Ja, maar heeft niet Veuillot, de redacteur van de Univers, die zijn mensen goed kent, voor de hele wereld bekend en verklaard dat Bossuet een vermomde Protestant was?
Waar kunnen we een gemoedelijker en geleerder schrijver vinden dan Montalembert, die gedurende meer dan een kwart eeuw zo getrouw en dapper de strijd van de kerk van Rome heeft gevoerd? Maar heeft hij op zijn sterfbed niet openlijk verklaard dat die Kerk een afvallige en afgodische Kerk was vanaf de dag dat zij het dogma ‘van de Onfeilbaarheid van de paus’ afkondigde? Is hij niet feitelijk als een geëxcommuniceerd man gestorven, omdat hij met zijn laatste adem heeft gezegd dat de paus niets anders was dan een valse god?
Die leerlingen van Rooms-katholieke colleges waar de priesters zich soms zo ondoordacht op beroemen, zijn uit de handen van hun jezuïtische leraren weggegaan om hun uiterste minachting te verkondigen voor het Rooms-katholieke priesterdom en pausdom. Ze zijn dicht genoeg bij de priester geweest om hem te kennen. Zij hebben met hun eigen ogen gezien dat de priester van Rome de gevaarlijkste en meest onverzoenlijke vijand van het verstand, de vooruitgang en de vrijheid is; en als hun arm niet verlamd wordt door lafhartigheid, egoïsme of huichelarij, dan zullen die leerlingen van de colleges van Rome de eersten zijn om het priesterdom van Rome af te keuren en haar citadellen met de grond gelijk te maken.
Voltaire studeerde aan een Rooms-katholiek college en het was waarschijnlijk toen hij op hun school was dat hij zich moed insprak voor de vreselijke strijd die hij tegen Rome vocht. Die Kerk zal nooit meer herstellen van de klap die Voltaire haar in Frankrijk heeft gegeven.
In Italië had ook Cavour aan een Rooms-katholiek college gestudeerd en het is meer dan waarschijnlijk dat juist onder dat dak zijn edel verstand had gezworen de schandelijke boeien te verbreken, waarmee Rome zijn mooie land tot slaaf had gemaakt. De meest welsprekende van de redenaars van Spanje, Castelar, studeerde aan een Rooms-katholiek college, maar hoor met wat voor een welsprekendheid hij de tirannie, de huichelarij, het egoïsme en de onkunde van de priesters hekelt.
Papineau studeerde onder de priesters van Rome aan hun college te Montreal. Vanaf zijn vroegste jaren dat de Adelaar van Canada de priesters van Rome kon zien en kennen zoals zij waren, heeft hij hen gewogen in de weegschaal; hij heeft hen de maat genomen; hij heeft de donkere schuilhoeken van hun anti-maatschappelijke principes gepeild; hij heeft gevoeld dat zijn schouders gewond waren en bloedden onder de schandelijke ketenen, waarmee zij ons geliefde Canada bijna twee eeuwen door de modder sleepten. Papineau was een leerling van de priesters en ik heb verscheidene priesters daarover horen opscheppen als iets eervols. Maar de echo’s van Canada herhalen nog steeds de donderende woorden waarmee Papineau de priesters afkeurde als de dodelijkste vijanden van het onderwijs en de vrijheid van Canada! Hij was één van de eerste mannen van Canada die begreep dat er geen vooruitgang, geen vrijheid voor ons geliefde land mogelijk was, zolang als de priesters het onderwijs van ons geliefde land in handen zouden hebben. Het hele leven van Papineau was een worsteling om Canada aan hun greep te ontrukken. Iedereen weet hoe hij hen tijdens zijn leven voortdurend zonder mededogen heeft gebrandmerkt en de hele wereld is getuige geweest van de uiterste minachting waarmee hij hun diensten heeft geweigerd en hen op het ernstige uur van zijn dood heeft weggestuurd!
Toen in 1792 Frankrijk vrij wilde zijn, begreep zij dat de priesters van Rome de grootste vijanden van haar vrijheden waren. Zij verwijderde hen van haar bodem of hing hen op aan haar galgen. Als vandaag dat edele land van onze voorouders struikelt en worstelt in haar tranen en haar bloed – als zij aan de voeten van haar vijanden is gevallen – als haar dappere arm met lamheid is geslagen, haar zwaard gebroken en haar krachtige hart bovenmate verdrietig gemaakt is, is het dan niet omdat zij zich zeer onvoorzichtig weer heeft geplaatst onder het juk van Rome?
De kinderen van Canada zullen hun geboorteland blijven ontvluchten, zolang als de priester van Rome de invloed behoudt welke alles verwoest wat op dit continent en ook in Europa in zijn greep terecht komt; de Verenigde Staten zullen, wanneer de Amerikanen hun zonen en dochters naar de Jezuïetencolleges en nonnenscholen blijven sturen, spoedig hun zeer geheiligde instellingen, de één na de ander, zien vallen,.
Wanneer u op de warmste dagen van de zomer een groot moeras van stilstaand en stinkend water ziet, dan bent u er zeker van dat de dodelijke moerasdamp zich zal verspreiden, dat ziektes van het meest kwaadaardige karakter, armoede, allerlei soort van lijden en de dood spoedig het ongelukkige land zullen verwoesten; zo ook wanneer u Rooms-katholieke colleges en nonnenscholen hun trotse torenspitsen ziet verheffen boven een paar imponerende heuvels of in het midden van een paar prachtige valleien, dan mag u zeker verwachten dat het zelfrespect en de mannelijke deugden van het volk spoedig zullen verdwijnen – intelligentie, vooruitgang en voorspoed zullen spoedig achteruitgaan om vervangen te worden door bijgeloof, luiheid, dronkenschap, zondagsontheiliging, onkunde, armoede en allerlei ontaarding. De colleges en de nonnenscholen zijn de hoge citadellen van waaruit de paus zijn meest trefzekere projectielen werpt tegen de rechten en vrijheden van volkeren. De colleges en de nonnenscholen zijn de arsenalen, waar dag en nacht de meest dodelijke wapenen worden klaargemaakt om over de hele wereld de soldaten van de vrijheid te bevechten en te vernietigen.
De colleges en de nonnenscholen van de priesters zijn de verborgen plaatsen, waar de vijanden van vooruitgang, gelijkheid en vrijheid hun raadsvergaderingen houden en die grote samenzwering stimuleren, waarvan het doel is de wereld als slaaf aan de voeten van de paus te brengen.
De colleges en nonnenscholen van Rome zijn de scholen waar de opkomende generaties wordt geleerd, dat het goddeloos is om het dictaat van hun eigen geweten te volgen, om te luisteren naar de stem van hun verstand, om het Woord van God te lezen en hun Schepper te aanbidden volgens de regels die in het Evangelie zijn neergelegd.
Het is op de colleges en nonnenscholen van Rome dat mensen leren dat zij geschapen zijn om de paus in alles te gehoorzamen – dat de Bijbel moet worden verbrand en dat over de hele wereld de vrijheid moet worden verwoest ten koste van alles.