Selecteer een pagina

Vijftig jaar in de kerk van Rome 4

>>PDF<<

HOOFDSTUK IV.
De herder, geslagen door zijn schapen.

Op een mooie morgen, kort na de beproeving van de oorbiecht, klampte mijn jonge vriend, Louis Cazeault, mij aan en zei: “Weet je wat er gisteravond is gebeurd?
“Nee,” zei ik, “wat was het wonder?”
“Je weet dat onze priester bijna al zijn avonden doorbrengt in het huis van meneer Richards. Iedereen denkt dat hij daar heengaat om de twee dochters. Wel, om hem te genezen van die ziekte hebben mijn oom, Dr. Tache, en zes anderen, terwijl zij gemaskerd waren, hem, toen hij om elf uur ’s avonds terugkwam, genadeloos met de zweep gegeven. Het is al bekend bij iedereen in het dorp en zij lachen zich krom.”
Mijn eerste gevoel bij het horen van dit nieuws was er één van vreugde. De hele tijd door vanaf mijn eerste biecht voelde ik mij elke keer boos, als ik aan die priester dacht. Zijn vragen hadden mij zo verwond, dat ik hem nooit kon vergeven. Ik had echter genoeg zelfcontrole om mijn plezier te verbergen en ik antwoordde mijn vriend:
“Je vertelt mij een zondig verhaal; ik kan er geen woord van geloven.”
“Wel,” zei de jonge Cazeault, “kom vanavond om acht uur naar het huis van mijn oom. Er zal dan een geheime vergadering plaatsvinden. Ongetwijfeld zullen ze praten over de bittere pil die ze de priester gisteravond hebben gegeven. We zullen zoals gewoonlijk in onze kleine kamer gaan zitten en alles horen; onze aanwezigheid zal men niet verdacht vinden. Je kunt er zeker van zijn dat het interessant wordt.”
“Ik kom,” antwoordde ik, “maar ik geloof geen woord van dat verhaal.”
Op het vaste uur ging ik naar school. De meeste leerlingen waren er eerder dan ik. Verdeeld in groepen van acht of tien waren ze bezig met een zeer levendig gesprek. Vanuit elke hoek werden er uitbundige lachsalvo’s gehoord. Ik kon heel goed zien, dat er iets ongewoons in het dorp had plaatsgevonden.
Ik ging naar verscheidene van deze groepen toe en ze ontvingen me allemaal met de vraag:
“Weet je dat de priester gisteravond met de zweep heeft gehad, toen hij bij de meisjes Richards vandaan kwam?”
“Dat is een verhaal, wat voor de grap bedacht is”, zei ik. “Jullie waren er niet bij om hem te zien, nietwaar?  Jullie weten er daarom niets van, want als iemand de priester met de zweep had gegeven, dan zou hij er zeker niet over opscheppen.”
“Maar we hoorden zijn geschreeuw”, gaven veel stemmen ten antwoord.
“Wat! Schreeuwde hij dan?” vroeg ik.
“Hij schreeuwde zo hard hij kon: ‘Help! Help! Moord!’”
“Maar jullie hebben je zeker vergist wat betreft de stem”, zei ik. “Het was niet de priester die riep; het was iemand anders. Ik zou nooit kunnen geloven, dat iemand in zo’n druk dorp de priester sloeg.”
“Maar”, zeiden er verscheidenen, “wij renden er naar toe om hem te helpen en we herkenden de stem van de priester. Hij is de enige in het dorp die lispelt.”
“En we zagen hem met onze eigen ogen”, zeiden verscheidenen.
De schoolbel maakte een einde aan dit gesprek. Zodra de school uit was, keerde ik terug naar het huis van mijn familie, omdat ik niet nog meer over deze zaak wilde horen. Hoewel ik deze priester niet mocht, was ik erg gekrenkt door een paar opmerkingen, die de oudere leerlingen over hem maakten.
Maar het was moeilijk om niets meer te horen. Bij mijn thuiskomst vond ik mijn oom en tante over het onderwerp in een verhit debat verwikkeld. Mijn oom wenste het feit te verbergen, dat hij bij degenen was, die hem met de zweep geslagen hadden. Maar hij gaf de details zo precies weer en hij was zo vrolijk over het avontuur, dat het gemakkelijk te zien was dat hij in het complot zat. Mijn tante was verontwaardigd en gebruikte de krachtigste uitdrukkingen om haar afkeuring te tonen.
Dat verbitterde debat ergerde me zo, dat ik niet lang bleef om het allemaal aan te horen. Ik trok mij terug in mijn studeerkamer.
Tijdens de rest van de dag veranderde ik vele malen van besluit wat betreft het gaan naar de geheime vergadering van die avond. Op het ene moment nam ik het vaste besluit niet te gaan. Mijn geweten zei me dat er, zoals gewoonlijk, dingen uitgesproken zouden worden die niet goed voor mij waren om te horen. Ik had geweigerd naar de laatste twee vergaderingen te gaan en een stille stem zei mij als het ware dat ik daar goed aan had gedaan. Een ogenblik later werd ik dan gekweld door het verlangen precies te weten wat er de avond tevoren was gebeurd. De afranseling van een priester midden in een groot dorp was een feit dat teveel aandacht verdiende om niet de nieuwsgierigheid van een kind op te wekken. Bovendien, mijn afkeer van de priester, hoewel ik die zo goed als ik kon verborg, maakte dat ik graag wilde weten of alles waar was over het onderwerp van de tuchtiging. Maar in de worsteling tussen goed en kwaad, welke gedurende die dag in mijn hart plaatsvond, zou het kwaad tenslotte overwinnen. Een kwartier voor de vergadering kwam mijn vriend bij me en zei:
“Schiet op, de leden van de vereniging komen eraan.”
Bij deze oproep verdwenen al mijn goede besluiten. Ik bracht de stem van mijn geweten tot zwijgen en een paar minuten later zat ik in een hoek van die kleine kamer, waar ik meer dan twee uur lang zoveel vreemde en schandalige dingen te weten kwam over het leven van de priesters van Canada.
Dr. Tache was voorzitter. Hij opende de vergadering met zachte stem. Bij het begin van zijn toespraak had ik wat moeite te begrijpen wat hij zei. Hij sprak als iemand die bang is afgeluisterd te worden, wanneer hij een geheim onthult aan een vriend. Maar na een paar inleidende zinnen vergat hij de richtlijn van voorzichtigheid die hij zichzelf had opgelegd, en hij sprak met energie en kracht.
Meneer Etienne Tache was van nature welsprekend. Hij leek niet over een kwestie te spreken behalve wanneer hij onder de diepste overtuiging van de waarheid ervan was. Zijn spreken was vurig en de klank van zijn stem helder en aangenaam. Zijn korte en vlijmscherpe zinnen bereikten niet slechts het oor: zij drongen zelfs door tot de diepten van de ziel. De hoofdzaak van wat hij zei was als volgt:
“Heren, ik ben blij u hier in een groter aantal te zien dan ooit. De ernstige gebeurtenissen van gisteravond hebben ongetwijfeld velen van u doen besluiten de debatten bij te wonen, welke sommige begonnen te verzaken, maar waarvan het belang, naar het mij toeschijnt, dag aan dag toeneemt.”
“De kwestie, waarover in onze laatste vergadering werd gedebatteerd – ‘De Priesters’- is er één van leven en dood, niet alleen voor ons jonge en prachtige Canada, maar vanuit moreel gezichtspunt is het een kwestie van leven en dood voor onze gezinnen en voor een ieder van ons in het bijzonder.
Er is, weet ik, slechts één mening onder ons over het onderwerp ‘priesters’ en ik ben blij dat dit niet slechts de mening is van alle opgeleide mannen in Canada, maar ook van het ontwikkelde Frankrijk – ja van de hele wereld. De heerschappij van de priester is de heerschappij van onkunde, van corruptie en van de meest schaamteloze immoraliteit onder het masker van de meest verfijnde huichelarij. De heerschappij van de priester is de dood voor onze scholen; het is de vernedering van onze vrouwen, de prostitutie van onze dochters – het is de heerschappij van tirannie – het verlies van vrijheid.
We hebben slechts één goede school – ik zal niet zeggen in St. Thomas, maar in ons hele land. Deze school in ons midden is een grote eer voor ons dorp. Zie nu eens de energie, waarmee alle priesters die hier komen, werken aan het sluiten van die school. Zij gebruiken elk middel om dat brandpunt van licht te vernietigen, dat we met zoveel moeite zijn begonnen en dat we ondersteunen met zoveel offers.
Met de priester van Rome behoren onze kinderen ons niet toe: hij is hun meester. Laat me het uitleggen. De priester respecteert ons met het geloof dat het lichaam, het vlees en het gebeente van onze kinderen van ons zijn en dat het als gevolg daarvan onze plicht is hen te kleden en te voeden. Maar het edeler en geestelijker deel, namelijk, het verstand, het hart, de ziel, claimt de priester als zijn eigen erfgoed, zijn eigen bezit. De priester heeft de brutaliteit ons te vertellen, dat het alleen aan hem toekomt dat verstand te verlichten, dat hart te vormen en die ziel te veranderen zoals dat hem het beste uitkomt. Hij heeft de onbeschaamdheid ons te vertellen dat wij te onnozel of te verdorven zijn om onze plicht in dit opzicht te kennen. Wij hebben niet het recht onze schoolmeesters te kiezen. We hebben niet het recht een enkele straal licht in dat verstand te zenden of om aan die ziel, welke hongert en dorst naar de waarheid, een enkele kruimel van dat voedsel te geven, dat met zoveel wijsheid en succes bereid is door verlichte mensen uit alle eeuwen.
Door de biecht vergiftigen de priesters de levensbron van onze kinderen. Zij wijden hen in in zulke mysteries van ongerechtigheid, die de oude galeislaven met schrik zouden vervullen. Door hun vragen openbaren zij hen geheimen van verdorvenheid, waarvan de doodskiemen in het merg van hun beenderen worden gebracht en dat vanaf de vroegste jaren van hun kindertijd. Voordat ik vijftien jaar was, had ik meer echte liederljkheid uit de mond van mijn biechtvader geleerd dan ik sindsdien ooit geleerd heb tijdens mijn studie en gedurende de twintig jaar van mijn leven als arts.
Een paar dagen geleden stelde ik mijn neefje, Louis Cazeault, vragen over wat hij had geleerd bij zijn biecht. Hij gaf mij openhartig antwoord en herhaalde dingen voor mij, waarvoor ik mij zou schamen om die in uw tegenwoordigheid uit te spreken en waarnaar u, vaders van gezinnen, niet zou kunnen luisteren zonder te blozen. En bedenk dat niet alleen aan kleine jongens deze vragen worden gesteld, maar ook aan onze geliefde meisjes. Zijn we niet de meest vernederde van alle mensen als we ons niet aan het werk zetten om het ijzeren juk te verbreken, waaronder de priester ons geliefde land houdt en waarmee hij ons met onze vrouwen en kinderen aan zijn voeten houdt als verachtelijke slaven?
Terwijl ik tot u spreek over de funeste effecten van de biecht op onze kinderen, zal ik dan de effecten ervan op onze vrouwen en onszelf vergeten? Moet ik u nog vertellen dat voor de meeste vrouwen de biecht een rendez-vous is van geflirt en van liefde? Bent u niet met mij van mening dat door middel van de biecht de priester meer de meester is van het hart van onze vrouwen dan wijzelf? Is de priester niet de geheime en publieke vertrouweling van onze vrouwen? Gaan onze vrouwen niet steevast naar de voeten van de priester om voor hem bloot te leggen wat het meest heilig en intiem is in de geheimen van ons leven als echtgenoot en vader? De man behoort niet langer aan zijn vrouw als haar gids over de donkere en moeilijke paden van het leven: het is de priester! Wij zijn niet langer hun vrienden en natuurlijke raadgevers. Hun angsten en hun zorgen vertrouwen zij niet aan ons toe. Zij verwachten niet van ons de remedies voor de tegenslagen van dit leven. Zij richten hun gedachten en verlangens op de priester. Hij geniet hun gehele en exclusieve vertrouwen. Kortom, het is de priester, die de werkelijke echtgenoot van onze vrouwen is! Hij is het die in het bezit is van hun respect en hun hart in een mate naar welke niemand van ons ooit behoeft te dingen!
Als de priester een engel was, als hij niet gemaakt was van vlees en beenderen net als wij, als zijn organisatie niet absoluut hetzelfde was als de onze, dan zouden we onverschillig kunnen zijn wat betreft hetgeen er plaatsvindt tussen hem en onze vrouwen, die hij aan zijn voeten heeft, in zijn handen heeft – meer nog, in zijn hart heeft. Maar wat zegt mijn ervaring mij, niet slechts als arts, maar ook als burger van St. Thomas? Wat zegt uw ervaring u? Onze ervaring zegt ons dat de priester, in plaats van sterker te zijn, over het algemeen zwakker is ten opzichte van vrouwen dan wij. In plaats van dat zijn huichelachtige geloften van volkomen kuisheid hem onkwetsbaarder maken voor de pijlen van Cupido, stellen zij hem er meer bloot aan het slachtoffer te worden van die god, die zo klein van stuk is, maar toch ook zo’n vreselijke reus door de onweerstaanbare kracht van zijn wapens en door de omvang van zijn veroveringen.
Hebben van de vier laatste priesters die naar St. Thomas kwamen, in werkelijkheid niet drie ervan vele van de vrouwen en dochters van onze meest respectabele gezinnen verleid? En wat voor zekerheid hebben we dat de priester, die nu bij ons is, niet op dezelfde weg wandelt? Is niet de hele parochie vervuld met verontwaardiging over de lange nachtelijke bezoeken die door hem gebracht worden aan twee meisjes, van wie de losse zeden voor niemand een geheim zijn? En wanneer de priester geen respect heeft voor zichzelf, zouden wij dan niet dwaas zijn hem dat respect te blijven geven, waarvan hij zelf weet dat hij het niet waard is?
Op onze laatste vergadering waren de meningen verdeeld bij het begin van de discussie. Velen dachten dat het goed zou zijn om met de bisschop te spreken over het schandaal dat door die nachtelijke bezoeken veroorzaakt wordt. Maar de meerderheid oordeelde dat zulke stappen nutteloos zouden zijn, aangezien de bisschop slechts één van de volgende twee dingen zou doen, namelijk, hij zou, òf geen aandacht schenken aan onze terechte klachten, zoals vaak het geval is geweest, òf hij zou deze priester verplaatsen en zijn plaats opvullen met iemand die zich niet beter zou gedragen. Die meerderheid, die eenstemmigheid werd, stemde in met mijn gedachte het recht in eigen handen te nemen. De priester is onze dienstknecht. Wij betalen hem een grote tiende. We kunnen hem daarom eisen stellen. Hij heeft ons misbruikt en hij doet dat elke dag door zijn publieke veronachtzaming van de meest elementaire wetten van de moraal. Door elke nacht dat huis te bezoeken, waarvan de ontaarding bij iedereen bekend is, geeft hij de jeugd een voorbeeld van perversiteit, waarvan niemand de effecten kan inschatten.
Er was unaniem besloten dat hij met de zweep zou krijgen. Zonder te vertellen door wie het werd gedaan, mag u er zeker van zijn dat meneer Beaubien de afranseling van gisteravond nooit zal vergeten.
De hemel geve dat deze broederlijke correctie een les is om alle priesters van Canada te leren dat hun gouden regeringstijd voorbij is, dat de ogen van het volk open zijn en dat hun heerschappij ten einde loopt!”
Deze verhandeling werd in diepe stilte beluisterd en Dr. Tache zag aan het applaus dat erop volgde dat zijn toespraak de mening van een ieder had verwoord.
Vervolgens kwam er een heer, Dubord genaamd, die in hoofdzaak het volgende zei:
“Meneer de Voorzitter, ik was niet bij degenen die de priester met de krachtige tong van de zweep de uiting van het algemene gevoelen gaven. Ik wilde echter, dat ik dat wel was geweest; van harte zou ik hebben meegedaan in het geven van die les aan de priesters van Canada. Laat mij mijn reden daarvoor geven.
Mijn dochter van twaalf ging, net als de anderen, een paar weken geleden naar de biecht. Het was tegen mijn wil. Ik weet uit ervaring dat van alle daden in iemands leven de biecht de meest vernederende is. Ik kan mij niets voorstellen wat er zo goed op berekend is om ieders zelfrespect te verwoesten dan de moderne uitvinding van de biecht. Nu, wat is iemand zonder zelfrespect – in het bijzonder een vrouw? Zonder dit is alles voor haar voor altijd verloren.
Bij de biecht is alles ontaarding van het laagste niveau.
Bij de biecht worden de gedachten van een meisje verontreinigd, haar tong wordt verontreinigd, haar hart wordt verontreinigd – ja, en voor eeuwig verontreinigd. Is het nodig dat ik u dit vertel? U weet het net zo goed als ik. Hoewel u allen te intelligent bent om uzelf te vernederen aan de voeten van een priester, hoewel het lang geleden is dat u schuldig bent geweest aan die laagheid, is niemand van u de lessen van ontaarding vergeten die u ontvangen hebt bij de biecht toen u jong was. Die lessen werden gegraveerd in uw geheugen, uw gedachten, uw hart en uw ziel, zoals het litteken dat achtergelaten wordt door het gloeiendhete brandijzer op het voorhoofd van de slaaf om voor altijd een getuigenis te blijven van zijn schande en slavernij. De biecht is een plaats, waar iemand eraan gewend raakt zonder gewetensbezwaar dingen te horen en te herhalen die zelfs een prostituee zouden doen blozen!
Waarom zijn Rooms-katholieke volkeren ondergeschikt aan volkeren die behoren tot het Protestantisme? Alleen bij de biecht kan de oplossing van dat probleem worden gevonden. En waarom gaan Rooms-katholieke volkeren achteruit naar de mate van hun onderwerping aan de priester? Omdat, hoe vaker de individuen waaruit die volkeren bestaan naar de biecht gaan, hoe sneller zij zakken op de schaal van intelligentie en moraal. Een vreselijk voorbeeld hiervan had ik in mijn eigen huis.
Zoals ik daarnet zei, was ik ertegen dat mijn dochter naar de biecht ging, maar haar arme moeder, die onder de controle van de priester staat, wenste vurig dat zij ging. Om geen onaangename scene in mijn huis te hebben moest ik aan de tranen van mijn vrouw toegeven.
Op de dag die volgde op haar biecht dachten zij dat ik afwezig was, maar ik was op mijn kantoor; de deur stond voldoende open om mij de gelegenheid te geven te horen wat er werd gezegd. Mijn vrouw en dochter hadden het volgende gesprek:
‘Hoe komt het dat je zo piekert en zo verdrietig bent sinds je naar de biecht ging, m’n lieve Lucy? Het lijkt me dat jij je gelukkiger moet voelen, aangezien je het voorrecht had je zonden te belijden.’
Lucy gaf geen antwoord.
Na een stilte van een paar minuten zei haar moeder:
‘Waarom huil je, lief kind? Ben je ziek?’
Nog steeds geen antwoord van het kind.
U kunt zich wel indenken dat ik één en al aandacht was. Ik had mijn vermoedens wat betreft de vreselijk pijnlijke ervaring die had plaatsgevonden. Mijn hart klopte van verontrusting en boosheid.
Na korte tijd sprak mijn vrouw met voldoende vastberadenheid tot haar kind om haar te dwingen te antwoorden. Met trillende stem en half onderdrukt door snikken zei mijn lieve kleine dochter:
‘Ach, mamma, als u wist wat de priester mij vroeg en wat hij tegen mij zei tijdens de biecht, dan zou u net zo verdrietig zijn als ik.’
‘Maar wat zei hij tegen jou? Hij is een heilig man. Je begreep hem zeker niet, als je denkt dat hij iets zei om jou pijn te doen.’
‘Lieve moeder,’ zei ze terwijl ze zich in de armen van haar moeder wierp, ‘vraag me niet te belijden wat de priester zei! Hij vertelde me dingen die zo schandelijk zijn dat ik ze niet kan herhalen. Maar wat mij het meest pijn doet, is de onmogelijkheid om die verachtelijke dingen  uit mijn gedachten te verbannen die hij mij geleerd heeft. Zijn onreine woorden zijn als de bloedzuigers die op de borstkas van mijn vriend Louis werden gezet – ze konden niet worden weggehaald zonder de huid stuk te maken. Wat moet hij over mij gedacht hebben om mij zulke vragen te stellen?’
Mijn kind zei niets meer en begon weer te snikken.
Na een korte stilte hernam mijn vrouw:
‘Ik ga naar de priester. Ik zal hem vertellen zich in acht te nemen hoe hij tijdens de biecht spreekt. Ik heb zelf gemerkt dat hij te ver gaat met zijn vragen. Ik dacht echter dat hij voorzichtiger was met kinderen. Wees er zeker van dat na de les, die ik hem zal leren, je alleen maar je zonden zult hoeven te vertellen en dat je niet meer lastig gevallen zult worden door zijn eindeloze vragen. Ik vraag je echter nooit met iemand hierover te praten; laat vooral je arme vader hierover nooit iets aan de weet komen, want hij heeft al zo weinig godsdienst en dit zou hem er helemaal zonder laten zijn.’
Ik kon mezelf niet langer inhouden. Ik stond op en kwam abrupt de salon binnen. Mijn dochter wierp zichzelf huilend in mijn armen. Mijn vrouw gilde van schrik en viel bijna flauw. Ik zei tegen mijn kind:
‘Als je van me houdt, leg dan je hand op mijn hart en beloof me dat je nooit weer naar de biecht zult gaan. Vrees God, mijn kind, wandel in Zijn tegenwoordigheid, want Zijn oog ziet jou overal. Bedenk dat Hij dag en nacht bereid is ons te vergeven. Plaats jezelf nooit weer aan de voeten van een priester om door hem verontreinigd en vernederd te worden!’
Dit beloofde mijn dochter me.
Toen mijn vrouw zich hersteld had van haar overrompeling zei ik tegen haar:
‘Mevrouw, gedurende lange tijd is de priester alles voor jou geweest en jouw man niets. Er is een verborgen en vreselijke macht die jouw gedachten en gevoelens regeert zoals het jouw daden regeert – het is de macht van de priester. Dit heb je vaak ontkend, maar de Voorzienigheid heeft vandaag bepaald dat deze macht voor altijd verbroken zou worden voor jou en voor mij. Ik wil de baas zijn in mijn eigen huis en vanaf dit ogenblik moet de macht van de priester over jou stoppen, tenzij jij er de voorkeur aan geeft mijn huis voor altijd te verlaten. De priester heeft hier te lang geregeerd! Maar nu ik weet dat hij de ziel van mijn dochter heeft bevlekt en verontreinigd, moet zijn rijk vallen! Wanneer jij je hart en geheimen ooit aan de voeten van de priester gaat brengen, wees dan zo vriendelijk niet met mij terug te keren naar hetzelfde huis.’”
Er volgden nog drie toespraken op die van meneer Dubord, welke alle vol zaten met details en feiten, welke ertoe dienden te bewijzen dat de biecht de voornaamste oorzaak was van de betreurenswaardige zedelijke verwording van St. Thomas.
Als ik, gevoegd bij dit alles, voor die vereniging had kunnen opnoemen, wat ik reeds wist van de verderfelijke invloeden van die gevestigde gewoonte, welke aan de wereld gegeven was door eeuwen van duisternis, dan zou de vastberadenheid van haar leden om zich bij de afschaffing van dit gebruik van elk middel te bedienen, zeker versterkt zijn.