Vijftig jaar in de kerk van Rome 16
>>PDF<<
HOOFDSTUK XVI
De priesters van Rome en de Heilige Vaders, of hoe ik zwoer het Woord van God op te geven om het woord van mensen te volgen.
Er zijn verscheidene imposante ceremoniën bij de wijding tot priester, en ik zal nooit de vreugde vergeten die ik ervaarde toen de rooms-katholieke aartsbisschop, terwijl hij mij de Bijbel overhandigde, mij met een plechtige stem beval die te bestuderen en te prediken. Dat bevel ging als een lichtstraal door mijn ziel. Maar helaas, die stralen licht en leven zouden spoedig, als een bliksemflits in een stormachtige nacht, gevolgd worden door zeer plotselinge en beangstigende duisternis!
Terwijl ik het heilige Boek vasthield, aanvaardde ik met onuitsprekelijke vreugde het bevel om de reddende waarheid ervan te bestuderen en te prediken, maar ik ervaarde alsof een bliksemflits mij getroffen had, toen ik de afschuwelijke eed uitsprak, die geëist wordt van elke priester: “Ik zal nooit de Heilige Schrift verklaren behalve dan overeenkomstig de unanieme instemming van de Heilige Vaders.”
Vele keren had ik met de andere studenten in de theologie over de aard van die vreemde eed gediscussieerd; nog vaker had ik in de stilte van mijn meditaties, alleen in de tegenwoordigheid van God, geprobeerd de bodemloze afgrond te peilen die, naar het mij toescheen, hierdoor onder mijn voeten werd gegraven, en elke keer was mijn geweten teruggeschrokken voor de gevolgen ervan. Maar ik was op het seminarie niet de enige die met een verontrust gemoed nadacht over de duidelijk godslasterlijke aard ervan.
Ongeveer een halfjaar voor onze wijding had één van mijn medestudenten theologie, Stephen Baillargeon, in mijn tegenwoordigheid tot onze overste, de Eerwaarde meneer Raimbault, gezegd: “Sta mij toe u te vertellen dat één van de dingen waarmee ik mijn geweten niet kan verzoenen, de plechtige eed is die we zullen moeten afleggen, “dat wij nooit de Schrift zullen verklaren behalve dan overeenkomstig de unanieme instemming van de Heilige Vaders!” We hebben nog geen enkel uur besteed aan de serieuze studie van de Heilige Vaders. Ik ken veel priesters en geen één ervan heeft ooit de Heilige Vaders bestudeerd; ze hebben ze zelfs niet eens in hun bibliotheek! Wij zullen waarschijnlijk in hun voetstappen wandelen. Het kan zijn dat geen enkel boek van de Heilige Vaders ooit in onze handen terecht zal komen! In naam van het gezonde verstand: hoe kunnen we zweren dat we de ideeën van mensen zullen volgen van wie we absoluut niets afweten en over wie we naar alle waarschijnlijkheid nooit iets te weten zullen komen behalve dan slechts van een vaag horen zeggen?”
Onze overste toonde in zijn antwoord op die onverwachte moeilijkheid duidelijke tekenen van zwakte. Maar zijn verlegenheid werd veel groter toen ik zei: “Baillargeon kan niet nadenken over die eed zonder onrust en hij heeft u een aantal van zijn redenen gegeven, maar hij heeft nog niet het laatste woord over die vreemde eed gezegd. Als u mij wilt toestaan, meneer de Overste, zal ik u nog wat meer angstaanjagende bezwaren geven. Het is niet zozeer tengevolge van onze onkunde wat betreft de leerstukken van de Heilige Vaders, dat ik beef wanneer ik eraan denk dat ik zal moeten zweren “nooit de Schrift te verklaren anders dan overeenkomstig hun unanieme instemming”. Wat zou ik graag wensen dat ik met Baillargeon kon zeggen: “Ik weet niets van de Heilige Vaders af: hoe kan ik zweren dat ze mij zullen leiden op al mijn wegen?” Het is waar dat we zo weinig van hen afweten dat het uiterst belachelijk is, zo niet een smaad voor God en mensen, dat we hen tot onze gidsen nemen. Maar tot mijn spijt weten we reeds te veel van de Heilige Vaders om ontslagen te worden van het plegen van meineed, wanneer we zweren dat we de Heilige Schrift niet zullen interpreteren behalve dan overeenkomstig hun unanieme instemming.
Is het niet een feit dat de geschriften van de Heilige Vaders zo volkomen buiten ons gezichtsveld worden gehouden dat het absoluut onmogelijk is die te lezen en te bestuderen? Maar zelfs al hadden we toegang tot hen; hebben we dan wel voldoende tijd tot onze beschikking om ze zo volkomen te bestuderen zodat we naar eer en geweten zouden kunnen zweren dat we hen zullen volgen? En als we hen niet bestuderen hoe kunnen we dan ontslagen worden van opzettelijke meineed op de dag dat we zullen zweren hen te volgen? Hoe kunnen we iets volgen wat we niet zien, wat we niet kunnen horen en waarover we niets meer weten dan het mannetje op de maan? Onze schandelijke onkunde van de Heilige Vaders is een voldoende reden om ons bang te maken voor het naderbij komen van het plechtige uur waarop we zullen zweren hen te volgen. Ja! Maar we weten genoeg van de Heilige Vaders af om het bloed in onze aderen te doen stollen wanneer we zweren de Heilige Schrift slechts te verklaren overeenkomstig hun unanieme instemming. Alstublieft, meneer de Overste, vertel ons wat de teksten van de Schrift zijn waarover de Heilige Vaders unaniem zijn. U respecteert uzelf te veel om te proberen een vraag te beantwoorden die geen eerlijk man ooit heeft of zal durven beantwoorden. En als u, één van de meest geleerde mensen van Frankrijk, uw vinger niet kunt leggen op de teksten van de heilige Bijbel en zeggen: ‘De Heilige Vaders zijn volkomen unaniem over deze teksten!’, hoe kunnen wij dan, arme jonge geestelijken van het onaanzienlijke College van Nicolet, zeggen: ‘De Heilige Vaders zijn unaniem van hetzelfde gevoelen over die teksten’? Maar als we vandaag geen onderscheid kunnen maken en als we nooit onderscheid zullen kunnen maken tussen de teksten waarover de Heilige Vaders unaniem zijn en die waarover ze van mening verschillen, hoe kunnen we het dan aandurven om voor God en mensen te zweren elke tekst van de Schrift slechts te interpreteren overeenkomstig de unanieme instemming van die Heilige Vaders?
Zullen wij door die vreselijke eed niet absoluut gebonden worden om als dode mensen stom te blijven over elke tekst waarover de Heilige Vaders van mening hebben verschild, onder de duidelijke straf meineed gepleegd te hebben? Zal niet elke tekst waarover de Heilige Vaders van mening hebben verschild worden als het dode lijk dat de Israëlieten niet konden aanraken behalve dan door zichzelf te verontreinigen? Zullen wij niet na die vreemde eed, om de Schrift alleen te verklaren overeenkomstig de unanieme instemming van de Heilige Vaders, absoluut beroofd worden van het voorrecht om een tekst waarover zij van mening verschilden, te bestuderen en erover te prediken?
De gevolgen van die eed zijn legio en een elk ervan lijkt me de dood van onze bediening en de verdoemenis van onze ziel! U hebt de geschiedenis van de Kerk gelezen zoals wij die hier hebben, geschreven door Herion, Berrault, Bell, Costel en Fleury. Wel, wat is het opvallende feit in die betrouwbare geschiedenissen van de Kerk? Is het niet dat de Kerk voortdurend vervuld is geweest met het lawaai van de controverses die de Heilige Vaders met elkaar hadden? Vinden we niet op elke bladzij dat de Heilige Vaders van de ene eeuw in belangrijke zaken zeer dikwijls van mening verschilden met de Heilige Vaders van een andere eeuw? Is het niet een publiek en onloochenbaar feit dat de geschiedenis van onze heilige Kerk bijna niets anders is dan de geschiedenis van de harde strijd, de grimmige onenigheden, de verharde tegenstrijdigheden en tegenstellingen tussen Heilige Vaders en Heilige Vaders?
Hier is een groot boekdeel vol manuscripten, die door mij geschreven zijn en welke slechts uitreksels bevatten van onze beste kerkhistorici, vol met de onderlinge openbare disputen tussen de Heilige Vaders zelf over bijna elk onderwerp van het christendom.
Er zijn Heilige Vaders die zeggen met onze beste moderne theologen – St. Thomas, Bellarmine en Liguori – dat we ketters moeten doden zoals we wilde dieren doden, terwijl veel anderen zeggen dat we hen moeten tolereren! U kent allemaal de naam van de Heilige Vader die alle weduwen die een tweede keer trouwen, naar de hel stuurt, terwijl andere Heilige Vaders een andere mening hebben. Sommigen van hen, die u goed kent, hadden heel andere ideeën dan de onze over het vagevuur. Is het noodzakelijk voor mij u de namen te geven van de Heilige Vaders in Afrika en Azië die weigerden de hoogste rechtsbevoegdheid over alle kerken te accepteren die wij erkennen in de paus? Verscheidene Heilige Vaders hebben het hoogste gezag van de kerk van Rome geloochend – u weet het; zij hebben gelachen om de excommunicaties van de pausen! Sommigen zijn zelfs blij gestorven, toen ze geëxcommuniceerd waren door de paus zonder iets te doen om zich met hem te verzoenen! Wat vinden we in de zes boeken met brieven die we nog steeds van Hiëronymus hebben? Is daar niet het onloochenbare feit dat hij de Kerk heeft vervuld met het lawaai van zijn scherpe veroordelingen van de Bijbelse visies van Augustinus op veel belangrijke punten? Hebt u die brieven gelezen? Wel, bent u niet tot de conclusie gekomen dat Hiëronymus en Augustinus het slechts over één ding eens waren, namelijk, om het oneens te zijn over elk onderwerp dat zij behandelden?
Heeft Hiëronymus niet zijn hoofd gestoten tegen bijna al de Heilige Vaders van zijn tijd? En heeft hij niet harde klappen opgelopen van bijna al de Heilige Vaders met wie hij bekend was? Is het niet een publiek feit dat Hiëronymus en verscheidene andere Heilige Vaders de heilige boeken van de Makkabeeën, Judith en Tobias verwierpen, net als de ketters van onze tijd ze verwerpen?
En nu wordt ons ernstig gevraagd om in de naam van de God der Waarheid te zweren dat wij de Heilige Schrift slechts zullen verklaren overeenkomstig de unanieme instemming van die Heilige Vaders, die unaniem zijn geweest in slechts één ding en dat was, het nooit eens te zijn met elkaar en soms zelfs niet met zichzelf.
Want het is bijvoorbeeld een welbekend feit, hoewel het zeer betreurenswaardig is, dat Augustinus niet altijd dezelfde juiste visie had op de tekst ‘Gij zijt Petrus en op die rots zal Ik Mijn gemeente bouwen.’ Na de juiste inzichten op die fundamentele waarheid te hebben gehad gaf hij die aan het eind van zijn leven op om met de protestanten van onze tijd te zeggen dat ‘op die rots’ betekent ‘alleen op Christus’ en niet ‘op Petrus’. Nu, hoe kan ik door een eed verplicht worden de inzichten te volgen van mensen die zelf aan het weifelen en veranderen zijn geweest, terwijl het Woord van God voor mijn hart als een onbeweeglijke rots moet vaststaan? Als u van ons een eed verlangt, waarom geeft u ons dan de geschiedenis van de Kerk in handen, die ons geheugen heeft volgepropt met de onloochenbare feiten van de eindeloze felle verdeeldheden onder de Heilige Vaders over bijna elke vraag die de Schrift aan ons geloof stelt?
Hoe zou ik graag met Baillargeon kunnen zeggen dat ik niets van de Heilige Vaders af weet! Dan zou ik misschien vrede hebben in mijn geweten na meineed te hebben gepleegd door iets te beloven wat ik niet kan doen.
Onlangs werd mij door Eerwaarde meneer Leprohon verteld dat het absoluut noodzakelijk is naar de Heilige Vaders te gaan om de Heilige Schrift te begrijpen! Maar ik zal vandaag met respect herhalen wat ik toen over dat onderwerp zei.
Als ik te onkundig ben of te dom om Marcus, Lucas en Paulus te begrijpen, hoe kan ik dan intelligent genoeg zijn om Hiëronymus, Augustinus en Tertullianus te begrijpen? En als Mattheüs, Johannes en Petrus niet van God de genade hebben gekregen om met een voldoende mate van licht en helderheid te schrijven teneinde begrepen te worden door mensen van goede wil, hoe komt het dan, dat Justinus, Clemens en Cyprianus van onze God de gunst van helderheid en duidelijkheid hebben ontvangen die Hij Zijn apostelen en evangelisten onthield? Als ik niet kan vertrouwen op mijn eigen oordeel wanneer ik met hulp van God de Heilige Schrift bestudeer, hoe kan ik dan op mijn eigen oordeel vertrouwen wanneer ik de Heilige Vaders bestudeer? U vertelt mij voortdurend dat ik niet kan vertrouwen op mijn eigen oordeel om de Heilige Schrift te begrijpen en te verklaren, maar wilt u zo vriendelijk zijn mij te vertellen met welk oordeel en intelligentie ik de geschriften van de Heilige Vaders zal moeten verklaren en begrijpen als het niet met mijn eigen oordeel is? Moet ik het oordeelsvermogen en de intelligentie van een paar van mijn naasten lenen om bijvoorbeeld de geschriften van Origenes te begrijpen en te interpreteren? Of zal het mij worden toegestaan om met mijn eigen intelligentie te gaan horen wat die Heilige Vader van mij wil? Maar nogmaals, als u gedwongen wordt te bekennen dat ik niets anders heb dan mijn eigen oordeel en intelligentie om de Heilige Vaders te lezen, te begrijpen en te volgen en dat ik zonder enige angst niet alleen kan, maar ook móét vertrouwen op mijn eigen persoonlijk oordeel, hoe komt het dan, dat ik in dat geval verloren zal gaan, als ik gebruik maak van datzelfde eigen en persoonlijk oordeelsvermogen, wanneer ik aan de voeten van Jezus luister naar Zijn eeuwige en levengevende woorden?
Niets benauwt mij zo in onze heilige godsdienst als dat gebrek aan vertrouwen op God, wanneer we naar de voeten van Jezus gaan om Zijn woorden, die de ziel redden, te horen of te lezen, èn de overvloed aan zelfvertrouwen wanneer we naar zondige en feilbare mensen gaan om te weten te komen wat zij zeggen.
We worden niet uitgenodigd om tot de Heilige Schrift te gaan om te weten te komen wat de Here zegt, maar tot de Heilige Vaders!
Zou het mogelijk zijn dat in onze Heilige Kerk het Woord van God duisternis is en het woord van mensen licht?!
Dit dogma, of dit artikel van onze godsdienst, waardoor we tot de Heilige Vaders moeten gaan om aan de weet te komen wat ‘De Here zegt’ en niet tot de Heilige Schrift, is voor mijn ziel wat een handvol zand zou zijn voor mijn ogen – het maakt mij volkomen blind.
Wanneer onze eerbiedwaardige bisschop de Heilige Schrift in mijn handen legt en mij beveelt die te bestuderen en te prediken, dan zal ik begrijpen wat hij bedoelt en hij zal weten wat hij zegt. Hij zal mij een zeer subliem werk geven om uit te voeren en door de genade van God hoop ik dat te doen. Maar wanneer hij mij beveelt te zweren dat ik nooit de Heilige Schrift zal verklaren behalve dan overeenkomstig de unanieme instemming van de Heilige Vaders, zal hij dan geen meinedige van mij maken en zal hij dan niet iets zeggen, waaraan hij niet genoeg aandacht heeft gegeven? Want om te zweren dat we nooit iets van de Schrift zullen interpreteren behalve dan overeenkomstig de unanieme instemming van de Heilige Vaders, is een even onmogelijk en belachelijk iets om te zweren als om de maan vast te pakken met onze handen. Wat zeg ik? Het is zweren dat we nooit een enkel hoofdstuk van de Bijbel zullen bestuderen noch verklaren. Want het is waarschijnlijk dat er erg weinig hoofdstukken in dat heilige Boek zijn, die nog nooit de oorzaak zijn geweest van ernstige verschillen tussen sommige van de Heilige Vaders.
Aangezien de geschriften van de Heilige Vaders tenminste tweehonderd boeken in folio vullen, zal het ons niet minder dan tien jaar voortdurende studie kosten om te weten te komen over welke kwestie zij het wel of niet eens zijn! Als ik na die tijd van studie merk dat zij unaniem zijn over het vraagstuk van de orthodoxie die ik moet geloven en prediken, zal alles goed met mij zijn. Ik zal met een onbevreesd hart wandelen naar de poorten van de eeuwigheid, met de zekerheid de ware weg van de redding te volgen. Maar als er onder vijftig Heilige Vaders negenenveertig aan de ene kant staan en slechts één aan de andere kant, in wat voor vreselijke nood zal ik dan ondergedompeld worden! Zal ik dan niet zijn als een schip in een stormachtige nacht, nadat ze haar kompas, haar masten en haar roer kwijt is? Als ik toestemming had de meerderheid te volgen, zou er altijd een veilige plank zijn om mij te redden van de dreigende schipbreuk. Maar de paus heeft ons onverbiddelijk verbonden aan die eensgezindheid. Als mijn geloof niet het geloof van de eensgezindheid is, ben ik voor altijd verdoemd. Ik sta buiten de Kerk!
Wat een vreselijk alternatief ligt hier voor ons! We moeten, òf meineed plegen door te zweren een eensgezindheid te volgen die een fabel is, om zo rooms-katholiek te blijven, òf wij moeten ons storten in de afgrond van goddeloosheid en atheïsme door te weigeren te zweren dat wij ons zullen houden aan een eensgezindheid die nooit bestond.”
Het was aan het einde van een lang en stormachtig overleg zichtbaar dat de angsten en zorgen van Baillargeon en mij werden gedeeld door een ieder van de studenten in de theologie. De vrijmoedigheid van onze wijze van uitdrukken bracht een werkelijke storm over ons heen. Maar onze overste durfde geen enkele van onze argumenten onder ogen te zien of te beantwoorden; hij was duidelijk in de war en niets kon zijn vreugde overtreffen toen de klok hem zei dat het uur van het overleg voorbij was. Hij beloofde ons de volgende dag te antwoorden, maar de volgende dag deed hij niets anders dan stof in onze ogen strooien en ons naar hartenlust beledigen. Hij begon met mij te verbieden nog meer van de controversiële boeken te lezen die ik een paar maanden eerder had gekocht, waaronder de beroemde Derry discussie tussen zeven priesters en zeven protestanten. Ik moest de welbekende discussie tussen “De Paus en Maguire” en tussen Gregg en diezelfde Maguire teruggeven. Ik moest ook afstand doen van de nummers van Avenir en andere boeken van Lamenais; bij wijze van voorrecht had ik de vrijheid gehad die te lezen. Er werd besloten dat mijn intelligentie niet helder genoeg was en dat mijn geloof niet voldoende sterk was om die boeken te lezen. Ik had niets anders te doen dan mijn hoofd te buigen onder het juk en te gehoorzamen zonder een woord van gemopper. De donkerste nacht werd opgetrokken rondom ons verstand en wij moesten geloven dat die vreselijke duisternis het schijnende licht van God was! Wij verwierpen de schitterende waarheid die bijna onze geest had veroverd, om de meest belachelijke drogredenen te accepteren als evangeliewaarheden! We voerden de meest vernederende daad uit die een mens kan doen – we legden de stem van ons geweten het zwijgen op en wij stemden ermee in de visies van onze overste te volgen, zoals een redeloos dier het bevel van zijn meester opvolgt; wij stemden ermee in in de handen van onze oversten te zijn, zoals een wandelstok zich bevindt in de handen van de reiziger.
Tijdens de maanden die voorbijgingen tussen die harde doch verloren strijd en het plechtige uur van mijn priesterwijding, deed ik alles wat ik kon om mijn gedachten over dat onderwerp te onderwerpen en te vernietigen. Mijn hoop was dat ik geheel geslaagd was. Maar tot mijn ontzetting werd dat verstand plotseling wakker als uit een lange slaap, toen ik meineed had gepleegd, zoals elke priester dat moet doen. Een rilling van afschuw en schaamte ging tegen mijn wil door heel mijn lichaam heen. Diep in mijn ziel werd er een kreet gehoord van mijn gewond geweten: “Jij vernietigt het Woord van God! Jij komt in opstand tegen de Heilige Geest! Jij loochent de Heilige Schrift door de voetsporen van zondige mensen te volgen! Jij verwerpt het reine water van het eeuwige leven om het water van de dood te drinken.”
Om opnieuw de stem van mijn geweten te smoren deed ik wat mijn Kerk mij adviseerde – ik riep tot mijn ouwel-god en tot de gezegende Maagd Maria, opdat zij mij te hulp zouden komen en de stemmen tot zwijgen zouden brengen, die mijn vrede verstoorden door mijn geloof aan het wankelen te brengen.
Met de grootste oprechtheid hernieuwde ik op de dag van mijn wijding de belofte, die ik reeds zo vaak had gedaan en ik zei in de tegenwoordigheid van God en Zijn engelen: “Ik beloof dat ik nooit iets zal geloven behalve hetgeen overeenkomstig is met het onderwijs van de Heilige en Apostolische Kerk van Rome.”
Op dat kussen van dwaasheid, onkunde en fanatisme legde ik mijn hoofd neer om de slaap van de geestelijke dood te slapen met de 200 miljoen slaven, die de paus aan zijn voeten ziet.
En ik sliep die slaap, totdat de God van ons heil in Zijn grote genade mij wakker maakte door mijn ziel het licht, de waarheid en het leven te geven, welke zijn in Jezus Christus.