Selecteer een pagina

OVEREENKOMSTIG

DE

B E L O F T E.
  

 door C.H. Spurgeon.

6. 

VAN WIE ZIJN DE BELOFTEN?
  

DE Here is altijd rechtvaardig en goed naar Zijn schepselen toe. Het is Zijn aard om zo te zijn. Maar er lag geen noodzaak in Zijn rechtvaardigheid of in Zijn goedheid dat Hij beloften van genade zou geven aan hen die tegen Hem in opstand waren gekomen. De mens heeft elke vorm van aanspraak op zijn Maker die hij misschien dacht te hebben, verspeeld. Want hij heeft de zuivere en heilige wet overtreden die hij verplicht was te gehoorzamen. De mens komt nu niets anders meer toe dan het loon voor zijn zonden. Als God nu met de mens zou handelen op grond van strikte rechtvaardigheid, dan moet Hij hem veroordelen en straffen. Iedere gunst aan een schuldig schepsel moet alleen voortkomen uit de onverdiende genade en soevereine goedheid van God. Het moet spontaan ontspringen uit de goede wil en het welbehagen van de Allerhoogste. De beloften van genade vloeien voort uit de grenzeloze liefde van God en daaruit alleen. Ze konden niet uit een andere bron voortkomen. Geen enkel lid van de mensheid heeft enig natuurlijk recht op beloften van zegen, noch kan de hele wereld van mensen die verdienen. God heeft uit eigen vrije wil en welbehagen de mensen beloften gedaan uit geen ander motief dan die liefde die in Hem ligt.
   Hij heeft ervoor gekozen om Zijn beloften te doen aan uitverkoren personen, die in de loop van de tijd worden ontdekt doordat zij hun geloof op Hem vestigen. Degenen die God heeft uitverkoren, worden door de Heilige Geest geleid om God en Zijn weg van verlossing te kiezen door het geloof in Christus Jezus. Degenen van de uitverkorenen die tot de jaren van onderscheid komen, worden geleid tot geloof in Jezus. Allen die geloof in Hem hebben, kunnen zonder enige twijfel concluderen dat zij tot het uitverkoren aantal behoren aan wie de beloften worden gegeven. Voor hen die leven en sterven in ongeloof is er geen absolute en persoonlijke belofte van God. Zij staan ​​niet onder genade maar onder de wet en hen behoren de bedreigingen toe, niet de beloften. Deze mensen geven de voorkeur aan een andere handelwijze boven die van de genadige belofte. Uiteindelijk gaan ze ten onder als gevolg van hun dwaze voorkeur. De uitverkorenen van de Here worden ertoe gebracht de trotse weg van het “ik” en de verdienste op te geven. Zij nemen de weg van het geloof en vinden zo rust voor hun ziel. Het lijkt misschien een kleinigheid om het woord van God te geloven en te vertrouwen op Hem Die God heeft gezonden om onze Redder te zijn, maar het is in feite niet zo. Het is het teken van de verkiezing, het teken van de wedergeboorte, het kenmerk van komende heerlijkheid. Als iemand gelooft dat God waarachtig is, omdat hij zijn eeuwige belangen op Gods belofte laat rusten, dan getuigt dat van een hart dat met God verzoend is, een geest waarin de kiem van volmaakte heiligheid aanwezig is.
   Wanneer wij God geloven zoals Hij geopenbaard wordt in Christus Jezus, dan geloven wij al Zijn beloften. Vertrouwen in de Persoon houdt in: vertrouwen op alles wat Hij zegt. Daarom aanvaarden wij alle beloften van God als zeker en vast. Wij vertrouwen niet op de ene belofte en twijfelen aan een andere, maar wij vertrouwen erop dat elke ervan waar is. Wij geloven dat het waar is voor ons voor zover het betrekking heeft op onze toestand en omstandigheden. Wij redeneren vanuit algemene uitspraken naar specifieke toepassingen. Hij Die heeft gezegd dat Hij degenen zal redden die in Hem geloven, zal mij redden, omdat ik in Hem geloof. Elke zegen die Hij heeft beloofd te schenken aan gelovigen, zal Hij aan mij schenken als gelovige. Dit is gezond redeneren en daarmee rechtvaardigen wij het geloof waardoor wij leven en getroost worden. Niet omdat ik iets verdien, maar omdat God het mij vrijelijk heeft beloofd in Christus Jezus, daarom zal ik het ontvangen: dit is de reden en grond van onze hoop.
   Op het eerste gezicht vraagt iemand zich af waarom niet alle mensen in God geloven. Het lijkt erop alsof dit teken van Goddelijke verkiezing universeel aanwezig is, want God kan niet liegen. Er is geen reden om Hem te verdenken van verandering, of van het falen van Zijn macht om Zijn woord te houden. Toch is het hart van de mens zo vals, dat de mens twijfelt aan zijn Maker. Hij haat zijn Schepper, en gelooft Hem daarom niet. Het is het zekerste bewijs van de natuurlijke vijandschap van de mens jegens God dat hij het waagt om een leugen toe te kennen aan Iemand Die de waarheid Zelf is. “Wie God niet gelooft, heeft Hem tot een leugenaar gemaakt, omdat hij niet gelooft in het getuigenis dat God van Zijn Zoon gegeven heeft.” (1 Johannes 5:10).
   Echt, praktisch vertrouwen in de levende God, hoe gemakkelijk het ook lijkt, is een deugd die nooit door een onvernieuwd hart werd uitgevoerd. De glorievolle verzoening die door de vleesgeworden Zoon van God tot stand is gebracht, is het vertrouwen van de hele mensheid waard. Men zou zich kunnen voorstellen dat elke zondaar zich onmiddellijk in deze reinigende fontein zou hebben gewassen en zonder aarzelen in de Goddelijke Verlosser zou hebben geloofd, maar dat is verre van waar. Mensen willen niet tot Christus komen om leven te hebben. Ze vertrouwen liever op iets anders dan op het offer van Jezus. Pas als de Heilige Geest een wonder in een mens verricht, zal hij gaan vertrouwen op het grote offer waarin God heeft voorzien. Dat offer aanvaardt Hij voor het wegnemen van de schuld. Hierdoor komt het dat deze eenvoudige, alledaagse zaak van geloof toch het onderscheidende kenmerk wordt van de uitverkorenen van de Here. Geen ander teken is zo onfeilbaar: “Wie in Hem gelooft, heeft eeuwig leven.” Gevoelens en daden kunnen allemaal dienen als bewijs, maar het belangrijkste bewijs van een belang in de belofte van God is geloof in Hem. “Abraham geloofde God en het werd hem tot gerechtigheid gerekend.” Er waren nog veel meer goede punten in het karakter van de aartsvader, maar dit was het doorslaggevende punt: hij geloofde God. Dit was inderdaad de wortel van al het andere dat prijzenswaardig was in hem.
   Wereldwijze mensen verachten geloof en stellen het tegenover deugdzame daden, maar dit contrast is niet eerlijk. Men zou net zo goed een bron tegenover zijn beek kunnen stellen, of de zon tegenover zijn eigen warmte. Als waar geloof de moeder van heiligheid is, laat dan moeder Genade lof ontvangen vanwege haar nakomelingen. Laat haar daar niet tegenover worden geplaatst. Zulke oneerlijke redeneringen komen voort uit roekeloze kwaadaardigheid. Als mensen zoveel houden van goede werken als ze beweren, dan zouden ze het geloof liefhebben dat die werken voortbrengt.
   God houdt van geloof omdat het Hem eert en ook omdat het leidt tot daden van gehoorzaamheid aan Hem. Die gehoorzaamheid omvat liefde voor onze medemensen. Er zit meer in geloof dan het oog ziet. Het is in een bepaald opzicht het grootste van alle goede werken, zoals onze Here Jezus ons leert. De Joden zeiden tegen Hem (Johannes 6:28, 29): “Wat moeten wij doen, opdat wij de werken van God mogen doen?” Zij zouden graag Goddelijke werken doen, werken boven alle andere die door de Here zijn goedgekeurd. Jezus antwoordde hun: “Dit is het werk van God, dat gij gelooft in Hem, Die Hij gezonden heeft.” Dat wil zoveel zeggen als: het meest Goddelijk goedgekeurde werk dat voor u mogelijk is, is geloven in de Messias. Vertrouwen op de Here Jezus is het toppunt van deugd. Trotse mensen kunnen spotten, maar deze uitspraak is waar. “Zonder geloof is het onmogelijk God te behagen”. Maar “wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld.” De belofte wordt gedaan aan hem die de belofte gelooft en aan hem zal deze vervuld worden. Hij die de belofte omarmt, wordt omarmd door de belofte. Hij die Christus aanvaardt, wordt aanvaard in Christus. Hij die werkelijk gelooft, is zeker gered.

U die dit leest, gelooft u uw Schepper?