Twee geknakte rieten staven
>>PDF<<
door Joseph D. Harrald (secretaris van C.H. Spurgeon, noot vert.).
Onlangs op een bidstond in de Metropolitan Tabernacle, nam een bejaarde vriend het woord, zonder dat hij daarvoor gevraagd was, en hij legde een korte vurige smeking neer bij de genadetroon. Hij sloot zijn gebed af met de volgende opmerkelijke en veelbetekenende bede:
“O HERE, RED MIJN BROEDERS EN ZUSTERS, DIE VERTROUWEN OP DE DOOP VAN DE ANGLICAANSE KERK, EN HUN EIGEN GOEDHEID!”
Terwijl de vreemdeling z’n zitplaats weer innam, zeiden we zeer van harte “Amen!”, en tezelfdertijd voelden we ons dankbaar ten opzichte van die onbekende smekeling, die ons had herinnerd aan een grote categorie personen voor wie het gebed niet zo vaak wordt opgezonden als zou moeten.
Helaas zijn er velen, naast de broeders en zusters die speciaal bij deze gelegenheid werden genoemd, “die vertrouwen op de doop van de Anglicaanse Kerk” zelfs als zij geen geloof hebben in “hun eigen goedheid”. Tien-, ja honderdduizenden is in hun kinderjaren geleerd om te geloven en te zeggen, dat zij in hun doop tot leden van Christus, kinderen van God en erfgenamen van het Koninkrijk der hemelen werden gemaakt, zelfs al bewijzen ze door hun zondige leven, dat zij leden zijn van het slechte gezin van satan, kinderen des toorns en erfgenamen van het koninkrijk der duisternis. Opdat niemand de betekenis van de uitdrukkingen, welke worden gebruikt in de Catechismus van de Anglicaanse Kerk, verkeerd zou begrijpen, herhaalt het Book of Common Prayer (gebedenboek) steeds weer opnieuw de bewering en giet die in verschillende vormen, maar altijd houdt zij vast aan deze duidelijke uitspraak dat, in de doop, (d.w.z., de besprenkeling, want alle baby’s zijn vandaag de dag zwak en niet in staat de onderdompeling te verdragen welke door de kerkregels wordt voorgeschreven) het kind wedergeboren is door de Heilige Geest, aangenomen in het gezin van God en ingelijfd in Zijn heilige Kerk. Hier zijn de werkelijke woorden, die worden uitgesproken door de predikant over een kind, dat een “doop” in besloten kring heeft ondergaan en een soortgelijke taal wordt gebruikt met betrekking tot diegenen die de doop in het openbaar “ondergaan”: “Dit kind, dat geboren werd in erfzonde en in de toorn van God, wordt nu door het bad van de wedergeboorte in de doop opgenomen in het getal van de kinderen Gods en de erfgenamen van het eeuwige leven.” De “priester” is ook verplicht te zeggen: “Aangezien, geliefde broeders, dit kind door de doop is wedergeboren en geënt in het lichaam van de kerk van Christus, laten wij dan de almachtige God danken voor deze weldaden.” Is het merkwaardig dat er zo velen zijn die “vertrouwen op de doop van de Anglicaanse Kerk”, als er voortdurend zo’n simpel onderwijs als dit in hun oren weerklinkt? Het is erg triest, maar het is helemaal niet verbazingwekkend; in de gegeven omstandigheden zou het vreemd zijn als het anders was.
Het is helemaal niet nodig breedvoerig de slechte dingen te bespreken, die voortvloeien uit het “vertrouwen op de doop van de Anglicaanse Kerk.” Het belangrijkste punt is dat de mensen zo ertoe worden gebracht te vertrouwen op iets wat hen nooit kan redden; een dwaling die voor eeuwig fataal zal blijken te zijn, tenzij deze op tijd wordt ontdekt en verworpen. Waar de geestelijke de waarheid kent, zoals deze is in Jezus, kan het onheil misschien verkleind worden, hoewel zelfs dan, telkens wanneer hij bij het doopvont staat en een kind besprenkelt, hij ondubbelzinnig moet weerleggen, wat hij van de preekstoel heeft onderwezen wat betreft de noodzaak van de wedergeboorte door de Heilige Geest en het stellen van het vertrouwen op de Here Jezus Christus.
Indien echter, wat niet zelden gebeurt, de predikant of de dominee of de hulppredikant de genade van God niet kent of een sacramentalist is, – d.w.z. iemand die de woorden wel aanvaardt en letterlijk interpreteert, welke zijn evangelische broeders proberen weg te verklaren door er een gekunstelde betekenis aan te geven – , wie moet er dan hun toehoorders waarschuwen dat zij op een verrotte staf vertrouwen, die hen in de steek zal laten in het uur der beproeving? Ze zouden naar de waarheid geleid kunnen worden, als ze hun Bijbel zouden lezen en het onderwijs van de Geest van God hadden gezocht door overdenking en gebed, maar velen, “die vertrouwen op de doop van de Anglicaanse Kerk”, denken er nooit aan de Schrift te doorzoeken om te zien of datgene wat hun leraren hen vertellen, overeenkomstig het Woord van God is of niet: het is genoeg voor hen dat de dominee het zegt. Als iemand, die bezorgd is om hun ziel, voor hen de woorden van de indrukwekkende boodschap van de Heiland herhaalt: “Gij moet wederom geboren worden”, dan antwoorden zij: “Wij hebben er geen behoefte aan om wedergeboren te worden; wij zijn wedergeboren; tenminste, ons is altijd geleerd te geloven dat we wedergeboren werden, toen we werden gedoopt. We kunnen niet steeds weer opnieuw en opnieuw ‘wedergeboren’ worden.” Wij beven voor de godslastering van de man, die zei dat hij niet wedergeboren hoefde te worden, omdat hij in Boston geboren was, maar we zijn bang dat velen, in dit zogenaamde christelijke land, niet een veel duidelijker geestelijk begrip hebben dan hij had van de absolute noodzaak van de wedergeboorte “van boven”, voor allen die “het Koninkrijk van God zullen zien”. Tyndale bad: “Here, open de ogen van de koning van Engeland”, en wij mogen terecht bidden: “Here, opent U de ogen van de predikanten en de leden van de Anglicaanse Kerk, die vertrouwen op hun doop!” Het besprenkelen van kinderen is helemaal geen Schriftuurlijke doop en zelfs de onderdompeling van volwassenen zou on-Schriftuurlijk zijn, als deze niet werd voorafgegaan door het vertrouwen van het hart op de Here Jezus Christus.
Maar zijn er sommigen die vertrouwen op “hun eigen goedheid”? Ja, waarlijk, hoewel in hun geval het geloof ongegrond is voor de hoop die in hen is, en het is zeker “het bewijs van de dingen, die niet gezien worden.” Het kan niet een feit zijn, of iets wat gezien of ervaren wordt. Ongelukkig genoeg is het helemaal geen geloof, maar aanmatiging of zelfbedrog. De Schrift verklaart dat er onder de mensenkinderen “niemand is die rechtvaardig is, nee, niet één”. Tot de jongeman, die Hem “Goede Meester” noemde, zei Jezus: “Er is niemand goed dan God alleen.” Als de psalmist tot de Here spreekt, zegt hij: “Gij zijt goed en doet goed”, maar welke goedheid kan een menselijk wezen hebben, voordat hij vernieuwd is door genade en een deelgenoot is geworden van de Goddelijke natuur? “Zo is dan wie in Christus is, een nieuwe schepping”, maar totdat dat herscheppende werk in hem tot stand gebracht is, is hij van nature slecht en doet hij in de praktijk slechte dingen. De wilde olijf kan geen goede vruchten voortbrengen; ook kunnen door de zonde bezoedelde schepsels geen “goedheid” en de andere vruchten van de Geest voortbrengen, totdat zij veranderd worden door de eenheid met de zondeloze Zoon van God.
Het is maar al te waar dat “velen vertrouwen op de doop van de Anglicaanse Kerk en hun eigen goedheid.” Vaak hebben kerkmensen, wanneer we met hen gesproken hebben over de noodzaak van de bekering en het belang van het geloof in Christus, geantwoord: “Wij zijn gedoopt en hebben belijdenis gedaan, wij hebben het sacrament genomen, we hebben altijd iedereen het zijne gegeven, we hebben het beste gedaan wat we konden. Kan er nog meer van ons geëist worden?” Ze waren verbaasd over ons antwoord, maar uit trouw aan onze overtuiging en uit liefde voor hun zielen werden we gedwongen om te antwoorden: “Wat u ontbreekt? U ontbreekt alles, of tenminste, u ontbreekt het enig noodzakelijke en dat is, geloof in onze Here Jezus Christus; zonder dat kunt u God niet behagen, zonder dat kunt u niet gered worden, zonder dat bent u zelfs nu onder het oordeel, want ‘wie niet gelooft, is reeds veroordeeld, omdat hij niet geloofd heeft in de naam van de Eniggeboren Zoon van God.’”
Geliefde lezer, hebben we onbewust uw geval beschreven? Als dat zo is, dan bidden we, terwijl we schrijven, dat de Heilige Geest u de ogen moge openen met betrekking tot uw echte toestand voor Gods aangezicht, en de dingen van Christus moge nemen en die aan u moge openbaren. Denk aan de woorden van de apostel Johannes: “Wie de Zoon heeft, heeft het leven en wie de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet.” Wat voor ceremonie er ook met hem uitgevoerd mag zijn, degene die niet in Jezus gelooft, is nog steeds dood in overtredingen en zonden.
Aan de andere kant, als u onderwijs van God hebt ontvangen en zelf gered bent, leg dan dit kleine papier vriendelijk in de hand van degenen, die u kent, die “vertrouwen op de doop van de Anglicaanse Kerk, of op hun eigen goedheid” en bid, dat het hen mag helpen een vastere rustplaats voor hun geloof te vinden, namelijk, in het volbrachte werk van de Here Jezus Christus. Moge zo een ieder van degenen over wie we met zorg vervuld zijn, in staat worden gesteld om te zeggen:
“Mijn hoop is gebouwd op niets minder
Dan Jezus’ bloed en gerechtigheid;
Ik durf de fijnste gemoedstoestand niet te vertrouwen
Maar leun geheel op Jezus’ naam
Op Christus, de vaste rots, sta ik;
Alle andere grond is drijfzand.”
De volledige tekst van het geciteerde lied staat hieronder vermeld.
Kingsway Music gaf ons toestemming om de muziek van het bovenstaande lied op deze site te plaatsen. Het copyright berust bij Kingsway Music !!
My hope is built on nothing less
Than Jesus’ blood and righteousness;
I dare not trust the sweetest frame,
But wholly lean on Jesus’ Name.
Refrain:
On Christ the solid Rock I stand;
All other ground is sinking sand
When darkness veils His lovely face,
I rest on His unchanging grace;
In ev’ry high and stormy gale,
My anchor holds within the veil.
Refrain: (2x)
When He shall come with trumpet sound,
O may I then in Him be found!
Clothed in His righteousness alone,
Faultless to stand before the throne.
Refrain: (2x)
MIJN HOOP IS GEBOUWD
Mijn hoop is gebouwd op niets minder
Dan Jezus’ bloed en gerechtigheid;
Ik durf de fijnste gemoedsgesteldheid niet te vertrouwen,
Maar steun geheel op Jezus’ Naam.
Refrein:
Ik sta op Christus de vaste Rots,
Alle andere grond is drijfzand.
Als duisternis Zijn liefelijk gezicht omsluiert,
Rust ik op Zijn onveranderlijke genade;
In elke zware en onstuimige storm,
Heeft mijn anker houvast binnen het voorhangsel.
Refrein(2x):
Wanneer Hij zal komen met trompetgeschal,
O dat ik dan in Hem bevonden mag worden!
Gekleed in Zijn gerechtigheid alleen,
Onberispelijk voor de troon te staan.
Refrein (2x) :
Tekst: Eduard Mote (1797-1874)
Melodie: Henry Hemy (1818-1888)