Selecteer een pagina

Toevoegingen aan de gemeente

>>PDF<<

Een toespraak gehouden op zondagochtend 5 april 1874 door C.H. Spurgeon.

“En de Here voegde dagelijks aan de gemeente toe, zodanigen die behouden zouden worden”.  Handelingen 2:47 (King James Vertaling)

Wij komen nu samen in het mooiste seizoen van het jaar, het voorjaar, wanneer alles rondom ons de kille grafkleren van de winter afschudt en de fraaie tooi van een nieuw leven aandoet. De gemeente van God was met Pinksteren in die toestand; haar winter was voorbij en de bloemen verschenen op de aarde. Zij genoot van de voorjaarsbries, want de adem van de Heilige Geest verfriste haar tuin: er was voorjaarsmuziek – de tijd van het zingen van de vogels was gekomen, want haar predikers getuigden trouw van Jezus en zo veel en gevarieerd waren de lieflijke klanken, die het nieuwe seizoen verwelkomden, dat vele volkeren de wondervolle werken van God in hun eigen taal hoorden. Er was ook de bloei van het voorjaar; de vijgenboom liet haar groene vijgen zien en de wijnstok met de tere druiven gaf een goede geur, want rondom vroegen menigten: “Mannen broeders, wat moeten wij doen?” en velen beleden ook hun geloof in Jezus. Daar waren de voorjaarsregens van berouw, de voorjaarszonnestralen van vreugde in de Heilige Geest en de voorjaarsbloemen van een nieuw gegeven hoop en geloof. Mochten we nog een keer zo’n voorjaarstijd zien in al de gemeenten van Jezus Christus over de hele wereld en laten we ondertussen onszelf aansporen op een wijze die past bij zo’n blijde tijd. Laten we opstaan en de Zeer Geliefde ontmoeten en samen met Hem zaaien in hoop en uitzien naar een spoedig ontkiemen. De Zon der Gerechtigheid komt als een Bruidegom uit Zijn vertrek en de vermoeide nacht lost op in een verheugende dag; laten we gehoor geven aan de stem van de Geliefde, wanneer Hij tot ons roept: “Sta op, Mijn geliefde, Mijn schone en kom mee.”

Het lijkt uit de tekst dat de toevoegingen aan de gemeente die in de voorjaarstijd van Pinksteren werden verkregen, niet altijd op één manier plaatsvonden; soms kwamen ze in menigten en op andere momenten was er een geleidelijke toename. Op één dag werden er drieduizend toegevoegd – dat is een voorbeeld van massale bekering, wanneer een volk in één keer wordt geboren. In zo’n werk moeten we geloven; ik bedoel niet alleen in de mogelijkheid ervan, maar ook in de waarschijnlijkheid ervan, want het spreekt vanzelf dat wat één mens, die in een speciale gemoedstoestand is, zou overtuigen, even gemakkelijk drieduizend of dertigduizend zou overtuigen, als ze in diezelfde toestand waren. Veronderstel dezelfde bodem, hetzelfde zaad, hetzelfde seizoen en dezelfde God, Die wonderen werkt en ik kan geen reden bedenken waarom er een grens getrokken moet worden wat betreft de resultaten. De Heilige Geest is Goddelijk en daarom weet Hij hoe allerlei mensen beïnvloed moeten worden en Hij kan door de instrumenten die nu gebruikt worden, precies zoveel mensen bereiken als Hem behaagt. Ik herinner me heel goed, toen ik voor het eerst in Londen predikte, een opmerking die werd gemaakt door een vriend en die me in die tijd heel erg bemoedigde en in mijn ervaring waar is gebleken. Toen hij hoorde dat mijn kleine kapel op het platteland vol was met de inwoners van het dorp, waar ik had gepredikt, gaf hij mij hoop om een veel grotere plaats in Londen te vullen: “Want,” zei hij, “wat er tweehonderd zal trekken zal ook tweeduizend trekken en wat nuttig was voor een gering aantal, zal even nuttig gemaakt worden voor een menigte.” Ik zag meteen dat het zo was. Wanneer we te maken hebben met geestelijke krachten, moeten we niet rekenen per pond en per ons, of zoveel paardenkracht. We moeten niet denken in hoeveelheden. Een voorbeeld: geef mij vuur, ik zal niet onderhandelen over een oven, geef mij maar een enkele kaars en een stad of een woud kan spoedig in lichterlaaie staan. Een vonk is helemaal voldoende om mee te beginnen, want vuur vermenigvuldigt zich: geef ons dus de waarheid, een enkele stem en de Heilige Geest daarbij en niemand kan zeggen waar de heilige vuurzee zal stoppen. Eén Jona was voldoende om heel Ninevé te onderwerpen door één monotone zin, die vaak werd herhaald en al zijn we nu slechts zwakke instrumenten, als God het evangelie maar zegent, dan is er geen reden waarom men niet spoedig in heel Londen dit zal ondervinden. De preek, gepredikt door Petrus op Pinksteren, was de pijl van Gods bevrijding voor drieduizend en er is geen reden waarom de Here niet één van ons zou gebruiken met hetzelfde effect. Drieduizend kunnen er niet bekeerd worden als er slechts honderd aanwezig zijn om te horen, maar met deze grote gemeente en duizenden kleineren, binnen schootsafstand, waarom zouden de neergevelden van de Here niet velen zijn? Zeker kan de Goddelijke Trooster even gemakkelijk drie miljoen als drie individuen zegenen.

Maar het zou uit onze tekst blijken dat de toevoegingen aan de gemeente van Pinksteren niet de hele tijd door zo massaal was. De Geest van God was nog steeds bij hen, maar hun toename was geleidelijker. “De Here voegde dagelijks aan de gemeente toe zodanigen, die behouden zouden worden.”(King James Vertaling) U hebt in het voorjaar een zware regenbui gezien: op een bepaald moment is er een dikke druppel op het trottoir gevallen en voor u klaar was om eraan te ontsnappen volgde er een stortvloed, zo overvloedig dat u half dacht dat er een wolk boven uw hoofd in tweeën was gescheurd: zo’n plotselinge en heftige bui kan dienen als beeld van de bekering van drieduizend zielen in één keer. Maar op andere tijden is de regen zacht gevallen en is doorgegaan uur na uur naar beneden te komen, een zachte, warme, voorjaarsregenbui, die op z’n eigen wijze het werk van zegen even zeker heeft gedaan als de zware stortbui. Wij moeten erg dankbaar zijn, als we er niet drieduizend op één dag bekeerd zien, als we er dan maar tien dagen lang elke dag driehonderd zien, of als we er dertig zien honderd dagen achtereen. We behoren inderdaad dankbaar te zijn voor alle succes zolang zondaren werkelijk tot Jezus komen. Of ze nu in drommen komen, of één voor één, we zullen hen welkom heten; de vrouw die haar geld kwijt was, was blij één muntstuk te vinden, hoewel ze nog blijer zou zijn geweest om een beurs vol muntstukken te vinden, als die verloren waren.

Ik wil graag dat u nadenkt over de toevoegingen aan de gemeente zoals zij vroeger voorkwamen bij de eerste christenen. Bepaalde mensen praten altijd over de “vroege kerk”; erg vreemde ideeën schijnen ze te hebben over de voornoemde vroege kerk. Hun vroege kerk was totaal verschillend van alles wat we tegenkomen in de Handelingen der Apostelen, want ze was heel bijzonder in haar bouwkunst, hoedenhandel en muziek. Deze “vroege kerk” kon helemaal niet aanbidden, tenzij ze een zichtbaar altaar had, met altaarstukken en een altaardoek, met heren in schitterende kledij van blauw, scharlaken en fijn linnen, die allerlei houdingen aannamen en zich heel vaak bogen. Die “vroege kerk” geloofde naar het schijnt in de wedergeboorte door de doop, de transsubstantiatie, het priesterdom en de werkzaamheid van het sacrament. Wel, hoe ze ook was, er was echter een nog vroegere kerk, die zulke ideeën niet had en het is aan ons om weg te gaan bij al dat soort vroege kerken naar de vroegere kerk of de vroegste kerk; ik geef u de verzekering dat u daar geen priesterdom, noch de nonsens van de werkzaamheid van het sacrament zult vinden, maar eenvoud, waarheid en de kracht van de Heilige Geest. De vroege kerk die zozeer bewonderd wordt door de Anglicanen, was een ontaarde wijnstok, een veld van tarwe en onkruid, een eucharistieviering doortrokken van antichristelijke dwaling, in één woord een gedoopt heidendom. Naar haar eigen gewoonte zette ze de vele goden van de heidenen weer overeind. Ze noemde hen alleen heiligen in plaats van goden; ze zette de Maagd op de plaats van Venus en ze zette Petrus en Paulus overeind in de nissen, waar vroeger Saturnus of Mars stonden. Onze huidige “herleefde vroege kerk” is slechts heidendom met een rand van kruizen. Wij hebben besloten terug te keren naar de eenvoudige kerk waarvan we lezen: “..dat zij, die het woord met blijdschap aanvaardden, zich lieten dopen en volhardden in de leer der apostelen” (King James vertaling). In verband met deze gemeente zullen we ons onderwerp behandelen, in het vertrouwen dat de Heilige Geest met ons is, zoals Hij met hen was.

I. Ten eerste dan, TOEVOEGINGEN AAN DE GEMEENTE, HOE ZIT DAT? “De Here voegde dagelijks toe aan de gemeente zodanigen, die behouden zouden worden.”(King James Vertaling)

In de vroegste tijden lijkt het de gewoonte geweest te zijn dat mensen die tot Christus waren bekeerd, zich aansloten bij de gemeente van Jezus Christus. Vanuit dat feit ben ik ervan overtuigd dat ze hun vaste overtuiging niet geheim hielden. Het is bij velen een sterke verzoeking om te zeggen: “Ik geloof in Jezus, maar dat is een zaak tussen God en mijn eigen ziel; het is niet nodig dat ik dit aan anderen vertel. Kan ik niet rustig naar de hemel gaan en een Nicodemus of een Jozef van Arimathea zijn?” Hierop antwoord ik: ja, u kunt rustig naar de hemel gaan en we hopen dat u dat ook zult doen, maar het is een andere zaak om lafhartig te zijn en u voor Christus te schamen. We zullen geen bezwaar maken tegen het feit dat u een Nicodemus bent, als u met hem mee zult gaan, wanneer hij specerijen naar het graf van Jezus brengt en u mag een Jozef van Arimathea zijn als u hem vergezelt, wanneer hij moedig bij Pilatus naar binnen gaat en vraagt om het lichaam van Jezus. Geen van deze twee broeders was lafhartig, nadat het kruis voor hun ogen was opgericht; ook schaamden ze zich niet om zich te vereenzelvigen met de gekruisigde Christus. Volg hen, niet in het beginstadium van hun liefde, maar in de rijpere dagen. Bedenk, geliefde vrienden, dat de belofte van het evangelie als volgt luidt: “Wie met zijn hart gelooft en met zijn mond belijdt, zal behouden worden.” Veronachtzaam niet, zo vraag ik u dringend, de helft van dat bevel! De evangelie-opdracht, die we hebben ontvangen, is dit: “Ga in de gehele wereld en predik het evangelie aan heel de schepping. Wie gelooft en zich laat dopen zal behouden worden.” Dat is de boodschap zoals wij die vinden; wij voegden er niet de bijzin over de doop aan toe, ook durven we die niet weg te laten, of u te adviseren die te veronachtzamen. Ik geef u precies de woorden van de Heiland. Verdeel daarom niet het evangeliebevel in stukken om de helft ervan achter uw rug te gooien, maar geloof beide en belijd uw geloof en word toegevoegd aan de gemeente.

Het is ook heel duidelijk dat gelovigen in die dagen niet probeerden alleen naar de hemel te gaan. Er is deze laatste dagen heel veel gezegd over het gewoon maar christen zijn en het zich niet voegen bij een speciale gemeente – meestal een stuk gehuichel en in alle gevallen een vergissing. In naam van de eenheid wordt dit systeem gepredikt en toch is het aan allen duidelijk dat het het tegenovergestelde van eenheid is en dat het bedacht is om een einde te maken aan het gehele, zichtbare kerklidmaatschap. De goede mensen, die in onze tekst worden genoemd, voegden zich meteen bij de gemeente van God in Jeruzalem. Ik durf te zeggen dat zelfs in die dagen zij, als ze toen de gemeente hadden bekritiseerd, fouten in haar zouden hebben gevonden. Zeker moesten er binnen een paar weken grote fouten worden hersteld, maar deze bekeerlingen vonden dat het gezelschap in Jeruzalem de gemeente van Christus was en daarom voegden zij zich daarbij. U allen kunt samenkomen met de gemeenten van Jezus Christus, als u ervoor kiest naar ze te zoeken. Als u wacht op een volmaakte gemeente, moet u wachten, totdat u in de hemel komt; zelfs als u een volmaakte samenkomst op aarde zou vinden, dan weet ik zeker dat ze u niet zouden toelaten tot hun gemeenschap, want u bent zelf niet volmaakt. Zoek die mensen, die het dichtst bij de Bijbel staan, die de waarheid in leer en inzettingen vasthouden, die het meest lijken op de apostolische gemeente, deel dan in hun lot en u zult door die daad worden gezegend. Denk na over de kwestie en bedenk dat, als het goed voor u zou zijn om buiten de gemeenschap van de gemeente te blijven, het goed moet zijn voor iedere andere gelovige om in dezelfde toestand te blijven en dan zou er helemaal geen zichtbare gemeente op aarde zijn en geen lichaam van mensen, dat met elkaar verbonden was om de christelijke inzettingen te onderhouden. De christelijke gemeenschap, vooral bij het breken van het brood en de instandhouding van een evangeliebediening, zou een onmogelijkheid worden, als niemand openlijk de zaak van de Heiland beleed. Handel dan in overeenstemming met uw plicht en als u christen bent, voeg u dan bij christenen. Als u de Meester liefhebt, heb dan de bedienden lief; als u de Aanvoerder liefhebt, verenig u dan met het leger en voeg u bij dat regiment, waarvan u denkt dat dat zich het meest vasthoudt aan het Woord van de Meester.

Let er vervolgens op, dat de personen die met Pinksteren werden ontvangen, door de Here werden toegevoegd aan de gemeente. Voegt er ooit iemand anders iets aan de gemeente toe? O ja, de duivel duwt maar al te vaak zijn dienstknechten naar binnen. Wie was het die Judas en Ananias en Safira en Simon de tovenaar en Demas toevoegde aan de gemeente? Wie was het die bij nacht aan kwam sluipen en het onkruid zaaide te midden van de tarwe? Die boze geest is niet dood, hij heeft het nog druk genoeg in deze werkkring en voortdurend voegt hij aan de gemeente toe hen, die niet gered zijn. Van hem komt die gemengde gemeente die het legerkamp van Israël teisterde en die de eersten zijn die vervallen tot wellust; van hem komen de Achans, die een vloek over de stammen brengen; van hem komen diegenen van wie Judas in zijn brief zegt: “bepaalde mensen die zonder het te merken naar binnen slopen en die van tevoren waren bestemd tot dit oordeel.” Dezen vervalsen de gemeente en door dat te doen, verzwakken en verontreinigen ze haar en brengen haar veel verdriet en schande. Wanneer de Here aan de gemeente toevoegt, dan is dat een geheel andere zaak. Bovendien kan de gemeente zelf niet voorkomen, dat er sommigen worden toegevoegd die niet ontvangen hadden moeten worden. Met de grootst mogelijke zorg en voorzichtigheid zullen we toch nog vergissingen begaan en zo worden er sommigen toegevoegd die de Here nooit aan de gemeente toevoegde. U hebt het verhaal van Meneer Hill gehoord, dat hij op een avond op straat een man tegenkwam die al hikkend naar hem toekwam en zei: “Hoe gaat het met u, Meneer Hill? Ik ben één van uw bekeerlingen.” “Ja,” zei Rowland, “dat zou ik ook zeggen, maar u bent niet één van Gods bekeerlingen, anders zou u niet dronken zijn.” Bekeerlingen van dat soort zijn veel te talrijk, – bekeerlingen door de prediker, bekeerlingen door vrienden, of bekeerlingen door een bepaalde vorm van belijdenis doen, maar niet echt wedergeboren kinderen van de Here. Geliefde vrienden, ik nodig u allen uit, die er over nadenkt zich bij de gemeente te voegen, om grondig te onderzoeken of u er zo één bent, die de Here aan een gemeente zou toevoegen. Als u dat bent, dan bent u bekeerd door de Here, dan bent u verwond door de Here en bent u genezen door de Here en in de Here is uw gerechtigheid en vertrouwen. Het is niet het handelen van een mens, wie ook het instrument geweest moge zijn; de Heilige Geest heeft al uw werken in u bewerkt. U moet het onderwerp zijn geweest van Goddelijk handelen; iets wat meer is dan u voor uzelf kon doen of enig mens voor u kon doen, moet in u bewerkt zijn door de Here. Hij, Die u heeft gemaakt, heeft u nieuw gemaakt. O, geliefde vrienden, die de Here liefhebt, bidt vurig mee dat de Here dagelijks de geredden aan de gemeente wil toevoegen, want naar zulken zien wij uit.

Daarna, toevoegingen aan de gemeente van een juist soort worden in de tekst beschreven met de woorden: “zodanigen, die behouden zouden worden”(King James Version), alleen die woorden zijn niet helemaal een juiste vertaling van de grondtekst. Ik veronderstel dat ze werden geleend uit het gewone Latijn, ze staan er niet in de Griekse grondtekst. De vertaling moet zijn of “De Here voegde dagelijks aan de gemeente de geredden toe”, of “De Here voegde dagelijks aan de gemeente diegenen toe die gered werden”. Geredde personen werden aan de gemeente toegevoegd en alleen zulke personen zijn geschikt om toegevoegd te worden. Wij hebben niet het recht diegenen in ons gezelschap te ontvangen die verlangen gered te worden. Sommige broeders doen dat; ik prijs hun bedoeling om dat te doen, maar ik weet zeker dat ze de Bijbel niet mee hebben. Zij, die gered worden, in wie het werk van de redding al begonnen is, zijn de enige geschikte kandidaten en daarvan wordt in vers vierenveertig gesproken als “gelovigen”. De geschikte mensen om aan de zichtbare gemeente van Christus te worden toegevoegd zijn diegenen, die geloven in de redding van hun ziel, die van dag tot dag de reddende kracht van de naam van Jezus ervaren door bevrijd te worden van zonde, door gered te worden van de gewoonten van de wereld, door gered te worden in de betekenis van geheiligd te worden van verschillende ontaardingen en begeerten, die heersen temidden van de mensenkinderen. Dit is het soort personen dat aan de gemeente moet worden toegevoegd. Laat dus de vraag rondgaan: Ben ik gered? Geloof ik in Jezus? Als ik dat doe, is het proces van de redding in mij bezig; ik word elke dag verlost van de regerende, heersende macht van de zonde; ik word bewaard door de kracht van God door het geloof tot redding en ik zal bewaard worden en tenslotte zonder vlek of rimpel worden aangeboden in de tegenwoordigheid van God met buitengewone vreugde. We zetten de deur ver open voor allen, die gered zijn, hoe klein hun geloof ook moge zijn. De gemeente heeft niet het recht enigen van de geredden buiten te sluiten, omdat hun kennis of ervaring niet is als die van gevorderde gelovigen. Als zij in Jezus geloven en gered zijn, dan zijn ze de zuigelingen van het gezin en moeten aangenomen worden; de lammeren behoren bij de kudden en moeten niet buiten de kooi gehouden worden. Het kerklidmaatschap is niet het certificaat van gevorderd Christendom; het is eenvoudig de erkenning van de belijdenis van het reddende geloof in Jezus Christus. Moge de Here aan deze gemeente veel geredden toevoegen en mogen we samen aan de tafel des Heren zitten en zingen van verlossende genade en stervende liefde, als diegenen die de Heiland liefhebben. Kom hierheen, u, die de kleinen van de Here bent, maar ga weg, gij ongelovigen en niet wedergeborenen.

Opnieuw zegt de tekst: “De Here voegde dagelijks toe aan de kring, die behouden werden.”(vert.NBG) Ze werden werkelijk toegevoegd aan de gemeente. Ik ben bang dat bepaalde namen van personen aan de gemeente worden toegevoegd, maar zijzelf niet. Ze laten ons aantal stijgen, ze worden toegevoegd zoals getallen op een lijst, maar zij vermeerderen onze kracht niet. De gemeente is een levend lichaam en om iets aan een bezield lichaam toe te voegen is er een Goddelijke werking vereist. De gemeente is als een boom; als u aan een boom iets toe wilt voegen,  kunt u geen dode tak nemen en die eraan vast maken; dat is niet aan haar toevoegen, maar haar belemmeren. Toevoegen aan een boom moet door enting worden gedaan en daarvoor is bekwaamheid nodig en de tak die zelf leeft, moet worden verbonden met de levende stam door een levende verbinding, zodat het levenssap van de boom in de geënte tak zal stromen. Een ware gemeente is een levend iets en alleen levende mannen en vrouwen, die levend gemaakt zijn door de Geest van God, zijn geschikt om erin geënt te worden en het enten moet worden gedaan door de Here Zelf, anders is het geen echte toevoeging aan de gemeente van God. Sommige leden worden alleen maar aan de gemeente vastgemaakt en zijn niet nuttig of sierlijk; zoals een dode tak, vastgemaakt aan een boom, geen schoonheid eraan zou toevoegen en zeker geen vrucht zou voortbrengen. Er moet een levende eenheid zijn, zodat het leven, dat in de gemeente is, zich samen zal voegen met het leven dat er in de mens is en het ene leven van de levendmakende Geest zal door het gehele lichaam stromen. Wanneer ik belijders van de godsdienst hoor schelden op de gemeenten waartoe ze behoren, en wanneer ik de onenigheid en de ontevredenheid zie onder de kerkleden, dan kan ik goed begrijpen dat de Here hen nooit toevoegde, maar het zou een grote genade voor de gemeente zijn als de Here hen zou wegnemen. Wanneer de Here toevoegt, dan zijn ze toegevoegd voor tijd en eeuwigheid en dan kunnen ze tot de gemeente zeggen: “Waar gij woont, daar wil ik wonen; uw volk is mijn volk, want uw God is mijn God.”

Nog een punt in de tekst is dit, dat “de Here dagelijks toevoegde aan de kring, die behouden werden.”(NBG) Er waren elke dag toevoegingen aan de gemeente. Sommige gemeenten maken, als ze één keer per jaar een toevoeging hebben, daar zoveel lawaai over als een kip wanneer ze een ei heeft gelegd. Nu, in de vroege gemeente zou men niet tevreden zijn geweest met zo’n geringe toename; ze zouden wenend en treurend in heel Jeruzalem zijn rondgegaan als er maar één toevoeging in het jaar was geweest. Maar iemand roept: “Als wij er elke maand één bij krijgen, is dat niet genoeg?” Wel, het is voor sommige mensen genoeg, maar wanneer de harten warm en vol liefde tot Christus zijn, dan willen we dat Hij geprezen wordt vanaf het opgaan van de zon tot aan het ondergaan en verlangen we ernaar dat er dagelijks mensen aan de gemeente worden toegevoegd die behouden worden en waarom niet? “Maar,” antwoordt u, “wij prediken niet dagelijks.” Dat kan zijn, maar we behoren dat wel te doen; als het niet dagelijks op de preekstoel is, dan moet er een dagelijks prediken zijn in het leven en als al de leden van de gemeente dagelijks Jezus Christus onderwezen van huis tot huis, dan zou een dagelijks zaaien een dagelijkse oogst geven; als we dagelijks met ernst baden en dagelijks elke inspanning gebruikten die we konden, door de kracht van de Heilige Geest en als dagelijks de gemeente in gemeenschap vertoefde met haar Meester, dan zouden we spoedig dagelijks diegenen toegevoegd zien, die gered worden. “Waarom zien we ze in veel gemeenten niet?” zegt iemand, “Wel, omdat veel gemeenten daar niet in geloven. Als er veel bekeerden aan hen zouden worden toegevoegd, zouden ze zeggen: “Ja, we horen van heel veel toevoegingen, maar wat zijn ze? We hopen dat ze het vol zullen houden”, of een soortgelijke onaardige opmerking. Als er bij sommige gemeenten een grote toename was, dan zijn er broeders die niet willen geloven dat het oprecht is en ze zouden de kleinen minachten. God wil er niet de hand in hebben dat Zijn kinderen geboren worden waar er niemand is om hen te verzorgen; Hij zal zeker geen bekeerlingen zenden naar gemeenten die ze niet willen hebben. Hij wil Zijn lammeren niet laten afsnauwen alsof ze een stelletje jonge wolven zijn, die maanden lang buiten in de kou moeten blijven om te zien of ze uiteindelijk huilen dan wel blaten. Hij houdt ervan dat Zijn volk uitziet naar nieuwe bekeerlingen en dan op hen toeziet. De goede Herder wil dat we Zijn lammeren voeden, hen binnenhalen van het koude veld van de wereld, hen brengen naar een warme beschutte plaats en hen voor Hem verzorgen. Wanneer Hij een gemeente ziet die daarvoor klaar staat, dan zal Hij Zijn lammeren naar hen sturen, maar pas dan.

II. Dat brengt me tot het tweede punt en dat is dit: ‘TOEVOEGINGEN AAN DE GEMEENTE, ONDER WELKE VOORWAARDEN MOGEN WE ZE OP GROTERE SCHAAL VERWACHTEN?

Zoek opnieuw het hoofdstuk op en we zullen het antwoord krijgen. We mogen toevoegingen op grote schaal aan elke gemeente van God verwachten wanneer ze in de eerste plaats een bediening door de Heilige Geest heeft. Petrus was ongetwijfeld een man met belangrijke natuurlijke bekwaamheden, hij was ook een vurig man met een warm hart, precies iemand die macht over zijn medemensen zou hebben vanwege het enthousiasme dat hij in zich had, maar ondanks dit alles had deze Petrus nooit drieduizend personen bekeerd gezien, totdat hij gedoopt was met de Heilige Geest. Nadat de tong van vuur op het hoofd van Petrus was geweest, was hij een ander mens dan ooit tevoren. Als wij, geliefde broeders, grote menigten bekeerd gaan zien, dan moet de kracht van de prediker liggen in zijn vervuld zijn met de Heilige Geest. Ik ben bang dat veel gemeenten niet tevreden zouden zijn met een bediening waarvan de kracht enkel en alleen zou liggen in de Heilige Geest. Ik bedoel dit, dat zij een prediker beoordelen aan de hand van zijn ingewikkelde stijl, of zijn prachtig gebruik van beeldspraak, of zijn niveau van ontwikkeling. Als hij een man zou zijn met zo’n verfijnde spraak dat alleen een geselecteerde minderheid hem kan begrijpen, is hij favoriet bij hetgeen wordt beschouwd als “een achtenswaardige gemeente”. Sommigen minachten een prediker die graag beluisterd wordt door het gewone volk, die grote eenvoud van spraak gebruikt en zich ontdoet van de woorden die de menselijke wijsheid leert. Zij klagen dat hij alleen maar geschikt is om Jan Rap en zijn maat toe te spreken en daarom keren ze hem de rug toe. Zij willen niet het vuur van de Geest, maar de glans van de welsprekendheid, niet het ruisen van de wind van de Heilige Geest, maar de welriekende koele westenwind van de “hoge ontwikkeling”. Het geklingel van de retorica heeft voor hen meer aantrekkelijkheid dan het vaste geluid van de trompetten van het heiligdom. Moge God de gemeente genadig zijn, die in zo’n miserabele toestand is terechtgekomen en zo tekort schiet in echte vorming, want waar een gemeente wordt gevormd door de Here, begrijpt ze dat redding niet door macht noch door kracht is, maar door de Geest van God. Eenvoud van spreken is de volkomenheid van de evangelieverkondiging, want de Meester Zelf sprak zo. Mensen die hun voordracht hebben bestudeerd, die het kunnen opbouwen naar een climax en het kunnen afsluiten met een mooi stukje poëzie, zijn niet de mensen die door God de Heilige Geest worden geëerd om zielenwinnaar te zijn. Hebt u geen mooie oraties gehoord, die u helemaal hebben betoverd door hun schoonheid en toch hebt u, nadat u ze gehoord hebt, ervaren dat als de Here zulke preken zegende voor de bekering van iemand, het iets nieuws zou zijn op het aardoppervlak, want er was weinig van Christus in en niets van de zalving van de Heilige Geest. Grote preken zijn vaak grote zonden en “intellectuele traktaties” zijn dikwijls een schotel met smakelijke soep, gemaakt van onrein voedsel.

Een bediening door de Heilige Geest is er één – als Petrus hiervoor model staat – die moedig, helder, pakkend en overtuigend is, één die de mensen vertelt dat Jezus de Christus is en dat ze Hem hebben gekruisigd en die hen oproept om tot bekering te komen en zich tot de Here te wenden. De waarlijk gezonden prediker zegt eenvoudig waar het op staat en hij raakt het geweten, of de mensen het willen horen of dat ze het nalaten. De prediker door de Heilige Geest kiest Jezus uit als zijn belangrijkste thema, net als Petrus deed. Hij sprak tot hen niet over de moderne wetenschap en de manieren om de Schrift zo te verdraaien dat die ermee in overeenstemming is. Hij gaf niets om het gebazel van de Rabbi’s of de filosofieën van de Grieken, maar hij ging direct ertoe over om de gekruisigde Christus te verkondigen en de Christus, Die opstond uit de doden. Toen hij Christus had gepredikt, richtte hij een persoonlijke oproep tot hen en zei: “Bekeert u en een ieder van u late zich dopen,.” Hij was niet bang om zo’n aansporing te geven, hij was niet als sommigen die zeggen: “We moeten zondaren waarschuwen en hen dan met rust laten, we mogen Christus prediken tot hen, maar mogen hen niet de opdracht geven zich te bekeren,” maar hij kwam moedig naar voren met de aansporing van het evangelie en liet het over aan zijn Meester om het hart te laten raken door de kracht van de Heilige Geest. Dat was het soort toespraak die God zegent. De man was vol van God en God schitterde door de man heen en werkte met hem en er werd vergeving van zonden gezocht en gevonden door het berouw en geloof in de Here Jezus Christus door een groot aantal zielen. Moge God tot al Zijn gemeenten een bediening door de Heilige Geest zenden!

Maar als er veel toevoegingen aan de gemeente zullen zijn, dan moet het vervolgens een gemeente door de Heilige Geest zijn. Let daarop. Wat is een gemeente door de Heilige Geest? Wel, het is een gemeente gedoopt in Zijn kracht en dit zal ten eerste hieraan worden gekend dat zij standvastig is. Lees vers tweeënveertig: “En zij volharden.” Hij zal geen gemeente zegenen die opgewonden is en dan terugvalt, die meegesleurd wordt door elke nieuwigheid en die niet weet wat ze gelooft, maar een gemeente die blijft in Jezus en in Zijn waarheid.

Ze waren volhardend op vier punten. In de leer der apostelen. Ze waren een leerstellige gemeente, ze geloofden erin om standvastig te zijn in de vaste waarheid; ze behoorden niet tot de veranderlijke generatie van mensen die gronden aanvoeren, dat hun gezichtspunten progressief zijn en dat ze zichzelf niet gebonden achten door een eenvoudige geloofsbelijdenis. Geliefde broeders en zusters, laat nooit de grote, oude waarheden van het evangelie los. Laat geen opwinding, al is die van de wervelwind van een opwekking, u ooit meesleuren wat betreft de grote leerstukken van het kruis. Als God mensen niet redt door de waarheid, zal Hij ze zeker niet redden door leugens, en als het oude evangelie niet bij machte is een opwekking te bewerken, dan zullen we het doen zonder de opwekking; we zullen in elk geval de oude waarheid vasthouden, wat er ook moge komen! Onze vlag is vastgespijkerd aan de mast.

Vervolgens waren ze volhardend in de gemeenschap. Ze hadden elkaar lief en ze gingen daarmee door. Ze spraken met elkaar over de dingen van God en ze gaven de onderlinge omgang niet op. Ze hielpen elkaar wanneer ze gebrek leden en ze bleven dat met dezelfde vrijgevigheid doen. Ze waren echte broeders en hun gemeenschap werd niet verbroken.

Vervolgens gingen ze door met het breken van het brood, wat een heerlijke inzetting is en nooit geminacht of ondergewaardeerd moet worden. Zo vaak als ze konden verkondigden ze de dood van Christus, totdat Hij zou komen. Ze schiepen er behagen in zich te verheugen in de geliefde gedenktekenen van Zijn geheiligd lijden, zowel in de samenkomst als aan huis.

Ze bleven ook volharden in het gebed. Let daarop! God kan geen gemeente zegenen die niet bidt en gemeenten moeten groeien in smeking als ze willen groeien in kracht. Heilige aandrang moet de troon van God bestormen en dan zal de zegen gegeven worden. O, kinderen van de Hemelse Koning, u belemmert de Geest en u houdt de zegen tegen als u het gebed beperkt.

Dit waren dan de vier punten waarin de gemeente volhardde en God zegende het.

Let er vervolgens op dat het een verenigde gemeente was. We lezen van hen, dat ze zo verenigd waren dat ze alle dingen gemeenschappelijk hadden en dat ze dagelijks eensgezind in de tempel waren. Er waren geen partijschappen onder hen, geen kleinzielige twisten en afscheidingen, ze hadden de Here te zeer lief voor dat soort dingen. De Heilige Duif gaat op de vleugels wanneer de twist binnenkomt. Als u de gemeente binnen haarzelf verdeelt, dan zult u haar ook scheiden van de machtige werking van de Geest van God. Weest gij vol liefde voor elkaar en dan mag u verwachten dat God de Heilige Geest u met zegen zal vervullen.

Ze waren een vrijgevige gemeente evenzeer als een verenigde gemeente. Ze waren zo vrijgevig dat ze hun bezittingen in een gemeenschappelijke voorraad wierpen, opdat er niemand gebrek zou lijden. Ze waren geen communist, ze waren Christen; het verschil tussen een communist en een Christen is dit – een communist zegt: “Al het uwe is het mijne”, terwijl een Christen zegt: “Al het mijne is het uwe”.  Dat is iets geheel anders. Het ene is om te krijgen en het andere om te geven. Deze gelovigen handelden in zo’n vrijgevige geest ten opzichte van elkaar, dat het leek alsof niemand datgene wat hij bezat zichzelf toerekende, maar er vrijgevig van weggaf voor de behoeften van anderen. Ik geloof niet dat God ooit een gierige gemeente zal zegenen. Er zijn gemeenten, wier predikant zich bezorgd moet afvragen of hij nog wel voedsel en kleding voor zijn gezin zal kunnen krijgen; toch zijn deze gemeenten niet erg arm. Er zijn gemeenten waar per jaar meer wordt betaald aan het schoonmaken van de schoenen van de kerkgangers dan dat men uitgeeft voor de zaak van Christus; waar dit het geval is, zal er niet veel goeds worden gedaan. De Here zal nooit een synagoge van gierigaards zegenen; als ze vrekken zijn dan kunnen ze hun godsdienst voor zichzelf houden, want God staat bekend als een vrijgevig God en Hij houdt ervan om een vrijgevig volk te hebben.

Nogmaals, deze mensen waren in zo’n toestand dat hun huis en hof heilige plaatsen waren. Ik wil graag dat u erop let, dat ze het brood van huis tot huis braken en hun maaltijden aten met blijdschap en eenvoud van hart. Ze dachten er niet aan, dat de godsdienst alleen maar bedoeld was voor de zondag en voor wat men tegenwoordig het Huis Gods noemt. Hun eigen huizen waren huizen van God en hun eigen maaltijden waren zo vermengd met het Avondmaal des Heren dat tot op de dag van vandaag de meest nauwkeurige student van de Bijbel niet kan zeggen, wanneer ze stopten met het eten van hun gewone maaltijden en wanneer ze begonnen met het eten van het Avondmaal des Heren. Zij verhieven hun maaltijden tot een soort eredienst; ze wijdden alles zo met gebed en lofprijs, dat alles rondom hen heilig was voor de Here. Ik zou willen dat onze huizen op deze manier aan de Here toegewijd zouden zijn, zodat we God de hele dag door aanbaden en onze woningen tot tempels van de levende God maakten. Niet lang geleden stelde een belangrijke kerkelijke hoogwaardigheidsbekleder ons ervan op de hoogte dat er een grote kracht lag in het dagelijkse gebed in de parochiekerk; hij verzekerde zelfs dat, hoe weinigen er ook aanwezig zouden zijn, het aangenamer was dan welke andere eredienst en dat het gebed in de parochiekerk met als enige deelnemers de predikant en de hulpkoster, veel effectiever was dan de grootste familiesamenkomst thuis. Dit was klaarblijkelijk het idee van Zijne Eminentie en ik veronderstel dat de literatuur waar Zijne Eminentie het best van op de hoogte was, van zo’n soort was, dat het hem ertoe bracht deze conclusie te trekken. Als hij bekend was geweest met de Bijbel en met zulke ouderwetse boeken, zou hij iets anders hebben geleerd en als iemand hem een Nieuwe Testament cadeau zou doen, dan zou hem dat misschien wat nieuwe gedachten aan de hand doen. Heeft God een huis nodig? Hij, Die de hemel en de aarde heeft gemaakt, zou Hij wonen in tempels met handen gemaakt? Wat voor een stompzinnige onkunde is dit! Geen huis onder de hemel is heiliger dan een plaats waar een Christen woont, eet, drinkt, slaapt en de Here prijst in alles wat hij doet; en daarom is er geen aanbidding hemelser dan welke wordt aangeboden door heilige gezinnen, toegewijd aan Zijn ontzag. Om de eredienst thuis op te offeren voor de openbare eredienst is een zeer kwalijke zaak. De morgen- en avondwijding in een hut is oneindig aangenamer in de ogen van God dan al de praal in kathedralen die het vleselijke oog en oor streelt. Elk echt christelijk huisgezin is een gemeente en als zodanig in staat elke functie van die Goddelijke eredienst uit te voeren, wat het ook moge zijn. Zijn we niet allemaal priesters? Waarom moeten we er dan anderen bijroepen om van de wijding een voorstelling te maken? Laat elke man een priester zijn in zijn eigen huis. Bent u niet allemaal koningen als u de Here liefhebt? Maak dan uw huis tot een paleis van vreugde en een tempel van heiligheid. Eén reden waarom de vroege Kerk zo’n zegen had, was omdat haar leden zulke huizen hadden. Wanneer we net als hen zijn, dan zullen we ook “dagelijks toegevoegd krijgen aan de kring, die behouden werden.”

Ik heb reeds genoemd dat zij een biddende gemeente waren en dat verklaart voor een groot deel de toename. Ze waren een toegewijde gemeente, een gemeente die geen deel van de wil van de Here vergat. Ze waren een gedoopte gemeente en ze waren een gemeente die het brood brak, zodat ze gehoorzaam waren aan Christus in beide inzettingen. Ze waren ook een blijde gemeente. We lezen dat ze hun maaltijden met blijdschap aten. Hun godsdienst had niet die sombere kleur, die er komt door twijfel en vrees. Ze waren gelovigen in een opgestane Verlosser en hoewel ze wisten dat ze spoedig vervolgd zouden worden, verheugden zij zich zo, dat iedereen hemels licht op hun gezicht kon lezen en geweten kon hebben dat ze geloofden in het gezegende evangelie, want zij waren een gezegend volk. Ze waren ook een God lovende gemeente, want er wordt gezegd dat zij “God loofden, en in de gunst stonden bij heel het volk.” O moge de Here deze gemeente en al de gemeenten rondom ons heilig en blij maken zoals die apostolische gemeenschap.

III. Ik moet afsluiten met een woord over wat ik het meest van alles graag wilde zeggen: WELKE VERANTWOORDELIJKHEDEN KOMEN ER TOT ONS DOOR DEZE TOEVOEGINGEN AAN DE GEMEENTE?
Voor u die vanavond aan de gemeente wordt toegevoegd, en ik dank God dat u met zoveel1 bent, houdt het deze verantwoordelijkheid in: kom niet in ons midden tenzij u gered bent. Beoordeel uzelf eerlijk, onderzoek uzelf met zorg en hoewel u reeds zover gegaan bent als u hebt gedaan, toch verzoek ik u vanavond voordat ik u de rechterhand van de gemeenschap geef, als u zich ervan bewust bent dat u niet bent wat u belijdt te zijn, alsnog terug te treden. Al bent u de zwakste van de zwakken en de slapste van de slappelingen, en u bent toch oprecht, komt dan en weest welkom, maar als u niet oprecht bent, voegt dan niet aan uw zonden toe door een belijdenis op u te nemen die u niet kunt houden, en door een leugen uit te spreken voor de Here, want als u dat doet, bedenkt dan dat u niet gelogen zult hebben tegen mensen, maar tegen God Zelf, door te durven belijden dat u Christen bent, terwijl u een ongelovige bent. Komt en weest welkom, wanneer u gelovigen bent en wanneer u komt, bedenkt dan dat de verantwoordelijkheid, die u in Gods kracht op u neemt, is, dat u leeft om te bewijzen dat u zich werkelijk aan de gemeente hebt gegeven, dat u van plan bent Christus te dienen met heel uw hart, dat u de heiligheid en de eenheid van de gemeente waar u zich bijvoegt zult zoeken te bevorderen en dat u zich zult inspannen niets te doen om haar goede naam te onteren of de Geest van God te bedroeven. Bidt bij het zich voegen bij de gemeente om voortdurend volhardend te zijn in de leer en de gemeenschap. Bidt om meer genade, dat u vervuld mag worden met de Geest van God. Komt hier niet binnen om ons te verzwakken, wij zijn al zwak genoeg. Komt niet binnen om onze reinheid te vervalsen, we hebben zelfs nu al genoeg onreinheid. Bidt dat God door u reëel onze vurigheid, onze heiligheid, onze ernst, ons hoger leven laat groeien; komt dan, weest welkom en de Here zij met u!

Wat betreft ons, die de bekeerlingen ontvangen zullen, wat is onze verantwoordelijkheid? Ten eerste, om hen van harte welkom te heten. Laten we de deur van ons hart wijd open zetten en zeggen: “Komt en weest welkom”, ter wille van Jezus Christus. Nadat we hen verwelkomd hebben, moeten we over hen waken en wanneer zo velen worden toegevoegd, is dubbele zorg nodig. Natuurlijk kunnen twee herders niet waken over deze grote samenkomst van vierduizendvijfhonderd mensen, die belijdenis hebben afgelegd.. Laat het waken worden gedaan door al de leden: door de ambtsdragers in de gemeente in de eerste plaats en dan door elk individu. Ik ben erg dankbaar dat uit het verheugende aantal dat vanavond wordt binnengebracht, het grootste deel behoort tot de gezinnen van de gemeente. Mijn broeders en zusters die reeds in Christus bent, het is gelukkig voor deze jonge mensen dat ze u hebben om over hen te waken. Laat er nooit worden gezegd dat een ouder zijn kind ontmoedigt, dat een of andere voogd de jongeren ontmoedigt, nadat ze naar voren gekomen zijn en hun geloof beleden hebben. Als u fouten opmerkt, bedenkt, dat uzelf ook fouten hebt: werpt hen nooit honend hun tekortkomingen voor de voeten zoals sommigen onvriendelijk hebben gedaan. Weest hun gids en moedigt hen aan. Helpt hen in hun zwakheid, verdraagt hun onwetendheid en heftigheid en corrigeert hun fouten. Ik geef u de opdracht, mijn geliefde zusters, weest zorgzame moeders in de gemeente en u, mijn broeders, weest vaders voor deze jonge mensen, opdat ze door uw hulp in staat gesteld mogen worden door Gods Geest door te gaan op hun weg. Het is een slechte zaak om leden te ontvangen en er daarna nooit meer voor te zorgen. Onder zo velen  moeten er wel sommigen aan ons toezicht ontsnappen, maar als al de leden van de gemeente waakzaam zijn, kan dit niet gebeuren: iedereen zal dan iemand hebben die voor hem zorgt; iedereen zal dan een vriend hebben aan wie hij zijn moeilijkheden en zijn zorgen kan vertellen. Waakt dan over de gemeente, zo vraag ik dringend.

En u ouderen en ikzelf als leider in uw midden, laat ons voorbeeld zo zijn dat zij het veilig kunnen navolgen. Laat hen niet in de gemeente komen en ons koud aantreffen. Laten we proberen, als we deze jongeren zien, die in ons midden komen, om opnieuw jong te worden in ons hart en medegevoel. Door deze nieuwe leden te ontvangen dienen we, geliefde broeders, extra nieuwe kracht en een energieker leven te hebben. De gemeente behoort meer licht te verspreiden, want hier zijn nieuwe lampen; ze moet meer doen voor Christus, hier zijn nieuwe werkers; ze moet zelf sterker, moediger, nuttiger zijn, want hier zijn moedige soldaten die net hebben dienstgenomen. Ik denk, als ik de nieuwe bekeerlingen binnengebracht zie, dat ik de Here nieuwe sterren zie ontsteken om de nacht van deze wereld te verblijden; ik zie Hem nieuwe soldaten beëdigen om Christus’ veldslagen te strijden; ik zie Hem nieuwe zaaiers uitzenden om de vlakten van de wereld in te zaaien voor de eeuwige glorierijke oogst en ik vereer en prijs en verhoog Zijn Naam met blijdschap van ziel. Hemelse Vader, bewaar hen, ja bewaar ons allen, opdat niet sommigen van ons, al zijn ze toegevoegd aan de gemeente op aarde, niet zouden zijn toegevoegd aan de gemeente in de hemel. Bewaar ons zodat wanneer de namenlijst voor de laatste keer wordt gelezen, wij, die onze namen hebben laten inschrijven onder de heiligen op aarde, ze ook geschreven mogen vinden onder de zaligen in de hemel. Moge God het geven en Hij zal al de glorie hebben. Amen.

107 mensen zouden er ’s avonds opgenomen worden in de gemeente.