Tekenen der tijden
>>PDF<<
Een toespraak gehouden op zondagochtend 5 oktober 1873 door C.H. Spurgeon.
Hij zeide ook tot de scharen: Wanneer gij een wolk ziet opkomen in het westen, zegt gij dadelijk: Er komt regen, en het gebeurt. En wanneer gij de zuidenwind ziet waaien, zegt gij: Er zal hitte komen, en het gebeurt. Huichelaars, het aanzien van aarde en hemel weet gij te onderkennen, waarom onderkent gij deze tijd niet? En waarom ook oordeelt gij niet uit uzelf wat recht is?” Lucas 12:54-57
Deze woorden werden door onze Heiland gericht aan het gewone volk, dat zich rondom Hem verzameld had. Hij deed een beroep op hun gezonde verstand. Ze waren in staat het weer te voorspellen uit de tekenen die zij aan de lucht zagen, en als zij dit konden, dan zouden zij, aangezien de tekenen van Zijn komst nog duidelijker en helderder waren, alleen maar hun ogen hoeven te gebruiken en zij zouden zien dat Hij de Messias was. Dat ze dat niet deden, was een voorbeeld van huichelachtigheid van hart: zij zagen de Redder niet, omdat ze niet wilden. De komst van onze Redder was heel duidelijk voorspeld door de profeten; het volk was over het algemeen bekend met de profetische geschriften en als gevolg daarvan was er in die tijd een algehele verwachting van de komst van de Messias. Bovenal, de scepter was van Juda geweken en ze wisten door dit betrouwbare teken dat de vastgestelde tijd voor de komst van Silo was gekomen. Verder, het karakter en de wonderen van onze Redder getuigden van Zijn Messiasschap, want Hij deed onder het volk zulke werken als geen enkel ander mens deed en Hij leerde hen met Goddelijk gezag, welke zij niet konden weerstaan. Zagen de blinden niet? Hoorden de doven niet? Wandelden de lammen niet? Werden melaatsen niet gereinigd en doden niet opgewekt? En werd het evangelie niet gepredikt aan de armen? Welke andere tekenen zouden ze kunnen vragen? Waren dit niet tekenen, die hun grote profeet Jesaja had opgetekend als hun leidraad? Even zeker als een wolk aan de westelijke lucht regen aanduidde en een wind uit het zuiden een teken was van hitte, even zeker waren er onfeilbare tekenen, zichtbaar voor allen die ervoor kozen ze te zien, dat de Messias was gekomen. Hij draagt hen op hun gezonde verstand te gebruiken en zich niet over te geven om misleid te worden door hun leiders. Hij zegt: “Waarom oordeelt gij niet zelf wat recht is?” Waarom buigt u zich neer, zodat de schriftgeleerden en de farizeeën u van alles beroven! Denkt en oordeelt voor uzelf als mannen. De Here verklaart hier de plicht van het eigen oordeel en Hij roept het volk op dat te gebruiken en spoort hen aan niet meer te zwichten voor slaafse gehoorzaamheid aan het bevel van hun valse leiders, maar hun eigen verstand te gebruiken, zoals ze dat zouden doen in gewone zaken, en zelf te oordelen wat recht was. Het volk had er behoefte aan gewekt te worden uit de geestelijke sluimering, zij hadden het nodig om aangespoord te worden tot een moedige geest, want ze hadden hun oordeelsvermogen zo volledig overgegeven aan hun blinde leiders, dat de meest duidelijk zichtbare tekenen van de tijd niet door hen werden opgemerkt.
Ik geloof dat het gedeelte wat we hier voor ons hebben, door onze Here op dit ogenblik gesproken had kunnen zijn, even toepasselijk als toen Hij het uitsprak en daarom heb ik het als tekst genomen in de hoop dat God het mogelijkerwijs zou zegenen aan dit verkeerde en verdorven geslacht, dat het juk van Christus veracht, maar bereidwillig zijn nek buigt voor de slavernij van een weerzinwekkend priesterdom.
We zullen, ten eerste, in een breed perspectief vanuit godsdienstig oogpunt onze eigen tijden bekijken en dan, ten tweede, zullen we spreken over de tijden binnen de kleine wereld van ons eigen ik; tot zowel gelovigen als ongelovigen zullen we moeten zeggen: “Het aanzien van aarde en hemel weet gij te onderkennen, waarom onderkent gij deze tijd niet? En waarom ook oordeelt gij niet uit uzelf wat recht is?”
I. Ten eerste dan, laten we zorgvuldig HET GODSDIENSTIGE ASPECT VAN ONZE EIGEN TIJD OVERWEGEN.
Vanaf het begin moet het voor ieder christen duidelijk zijn dat de tijden jammerlijk verduisterd zijn door bijgeloof. De oosterse lucht is over het algemeen wolkeloos en wanneer men een wolk zag opstijgen uit de Middellandse Zee, die in het westen lag, dan zagen de Joden als vanzelf uit naar regen en het kwam. Ontelbare wolken zijn deze laatste dagen opgestegen tot verrassing en schrik van allen die ons volk liefhebben. Het pausdom waarvan we dachten dat het wat betreft Engeland dood en begraven was, heeft opzienbarende tekenen van leven laten zien en is tot ons teruggekeerd, niet als een uitheemse plant, maar als een giftige oepasboom[1] van eigen bodem, gekweekt op de vruchtbaarste grond van ons land binnen de omheining van de nationale kerk. De wolken van het sacramentalisme, priesterdom en afgoderij hangen boven ons volk als een doodskleed, de hemel is verduisterd door hun schaduw. Wanneer wolken de lucht bedekken, zien we uit naar regen en we kunnen er zeker van uitgaan dat de bijna algehele tendens van onze landgenoten in de richting van het pausdom onheil voorspelt. Afgoderij in een volk roept altijd de oordelen van God over dat volk af. Kijk naar de bladzijde van de geschiedenis en zie of een volk dat eenmaal verlicht was, ooit beelden van afgoden, heilige Maria’s, heiligen en heilige hosties weer heeft opgericht en het bijgeloof van de antichrist heeft gevolgd, zonder dat het vroeger of later door de Here werd gekastijd. Denk aan de luister van Spanje onder Ferdinand en Isabella; zie wat voor een volk het in vroegere tijd was en wat het nu is geworden. Het priesterdom is de Delilah, waardoor de Spaanse Simson geschoren is van zijn kracht. Lees het verhaal van Frankrijk en al haar beproevingen van de laatste tijd en zie of de grote vloek van het land niet bijgeloof is geweest en het ongeloof dat de reactie daarop is. Wat voor goeds kan er tot een volk komen, wier kleine boeren het slachtoffer van de priesters zijn en wier staatslieden slaven zijn van de paus te Rome? Hebben de jezuïeten ooit hun hand gelegd op een troon zonder dat het uiteindelijk schudde op zijn fundament? Hebben zij zich ooit van macht verzekerd temidden van een volk zonder hen volkomen te demoraliseren? Zijn zij niet de gemeenschappelijke vijanden van de mensheid? Zijn zij niet duizend keer gevaarlijker voor de mensen dan wolven of slangen? En is hun godsdienst, of het nu de Rooms-katholieke of Anglicaanse vorm aanneemt, onder al haar vermommingen, niet “de gruwel der verwoesting”, welke God bovenmate uitdaagt, waar het ook maar komt met als nasleep dat beestachtige, of liever, duivelse ding, de biecht met al de schaamteloze verdorvenheid en schandelijke onreinheid, waarvan zij zowel de moeder als de voedster is? Gisteren nog las ik een boekje voor de jongeren, uitgegeven door een commissie van geestelijken van de Anglicaanse kerk, waarin kinderen worden aangespoord te belijden aan de priester – daarmee wordt bedoeld de geestelijke van de parochie – elk ongepast woord dat ze misschien hebben gesproken en elke onfatsoenlijke daad die ze misschien hebben gedaan; zo wordt hen geleerd vuiligheid te herhalen en op zedelijk gebied schaamteloos te worden. Het jonge meisje wordt daar verteld dat zij aan een man elke zonde tegen reinheid en fatsoen moet belijden, haar wordt verteld (en ik zal de woorden zelf citeren), dat “hoe pijnlijk het ook is een misstap van dit soort te erkennen, het dapper beleden moet worden zonder er iets vanaf te doen; het zijn bijna altijd zonden van onreinheid die zwakke boetelingen bij de biecht niet durven te vertellen.” Dat wil zeggen, jonge vrouwen hebben een natuurlijke schaamte over zich en het doel van de biecht is hun gezicht onbeschaamd genoeg te maken om over immorele daden te spreken in het oor van een man. Deze zwarte wolk die boven mijn land hangt, voorspelt onheil voor haar. Even zeker als Spanje en Frankrijk zijn vernederd en volk na volk vervallen is tot anarchie of helemaal verwoest is, zo zeker zal dit land van haar voetstuk vallen en haar positie onder de volkeren kwijtraken als dit dodelijke kwaad niet op één of andere manier uitgeroeid zal worden. Moge God in Zijn oneindige genade de handschoen oppakken om te strijden en Zijn vijand gaan bestrijden op deze grond, die doordrenkt is van het bloed van martelaren en nog steeds gloeit van de vuren van Smithsfield. O, kinderen van God, ik vraag u dringend, onderkent de tijd, voordat de dreigende bui neerdaalt op ons land, en leert u te gedragen als mannen van God, aangesteld om de waarheid te verdedigen. Wat is uw plicht in de huidige crisis? Het is duidelijk uw zaak om voortdurend in afzondering te wandelen van alles wat ruikt naar de gruwelen van Rome. Ik zie dit niet onder mijn medechristenen en daarom schaam ik mij en ben ik diep bedroefd. Ik merk onder veel evangelische kerkmensen een toegenomen neiging tot ritualistische praktijken; zelfs zij zijn gekleurd met dit gal en laten dat zien door duidelijke tekenen. Ik zie ook onder degenen, die er aanspraak op maken het verst bij de priesterheerschappij vandaan te zijn, namelijk de Non-conformisten, veel neigingen in de richting die we hebben aangeduid. Hun gebouwen worden steeds sierlijker en zijn armzalige nabootsingen van de kerkelijke architectuur die zozeer past bij het pausdom. Meer en meer leggen zij zich erop toe om aantrekkelijk te zijn door muziek, koraalzang en huichelachtige liturgieën. Het bedehuis is nu een kerk en in de kerk wordt de eenvoud van de Bijbelse eredienst bedekt door de uitvindingen van menselijke wijsheid. Ik haat die suggestieve eredienst evenzeer in een bedehuis als in een kathedraal en veeleer nog meer, maar ik zie veel van mijn broeders daarnaar verlangen en het stap voor stap introduceren naargelang de mensen het zullen verdragen. Opnieuw kan er gezegd worden: “En zo gingen wij naar Rome.” Het is de onontkoombare plicht van elke christen om resoluut te zeggen: “Ik wil geen verbintenis met deze gruwel. Ik kies openlijk voor God, voor Christus, voor Zijn waarheid, en aan deze vuile antichrist zal ik niet het geringste punt toegeven. Ik zal geen deel hebben aan de zonden van Babylon, opdat ik geen deel heb aan haar plagen. Gelukkig zijn diegenen die niet het merkteken van het beest op hun handen of hun voorhoofd hebben, maar vasthouden aan de eenvoudige wijze van geestelijke aanbidding. In slechte tijden zullen ze dezelfde rust in het geweten hebben als Job, toen hij kon zeggen dat hij er nooit toe was verleid om de zon of de maan te aanbidden of om zijn hand te kussen ter nabootsing van de aanbidders van de sterren van de hemel. Waakzaam en vurig moeten we alle verbondenheid met deze grote afval vermijden.
Het is ook de hoogste tijd voor ons allen, als Christenen, zorgvuldiger te werken aan een nauwkeurige gehoorzaamheid aan het Woord van God. Broeders, we zouden nooit de dwalingen van Rome in ons midden terug hebben gehad als het Book of Common Prayer (Anglicaans gebedenboek) vanaf het begin geconformeerd was aan het Woord van God. Er waren mensen van vroeger bij betrokken, die met alle winden meewaaiden en die voor zichzelf vrede voor dat moment verkregen door aan hun nakomelingen een erfenis van dwaling na te laten. We moeten terugkeren naar het zuivere Woord van God. Conformeer de gemeente aan de Schrift, doe haar herleven door Gods Geest en ze zal het opdringen van dwaling weerstaan, maar bind haar door middel van compromissen en ze zal weldra een gevangene van de leugen zijn. Luther heeft door zijn Reformatie een grote dienst bewezen, maar hij stopte halverwege: hij liet de kerk met een half gewassen gezicht achter en als gevolg daarvan is haar hele gezicht weer vuil geworden. O, was er maar een grondige reformatie! Zolang als er woorden in het Anglicaanse gebedenboek stonden die de gewone lezer de wedergeboorte door de doop onderwezen, waren ze een uitnodiging en een aanmoediging voor de roomse partij om terug te keren, en nu ze teruggekeerd is, zijn die voor hen een kasteel en een verdedigingstoren.
Ik zal grote aanstoot geven als ik nu verderga en zeg, als voor Gods aangezicht, dat ik ervan overtuigd ben dat, zolang als de kinderdoop wordt gepraktiseerd in een christelijke kerk, het pausdom er een deur heeft, die wijd open staat voor haar terugkeer. Het is één van die nesten, die uit de boom moet worden gehaald, of anders zullen de smerige vogels er weer in gaan bouwen. We moeten terugkeren tot de wet en tot de getuigenis, en elke inzetting die niet duidelijk onderwezen wordt in de Schrift, moet worden weggedaan. Zolang als u de doop geeft aan een onwedergeboren kind, zullen mensen zich inbeelden dat het kind er iets goeds door krijgt, want ze zullen zich de vraag stellen: “Als het kind er niets goeds door krijgt, waarom wordt het dan gedoopt?” De stelling dat het kinderen in het verbond plaatst of hen tot leden van de zichtbare gemeente maakt, is slechts een versluierde vorm van de fundamentele dwaling van de wedergeboorte door middel van de doop. Als u aan de inzetting vasthoudt, zult u altijd mensen hebben, die op een bijgelovige manier geloven dat de baby er iets goeds door krijgt en wat is dat anders dan onvervalst pausdom? Aangezien het kind niet kan begrijpen wat er wordt gedaan, zal al het goeds wat het krijgt, tot hem moeten komen op de occulte manier, die zozeer in zwang is bij bijgelovige mensen. Is het een wonder dat er paapse geloofsideeën uit ontstaan? En niet alleen wat betreft de kinderdoop, maar ook wat betreft elke andere leer, inzetting of voorschrift; een ieder van ons moet trachten terug te keren naar dit Boek en heel nauwgezet het Woord van God volgen. De Wesleyaan, de Presbyteriaan, de Baptist, de Afgescheidene en de Episcopaal moeten ieder begerig zijn om alles weg te doen, wat gefundeerd is op de traditie van de denominatie en niet op het geïnspireerde gezag, hoezeer het ook geacht wordt in hun midden. Tot de wet en tot de getuigenis moet de gemeente van God terugkeren als zij wil ontsnappen aan de toekomstige uitbraken van het antichristelijke kwaad. Grote dwalingen komen voort uit kleinere dwalingen. De leugen bevorderen is de waarheid beschadigen. God geve dat Zijn volk beseft dat hen de grootste zorg betaamt bij het gehoorzamen van de Here en het wandelen naar Zijn geboden, opdat er geen kwaad voortkome uit nalatigheid.
En geliefde broeders, de boodschap van dit kwaad is: laten we overvloedig zijn in ons getuigenis voor de waarheid zoals die is in Jezus. Laten wij, hoe meer de priesters de afgodsbeelden oprichten, des te meer Christus en Die gekruisigd verhogen. Laten wij, hoe meer zij zee en land doortrekken om proselieten te maken, des te vuriger pleiten bij mensen, dat zij zullen gaan geloven in de echte Redder. Laat de ijver van onze vijanden onze onverschilligheid beschaamd maken; laat hun ernst onze traagheid berispen. Laten wij overvloedig tegengif uitdelen, terwijl zij ijverig het vergif verspreiden; laten we licht verspreiden en zo hun duisternis verdrijven. Dit is Gods boodschap aan ons en laat iedere Christen het lezen in de tekenen der tijden.
Verder, iedereen kan met een half oog zien dat een verschroeiende wind van ongeloof over de kerken raast. Waar het bijgeloof niet heerst, daar heeft de twijfelzucht haar zetel gevestigd. “Wanneer gij de zuidenwind ziet waaien, dan zegt gij: Er zal hitte komen”, dit was een welbekend weerteken onder de Joden, want de zuidenwind waaide vanuit de woestijn, zoals een sterke luchtstroom uit de mond van een oven. Ja, zo zal er een opbranden van geestelijk leven zijn, overal waar de woestijnwind van het ongeloof zijn vaart versnelt. Helaas, op hoeveel van onze preekstoelen worden de grote waarheden van het evangelie achtergehouden en beschouwd als louter banaliteiten, die niet geschikt zijn om door “mensen van beschaving” herhaald te worden. Deze waarheden kunnen worden geloofd door de predikant, maar hij behandelt ze als versleten en afgezaagde gezegdes. Er zijn vandaag de dag veel predikanten bij wie het te vroeg zou zijn om hen te veroordelen, maar bij wie het onontkoombaar is om hen te verdenken. Zij belijden door hun positie predikers van het evangelie te zijn, maar hun onduidelijke uitspraken op belangrijke punten brengen ons ertoe ons af te vragen, of zij iets van de waarheid kennen in hun eigen ziel en of zij werkelijk en van harte geloven in één van de artikelen van ons geloof. Dit zijn de mannen die de vrijheid van denken ophemelen en alle dogma’s en geloofsbelijdenissen afkeuren. Als wij weten dat dit het geval is, en weten doen we het, want wij kunnen niet rondom ons kijken zonder dat aan alle kanten te zien, klinkt er dan niet een stem tot ons vanuit al dit kwaad? Wanneer in de kerken het ongeloof overvloedig is, wordt het dan geen tijd voor echte gelovigen om af te rekenen met alle vertrouwen op menselijke wijsheid? Stap voor stap zijn de kerken ertoe gekomen scherpzinnige predikers, intellectuele heren, mannen met ideeën, grote denkers en dergelijke te beschouwen als de behoefte van deze tijd en ze hebben hen verafgood. En nu, wat hebben deze intellectuele heren voor hun kerken gedaan? Waar hebben deze “mannen met ideeën” hun broeders naartoe geleid? Onze gemeenten waren, onder mannen die Jezus Christus predikten en niets anders, bolwerken van het Protestantisme en geen Afgescheidenen liepen over naar de vijand, maar onder de zorg van deze opzienbarende denkers zien de rijken onder de Non-conformisten hun gezinnen zich haasten naar het bijgeloof dat hun vaderen verafschuwden. Het is zover gekomen dat op één van de conferenties die op het punt staat gehouden te worden er een voordracht zal zijn over “Weinig bekeringen in de kerken”, een lezing die enorm hard nodig is. De Here geve dat de woorden die over dat onderwerp gesproken zullen worden, branden als vlammen van vuur. Wie zou kunnen verwachten dat er bekeringen bewerkt werden onder veel van de preken die nu worden gehouden? Ik hoorde eens een preek, zeer filosofisch en metafysisch, die werd voorafgegaan door een gebed of God er zondaren door wilde bekeren, een gebed dat een bespotting van de preek leek. We zijn het intellectualisme en het oratorische poetsmiddel beu; laat hen beide het raam worden uitgegooid zoals Izebel met haar beschilderde wangen, en laat er iets beters voor in de plaats komen – ja, de eenvoudige prediking van de gekruisigde Christus.
Aangezien er overal zoveel ongeloof is, wordt het dan geen tijd voor Christenen om boven die sfeer van twijfel uit te stijgen en te wandelen in het licht van God? Als u slechts komt tot de theorie van de godsdienst, dan kunt u uw leven lang twijfelen aan elke waarheid, maar als u boven de theorie uitstijgt en voortdurend met God wandelt, zullen de twijfels verdwijnen. Ik twijfel er nooit aan of er een zon bestaat, wanneer die op mij schijnt en mij verwarmt; ik kan nooit twijfelen aan het bestaan van brood, wanneer ik het eet. Hij die het leven van God ervaart, komt boven het bereik van de filosofische discussies uit, die zozeer de geest van deze tijd is. Broeders, u zult zich niet afvragen of het gebed een realiteit is, als u elke dag antwoorden ontvangt op uw smeekbeden; u zult nooit twijfelen aan de verzoening van Jezus Christus of aan Zijn Goddelijkheid, als de zonde uw dagelijks verdriet is en Jezus uw blijvende Metgezel is. U zult de spotters van deze tijd recht aankijken en tegen hen zeggen: “Ga toch gauw! Onze ogen hebben gezien, onze oren hebben gehoord en onze handen hebben getast het goede Woord des levens.”
Wanneer we dit geloof hebben, laten we dan strijd voeren tegen het ongeloof van anderen. De stem van God is tot u, o gelovigen: “Sta op en toon uw geloof.” Toen de farao zei: “Wie is de Here?” toen was het moment voor Mozes er om zijn staf neer te werpen en het een slang te laten worden, en toen Jannes en Jambres hun staven neerwierpen, die toen ook slangen werden, toen was er de gelegenheid voor de staf van Mozes om hun staven te verslinden. Naar de maat van het ongeloof van deze tijd dient de kracht van Gods heiligen te zijn in het bewerken van wonderen van geloof. Doe en durf voor God, mijn broeders, wees moedig voor Hem! Roep boven het rumoer van de menigte uit, onderwerp die met een krachtige stem die verkondigt: “Er is een God in Israël en de mensen zullen horen, of zij nu willen horen of ervan afzien.” Mannen van het geloof, gordt uw harnas aan en stelt de kracht van God op tegenover de kracht van het ongeloof.
Nogmaals, is het niet duidelijk voor iedere waarnemer die deze tijd bekijkt, dat er een overvloed aan godsdienstige onverschilligheid voorkomt? Zoals die korte windstilte die de storm aankondigt, zo rust er juist nu een dodelijke kalmte in veel gemeenten; wat is de boodschap van de vreselijke doodslaap anders dan deze: “O, u, die de Here indachtig maakt, houdt u niet stil en geeft Hem geen rust, totdat Hij Zijn gemeente opwekt”? Ik gelast u, o mensen van God, worstelt in uw gebeden in de binnenkamer nog veel intenser met de Allerhoogste. Weest u, terwijl de gemeente slaapt, op uw wachttoren. Weerhoudt u zich dag noch nacht ervan God te smeken Zich te verheffen en Zijn Sion te zegenen. Ondertussen behoren de gemeenten die wakker zijn, in hun samenkomsten van gebed meer aan te dringen in hun smekingen. Komt samen, een ieder van u, op de vastgestelde tijd voor gebed en roept machtig tot God, want wie weet of Hij niet zal terugkeren, berouw hebben en een zegen achterlaten. Meer dan ooit is er nu een ernstige behoefte aan smeking; ziet er op toe, mijn broeders, dat u er overvloedig in bent.
Deze tijden van apathie eisen iets van ons naast het gebed, namelijk persoonlijke activiteit. Ik zou iedere christen willen opdragen alles te doen wat hij kan doen voor zijn Here, voor Zijn gemeente en voor zondaren, die omkomen. Laat ieder mens zijn eigen werk doen als voor Gods aangezicht en in Gods kracht, waarbij een ieder ervoor zorg draagt dat de gemeente geen schade lijdt vanwege enig verzuim van zijn kant. Persoonlijke toewijding is de behoefte van deze tijd. Deze dagen van apathie zijn tijden, dat levende heiligen intens medelijden moeten hebben met zondaren en dat zij om hen leed en zielenstrijd behoren te ervaren. Naar de mate waarin anderen verhard worden, moeten wij gevoelig worden. Als we ooit betere tijden zullen zien, dan moeten ze komen door intense ijver van elke afzonderlijke gelovige, die het uitroept van pijn om de zielen van mensen, zoals iemand die in barensnood verkeert, totdat mensen worden gered uit de eeuwige brand. Moge elk christen hier dit heilige lijden ervaren en moge er daarnaast een intenser en krachtiger godsdienstig leven in allen zijn. Als wij anderen willen opwekken, moeten we zelf wakker zijn; als we de gemeente willen aansporen verder te gaan, moeten we zelf onze pas versnellen; als wij een trage gemeente willen stimuleren, moeten we ons met heel onze ziel werpen op de zaak voor God. Persoonlijke toewijding die zich dagelijks verdiept, is de kortste weg om bij de hele gemeente van God het besef van haar hoge roeping weer levend te maken. Moge de Heilige Geest ons versterken tot de volle kracht der genade, opdat we het middel mogen zijn om de hele gemeente wakker te maken.
Nogmaals, er is nog een droevig teken van de tijd dat de wachter met verdriet moet doorgeven. Er is zichtbare terugtrekking van de Heilige Geest uit dit land. Er zijn maar weinig plaatsen waar God het Woord zegent; men kan ze op één hand tellen. Waar is de uitstorting van de Heilige Geest zoals in vroegere dagen? Onze vaderen waren gewoon ons te vertellen van de dagen van Whitefield en Wesley, toen het evangelie zich verspreidde als een lopend vuur onder de stoppels, want de geesten van de mensen leken voorbereid te zijn om de impulsen van Gods Geest te gehoorzamen. We hebben zelf iets gezien van deze zegeningen en op deze plaats zijn ze bijna voortdurend geweest, maar neem de grote massa van de kerken rondom, waar is in deze tijd de Geest van God? Waar zijn de bekeerlingen die aan komen vliegen als een wolk? De aarde heeft haar oogst, maar waar is de oogst van de gemeente? Waar zijn er nu opwekkingen? De Geest is bedroefd en is weggegaan van de gemeente, en broeders, hoe komt dat? Zijn de christenen wereldsgezind geworden? Is het waar dat u vandaag de dag nauwelijks een Christen kunt onderscheiden van een wereldling? O, was er dan maar meer heiligheid; dit is de eis die de tijden aan ons stellen. U mensen van God, weest heilig, ja weest volmaakt zoals uw Vader Die in de hemelen is, volmaakt is. Heeft ongeloof de dauw en de regen van de Geest tegengehouden? Is het waar dat Hij niet vele machtige werken in ons midden kan doen vanwege ons ongeloof? O, mocht er dan meer geloof zijn. Zendt het gebed op: “Here, vermeerder ons geloof” en rust dag noch nacht totdat het gebed gehoord wordt. Of, mijn broeders, zijn wij in deze slechte toestand, omdat het evangelie besluierd is met wijsheid van woorden? Is het niet een feit dat het evangelie maar al te vaak verkondigd is met hoogdravende welsprekendheid en niet met de eenvoud van taal? De armen hebben veel van onze gebedshuizen verlaten, omdat zij de ingewikkelde zinnen van de spreker niet kunnen begrijpen. Velen zijn vergeten dat de kracht van God niet ligt in de sierlijkheid van de voordracht. Is dat de oorzaak van het terugtrekken van de Geest? Als dat zo is, laat dan de eenvoud van het evangelie worden bevorderd, zodat het gewone volk weer met blijdschap naar onze predikers kan luisteren. Of komt het, omdat Jezus Christus en Zijn verzoenend bloed op de achtergrond zijn gehouden? Op veel preekstoelen wordt de leer gepredikt maar niet het kruis; voorschriften worden gepredikt maar niet het bloed; filosofie wordt gepredikt maar niet de gekruisigde Redder. Als het zo is, laten we dan in Gods naam terugkeren tot Jezus Christus en Die gekruisigd, en als we dat doen, zal de Geest van God zeker tegenwoordig zijn, want nooit wordt Christus juist gepredikt zonder dat de Geest van God in meer of mindere mate aanwezig is om Zijn zegel te plaatsen op het getuigenis. Hij zal altijd diegenen eren, die de Zoon van God eren.
Geliefden, hier pauzeren we een ogenblik om met veel dankbaarheid, maar met nog veel meer waakzame huivering, er aan toe te voegen dat deze kleine plaats wat betreft het geestelijke weer niet altijd dezelfde tekenen draagt als de grote Kerk hier buiten, want wij zijn zeer bevoorrecht en juist nu zijn er tekenen bij ons die duiden op een buitengewone rijke regen van genade. Veel van de geestelijk gezinde mensen hebben me verteld dat zij de laatste tijd Gods aanwezigheid in ons midden in een speciale mate hebben ervaren; als dat zo is, dan is de stem van God, welke wij, naar ik vertrouw, zullen horen, voor ons deze: “Dienstknechten van God, gaat door in gebed! Zie uit naar de zegen! Reinigt u van de zonden die u verontreinigen! Weest wakker, handelt om het te winnen! Beproeft de Here door alle heilige daden en ondernemingen overeenkomstig Zijn plan en ziet of Hij niet de vensters van de hemel zal openen en een zegen op u zal uitstorten, zodat u geen plaats genoeg hebt om die te ontvangen.”
II. Nu moet ik de tekst gebruiken met betrekking tot de TIJDEN BINNEN IN ONS. Er is een kleine wereld in onze boezem, die haar wind en haar wolken heeft en als wij verstandig zijn, zullen we daarop letten.
Ten eerste zal ik spreken tot gelovigen. Gelovigen, er zijn tijden bij u “dat er een wolk opkomt in het westen en meteen zegt gij: Er komt regen.” Tijden van verfrissing – u hebt ze gehad; zie daarop terug, het zijn heerlijke herinneringen. De Heilige Geest bedauwde uw ziel en schonk u de voortreffelijkheid van Karmel en Sharon.
“Welk een vredige uren genoot u toen,
Hoe goed is nog altijd de herinnering eraan.”
Misschien bent u ze kwijt, verlang dan sterk naar de spoedige terugkeer ervan. Misschien geniet u er nu van, wees erg dankbaar, als dat zo is. Broeders, u hebt zulke zegeningen nodig. Hoe kan de wijngaard van de Here bloeien en voor Hem vrucht voortbrengen, als die niet bewaterd wordt vanuit de hemel? Soms hebt u zo verschrikkelijk hard verfrissing nodig, dat u zich pijnlijk bewust bent van het gebrek. Uw lofprijs kwijnt weg en uw gebeden stoppen bijna; u hebt het nodig bezocht te worden vanuit de hemel, zo ervaart u het. Geliefden, aangezien deze verfrissingen zo kostbaar zijn en zo hard nodig zijn, behoort u er vurig naar uit te zien. U moet naar de top van de Karmel gaan, zoals de knecht van Elia, en met verlangende ogen uitzien over de zee, en steeds wanneer u moet zeggen: “Er is niets”, moet u weer op de knieën gaan; maar u moet toch weer vol verwachting opstaan, tot zeven keer toe, en nog steeds uitzien, totdat de wolk verschijnt. U moet de Geest van God hebben, hoe kunt u anders leven? Veel meer nog, hoe kunt u vrucht voortbrengen tot volmaaktheid? Zie dan uit naar deze regenbuien en wanneer ze komen, maak er dan gebruik van. Open uw hart zoals de aarde haar voren opent na een lange droogte, wanneer er grote gapende scheuren in de bodem zijn die er klaar voor zijn om de regen in te drinken. Laat uw hart ontvankelijk zijn voor de Goddelijke invloed. Wacht op de Here en wanneer de Here komt om u te zegenen, wees dan als het schapenvacht van Gideon gereed om de dauw te absorberen en vast te houden, totdat u er vol mee bent. Helaas, ik vrees dat veel belijders dood zijn voor de zegeningen van de Geest van God. Zij hebben geen veranderingen, hun christelijke belijdenis kent droogte noch regen. Zoals de beelden in St. Paul’s kathedraal niet beïnvloed worden door hitte of kou, staan zij daar het hele jaar door met onbuigzame correctheid. Ze hebben een dode godsdienst en aangezien zij een dode godsdienst hebben, zijn ze zich helemaal niet bewust van enige geestelijke kracht of zwakte; geen droogte maakt hen diep ongelukkig, geen vallende buien vrolijken hen op; ze worden evenmin beïnvloed door hemelse invloeden als de diepe spelonken van Adullam. Broeders, pas bovenal op voor een godsdienst die totaal verstoken is van veranderingen, gevoelens, verdriet en vreugde, welke onvermijdelijk verbonden zijn met het leven. Als u terechtgekomen bent in een gietijzeren toestand, moge de Here het dan behagen uw belijdenis aan scherven te breken, want een hart van vlees, en niet een hart van ijzer, is het resultaat van genade. Ik ben bang dat sommige belijders helemaal geen verdriet hebben om de afwezigheid van de Heilige Geest bij hen of bij anderen. Als God de bediening die zij bezoeken niet zegent, baart hen dat nog niet half zoveel zorgen als het stijgen van de voedselprijzen; als zijzelf nooit geestelijke vreugde ervaren, dan verwachten zij die ook nooit en ze maken zich niet zoveel zorgen als wanneer zij een shilling verloren hadden: wat betreft verdriet voor Gods aangezicht, zij vermijden dat; ze noemen het ongeloof en onjuiste bezorgdheid. Of zij nu gezegend worden of niet gezegend worden, zij blijven op een domme manier tevreden, bedwelmd door onverschilligheid. Wanneer God sommige belijders in het centrum van de zegen plaatst, maken zij er geen gebruik van; zij zijn niet gevoelig voor de nadering van de Geest en stellen geen prijs op Zijn werken. Als zij niet dood zijn dan zijn ze zo buiten kennis dat God alleen onderscheid kan maken tussen hen en degenen die “dood zijn in overtredingen en zonden”. Geliefden, mogen we nooit in die toestand terechtkomen – God beware ons daarvoor! Wij behoren gevoelig te zijn wat betreft het naderen of het weggaan van de Geest van God, terwijl wij in Zijn kracht wandelen en wonen onder Zijn schaduw, en nooit tevreden zijn, tenzij we dagelijks ervaren voort te gaan in Zijn kracht.
Gelovigen, wij moeten ook tot u spreken over geestelijke droogte, want u hebt zulke tijden. “Gij ziet de zuidenwind waaien en gij zegt: Er zal hitte komen en het gebeurt.” U hebt uw dorre tijden – tenminste, ik heb de mijne. Zij kunnen gezonden worden als tuchtiging. Wij waarderen de zegen van de Geest niet genoeg en dan wordt die teruggetrokken. Soms kunnen ze bedoeld zijn om ons geloof te beproeven, om te zien of wij diep kunnen wortelen tot aan de rivieren van water die nooit opdrogen, en kunnen putten uit de eeuwige bronnen die beneden zijn en niet toegeven aan de droogte van de zomer. Misschien worden ons tijden van droogte gezonden om ons naar onze God toe te drijven, want wanneer de genademiddelen ons ontbreken en zelfs het Woord ons niet langer troost, dan kunnen we vluchten naar de Here Zelf en drinken bij de hoofdbron. Misschien is deze droogte echter door onszelf veroorzaakt. Wereldsgezindheid is een zuidenwind die al spoedig een verschroeiende toestand brengt over de geest van mensen. Als Christenen leven en handelen als wereldse mensen, naar werelds amusement gaan en wereldse regels volgen dan is het geen wonder dat ze net zo verschroeid worden als het Oosterse land, wanneer de woestijnwind er overheen gewaaid is. Er is een tendens, zelfs in onze noodzakelijke omgang met ongelovige mensen, dat onze geestelijke frisheid wegkwijnt, en tenzij we de toevlucht nemen tot God, in Wie al onze frisse bronnen zijn, zullen we spoedig merken dat een verschroeiende hitte onze godsdienst verbrandt. En ach, broeders, als de wereldsgezindheid het niet doet, dan is daar die wind van de vleselijke zekerheid die spoedig dorheid in de ziel zal brengen. Begin te denken dat u volmaakt bent en de dauw van de hemel zal u in de steek laten; beeld u in dat de zaken er bij u zo goed voorstaan, dat u er geen behoefte aan hebt te waken, dat u geen oproep nodig hebt om overvloedig te zijn in het gebed, dat u niet meer ootmoedig hoeft te wandelen met God en uw Here zal u zeker hierom straffen door de wolken te gebieden geen regen meer op u te doen vallen: als u trots, hoogmoedig en heerszuchtig over uw broeders wordt en uit de hoogte praat over hen die voor God beven, dan zal de wind uit het zuiden uw hof veranderen in een woestijn en uw vruchten doen vergaan. Of als u de middelen der genade veronachtzaamt en de onderlinge samenkomsten verzuimt, zoals bij sommigen de gewoonte is, dan zult u spoedig droog zijn als het woestijnzand. Wegblijven van het Avondmaal, het gebed in de stilte veronachtzamen, vergeten te lezen in het Woord van God en u zult merken dat uw Libanon en uw Basan wegkwijnen en dat al uw stromende beken opdrogen. Dan zullen de lelies van de gemeenschap neerhangen en de rozen van vreugde zullen wegkwijnen en sterven vanwege gebrek aan hemels vocht; ja, uw vette weiden zullen een woestijn worden en de overvloedige oogsten zullen verwoest worden. Moge God ons hiervoor bewaren! Broeders, als één van de tekenen der tijden in de kleine wereld binnen in u zo’n droogte aanduiden, roept dan machtig tot God en geeft Hem geen rust, totdat Hij opnieuw de regenbuien van Zijn genade gebiedt zacht op uw ziel neer te druppelen, opdat u vrucht mag voortbrengen voor Zijn naam.
Mijn laatste en meest ernstige werk staat nu te gebeuren. Ik moet spreken tot zondaren. Goddeloze mensen zijn dwazen voor God, maar zij zijn erg vaak het omgekeerde van dwazen in het gewone leven. Zij weten wat voor weer er komt, zij kunnen de signalen aan de lucht begrijpen. Nu vraag ik hen het verstand dat ze hebben, te gebruiken en zelf te oordelen wat juist is. Als u in Palestina woonde, dan zou u, wanneer u een wolk zag, een regenbui verwachten. Wanneer u zonde ziet, verwacht u dan geen straf? Kan de rechtvaardige God toelaten dat Zijn wetten worden overtreden en kan Hij voor eeuwig stil blijven zitten? Hoe kan Hij dan de wereld regeren? Is het logisch dat de Rechter van de ganse aarde uiteindelijk dezelfde uitspraak zal doen over rechtvaardigen en over goddelozen? Aangezien u verstandige mensen bent, verzoek ik u dringend die vraag te beantwoorden.
Toch heeft God u nog niet gestraft. Hij heeft u gespaard, hoewel u nog steeds tegen Hem en Zijn heiligheid in gaat. Wat betekent deze wolk van de lankmoedigheid van God? Ik zal het u vertellen. Zij draagt druppels van vriendelijke genade in haar binnenste; de lankmoedigheid van God is redding; het brengt u tot berouw. Als God eropuit was geweest u te vernietigen, zou Hij u dan zolang hebben gespaard? Lijkt het niet alsof Hij plannen van genade met u heeft? U bent gered uit een schipbreuk, gespaard voor de koorts, bewaard in een veldslag of een ongeluk, en waarom? Hoor de eed van God: “Zo waarachtig als Ik leef, zegt de Here, Ik heb geen behagen in de dood van hem die sterft, maar eerder dat hij zich tot Mij bekeert en leeft.” Laat juist het feit van Gods lankmoedigheid voor u een aansporing zijn om genade te zoeken, want waar zo’n wolk van lankmoedigheid is, mag u een regen van genade verwachten.
De prediking van het evangelie aan u vandaag, wijst die er niet op dat er regens van genade op u wachten? Waarom geeft de Here talloze predikers de opdracht Zijn genade aan zondaren te verkondigen, als Hij hen niet wenst te redden? Het feit dat u in het gebedshuis bent en niet in de hel, dat u luistert naar een waarschuwing van het evangelie en niet luistert naar het geschal van de oordeelstrompet, dat lijkt mij een hoopvolle wolk die een regen van genade aanduidt. Kom tot Jezus, zondaar. Bij de liefde die u spaarde, vraag ik u dringend, kom tot Jezus. Wij sporen u aan tot Hem te komen als gevolg van de liefde die de Heiland zond en die nu aan u verklaart, dat als u in Hem gelooft, u zult leven. Moge God geven dat u deze gezegende tekenen der tijden mag begrijpen en ten gevolge hiervan op God hopen.
Misschien ervaart u op dit ogenblik dat uw geweten wat tot leven komt, zondaar! U zegt: “Ik verlang ernaar om gered te worden! O, wist ik maar, waar ik mijn Here kon vinden!” Vat deze verlangens op als tekenen van hulp voor u. Geef toe aan de verborgen aandrang, doof de Geest van God niet uit! Buig u nu, terwijl er nog wat leven in u is, voordat de kwade dagen van hardheid komen en kus de Zoon, opdat Hij niet toorne! Vertrouw uw ziel in de handen van Jezus, overeenkomstig het bevel van het evangelie, en u zult leven.
Luister naar mij. Zegt u: “Ik zal het uitstellen tot een geschiktere tijd?” Dat is de verschroeiende wind uit het zuiden. Weet u niet welke invloed het op u heeft? Het zal al het water van het gevoel opdrogen; het zal in u alle planten van hoop verschroeien. Uw ziel is nu hoopvol en als het veld in het voorjaar waar het jonge gras opkomt, maar als u het uitstelt zal deze woestijnwind van traagheid alle verwachting van uw redding doen verschrompelen en u zonder hoop achterlaten. Ach, hoevelen heb ik in deze toestand gezien; hoe heb ik geprobeerd met hen te spreken, maar ik heb gefaald, want ze hebben me verteld: “Ooit was ik vol hoop, ooit was ik gevoelig voor indrukken, maar nu is de oogsttijd voorbij en is de zomer ten einde en ik ben niet gered. Ik kan niet voelen, ik kan geen berouw hebben, ik kan niet verlangen, ik ben volkomen dood – door de zon verbrand, verschroeid en opgedroogd.” Men moet ten zeerste vrezen dat zij de waarheid spraken en men komt bij hun doodsbed vandaan met dit gevoel: “U hebt hen geroepen, o God, en zij weigerden. U hebt Uw handen uitgestrekt en ze wilden er geen acht op slaan; nu is hen zelfs geen gevoel van angst of schrik overgelaten.”
Zijn sommigen van u de afgelopen week buiten in het veld geweest? Zo ja, dan moet u hebben opgemerkt dat het jaar ten einde loopt. De bladeren verwelken rondom ons en bekleden het vertrekkende jaar met een wonderlijke schoonheid. Zoals zij één voor één verwelken, prediken zij tot ons en zeggen: “Ook u, o mensen, zult spoedig op de aarde vallen en vergaan.” Hebt u de preken van die vallende bladeren gehoord? U zegt bij uzelf: “De winter zal er spoedig zijn.” U begint uw voorraden brandstof aan te leggen om de komende kou te kunnen doorstaan. Ziet u niet die grijze haren op uw hoofd? Zijn dat ook geen winterse tekenen? Merkt u niet die vervallen tanden, die bevende ledematen, die slappe spieren, dat gerimpelde voorhoofd? Kondigen deze niet aan dat uw winter zich voort haast? Hebt u geen voorzieningen getroffen voor de eeuwigheid? Zult u voor altijd weg- weg- weggejaagd worden naar de plaats waar geen hoop meer zal zijn? Hebt u zich geen voorraad troost aangelegd voor de andere wereld? O dwazen en tragen van hart! Laten zelfs de vogelen des hemels u bestraffen. Nog onlangs zag ik dat zwaluwen zich verzamelden, vergaderingen hielden, alsof ze vragen stelden en beantwoordden, en toen de tijd was gekomen vlogen ze weg, over de zee naar een zonniger klimaat. Zij wachtten hier niet, totdat al hun voedsel weg was en zij zouden moeten verhongeren. Nee, zij gingen op de vleugels en volgden de zon. Is al de wijsheid in vogels gaan zitten en hebben mensen niets meer over? “Zelfs de ooievaar aan de hemel kent zijn vaste tijden en de tortelduif, de kraanvogel en de zwaluw nemen de tijd van hun komst in acht, maar mijn volk kent het recht des HEREN niet.” U zult wachten in deze wereld en treuzelen temidden van haar vergankelijke vreugden, totdat u sterft en voor eeuwig omkomt. O, nam u maar de vleugels van het geloof en vloog u daarheen, waar de Zon der Gerechtigheid de weg wijst. Daar, waar het kruis het leidende sterrenbeeld is, volg daarheen uw koers en u zult het land van de eeuwige zomer bereiken, waar men geen verwelkende bloemen en verdorrende bladeren kent. Geloof in Jezus, zondaar, vestig uw hoop op Hem of zo niet, dan moet ik tot u zeggen, zoals Christus dat deed tot de mensen: “Wanneer gij de zuidenwind ziet waaien, zegt gij: Er zal hitte komen, en het gebeurt. Huichelaars, het aanzien van aarde en hemel weet gij te onderkennen, waarom onderkent gij deze tijd niet? En waarom ook oordeelt gij niet uit uzelf wat recht is?”
[1] De oepasboom levert gif voor pijlen.