Selecteer een pagina

Simson – blind, maar uitverkoren

>>PDF<<

Vriendelijk en zeker komt hij naar mij toe, de blinde evangelist Simson.
Hij is zoals iedere morgen, op weg naar de grote school.
Hier vinden vele blinden nieuwe hoop en levensvreugde.
Simson gaat daar nu niet meer naar toe om het blindenschrift te leren, of ander onderwijs te krijgen. Integendeel, hij gaat voor zijn lotgenoten de morgenwijding houden. Een Bijbel gebruikt hij daarbij niet. Hij kent zijn Bijbel zo goed, dat hij vele hoofdstukken uit het hoofd kan opzeggen.
Elke avond leest zijn vrouw hem voor. Daardoor leert hij er nog steeds méér bij. Vaak ook zien de mensen hem in de schaduw van een boom zitten en de Bijbelgedeelten lezen die al in blindenschrift verschenen zijn.
Simson is een begenadigd evangelist. Hij brengt niet alleen blinden het licht van het evangelie, maar ook zienden, bij wie de ogen van hun hart nog niet geopend zijn.
Iedere morgen geeft Simson mij een hand en zegt: ‘Ik ben blij dat u gekomen bent om mijn volk het Licht te brengen, want de duisternis is hier groot.’
Wij zetten ons op een schaduwrijke plaats neer deze morgen, en Simson vertelt mij van zijn leven en van zijn arbeid.
‘Hoe komt het toch dat u blind geworden bent?’ vraag ik hem.
‘Dat wil ik u vertellen, want u moet weten hoe donker het heidendom is en hoe de mensen hier onder de heerschappij van de Satan te lijden hebben.
Toen ik geboren werd waren alle mensen in ons dorp nog heiden. Zij leefden altijd in angst. Overal denken deze mensen onheil in te zien. Ze geloven ook, dat als er een tweeling geboren wordt, dit het dorp groot ongeluk brengt.
Ik ben ook een tweelingkind. Mijn broer stierf direct na de geboorte.
Mijn moeder wilde mij houden en verstopte mij.
In de nacht toen iedereen sliep, liep zij met mij naar het dorp waar zij zelf geboren was. Niemand vertelde zij dat ik een tweelingkind was en zo konden wij blijven.
Maar na een poosje heeft zij zich toch versproken. Mijn moeder kon het geheim niet langer voor zich houden.
Iedereen in het dorp was vol ontzetting, omdat zij dachten dat er nu een groot ongeluk over hun dorp zou komen. Mijn moeder durfde mij niet mee naar het veld te nemen. Ik moest altijd in de hut blijven. Telkens kwam zij even naar mij toe om naar me te kijken en mij te verzorgen.
Op een avond nu, toen zij van het werk op het land naar huis kwam, leek het wel of het hele dorp veranderd was. Er heerste doodse stilte. Geen mens vertoonde zich buiten de hutten.
Alleen mijn gejammer uit de hut was te horen.
Zij rende naar mij toe om mij te troosten. Maar ik liet mij niet kalmeren.
Doordat het donker was, kon zij niet zien wat er met mij gebeurd was. Zij had het vermoeden dat de mensen van het dorp iets verschrikkelijks met mij gedaan hadden.
Zij wachtte nog tot iedereen sliep. Toen pakte zij mij op en rende zo snel ze kon met mij weg.
Ditmaal wist ze maar één weg. De weg naar de blanke mensen van wie ze al veel gehoord had. Die konden wellicht helpen, zo dacht zij.
Bij het aanbreken van de nieuwe dag zag moeder wat ze mij aangedaan hadden. Beide ogen hadden die verblinde heidenen mij uitgestoken, in de mening dat de boze geest nu uit mij wijken moest.
Ziet u, daarom ben ik blind.
Direct bracht zij mij naar het ziekenhuis van de blanken, maar het licht van mijn ogen konden zij mij natuurlijk niet meer geven.
Wij mochten beiden in de zendingspost blijven. Mijn arme moeder had nu eindelijk niets meer te vrezen. Zij was blij dat ik daar zo goed verzorgd werd. Ook zij werd liefdevol behandeld.
Zij kwam tot geloof en bleef op de zendingspost wonen. Ik mocht mijn lieve moeder nog lang houden.
Mijn oogholten waren snel genezen, maar zien kon ik natuurlijk niet meer.
Toen ik groot werd, kreeg ik les van de zendeling. Ook het blindenschrift heb ik hier geleerd. Ik werd opgeleid tot evangelist. Het is een lange weg geweest, voor het zover was. Maar ik ben blij, dat ik mijn volk nu de boodschap van Christus brengen kan.’ Dat alles vertelt mij de blinde Simson.
Terwijl wij daar zo samen zijn, komen veel van de andere blinden naar ons toe. Zij gaan naast ons zitten.
Simson kent ieder aan zijn stem en begroet allen hartelijk. ‘Vader Simson’. noemen zij hem.
‘Laten wij zingen’, roept hij. ‘Laten wij God loven, omdat Hij het Licht in ons leven is geworden.’ Als zij zo zingen is het mij of de hemel zich opent. Deze mensen zijn blij. Jezus is het Licht reeds hier op de aarde, ondanks hun uitgedoofde ogen.

Bron: Tot Eer van Zijn Naam door A.M. Pronk-Oudshoorn/Inge Helmig-Mosel, Amsterdam 1982
© A.M. Pronk-Oudshoorn. Putten