Selecteer een pagina

SATANISCHE BELEMMERINGEN

>>PDF<<

Een toespraak gehouden door C.H. Spurgeon op zondag 29 oktober 1865

in de Metropolitan Tabernacle

“Satan heeft het ons belet.”  1 Thessalonicenzen 2:18.

PAULUS, Silas en Timotheüs wilden heel graag de gemeente in Thessalonica bezoeken, maar zij waren daar niet toe in staat om de bijzondere reden die in de tekst wordt aangekondigd, namelijk: “Satan heeft het ons belet.” Het was niet uit gebrek aan wil, want ze waren enorm gehecht aan de broeders in Thessalonica en ze verlangden ernaar hun gezicht weer te zien. Ze zeiden over de Thessalonicenzen: “Wij danken God altijd om u allen, wanneer wij u gedenken bij onze gebeden, onophoudelijk gedachtig aan het werk van uw geloof, de inspanning van uw liefde en de volharding van uw hoop op onze Here Jezus Christus, voor het oog van onze God en Vader.” Hun intentie om samen de gemeente te bezoeken werd onuitvoerbaar, maar omdat ze bezorgd waren over het welzijn van de gemeente, stuurden ze Timotheüs een tijdje alleen om in haar midden te dienen. Het was niet een gebrek aan wil dat hen hinderde, maar een gebrek aan macht. Ze werden niet verhinderd door een bijzondere voorzienigheid van God. Bij bepaalde gelegenheden zien we dat Paulus niet precies daarheen mocht gaan waar zijn hart hem naartoe zou hebben geleid. “Zij probeerden naar Bithynië te gaan, maar de Geest liet het hen niet toe.” “Het werd hen door de Heilige Geest verhinderd om het woord in Azië te prediken,” maar hun koers werd gericht naar Troas, zodat zij in Europa de onnaspeurbare rijkdommen van Christus zouden prediken. Zij konden hun afwezigheid in Thessalonica echter niet herleiden tot enige Goddelijke tussenkomst; het leek hun toe te schrijven aan de grote tegenstander: “Satan heeft het hen belet.” Hoe satan dat deed zou nutteloos zijn om dogmatisch te bevestigen, maar we kunnen tot een redelijk vermoeden komen. Ik vind in de kantlijn van mijn preekstoel-Bijbel van Bagster deze kanttekening, die waarschijnlijk correct is. “Satan hinderde Paulus door zo’n storm van vervolging tegen hem te veroorzaken in Berea en andere plaatsen, dat het verstandig werd geacht zijn bezoek uit te stellen, totdat de storm enigszins was geluwd.” Toch kan ik nauwelijks aannemen dat dit de enige belemmering is geweest, want Paulus was zeer moedig en omdat hij een sterk verlangen had Thessalonica te bezoeken, zou geen enkele angst voor tegenstand hem hebben kunnen tegenhouden. Hij schuwde het heetste deel van de strijd niet, maar als een waarlijk dapper voorvechter vond hij het het fijnst zich midden tussen zijn vijanden te bevinden. Mogelijk hebben de tegenstand van de diverse filosofen die hij in Athene ontmoette en de ketterijen in Corinthe, waar vandaan deze brief lijkt te zijn geschreven, zijn aanwezigheid daar noodzakelijk gemaakt. Hij vond dat hij de worstelende gemeenten niet aan hun vijanden kon overlaten; hij moest strijden tegen de roofgierige wolven en de kwaden ontmaskeren die de mantel van een engel des lichts droegen. Satan had de vijanden van de waarheid opgezet tot ijverige tegenstand en zo werd het de apostel en zijn metgezellen verhinderd om naar Thessalonica te gaan. Of het kan zijn dat satan onenigheden en wanklanken had veroorzaakt in de gemeenten die Paulus aan het bezoeken was en dat hij daarom genoodzaakt was eerst in de ene gemeente en dan in een volgende te zijn om hun meningsverschillen bij te leggen en om het gewicht van zijn eigen geestelijke invloed op de diverse verdeelde secties van de gemeente te laten gelden om hen weer tot eenheid te brengen. Welnu, òf vervolging, òf filosofische ketterij, òf de verdeeldheid van de Gemeente de zichtbare instrumenten waren, kunnen we niet zeggen, maar satan was zeker de eerste aanstichter. U zult zich misschien afvragen waarom de duivel zoveel om Paulus en zijn verblijfplaats gaf. Waarom zou hij er zoveel belangstelling voor hebben om deze drie mannen uit die specifieke gemeente te weren? Dit brengt ons ertoe op te merken wat voor een wonderbaarlijk belang er wordt gehecht aan het optreden van Christelijke predikers. Hier is de meester van al het kwaad, de vorst van de macht der lucht, die aandachtig de reis van drie nederige mannen gadeslaat en blijkbaar veel meer bezorgd is over hun bewegingen dan over het doen en laten van Nero of Tiberius. Deze verachte herauten van de genade waren zijn meest gevreesde vijanden; zij predikten die Naam die de hel doet beven; zij verklaarden die gerechtigheid waartegen satanische haat zich altijd met de grootste kracht uitspreekt. Met een boosaardige blik bekeek de aartsvijand hun dagelijkse pad en met sluwe hand hinderde hij hen op alle punten. Het valt ons op dat satan deze apostolische mannen uit de gemeente van Thessalonica wilde weghouden, omdat de gemeente jong en zwak was en hij dacht dat als zij niet gevoed en geholpen werd door de prediking en de aanwezigheid van Paulus, hij het jonge kind alsnog zou kunnen doden. Bovendien koestert hij van oudsher een felle haat tegen de prediking van het evangelie; mogelijk was er sinds het vertrek van Paulus in heel Thessalonica geen publieke verkondiging van de waarheid meer geweest en was hij bang dat de fakkels van de evangeliewaarheid opnieuw te midden van de massa’s zouden worden gegooid en er een geweldige vuurzee zou ontstaan. Bovendien haat satan altijd de Christelijke gemeenschap; het is zijn beleid om Christenen afgezonderd te houden. Alles wat de heiligen van elkaar kan scheiden vindt hij fijn. Hij hecht veel meer belang aan de omgang van gelovigen met elkaar dan wij. Omdat eenheid kracht is, doet hij zijn best om scheiding te bevorderen en zo wilde hij Paulus weghouden van deze broeders die zijn hart hadden kunnen verblijden en wier hart hij had kunnen opvrolijken; hij wilde hun broederlijke omgang belemmeren, zodat zij de kracht zouden missen die altijd voortvloeit uit Christelijke gemeenschap en Christelijke sympathie.
Dit is niet de enige gelegenheid waarbij satan goede mensen heeft gehinderd: dit is inderdaad door alle eeuwen heen zijn praktijk geweest en we hebben dit ene specifieke voorval uitgekozen, zodat sommigen die door satan worden gehinderd, er troost uit kunnen putten en wij een gelegenheid hebben (als de Geest van God ons daartoe in staat zal stellen) om een goed en krachtig woord te zeggen tot iedereen die het vreemd vindt dat deze felle beproeving hen is overkomen.

  1. Laten we onze toespraak beginnen door op te merken dat HET VANOUDS SATANS PRAKTIJK IS OM, WAAR HIJ KAN, HET WERK VAN GOD TE BELEMMEREN. “Satan heeft het ons belet” is het getuigenis dat alle heiligen in de hemel zullen afleggen tegen de aartsvijand. Dit is het getuigenis van allen die een heilige regel op de historische pagina hebben geschreven, of een gewijde naam in de rots van onsterfelijkheid hebben gekerfd: “Satan heeft het ons belet.”
    In de Heilige Schrift zien we dat satan aan het storen gaat om de voltooiing van het persoonlijke karakter van individuele heiligen te belemmeren. De man van Uz was volmaakt en oprecht voor God en het leek erop dat hij zou volharden in het geven van een compleet beeld van wat de gelovige in God behoort te zijn. Inderdaad was hij in staat gesteld om zo te leven dat de aartsvijand niets kon vinden en hij waagde alleen maar hem verkeerde motieven toe te schrijven. Hij had over Job nagedacht en hij kon geen kwaad in hem vinden, maar toen liet hij doorschemeren: “Hebt gij niet een heg om hem heen gemaakt, om zijn huis en om alles wat hij aan alle kanten heeft?” Satan probeerde de lof die Job met zijn leven aan God gaf in een vloek te veranderen en daarom sloeg hij hem zwaar. Hij ontnam hem al zijn bezittingen. De boodschappers van het kwaad zaten elkaar op de hielen en hun berichten van ellende hielden pas op toen zijn goederen allemaal vernietigd waren en zijn kinderen allemaal waren omgekomen. De arme, getroffen ouder werd toen in zijn gebeente en in zijn lichaam geslagen, totdat hij zin had om op een mesthoop te zitten en zichzelf met een potscherf te schrapen. Zelfs toen was er nog geen smet op de afbeelding; het tekenpotlood werd met stevige hand vastgehouden door de geduldige en daarom deed satan opnieuw een poging om hem te verhinderen zijn heilige karakter te behouden; hij wekte zijn vrouw op om te zeggen: “Volhardt gij nog in uw vroomheid? Zeg God vaarwel en sterf.” Dit was een grote en ernstige hindernis voor de voltooiing van Jobs schitterende carrière, maar God zij geprezen, de man met geduld overwon niet alleen satan, maar hij maakte hem ook tot een springplank naar een nog hoger niveau van befaamde deugd, want u kent het geduld van Job en u zou het niet hebben geweten als satan het niet had verlicht met de gloed van vlammende verdrukkingen. Als de pot niet in de oven was gebrand, dan waren de heldere kleuren niet zo vast en blijvend geweest. De beproeving waar Job doorheen ging, bracht de glans van zijn weergaloze volharding in onderwerping en berusting aan God naar boven. Nu, net zoals de oude vijand de patriarch belaagde en bleef aanvallen om zijn volharding op het eerlijke pad van de uitmuntendheid te belemmeren, zal hij dat ook met ons doen. Misschien feliciteert u uzelf vanochtend met de woorden: “Ik heb tot nu toe consequent gelopen; niemand kan mijn integriteit in twijfel trekken.” Pas op voor opscheppen, want uw deugd zal nog op de proef worden gesteld; satan zal zijn oorlogsmachines richten tegen juist die deugd waarom u het meest beroemd bent. Als u tot nu toe een stabiel gelovige bent geweest, zal uw geloof binnenkort worden aangevallen; als u tot nu toe zo zachtmoedig bent geweest als Mozes, verwacht dan dat u in de verleiding komt om onverstandig met uw lippen te spreken. De vogels zullen naar uw rijpste fruit pikken en het wilde zwijn zal zijn slagtanden in uw beste wijnstokken zetten. O, hadden wij onder ons meer verhevenheid van godsvrucht, meer milddadigheid van karakter, meer trouw in het gedrag! Ik twijfel er niet aan dat velen in al deze opzichten op pad zijn gegaan met de hoogste doelstellingen en intenties, maar helaas! Hoe vaak hebben ze moeten roepen: “Satan heeft ons gehinderd!”
    Dit zijn niet de enige bezigheden van de vijand, want hij is zeer ijverig in zijn pogingen de bevrijding van de verlosten des Heren te belemmeren. U kent het gedenkwaardige verhaal van Mozes: toen de kinderen van Israël in ballingschap waren in Egypte, stond Gods dienaar voor hun hooghartige onderdrukker met zijn staf in zijn hand, en in de naam des HEREN verklaarde hij: “Zo zegt de Here: Laat Mijn volk gaan, opdat zij Mij mogen dienen.” Er was een teken nodig. De staf werd op de grond geworpen en het werd een slang. Op dit punt hinderde satan. Jannes en Jambres weerstonden Mozes. We lezen dat de tovenaars dit deden met hun betoveringen, hetzij door duivelse kunsten of door goochelarij, we hoeven het nu niet uit te zoeken: in beide gevallen bewezen ze de duivel een dienst en dat deden ze goed, want het hart van Farao werd verhard toen hij dat zag dat de tovenaars ogenschijnlijk dezelfde wonderen verrichtten als Mozes. Broeders, beschouw dit als een type van satans hindernissen voor het woord van de Here. De dienstknechten van Christus kwamen naar voren om het evangelie te prediken; hun bediening ging gepaard met tekenen en wonderen. “Mijn koninkrijk is geschokt”, zei de vorst van het kwaad, “ik moet in actie komen,” en onmiddellijk stuurde hij tovenaars om talloze leugenachtige tekenen en wonderen te verrichten. Apocriefe wonderen waren en zijn even talrijk als de kikkers van Egypte. Predikten de apostelen het offer van Christus? – de apostelen van de duivel predikten het offer van de mis. Hebben de heiligen het kruis opgeheven? – de dienaren van de duivel hielden het crucifix omhoog. Spraken Gods predikers over Jezus als het enige onfeilbare Hoofd van de Gemeente? – de dienaren van de duivel riepen uit dat de valse priester van Rome op dezelfde plaats stond. Het Rooms-katholicisme  is een zeer ingenieuze imitatie van het evangelie: het zijn de tovenars ‘die dit doen met hun betoveringen’. Als je de geest en het genie van de grote Antichrist goed bestudeert, zul je zien dat zijn grote kracht ligt in het feit dat hij een buitengewoon slimme vervalsing is van het evangelie van de Here Jezus Christus. Voor zover klatergoud goud kon nabootsen, kristalglas een edelsteen kon nabootsen, kaarslicht de zon in haar glorie kon evenaren en een druppel in de emmer de zee in haar kracht kon imiteren, heeft het Gods grote meesterwerk, het evangelie van onze Here Jezus Christus, nagebootst. Terwijl Gods dienaren het zuivere goud van de waarheid verstrooien, zijn tot op de dag van vandaag hun ergste vijanden degenen die valse munten in omloop brengen, waarop zij op misdadige wijze het beeld en het opschrift van de Koning der koningen hebben gestempeld.
    U hebt nog een geval verder terug in de geschiedenis – en de hele oudtestamentische geschiedenis is typerend voor wat er nu om ons heen gebeurt. God stond op het punt in de woestijn een wonderlijk geheel van onderricht aan Israël en aan het menselijk geslacht te geven bij wijze van type en ceremonie. Aäron en zijn zonen werden uitgekozen om de grote Hogepriester van onze verlossing, de Here Jezus Christus, weer te geven. In elk kledingstuk dat zij droegen was een symbolische betekenis: elk vat van dat heiligdom waarin zij dienden, leerde een les: elke afzonderlijke daad van aanbidding, of het nu het sprenkelen van bloed of het branden van wierook was, was gemaakt om kostbare en belangrijke waarheden aan de mensenkinderen te leren. Wat een edele boekrol was dat Boek dat in de woestijn aan de voet van de Sinaï werd open gerold! Hoe maakte God Zichzelf en de glorie van de komende Messias bekend in de personen van Aäron en zijn zonen! Wat gebeurde er toen? Satan ging hier storen. Mozes en Aäron konden zeggen: “Satan heeft ons gehinderd.” Korach, Dathan en Abiram claimden arrogant het recht op het priesterschap te hebben en op zekere dag stonden zij daar met koperen wierookvaten in hun handen, terwijl zij onbeschaamd zich het ambt aanmatigden dat de Here aan Aäron en zijn zonen had toegewezen. De aarde opende zich en verzwolg hen levend: een ware profetie over wat er zal gebeuren met degenen die zich het priesterambt aanmatigen, wat niemand anders dan Jezus Christus kan bekleden. U kunt vandaag de parallel zien. Christus Jezus is de enige priester Die een bloedoffer brengt en Hij brengt dat offer niet meer, want nadat Hij het eenmaal heeft gebracht, heeft Hij voor altijd hen volmaakt, die geheiligd worden. “Deze heeft, nadat Hij voor altijd één offerande voor de zonden had gebracht, Zich aan de rechterhand van God gezet.” Paulus bewijst met de sterkste kracht van de logica dat Christus geen voortdurend offer brengt, maar dat, nadat Hij het voor eens en voor altijd heeft gebracht, Zijn werk voltooid is en Hij aan de rechterhand van de Vader gezeten is. Nu leek het waarschijnlijk dat dit leerstuk van een voltooide verzoening en een voltooid offer de wereld zou overstromen; het was zo’n genadige ontvouwing van het Goddelijke plan, dat satan er niet naar kon kijken zonder het te willen belemmeren, en kijk om u  heen: u kunt Korach, Dathan en Abiram zien in die gemeenten die vertakkingen van de antichrist zijn; ik bedoel de Anglicaanse en de Roomse. Mannen noemen zichzelf tot op de dag van vandaag ‘priesters’ en lezen gebeden voor uit een boek waarin de kerkregel luidt: ‘Dan zal de priester zeggen…’ Deze eigenen zich een ander priesterschap toe dan dat wat alle heiligen gemeenschappelijk hebben; sommige van hen beweren zelfs dagelijks een offer te brengen, een onbloedig offer te celebreren bij iets wat zij een altaar noemen en zij claimen de macht te hebben om zonden te vergeven, door tegen zieke en stervende mensen te zeggen: “Door het aan mij toevertrouwde gezag spreek ik u vrij van al uw zonden.” Dit is in Engeland en dit is in heel Europa de grote hindernis voor de verspreiding van het Evangelie – de priesterlijke pretenties van een stel mannen die geen priesters van God zijn, hoewel ze misschien wel priesters van Baäl zijn. Zo worden de predikers van Jezus ertoe gebracht uit te roepen: “Satan hindert ons.”
    Neem nog een voorbeeld van satanische haat. Toen Jozua de stammen over de Jordaan had geleid, moesten ze de diverse steden aanvallen die God hun als erfdeel had gegeven en van Dan tot Berseba zou het hele land van hen zijn. Na de inname van Jericho eindigde het eerste contact dat zij met de heidense Kanaänieten kregen in een desastreuze nederlaag voor de dienstknechten van God. “Zij vluchtten”, staat er geschreven, “voor de mannen van Ai.” Ook hier hoort u weer de roep: “Satan heeft ons gehinderd.” Jozua had van stad tot stad kunnen gaan om de volken uit te roeien, zoals ze terecht verdienden, maar Achan had het vervloekte weggenomen en het in zijn tent verborgen; daarom kon Israël geen overwinning behalen voordat zijn diefstal en heiligschennis waren weggedaan. Geliefden, dit is symbolisch voor de Christelijke Gemeente. We zouden van overwinning naar overwinning kunnen gaan; ons binnenlandse zendingswerk zou succesvol kunnen zijn en onze buitenlandse organisaties zouden met triomf gekroond kunnen worden, ware het niet dat we Achans in het legerkamp hier in ons eigen land hebben. Wanneer gemeenten geen bekeringen meemaken, is het meer dan waarschijnlijk dat de huichelaars die zich onder hen bevinden de zegen van de Here hebben afgewend. U die inconsequent bent, die de belijdenis van de godsdienst tot een middel maakt om rijkdom te verwerven, u die uzelf verenigt met Gods volk, maar tegelijkertijd het mooie Babylonische kleed en de staaf van goud begeert, u bent degene die de pezen van Sions kracht doorsnijdt; u voorkomt dat het Israël van God de overwinning tegemoet gaat. Ach! We weten er weinig van, geliefden, hoe satan ons heeft gehinderd. Wij als gemeente hebben veel reden gehad om God te danken, maar hoeveel meer zouden er binnen deze muren aan het getal van deze gemeente zijn toegevoegd, ware het niet vanwege de kilheid van sommigen, de onverschilligheid van anderen, de inconsequentie van een paar en de wereldsgezindheid van nog veel meer! Satan hindert ons niet alleen maar door directe tegenstand, maar door Achans midden in ons kamp te sturen.
    Ik zal u nog een beeld schetsen. Bekijk het bouwen van Jeruzalem, nadat het door de Babyloniërs was verwoest. Toen Ezra en Nehemia aan het bouwen waren, zorgde de duivel ervoor dat hij Sanballat en Tobia ertoe aanzette om het omver te gooien. Er is nooit een heropleving van de godsdienst geweest zonder een heropleving van de oude vijandschap. Als de gemeente van God ooit gebouwd moet worden, zal dat in moeilijke tijden zijn. Wanneer Gods dienstknechten actief zijn, is satan niet zonder waakzame trawanten die proberen hun inspanningen tegen te werken.
    De geschiedenis van de Oudtestamentische gemeente is een geschiedenis van satan die probeert het werk van de Here te belemmeren. Ik ben er zeker van dat u zult toegeven dat dit zo is sinds de dagen van de Here Jezus Christus. Toen hij op aarde was, hinderde satan hem. Hij durfde Hem persoonlijk rechtstreeks aan te vallen en toen dat mislukte, hinderden Farizeeën, Sadduceeën, Herodianen en allerlei soorten mensen Hem. Toen de apostelen met hun bediening begonnen, probeerden Herodes en de Joden hen tegen te houden en toen vervolging niet hielp, braken er allerlei ketterijen en schisma’s uit in de christelijke gemeente: satan hinderde hen nog steeds. Zeer korte tijd na de opname van onze Here waren de dierbare zonen van Sion, vergelijkbaar met fijn goud, als aarden kruiken geworden, het werk van de handen van de pottenbakker; de glorie was verdwenen en de glans van de waarheid was verdwenen, omdat satan hen door valse leringen, lauwheid en wereldsgezindheid hinderde. Toen de Reformatie aanbrak, bracht de duivel, toen God een Luther opwekte, een Ignatius Loyola naar voren om hem te hinderen. Toen God hier in Engeland Zijn Latimers en Zijn Wycliffs had, had de duivel zijn Gardiners en Bonners. Toen tijdens de moderne Reformatie Whitefield en Wesley donderden als de stem van God, werden er kerkelijk bevestigde afvalligen gevonden die hen hinderden en hen blootstelden aan smaad en schande. Sinds het eerste uur waarin goedheid in conflict kwam met kwaad, is het nooit opgehouden waar te zijn dat satan ons hinderde. Vanuit alle windstreken, langs de hele frontlinie, in de voorhoede en in de achterhoede, bij het aanbreken van de dag en te middernacht, hinderde satan ons. Als wij op het veld zwoegen, probeert hij de ploegschaar te breken; als wij de muren bouwen, probeert hij de stenen naar beneden te gooien; of wij nu God zouden willen dienen in lijden of in conflicten – overal satan hindert ons.
  2. We zullen nu, in de tweede plaats, VEEL MANIEREN AANDUIDEN WAAROP SATAN ONS HEEFT GEHINDERD.
    De vorst van het kwaad is erg druk bezig met het hinderen van degenen die net tot Jezus Christus komen. Hier besteedt hij het grootste deel van zijn vaardigheden aan. Sommigen van ons die de Heiland kennen, herinneren zich de hevige conflicten die we met satan hadden toen we voor het eerst naar het kruis keken en leefden. Anderen van u, die hier vanmorgen zijn, maken net die moeilijke periode door. Ik zal mij tot u richten. Geliefde vrienden, u verlangt ernaar gered te worden, maar sinds u ook maar enige aandacht aan deze eeuwige dingen hebt besteed, bent u het slachtoffer geworden van diepe geestelijke nood. Verbaas u hier niet over. Dit is gebruikelijk, zo gebruikelijk dat het bijna universeel is. Ik zou mij niet verwonderen als u in de war bent over de leer van de uitverkiezing. Er zal u worden gesuggereerd dat u niet tot de uitverkorenen van God behoort, hoewel uw gezonde verstand u zal leren dat u net zo goed gesuggereerd kan worden dat u dat wel bent, aangezien u noch het een noch het ander weet en ook niet kunt weten, totdat u gelooft in Jezus; uw huidige aandachtspunt ligt bij het gebod dat geopenbaard is, niet met verkiezing die verborgen is. U heeft zich te richten op die aansporing: “Stel uw vertrouwen op de Here Jezus Christus en u zult gered worden.” Het is mogelijk dat het grote strijdtoneel tussen predestinatie en vrije wil de droge en woestijnachtige plek is waar uw ziel ronddwaalt; nu, u zult daar nooit enige troost vinden. De wijste mensen hebben er aan gewanhoopt om ooit het mysterie van deze twee zaken op te lossen en het is helemaal niet waarschijnlijk dat u vrede zult vinden door zelf hierover het hoofd te breken. Het gaat bij u niet om filosofische problemen, maar om geloof in de verzoening van de Here Jezus Christus, welke eenvoudig en duidelijk genoeg is. Het is mogelijk dat uw zonden u nu te binnen schieten en hoewel u ze ooit gering vond, wordt u nu door satanische boosaardigheid duidelijk gemaakt dat ze te groot zijn om vergeven te worden; reageer hierop, zo vraag ik u, met het ontmaskeren van de leugen door satan deze waarheid te vertellen, dat “alle soort van zonde en godslastering de mensen vergeven zullen worden.” Het is zeer waarschijnlijk dat de zonde tegen de Heilige Geest u erg kwelt. U leest dat wie ook maar een woord tegen de Heilige Geest spreekt, het hem nooit vergeven zal worden. Ook hierin kunt u zwaar op de proef worden gesteld en dat verbaast me niet, want dit is een uiterst pijnlijk en moeilijk onderwerp. Eén feit kan u misschien opvrolijken: als u berouw hebt van uw zonden, hebt u de onvergeeflijke overtreding niet begaan, aangezien die zonde uitgaat van een eeuwige hardheid van hart, en zolang een mens enige tederheid van geweten en enige zachtheid van geest heeft, heeft hij de Heilige Geest niet zo afgewezen dat hij Zijn aanwezigheid kwijt is. Het kan zijn dat u het slachtoffer bent van godslasterlijke gedachten. Sinds u hier zit, zijn er vanmorgen stromen van het vuil van de hel door uw ziel gevloeid. Wees hier niet verbaasd over, want er zijn sommigen van ons die zich verblijden over heiligheid, die rein van hart zijn en die niettemin soms zwaar beproefd zijn met gedachten die nooit in ons hart werden geboren, maar die erin zijn geïnjecteerd. Het zijn suggesties die geboren werden in de hel, niet in onze geest, welke gehaat en verafschuwd dienen te worden, maar die in onze gedachten werden geworpen, opdat ze ons zouden kunnen hinderen en verontrusten. Hoewel satan u misschien hindert, net zoals hij deed met het kind dat naar Jezus werd gebracht, van wie we lezen dat toen hij “naderbij kwam, de duivel hem op de grond wierp en hem deed stuiptrekken”, kom toch desondanks, want al waren er zeven duivels in hem, toch zal Jezus de komende zondaar niet uitwerpen. Ook al zou u de overtuiging ervaren dat de onvergeeflijke zonde uw deel is geworden, durf toch op Jezus te vertrouwen, en als u dat doet, garandeer ik u dat er een vreugde en een vrede zal zijn in het geloven, waardoor diegene overwonnen zal worden van wie wij lezen, dat hij “ons heeft gehinderd.”
    Maar ik moet niet lang stilstaan bij één punt terwijl er zoveel zijn. Satan zal Christenen zeker hinderen wanneer zij ernstig bidden. Hebt u niet vaak gemerkt, beste vrienden, dat er, wanneer u zeer ernstig in uw smeekbede bent geweest, iets in uw gedachten zal opkomen dat u zal doen ophouden met de geestelijke oefening? Het lijkt mij dat we de boom schudden en dat er geen fruit uit valt; net wanneer bij nog een keer schudden de heerlijke vrucht naar beneden zou vallen, tikt de duivel ons op de schouder en vertelt ons dat het tijd is om weg te gaan en zo missen we de zegen die we hadden kunnen bereiken. Ik bedoel dat juist wanneer het gebed het meest succesvol zou zijn, we in de verleiding komen om ermee op te houden. Wanneer mijn geest soms de engel vastgreep, ben ik mij pijnlijk bewust geweest van een invloed die mij aanspoorde om met zo’n aandrang in het gebed op te houden en de Here met rust te laten, want Zijn wil zou immers geschieden. Als de verzoeking zich niet in die vorm heeft voorgedaan dan wel in een andere om op te houden met bidden aangezien bidden toch niet helpt. O broeders, ik weet dat als u veel in gebed bent, u het gezang van Cowper kunt zingen:

“Wat een verschillende hindernissen komen we tegen
bij het gaan tot de genadetroon.”

Hetzelfde geldt voor Christenen wanneer zij onder de ingevingen van de Geest van God staan, of wanneer zij enig goed werk plannen. Soms kreeg u de hint om met een bepaald iemand te spreken. “Haast je, spreek met die jongeman’, was de boodschap in je oor. U hebt het niet gedaan – satan heeft u gehinderd. Er is u bij een bepaalde gelegenheid gezegd – u weet niet hoe, (maar geloof me, we behoren veel respect te hebben voor deze innerlijke fluisteringen om die en die persoon op te zoeken en hem te helpen. U hebt het niet gedaan – satan heeft u gehinderd. U hebt op een avond bij het haardvuur gezeten om een zendingsrapport over India te lezen, of een gebied dat verstoken is van de waarheid en u hebt gedacht: “Nu heb ik wat geld dat ik aan dit doel zou kunnen geven”, maar toen kwam het bij u op dat er een andere manier is om het geld met meer winst aan uw gezin te besteden – dus heeft satan u gehinderd. Of u dacht er aan om zelf in een bepaald district iets te gaan doen door te prediken, te onderwijzen, of een nieuwe armenschool te beginnen, of een andere vorm van Christelijk werk, maar zodra u het begon te plannen, gebeurde er het een of ander en satan heeft u gehinderd. Als hij maar kan, zal hij Gods volk aanvallen op tijden dat zij vol gedachten en vuur zijn en gereed staan voor christelijk werk, zodat hij hun nieuwe plannen kan vermoorden en deze suggesties van de Heilige Geest uit hun gedachten kan verdrijven. Hoe vaak heeft satan ons ook gehinderd wanneer wij aan het werk begonnen! In feite, geliefden, mogen we nooit succes verwachten, tenzij we de duivel kabaal horen maken. Ik heb het als een zeker teken opgevat dat ik weinig goeds doe als de duivel stil is. Het is over het algemeen een teken dat het koninkrijk van Christus komt wanneer mensen tegen u beginnen te liegen, u beginnen te belasteren, de wereld in rep en roer is en uw naam als boosaardig verwerpt. O! die gezegende stormen! Geef mij geen kalm weer als de lucht stil en zwaar is en als loomheid over iemands geest kruipt. Here, zend een orkaan, geef ons stormachtig weer! Als de bliksem flitst en de donder rolt, dan weten Gods dienstknechten dat de Here bezig is, dat Zijn rechterhand niet langer in Zijn boezem is, dat de morele atmosfeer opgehelderd zal worden, dat Gods Koninkrijk zal komen en dat Zijn wil op aarde zal geschieden, net zoals in de hemel. ‘Vrede, vrede, vrede’, dat is het flapperen van de vleugels van de draak; de strenge stem die een permanente oorlog verkondigt, is de stem van de Leidsman van onze verlossing. U zegt: wat is dit? “Meent niet dat Ik gekomen ben om vrede te brengen op de aarde; Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard. Want Ik ben gekomen om tweedracht te brengen tussen een man en zijn vader en een dochter en haar moeder en de schoondochter en haar schoonmoeder. En iemands huisgenoten zullen zijn vijanden zijn.” Vrede, fysieke vrede, maakt Christus wel; er mag geen strijd zijn met vuisten, geen slagen met het zwaard, maar morele vrede en geestelijke vrede kan nooit bestaan in deze wereld waar Jezus Christus is, zolang er dwaling is. Maar u weet, geliefden, dat u niets goeds kunt doen of de duivel zal u zeker hinderen. Wat dan? Sta op en ga op hem af! Lafhartige blikken en zwakke raadgevingen zijn er niet voor strijders van het kruis. Verwacht gevechten en u zult niet teleurgesteld worden. Whitefield was gewoon te zeggen dat sommige godgeleerden van 1 januari tot eind december zouden rondlopen met een perfect gave huid; de duivel vond ze nooit de moeite waard om aan te vallen. Maar hij zei, dat als we beginnen met al onze macht, ziel en kracht het evangelie van Jezus Christus te prediken, de mensen dan al gauw een narrenmuts op ons hoofd zullen zetten en ons zullen gaan uitlachen en belachelijk maken. Als dat zo is, des te beter. Wij schrikken er niet van dat satan ons hindert.
Ook zal hij ons niet alleen hinderen bij het werken; hij zal ons belemmeren in ons streven om ons met elkaar te verenigen. We staan op het punt een poging te doen, als christelijke gemeenten in Londen, om dichter bij elkaar te komen en ik ben blij aanwijzingen voor succes te zien, maar het zou mij niet verwonderen als satan ons zal hinderen en ik zou uw gebeden willen vragen dat satan in deze zaak op de vlucht mag worden gejaagd en dat de unie van onze gemeenten tot stand mag komen. Als gemeente zelf hebben wij lange tijd in vrede samen gewandeld, maar ik zou me er niet over verbazen als satan zou proberen de gespleten voet erin te steken om ons wandelen in liefde, vrede en eenheid te belemmeren.
Satan zal ons hinderen in onze gemeenschap met Jezus Christus. Als we aan Zijn tafel zitten, zeggen we tegen onszelf: “Ik zal nu een fijn moment hebben”, maar net op dat moment dringt ijdelheid naar binnen. Net als Abraham brengt u het offer, maar de onreine vogels strijken erop neer, en u moet ze verdrijven. “Satan heeft ons gehinderd.” Hij is niet alomtegenwoordig, maar door zijn talrijke dienaren werkt hij op allerlei plaatsen en weet hij de heiligen af te leiden wanneer zij de Here willen dienen.

III. In de derde plaats ZIJN ER EEN PAAR REGELS OP GROND WAARVAN DEZE HINDERNISSEN ALS SATANISCH KUNNEN WORDEN AANGEMERKT.
Ik denk dat ik vanmorgen iemand tegen zichzelf hoorde zeggen: “Ja, ik had in de wereld kunnen vooruitkomen en nu een man met geld kunnen zijn als satan mij niet had gehinderd.” Geloof het niet, beste vriend. Ik geloof niet dat over het algemeen satan mensen hindert om rijk te worden. Hij wil liever dat ze rijk dan arm. Hij vindt het heerlijk om Gods dienstknechten op de top van de tempel te zien zitten, want hij weet dat die positie gevaarlijk is. Hoge plaatsen en Gods lof komen zelden goed overeen. Als u gehinderd bent om rijk te worden, zou ik dat liever toeschrijven aan de goede voorzienigheid van God, Die u niet op een plek wilde plaatsen waar u de verzoeking niet had kunnen weerstaan. “Ja,” zei een ander, “ik was van plan in een bepaalde wijk te wonen om er iets goeds te doen en ik ben er niet in geslaagd om te gaan: misschien is dat de duivel.” Misschien was het dat wel; misschien ook niet. Gods voorzienigheid zal het beste weten waar Hij ons moet plaatsen. We kiezen niet altijd onze eigen plaats en dus moeten we, wanneer we gehinderd en teleurgesteld worden in onze eigen bedoelingen, niet altijd tot de conclusie komen dat satan dit heeft gedaan, want het kan heel vaak de goede voorzienigheid van God zijn.
Maar hoe kan ik zien wanneer satan mij hindert? Ik denk dat u het zo kunt stellen: ten eerste door het doel. Het doel van satan wanneer hij ons hindert, is om te voorkomen dat we God verheerlijken. Als er iets met u is gebeurd waardoor u niet heilig, nuttig, nederig en geheiligd bent geworden, dan kunt u dat terugvoeren op satan. Als het duidelijke doel van de inmenging in de algemene loop van uw leven is geweest dat u van gerechtigheid tot zonde wordt gewend, dan kunt u aan de hand van het doel de auteur ervan raden. Het is niet God die dit doet, maar satan. Weet echter dat God soms ogenschijnlijke hindernissen op de weg van Zijn eigen volk legt, zelfs met betrekking tot hun bruikbaarheid en groei in genade, maar dat Zijn doel dan nog steeds in overweging moet worden genomen: het is om Zijn heiligen op de proef te stellen en hen zo te sterken, terwijl het doel van satan is om hen van de goede weg af te brengen en hen de verkeerde weg te laten nemen.
U kunt de suggesties van satan ook weer duiden aan de hand van de manier waarop ze komen: God gebruikt goede motieven, satan slechte.  Als datgene wat u van uw doel heeft afgekeerd een slechte gedachte is geweest, een slechte leer, slecht onderwijs, een slecht motief, dan kwam dat nooit van God en moet het van satan zijn.
Nogmaals, u kunt ze aan hun aard onderscheiden. Telkens wanneer een belemmering voor de bruikbaarheid u behaagt en tevreden stelt, bedenk dan dat deze van satan kwam. Satan strijkt nooit tegen de haren in; over het algemeen handelt hij met ons naar onze smaak en voorkeuren. Hij maakt zijn aas smakelijk voor zijn vis. Hij weet precies hoe hij met ieder mens moet omgaan en hoe hij het motief naar voren moet brengen, dat past bij de suggesties van een arme vleselijke natuur. Nu, als de moeilijkheid op uw weg eerder in tegen u ingaat dan met u meegaat, dan komt het van God, maar als datgene wat nu een belemmering is u op enigerlei wijze winst, plezier of loon oplevert, kunt u er zeker van zijn dat het van satan kwam.
We kunnen de suggesties van satan eveneens onderscheiden naar hun tijdstip. Belemmeringen voor het gebed bijvoorbeeld komen, als ze satanisch zijn, voort uit de natuurlijke loop en betrekkingen van menselijke gedachten. Het is een wet van de psychologische wetenschap dat de ene gedachte de andere suggereert en de volgende en de volgende, enzovoort, zoals de schakels van een ketting aan elkaar zitten. Maar satanische verzoekingen komen niet op de gewone manier van denken; ze bespringen onverwachts het denken. Mijn ziel is in gebed; het zou onnatuurlijk zijn als ik dan zou vloeken, maar dan komt de godslastering; daarom is het duidelijk satanisch en niet vanuit mijn eigen geest. Als ik vastbesloten ben de wil van mijn Meester te doen en er op dat moment een afvallige gedachte mij overvalt, kan het, omdat het los staat van de natuurlijke loop van mijn geest en gedachten, onmiddellijk worden uitgeworpen als zijnde niet het mijne; het kan op de rekening worden gezet van de duivel, die de ware vader ervan is. Ik denk dat we op deze manier kunnen zien wanneer satan ons hindert, wanneer het ons eigen hart is of wanneer het van God komt. We moeten er goed op letten dat we het zadel niet op het verkeerde paard leggen. Geef de duivel niet de schuld als u het zelf bent en aan de andere kant, als de Here u voor een slagboom plaatst, zeg dan niet: “Dat is satan”; zo gaat u tegen de voorzienigheid van God in. Het kan soms moeilijk zijn om de weg van de plicht te zien, maar als u in gebed naar de troon van God gaat, zult u die spoedig ontdekken. “Breng de efod hierheen”, zei David toen hij in moeilijkheden verkeerde. Zegt u hetzelfde? Ga naar de grote Hogepriester, Wiens taak het is de Godsspraak uit te spreken! Zie, op Zijn borst zijn de Urim en Tummim, en u zult van Hem leiding krijgen in elke tijd van moeilijkheden en dilemma’s.

  1. Stel dat we er zeker van zijn dat de hindernissen op onze weg werkelijk van satan komen, WAT DAN?
    Ik heb maar één advies, en dat is: ga door, hindernis of geen hindernis, op het pad van plicht zoals God de Heilige Geest u daartoe in staat stelt. Als satan u hindert, zo heb ik al laten doorschemeren, dan zou deze tegenstand u moeten opvrolijken. “Ik had niet verwacht”, zei een Christelijke prediker, “dat ik het gemakkelijk zou hebben in dit specifieke pastoraat, anders was ik hier niet gekomen, want ik beschouw het altijd”, zei hij, “als mijn plicht om de duivel te laten zien dat ik zijn vijand ben en als ik dat doe, verwacht ik dat hij mij zal laten zien dat hij de mijne is.” Als u nu tegenstand hebt en u kunt die tegenstand duidelijk terugvoeren op satan, feliciteer uzelf dan ermee; ga niet zitten piekeren. Wel, het is iets geweldigs dat een arm schepsel als u de grote vorst van de duisternis daadwerkelijk kan kwellen en zijn haat kan winnen. Het maakt het menselijk geslacht des te nobeler, omdat het in conflict komt met een geslacht van geesten en zelfs met de vorst van de duisternis zelf de confrontatie aangaat. Het is ongetwijfeld iets vreselijks dat u door zo’n tegenstander wordt gehinderd, maar het is zeer hoopgevend, want als hij uw vriend was, zou u inderdaad reden hebben om bang te zijn. Neem het tegen hem op, want u hebt nu de kans om meer winst te maken dan u had kunnen doen als hij zich stil gehouden had. U had nooit een overwinning op hem kunnen behalen als u niet met hem in conflict was gekomen. De arme heilige zou zijn roemloze weg naar de hemel voortzetten als hij niet lastiggevallen werd, maar als hij lastiggevallen wordt, wordt elke stap op zijn pad glorievol. Ons standpunt vandaag is hetzelfde als dat beschreven werd door Bunyan, toen vanaf het dak van het paleis het lied werd gehoord:

“Kom binnen, kom binnen,
Eeuwige glorie zult u winnen.”

Alleen al het beklimmen van de trappen van het paleis zou, hoewel een veilig werk, niet erg veredelend zijn geweest, maar toen de vijanden zich om de deur verdrongen en elke trede blokkeerden en de held naar de man met de inkthoorn ging, die voor de deur zat en zei: “Schrijf mijn naam op, meneer”, om vervolgens van de laagste trede naar de bovenste te komen waar de lichtende gestalten zongen, ja, toen was elke centimeter glorievol. Als de duivels mijn pad van de aarde naar de hemel niet zouden tegenwerken, zou ik vreugdevol, vredig, veilig, maar zeker zonder bekendheid kunnen reizen, maar nu elke stap wordt betwist om ons pad naar glorie te verkrijgen, is elke stap bedekt met onsterfelijke roem. Ga dus door, Christen, hoe meer tegenstand, hoe meer eer.
Wees vurig van geest tegen deze hindernissen als u bedenkt wat u verliest als u hem niet weerstaat en niet overwint. Als ik zou toestaan dat satan mij overwon, zou dit de eeuwige ondergang voor mijn ziel betekenen. Het zou zeker voor altijd alle hoop op mijn bruikbaarheid vernietigen. Als ik mij terugtrek en het op een lopen zet op de dag van de strijd, wat zullen de overige dienstkechten van God dan zeggen? Wat een kreten van spot zullen er over het slagveld weerklinken! Hoe zal de banier van het verbond in de modder terechtkomen! Welnu, we moeten en durven niet de lafaard uit te hangen; we durven niet toe te geven aan de insinuatie van satan en ons van de Meester afkeren, want de nederlaag zou dan te verschrikkelijk zijn om te verdragen. Geliefden, laat mij uw moed stimuleren met de herinnering dat uw Here en Meester heeft overwonnen. Zie Hem daar vóór u. Hij met de doornenkroon heeft tegen de vijand gevochten en zijn kop vermorzeld: satan is volledig verslagen door de Leidsman van uw verlossing en die overwinning was representatief – Hij vocht en won die voor u. U hebt te strijden met een verslagen vijand en iemand die zijn schande kent en voelt; hoewel hij misschien uit wanhoop vecht, vecht hij toch niet met echte moed, want hij heeft geen hoop op de uiteindelijke overwinning. Sla dan, want Christus heeft hem geslagen. Weg met hem, want Jezus heeft hem onder zijn voeten gelegd. U, de zwakste van het hele leger, zegevier, want de Leidsman heeft voor u gezegevierd.
Bedenk tenslotte dat u een belofte heeft om vandaag uw lendenen te omgorden en moedig te zijn. “Weersta de duivel, en hij zal van u vlieden.” Christelijke prediker, geef uw positie niet op; denk er niet aan om uw ontslag in te dienen omdat de Gemeente verdeeld is en omdat de vijand de kop opsteekt. Weersta de duivel. Vlucht niet, maar laat hem vluchten. Christelijke jongemannen, u die bent begonnen met prediken op straat, of met traktaten uitdelen, of met het gaan van huis tot huis, al hindert satan u heel erg. Ik vraag u nu uw inspanningen te verdubbelen. Omdat satan bang voor u is verzet hij zich tegen u. Hij zou u willen beroven van de grote zegen die nu op uw hoofd neerdaalt. Weersta hem en houd stand. U, Christen die in gebed pleit, laat uw greep op de verbondsengel nu niet los; want nu satan u hindert, is dat omdat de zegen neerdaalt. U zoekt Christus, sluit die ogen niet, wend uw gezicht niet af van het stralende kruis op Golgotha. Nu satan u hindert, komt dat omdat de nacht bijna voorbij is en de morgenster begint te schijnen. Broeders, u die het meest wordt lastiggevallen, op zeer trieste wijze wordt beproefd, zeer terneergeslagen bent, u hebt een schitterender hoop; wees nu moedig; wees dapper voor God, voor Christus, voor uw eigen ziel en de dag zal nog komen dat u met uw Meester in triomf zult rijden door de straten van het Nieuwe Jeruzalem met zonde, dood en hel, gevangen achter uw wagen en u met uw Here gekroond als overwinnaar door het bloed van het Lam. Moge God dierbare vrienden zegenen die nu aanwezig zijn. Ik weet niet voor wie deze preek het meest geschikt is, maar ik geloof dat hij vooral naar bepaalde beproefde heiligen wordt gestuurd. Moge de Here hen in staat stellen er troost in te vinden. Amen.