Selecteer een pagina

Over het aangaan van jukken

>>PDF<<

I

Wanneer God Zich aan een mens openbaart, dan ziet de mens zichzelf in het licht van God en hij onderwerpt zich aan God en gehoorzaamt Hem. Er is dan helemaal geen plaats meer voor de afgoden.
God, de Allerhoogste, de Schepper van hemel en aarde, openbaarde Zich aan Abram als volgt:
“De HERE nu zeide tot Abram: Ga uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders huis naar het land, dat Ik u wijzen zal; Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken, en gij zult tot een zegen zijn. Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt zal Ik vervloeken, en met u zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden.” (Genesis 12:1-3)

Het is niet naar de mens, wat God hem opdroeg: “Ga uit uw land en uit uw maagschap en uit uws Vaders huis.” Waarom moest Abram alles verlaten?”
Het antwoord is: Omdat hij geen twee heren kon dienen.
Zijn familie diende de afgoden, de terafim. We lezen dit in de geschiedenis van Rachel, die de terafim van haar vader stiekem had meegenomen. Laban miste zijn afgod en dacht dat één van ’t gezin van Jacob die had gestolen. Hij doorzocht alles, maar kon hem niet vinden, want die  was verstopt onder het zitkussen, waarop Rachel zat.
Toen God Abram uitkoos om een verbond met hem te sluiten, kon dat alleen als hij niet onder invloed van z’n familie en vrienden stond. Wie God wil dienen, moet autonoom zijn, anders is daar steeds die beïnvloeding van wie dan ook, wereld, vrienden, familie.
De Bijbel is één geheel. Het Oude Testament zegt hetzelfde als het Nieuwe Testament over het niet kunnen dienen van twee heren. Lees Mattheüs 10:37. De Here Jezus zei daar: “Wie vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mij niet waardig; en wie zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mij niet waardig; en wie zijn kruis niet opneemt en achter Mij gaat, is Mij niet waardig.”

Abram had God meer lief dan z’n familie. Wanneer we God echt hebben leren kennen, dan is dat door Gods Geest. Kijk eens naar de profeten in het Oude Testament en naar de apostelen en naar sommige predikers en zendelingen, die heel erg door God zijn gebruikt. Het zijn allen autonome mensen en zijn door Gods Geest één van geest! De profeten wezen naar de Messias en de apostelen bevestigden dat Jezus de Messias was, waarover de profeten spraken. Wij moeten ook Jezus verkondigen; dit is het evangelie en niet die afleidingsmanoeuvres, de tradities. In deze tijd van enorme geestelijke chaos hebben we Gods Woord, dat ons de waarheid verkondigt. Toets alles aan Gods Woord! Wees autonoom en pas op voor vervloeiing met andere mensen en instellingen. Laat u niet misleiden. De ene sekte na de andere met schoonklinkende namen komt tevoorschijn. Pas op voor verkeerde jukken.
In de volgende hoofdstukken willen we vanuit de Bijbel enkele soorten jukken bespreken. Velen denken namelijk alleen maar dat het slaat op het huwelijk, wanneer ze het gebod lezen: “Ga geen juk aan met ongelovigen.”

II

Abram was in het land Kanaän gekomen en verbleef daar als vreemdeling.
God beloofde hem en zijn nageslacht het land Kanaän, maar eerst moesten de nakomelingen van Abram nog naar een ander land, het land Egypte.
Waarom mochten Abram en zijn nageslacht niet direct in ‘t land Kanaän blijven?
De Kanaänieten waren zeer onzedelijke, goddeloze mensen. Het was Gods tijd nog niet om de Kanaänieten te verjagen. Onze God is een zeer rechtvaardig God. Dit kunnen we opmerken in het volgende Bijbelgedeelte.
“En Hij zeide tot Abram: Weet voorzeker, dat uw nakomelingen vreemdelingen zullen zijn in een land, dat het hunne niet is, en dat zij hen dienen zullen, en dat die hen zullen verdrukken, vierhonderd jaar. Doch ook het volk, dat zij zullen dienen, zal Ik richten, en daarna zullen zij met grote have uittrekken. Maar gij zult in vrede tot uw vaderen gaan; gij zult in hoge ouderdom begraven worden. Het vierde geslacht echter zal hierheen wederkeren, want eerder is de maat van de ongerechtigheid der Amorieten niet vol.” (Genesis 15:13-16)
Toen de Israëlieten 400 jaar later het land Kanaän binnengingen, moesten ze het land veroveren. Men moest de Kanaänieten verjagen, omdat men geen jukken met deze goddeloze mensen mocht aangaan. Dit bevel heeft men helaas niet geheel uitgevoerd. Hoe vaak hebben ze als gevolg hiervan de heidense afgoden gediend? Lees o.a. de Bijbelboeken Koningen en Kronieken. Hoeveel invloed hadden bijvoorbeeld de heidense vrouwen van Salomo op hem? Hij liet zelfs afgodentempels voor zijn vrouwen bouwen. Salomo begon zo goed. En toch werd hij God ontrouw. Hij had geen heidense vrouwen mogen trouwen. Wie God ontrouw wordt, kan geen hulp van God verwachten. Het Nieuwe Testament zegt hetzelfde over het aangaan van verkeerde jukken.  “Vormt geen ongelijk span met ongelovigen, want wat heeft gerechtigheid gemeen met wetteloosheid, of welke gemeenschap heeft het licht met de duisternis?”

III

Toen Abraham oud en hoogbejaard was, liet hij Eliëzer, zijn belangrijkste knecht, bij zich komen. Deze moest hem zweren bij de HERE, de God des hemels en der aarde, dat hij voor zijn zoon geen vrouw zou nemen uit de dochters der Kanaänieten.
Hij moest een vrouw zoeken uit Mesopotamië, de stad van Nahor, de broer van Abraham. Izaäk mocht beslist niet naar Mesopotamië. God had aan Abraham en zijn nageslacht het land Kanaän beloofd.
De knecht werd door God geleid en vond de kleindochter van Nahor, genaamd Rebekka. Zij stemde ermee in om Izaäks vrouw te worden en ging met Eliëzer mee naar Kanaän.
Izaäk en Rebekka kregen twee zonen, die Ezau en Jacob heetten. Ezau diende God niet en trouwde twee Kanaänitische vrouwen, Judith, dochter van de Hethiet Beëri en Basmat, dochter van de Hethiet Elon. Dan staat er iets, wat stof tot nadenken geeft, namelijk.: “En zij waren een kwelling des geestes voor Izaäk en voor Rebekka.” (Genesis 26:35)
We hebben hier te maken met twee rijken, namelijk het rijk der duisternis en het rijk van het licht. Deze staan lijnrecht tegenover elkaar. Rebekka zei tot Izaäk: “Ik walg van mijn leven om die Hethitische vrouwen; indien Jacob zich nu ook zo’n vrouw neemt uit de dochters des lands, waarvoor leef ik dan nog.” Rebekka was zeer depressief. Geestelijke duisternis maakt zeer depressief.
Hierna riep Izaäk Jacob bij zich en zei: “Neem geen vrouw uit de dochters van Kanaän. Ga naar Paddan-Aram en neem een vrouw uit de dochters van Laban, de broer van uw moeder.” Toen Ezau zag, dat de dochters van Kanaän zijn vader Izaäk zeer mishaagden, ging hij naar Ismaël en nam ook nog Machalat, de dochter van Ismaël, tot vrouw.
De boodschap is duidelijk wat betreft de gevolgen van het aangaan van bepaalde jukken. Hoevelen zijn er die na het aangaan van verkeerde jukken het geloof in God helemaal vaarwel hebben gezegd?

IV

Van koning Josafat staat er geschreven:
“De HERE was met Josafat, want hij bewandelde de oude paden van zijn vader David; hij zocht de Baäls niet, maar de God van zijn vader; hij wandelde naar Diens geboden en deed niet zoals Israël. Met een moedig hart bewandelde hij de wegen des HEREN, en bovendien verwijderde hij de hoogten en de gewijde palen uit Juda.” (2 Kronieken 17: 3,4,6)
Hierna ging het mis door een juk aan te gaan met een ongelovige, ja met de zeer goddeloze koning Achab. “Toen Josafat rijkdom en eer in overvloed bezat, verzwagerde hij zich met Achab.” Rijkdom en eer zijn een verzoeking om God niet meer serieus te dienen. Hieruit blijkt duidelijk dat men geen twee heren kan dienen, God en Mammon.
Achab vroeg hem om hem te helpen in de strijd tegen Ramoth in Gilead. Wat was het antwoord van koning Josafat? “Ik ben als gij, mijn volk is als uw volk; ik ga met u in de strijd.”
Josafat wilde echter wel weten of God hen de overwinning zou geven. De profeten van Achab zeiden: “Trek op; God zal het in de macht des konings geven.”
Josafat vertrouwde het niet en vroeg Achab of er nog een profeet was. Ja, die was er, Micha, maar “die profeteert  altijd onheil over mij en nooit iets goeds”.
Micha, de profeet kwam en zei wat God hem had gezegd. Zie 2 Kronieken 18. (Dit stuk doet mij altijd denken aan de geschiedenis van Job.)
Micha zei tot slot: “Nu dan, zie, de HERE heeft een leugengeest gegeven in de mond van deze profeten van u, en de HERE heeft onheil over u besloten.”
Satan is de grote leugengeest.

God kwam Josafat  te hulp in de strijd.
“Toen Josafat, de koning van Juda, behouden naar zijn huis te Jeruzalem terugkeerde, ging de ziener Jehu, de zoon van Hanani, hem tegemoet en zeide tot koning Josafat: Moogt gij de goddeloze helpen en bevriend zijn met hen die de HERE haten? Hierom rust er toorn op u van de zijde des HEREN. Toch is er wel iets goeds bij u gevonden, want gij hebt de gewijde palen uit het land weggedaan en uw hart erop gezet God te zoeken.” (2 Kronieken 19:2,3)
Verderop in hoofdstuk 19 lezen we over zijn toewijding aan God. Ook hoofdstuk 20 getuigt van een leven met God.
Aan het eind van hoofdstuk 20 staat een gebeurtenis, waarbij hij weer een verkeerd juk aangaat met ongelovigen:
“Hierna verbond zich Josafat, de koning van Juda, met Ahazia, de koning van Israël. Deze handelde goddeloos en sloot met hem een overeenkomst om schepen te bouwen voor de vaart op Tarsis. En zij bouwden schepen te Ezeon-Geber. Maar Eliëzer, de zoon van Dodawa, van Maresa, profeteerde tegen Josafat: Omdat gij u verbonden hebt met Ahazia, verbreekt de HERE uw werken. En de schepen leden schipbreuk, zodat zij niet naar Tarsis konden varen.” (2 Kronieken 20:35-37)
God had Josafat lief. Josafat werd getuchtigd om hem weer bij God terug te brengen. “Wie Hij liefheeft, tuchtigt de Here.” (Hebreeën 12:6). “Allen, die Ik liefheb, bestraf Ik en tuchtig Ik; wees dan ijverig en bekeer u.” (Openbaring 3:19).

Ongelovigen kennen  Gods wetten niet en kunnen maken dat u deel krijgt aan hun zonden, wanneer u bijvoorbeeld mede-eigenaar bent van een zaak. Gods wetten moeten in ons hart zijn. Wanneer u in conflict komt met God, zult u moeten kiezen wie u dienen wilt.