“Op mijn rekening”
>>PDF<<
“Breng dat mij in rekening.” Filemon 18
Toen Paulus in een heel mooie brief aan Filemon vroeg om Onesimus, die van hem was weggelopen, terug te nemen, zei hij: “En mocht hij u schade berokkend hebben of iets schuldig zijn, breng dat mij in rekening.” Onesimus was een slechte slaaf geweest voor Filemon. Nu was hij bereid terug te keren en zich beter te gedragen. Hij zou de schade die hij hem vroeger berokkend had en zijn oude schulden niet betalen. Blijkbaar had hij zelf niets om mee te betalen. Maar Paulus bood aan alles te betalen, zodat Onesimus ontvangen zou worden, “nu niet als een slaaf”, maar als een “geliefde broeder”.
Dit is een prachtig beeld van wat de Here Jezus Christus doet. Hij is niet alleen een voorspraak voor ons bij Hem van Wie we weggegaan zijn en tegen Wie we gezondigd hebben, maar omdat Hij weet hoeveel onrecht we God hebben aangedaan en hoeveel we Hem schuldig zijn, zegt Hij: “Breng dat Mij in rekening.”
God heeft het Hem allemaal in rekening gebracht en de rekening is betaald, betaald met bloed. Toen “de Here de ongerechtigheid van ons allen op Hem deed neerkomen”, zag en kende Jezus al jouw zonden en Hij zei: “Breng dat Mij in rekening.”
O, wat een wonderbaarlijke “vriendelijkheid en liefde van God onze Heiland!” Laat de herinnering hieraan zijn als een zilveren klok, die zacht en helder luidt, steeds wanneer je iets gaat doen of jezelf iets laat voelen of denken wat niet goed is. “Breng dat Mij in rekening!” Ja, die zonde die je op het punt stond te begaan! Dat boze woord, en het boze gevoel dat maakt dat je het wilt zeggen; dat onware woord en de lafhartigheid die je bang maakt om de exacte waarheid te spreken; die hooghartige blik en de lelijke eigendunk van het hart, die maakte dat jij zo keek; Jezus staat erbij en zegt geduldig en vol liefde: “Breng dat Mij in rekening!”
Kun je dat verdragen? Zou je niet graag willen, tien keer meer dan ooit, bewaard te worden voor zondigen tegen zo’n Heiland?
“Jezus, tedere Heiland,
bent U voor mij gestorven?
Maak mij in mijn hart
heel erg dankbaar aan U;
wanneer ik het droevige, droevige verhaal
van Uw verdriet lees,
geef mij dan diep berouw
over mijn zonden.”