Selecteer een pagina

Noachs geloof, eerbied, gehoorzaamheid en redding.

>>PDF<<

Een toespraak gehouden door C.H. Spurgeon, 1 juni 1890.

De tekst is Hebreeën 11:7

“Door het geloof heeft Noach, nadat hij een Godsspraak ontvangen had over iets, dat nog niet gezien werd, eerbiedig de ark toebereid tot redding van zijn huisgezin; en door dat geloof heeft hij de wereld veroordeeld en is hij een erfgenaam geworden der gerechtigheid, die aan het geloof beantwoordt.”

De apostel kon er niet om heen Noach te noemen, want in hem scheen het geloof helder. Hij heeft hem op de juiste plaats gezet wat betreft de tijd na Abel en Henoch; maar hij had nog een andere reden voor deze volgorde. Van deze drie gelovigen uit de oudheid wordt in de Heilige Schrift gezegd dat ze Gode welgevallig zijn geweest. Van Abel wordt er gezegd, dat God getuigenis gaf van zijn gaven. Van Henoch werd getuigd, voordat hij werd opgenomen, dat hij God behaagde en “Noach vond genade in de ogen van de HERE.” Nogmaals, het was terecht dat Noach dicht op Henoch zou volgen als één van de twee, waarvan geschreven wordt dat ze “met God  hebben gewandeld.” “Henoch wandelde met God en hij was niet meer, want God nam hem op” en we lezen in het zesde hoofdstuk van Genesis, vers acht, dat ook Noach “met God wandelde”. Deze twee brachten hun leven door in een voortdurende gemeenschap met de Allerhoogste, zodat er terecht van hen geschreven kon worden, dat zij met God wandelden. O, dat we door de almachtige genade zo welgevallig mogen zijn voor de HERE, dat we ook in voortdurend contact met Hem blijven!
We kunnen in zekere zin het leven van Noach afzetten tegen dat van Henoch. Henoch werd weggenomen voor het komende kwaad: hij zag de zondvloed niet, hij hoorde het huilen niet van degenen, die werden weggevaagd door de watervloed. Hij werd bevrijd, voordat de toorn kwam, die volgde op de algehele goddeloosheid van het menselijke geslacht. Hij hoefde niet de strijd van de rechtvaardigheid tot aan het bittere einde te strijden, maar door een geheime opname zag hij de dood niet en ontsnapte hij aan die kwade dagen. Zijn kleinzoon echter niet. Noach is het beeld van iemand, die de getuige van de Here is in de goddeloze dagen, die hij trouw en volhardend doormaakte tot het einde. Hij werd verlost van de dood door de dood. De ark was, om zo te zeggen, een doodskist voor hem: hij ging er in en hij werd een dode voor de oude wereld. Binnen die afgesloten ruimte dreef hij een nieuwe wereld binnen om de stichter en vader van een nieuw geslacht te worden. Wat betreft het beeld van de doop zien we leven door de begrafenis en zo was het ook met deze uitverkoren aartsvader; hij ging over naar een nieuw leven door de begrafenis in de ark. In Henoch zien we een type van Gods volk, dat in vrede naar huis zal gaan voor de laatste strijd. Voor het eerste wapengekletter in Harmageddon zullen zulke Henochs worden weggenomen, voordat het kwaad komt. Maar in Noach zien we degenen, die aan de strijd zullen deelnemen en zich dapper zullen gedragen temidden van het afglijden en de afval, totdat zij de machten van het kwaad vertreden zien worden onder hun voeten, zoals stro wordt neergetrapt op de mesthoop. De vloed van vuur zal de goddelozen verslinden. Slechts de rechtvaardigen zullen de nieuwe aarde beërven, waarop gerechtigheid woont. Laten deze weinige woorden de inleiding zijn tot mijn betoog. Laten we nu nauwkeurig acht slaan op Noachs geloof in het vertrouwen dat de Heilige Geest dit onderwijs zal zegenen aan onze zielen.

Merk dan ten eerste op, dat in Noachs geval GELOOF HET EERSTE PRINCIPE WAS. De tekst begint met; “Door het geloof heeft Noach…”. We zullen moeten spreken over zijn eerbied –  “hij werd bewogen door eerbied”; we zullen ook nadenken over zijn gehoorzaamheid, want hij “bereidde een ark ter redding van zijn huis.” Maar we moeten vaststellen, dat op de achtergrond van dit alles zijn geloof in God aanwezig was. Zijn geloof bracht zijn eerbied voort; zijn geloof en zijn eerbied brachten zijn gehoorzaamheid voort. Er is niets in Noach dat ons wordt voorgehouden als een voorbeeld, dan slechts datgene wat voortkwam uit zijn geloof. Om te beginnen moeten we goed letten op ons geloof. Mag ik de vraag langs deze galerijen doorgeven en die ook hier in de grote middenruimte stellen? Hebt u geloof? Laat een ieder deze vraag in het enkelvoud horen. “Hebt u geloof? Gelooft u in de Zoon van God? Rust u op de belofte van een getrouw God?” Als dat niet zo is, dan begrijpt u niets van de geestelijke dingen. Zonder geloof bent u buiten het Koninkrijk der genade, een vreemdeling voor de gemeenschap van het volk Israël. U hebt part noch deel aan deze zaak, als u geen geloof hebt. Maar al hebt u een bevend geloof, dan hebt u de wortel van de zaak in u. Zelfs wanneer andere dingen van de genade nog niet in u zijn, zullen ze weldra worden voortgebracht door het geloof. Het geloof is de eikel waaruit de eik der heiliging zal groeien. Het geloof is die handvol koren, waarvan de vrucht zal ruisen als de Libanon. Zonder geloof is het onmogelijk om Gode te behagen, maar met geloof worden wij “aanvaard in de Geliefde”.

Merkt dan ten eerste op, dat Noach in God geloofde in zijn gewone leven. Voordat de grote test kwam, voordat hij de godsspraak hoorde in de binnenkamer, geloofde Noach in God. We weten dat hij dat deed, want we lezen dat hij wandelde met God en in zijn gewone gedrag wordt hij beschreven als een rechtvaardig mens en in zijn tijd volmaakt. Rechtvaardig te zijn in het oog van God is nooit mogelijk zonder het geloof, want de rechtvaardige zal door het geloof leven. Het is iets groots om het geloof te hebben als er een vreselijk oordeel aan de gang is, maar het belangrijkste is geloof te hebben voor alledaags gebruik. Hebt u geloof in God wat betreft uw dagelijkse brood? Hebt u geloof wat betreft uw kinderen en uw huis? Hebt u geloof wat betreft uw beroep en uw zaak? Hebt u geloof in de God der Voorzienigheid, geloof in de God, Die het gebed beantwoordt? Is het uw gewoonte om uw last op de Here te wentelen? Als dit met u niet het geval is, wat zult u dan doen, als de vloed losbreekt? Het geloof zal niet zo maar plotseling in de donkere nacht tot u komen, als u het tijdens alle mooie dagen hebt buitengesloten. Het geloof moet een permanente huurder zijn en niet een toevallige gast. Ik heb van de Mormonen gehoord, de Heiligen der Laatste Dagen. Ik heb ze niet hoog; ik bewonder veel meer de heiligen van alle dagen. U hebt op deze zondag geloof nodig. Heb het dan en kom ermee aan de avondmaalstafel. Maar u hebt ook geloof nodig op maandag, wanneer de luiken opengaan om weer aan de zesdaagse werkweek te beginnen. U zult geloof voor de volgende dag nodig hebben, want wie kan zeggen wat er dan zal gebeuren? Aan het eind van de week zult u moeten uitzien naar de heuvels, vanwaar uw hulp komt. U hebt geloof nodig, altijd en overal. Een man van God, die alleen op zijn kamer is, heeft geloof nodig,  want anders zal de eenzaamheid een bron van verzoeking voor hem worden. Wanneer de dienstknecht van Christus op zijn gemak is en er geen werkdruk op hem is,  heeft hij geloof nodig om hem te bewaren, opdat hij niet, zoals David, in verzoeking valt en een dwaasheid begaat. Rustdagen of werkdagen, we hebben steeds het geloof nodig. Noach deed alles door het geloof, voordat hij de ark binnenging. Dit is een belangrijke opmerking, al lijkt het erg eenvoudig. Ik kon het niet weglaten, want ik denk dat het praktische geloof van de werkdagen datgene is, wat we het meest van alles nodig hebben. Mensen denken, dat ze geloof nodig hebben, als ze een tempel bouwen, maar er is ook geloof nodig om een hooimijt op te zetten. We hebben geloof nodig om te ploegen, om te kopen, om te verkopen, om te werken, evenzeer als om te bidden, te zingen en te prediken. We hebben evengoed geloof nodig op de markt als op de bidstond. We wensen overal Gode te behagen en we kunnen dit niet doen, tenzij we een ongeveinsd geloof in Hem hebben. De Here lere ons zeven dagen per week geloof te hebben!

Let er vervolgens op, dat  Noach geloof hechtte aan de waarschuwing en het dreigen van God. Het geloof dient toegepast te worden met betrekking tot de geboden, want David zegt: “Ik heb geloofd in Uw geboden”. Geloof dient toegepast te worden met betrekking tot de beloften, want daar ligt het mooiste deel. Maar neem dit van me aan, u kunt geen geloof hebben in de belofte, tenzij u bereid bent om ook te geloven in de dreiging. Als u werkelijk een mens vertrouwt, dan gelooft u alles wat hij zegt. Wie niet gelooft, dat God de zonde zal straffen, zal ook niet geloven, dat God de zonde zal vergeven door het verzoenend bloed. Wie niet gelooft, dat God de ongelovigen in de hel zal werpen, zal er ook niet zeker van zijn, dat Hij de gelovigen in de hemel zal brengen. Als we op één punt aan Gods Woord twijfelen, zullen we op een ander punt maar weinig vertrouwen hebben. Oprecht geloof in God moet heel Gods Woord op dezelfde wijze behandelen, want het geloof, dat één bepaald woord van God aanvaardt en een ander verwerpt, is duidelijk niet het geloof in God, maar geloof in ons eigen oordeelsvermogen, geloof in onze eigen smaak. Alleen dat wat echt geloof is, gelooft alles wat door de Heilige Geest geopenbaard wordt, of het nu vreugde brengt of onrust. In zijn geval had Noach een belofte ontvangen, maar als een donkere achtergrond hierbij had hij geluisterd naar de vreselijke dreiging, dat God alle levende wezens door middel van een vloed zou vernietigen: zijn geloof geloofde zowel de waarschuwing als de belofte. Als hij de dreiging niet had geloofd, zou hij de ark niet klaargemaakt hebben en zo zou hij de belofte niet hebben ontvangen. Mensen maken geen ark klaar om aan een vloed te ontsnappen, tenzij zij geloven dat er een vloed zal zijn. Ik doe een klemmend beroep op u, die belijdt van de Here te zijn, om niet ongelovig te zijn met betrekking tot de vreselijke dreigingen van God ten opzichte van de goddelozen. Geloof de dreiging, al zou het uw bloed doen stollen; geloof het, al schrikt de natuur terug voor dit overweldigende oordeel, want als u het niet gelooft, dan zal de daad van het niet geloven van God op één punt u ertoe drijven Hem niet te geloven op andere punten van de geopenbaarde waarheid en u zult nooit komen tot dat echte kinderlijke vertrouwen, dat door God wordt aanvaard en geëerd. “Door het geloof heeft Noach, die door God werd gewaarschuwd voor ongeziene dingen, aangespoord door eerbied, een ark in gereedheid gebracht.” (King James Version). Geloof met diepe eerbied het bittere woord van het oordeel, opdat het woord der genade voor u zoet mag zijn.
En verder: Noach geloofde datgene, wat totaal onwaarschijnlijk leek, zo niet absoluut onmogelijk. Er was geen zee, waar Noach de kiel voor zijn ark legde.  Ik weet zelfs niet of er wel een rivier was. Hij moest een zeewaardig schip gereed maken en die bouwen op het droge. Hoe kon er water naar toe worden gebracht om die te laten drijven? O, dwaze oude man! Hoe kunt u zo grootschalig de dwaas uithangen om een schip van zulke enorme afmetingen te bouwen, waar nooit water kon komen. Toch had hij de opdracht van de Here om dat te doen en hij was ervan overtuigd dat het bevel van de Here geen vergissing inhield. De vloed zou de vallei vullen, opstijgen boven de heuvels en boven de toppen der bergen. Hij geloofde dit alles, hoewel het iets onwaarschijnlijks leek. Dat geloof, dat in het mogelijke gelooft, is een geloof van alleman: tollenaars en zondaars kunnen zo geloven. Het geloof, dat in datgene gelooft, dat nauwelijks mogelijk is, is beter, maar dat geloof, dat er niet om geeft of het wel of niet kan, maar slechts rust op het Woord van de Here, is het geloof van Gods uitverkorenen. God verdient zulk geloof, “want bij God zijn alle dingen mogelijk”. Niet waarschijnlijkheid, maar zekerheid is de basis van het geloof, wanneer God heeft gesproken. Noach geloofde vast en zeker en daarom maakte hij zijn schip even vrolijk op droog land gereed, als wanneer hij het aan zee gebouwd zou hebben.

Op sommige momenten worden u en ik aangevallen met betrekking tot ons geloof in de bijbel door mensen, die zeggen: “Hoe kun je er dat nu uit opmaken? Zeker, het staat in de bijbel, maar kun je dat in overeenstemming brengen met de wetenschap?” Laat uw antwoord zijn: “We zijn niet langer bezig met discussiëren over het Woord van de Here, maar wij bevinden ons binnen het bereik van het geloof. We zijn geen haarklovers, die proberen onze superioriteit in het redeneren te bewijzen, maar we zijn kinderen des lichts, die onze God aanbidden door met ons hele verstand te buigen voor de gehoorzaamheid van het geloof. We willen nederig zijn en leren datgene te geloven, wat wij niet geheel kunnen begrijpen. We willen datgene verwachten, waar we nooit naar uitgezien zouden hebben, als de Here het niet had gezegd. Het is onze ambitie om liever grote gelovigen te zijn dan grote denkers, liever kinderlijk in het geloof dan spitsvondig met ons intellect. We zijn er zeker van dat God waarachtig is! Evenals Noach wankelen we niet wat betreft het Woord van God, omdat het onmogelijk en onwaarschijnlijk zou zijn. Wat de Here heeft gesproken kan Hij uitvoeren. “Geen van Zijn woorden zal ter aarde vallen.”
Let erop, dat Noach in zijn eentje geloofde, predikte en door bleef prediken, hoewel niemand hem volgde. Er waren geen andere gelovigen, als u zijn vrouw, zijn zonen en schoondochters niet mee rekent. Ze waren met z’n achten, maar ik ben bang dat sommigen van hen meer in vader Noach geloofden dan in de levende God. Noach scheen als een eenzame ster. Hij stond daar als een eenzame zuil temidden  van een verwoeste tempel. Hij geloofde met een rotsvast geloof. Hoe fijn is het om contact te hebben met onze medegelovigen! Het is een grote verfrissing voor een eenzame christen om in een grote samenkomst te zijn en de eenheid te ervaren met het kinderlied:

“Heer, hoe vreugdevol is het om 
in zo’n grote samenkomst de aanbidding voor U te zien!
Nu zingen zij, nu bidden zij.
Zij horen over de hemel en leren de weg.
Ik ben er geweest en ik zou er graag heengaan.
Het is als een kleine hemel hier beneden.”

Maar hoe zou het met u gaan, als u alleen was, of als u werd omgeven door mensen, die u een dwaas noemen, omdat u in de Here gelooft? Als men ergens woont, waar het denken sceptisch is, dan wordt het geloof even erg verwond als wanneer iemand ergens woont, waar de gele koorts woedt. Als uw geloof aan stukken wordt getrokken en het mikpunt wordt van spot, is dat een vuurproef, die sommigen niet kunnen doorstaan. Hoe zou het gaan als u Noach was, een prediker van de gerechtigheid? Hoe zwaar is de taak om een alleenstaande getuige te zijn! Hij predikte honderd en twintig jaar lang en aan het einde ervan was geen enkel persoon bereid om met hem in de ark te gaan. Zijn eigen gezin werd gered, maar verder niemand anders, niemand. Wat een beproeving! Wat heeft het mijn hart blij gemaakt om in de maand mei negenenzestig mensen te ontmoeten, die graag lid wilden worden van de gemeente! Maar als ik een jaar lang gepredikt had zonder bekeerlingen, wat zou ik dan moeten doen? Ik hoop dat ik het zou volhouden in de naam van de Here God, maar wat een beproeving! En wat als het  honderd en twintig jaar lang door ging en dat na al dat prediken niemand uw woord zou geloven! Dat zou inderdaad een marteling zijn. Veel mensen zijn misschien wel bekeerd onder Noach en zijn misschien gestorven, voordat de zondvloed kwam, maar hij had geen enkele bekeerde bij zich in de ark. Zijn vrouw had zelfs nog niet een dienstmeisje om haar te helpen bij het huishoudelijke werk en de vrouwen van zijn zonen moesten ook alles zelf doen. Er was zelfs geen jongen om de schoenen schoon te maken of om te helpen met het voeren van de dieren. Velen waren geroepen, maar slechts acht waren uitverkoren. Noach had blijkbaar tevergeefs gepredikt en was niettemin vastberaden blijven geloven. De oude man kon niet aan het wankelen worden gebracht. De ark van hem zou drijven; hij wist dat het zou gebeuren. De wereld zou vernietigd worden; hij was er zeker van, net zo zeker als wanneer hij het gezien zou hebben. “Dingen, die nog niet gezien werden” waren voor zijn ogen tastbaar en echt.
Noach bleef geloven tijdens die honderd en twintig jaar van eenzaamheid!  Het was een lang martelaarsschap. Ons leven is lang genoeg voor de beproeving van het geloof. Zelfs wanneer iemand tachtig wordt en zestig jaar daarvan een actief gelovige is, dan is het slechts door de almachtige genade, dat hij het volhoudt. Noach leefde op die manier twee van onze levens. Als er een kleine zondvloed had plaatsgevonden en de ark een beetje had bewogen, dan zou hij een beetje bewijs hebben gehad voor zijn geloof, maar er was helemaal geen vloed en zijn ark lag één en een kwart eeuw lang hoog en droog. Hoe weinigen zouden dit kunnen volhouden! Die gindse vriend bidt  reeds een half jaar lang en de Here heeft hem niet verhoord. Hij begint eraan te twijfelen of de Here überhaupt wel gebeden hoort. U lijkt niet veel op Noach. U kunt nauwelijks honderd en twintig dagen geloven. “Helaas,” zegt iemand, “ik bid nu al twintig jaar voor mijn man!” Dat is een lange tijd om te wachten, maar wat zou u doen als er nog honderd bij kwamen? De jaren maakten Noachs geloof rijper en niet zwakker. Deze grijze vader uit de oudheid ging door met zijn prediken, ging door met zijn voorbede en zonder te twijfelen wachtte hij op God, Die op Zijn tijd Zijn knecht zou rechtvaardigen voor de ogen der mensen.

Nogmaals: Noach geloofde zelfs tot aan het afscheid nemen van de wereld. Zie Noach en zijn gezin de ark binnengaan! Ik denk niet, dat ik de ark zou hebben uitgezocht als een verblijfplaats voor mijzelf; ook niet, dat u het zou hebben gekozen als een plek om te wonen, een plek, die van binnen en buiten bestreken was met pek met slechts één deur en één raam en een hele handel vogels, dieren en reptielen erin. Of dat raam nu rond de hele bovenkant ging net onder het dak om zo licht binnen te laten in het hele bouwsel, kan ik niet zeggen, maar ik twijfel er niet aan, dat de spottende wereld tegen Noach zei: “Wel ouwe, je hebt een gevangenis voor jezelf gebouwd en hoe gauwer jij erin gaat en de deur dicht doet, hoe beter het is, want we zijn jouw prediking zat!” Toen de goede man en zijn gezin naar binnen gingen en de Here de deur sloot, waren ze dood voor de wereld. Als mevrouw Noach geweest was, zoals sommigen van u, zou ze gezegd hebben: “De meisjes kunnen niet meer naar feestjes toe en onze zonen staan helemaal buiten de maatschappij. We staan buiten de wereld en we zullen spoedig vergeten zijn.” Ja, ja, en Noach was er blij om, omdat het de Here was, Die hem zo opsloot. Wanneer de Here u zo afsluit van de wereld,  is het beter, dat u alleen bent. Vandaag de dag hebben naamchristenen niet genoeg geloof om alleen te wonen. Ze willen twee of drie deuren in de achterkant van de ark, zodat ze zo nu en dan naar buiten kunnen glippen om even leuk met de wereld mee te doen. Daarna sluipen ze terug en lijken weer heiligen. Wat betreft het opgesloten zijn met God en het afgezonderd zijn van de wereld – de religieuze en de niet-religieuze wereld – wat zijn er maar weinig mensen die dat kunnen verdragen! Hoe weinig wordt er ooit gehoord van die roep – “Ga uit het midden van haar en zondert u af!” “Je kunt net zo goed dood zijn,” roept iemand, “als wanneer je buiten de maatschappij staat.” Exact, dat is het waar een kind van God naar uitziet. “Gij zijt dood en uw leven is verborgen met Christus in God.” “Begraven met Hem door de doop in de dood.” “God verhoede dat ik in iets anders zou roemen dan in het kruis van onze Here Jezus Christus, door wie de wereld voor mij gekruisigd is en ik voor de wereld.”  Die afzondering, die Noach zo bereidwillig op zich nam, had alles te maken met zijn redding, want als hij met de wereld had geleefd, zou hij met de wereld gestorven zijn. Slechts in afzondering ligt redding.
Zo heb ik de gedachte van het eerste principe uitgewerkt, dat Noachs hart in gang werd gezet door het geloof in de levende God.

II Ten tweede, EERBIED WAS DE KRACHT, DIE HEM VOORTDREEF. Geloof was het levende principe, maar eerbied was de aandrijfkracht, want de tekst zegt het zo: “Door het geloof heeft Noach, nadat hij een godspraak ontvangen had over iets dat nog niet gezien werd, eerbiedig (“bewogen door eerbied”, King James Version) de ark toebereid.” Het geloof vormde hem, maar de eerbied bewoog hem. Hoe kan dit? “Ik dacht,” zei iemand, “dat de volmaakte liefde de vrees uitdrijft.” Ja, vrees van een bepaald soort, maar er is een ander soort vrees, die wordt omarmd en gevoed door de volmaakte liefde.
Noach had geen bange vrees. Hij had geen slaafse vrees: hij was niet bang voor God, zoals een verdachte bang is voor een rechter, of een veroordeelde voor de beul. Hij wist in wie hij geloofd had en hij was er van overtuigd, dat die een behagen in hem had. Noach had niet een zorgeloze angst, zoals sommigen hier hebben. Dwazen zeggen: “We zullen nooit gered worden en daarom heeft het geen zin om ons er druk over te maken. We kunnen net zo goed de bloemetjes buiten zetten, nu het nog kan. Er is hierna geen hemel voor ons, laten we het beste van het heden maken.” Nee, Noach trad op als getuige tegen deze losbandige zorgeloosheid. Hij geloofde zo, dat er eerbied over hem kwam en die eerbied liet hem handelen zoals God hem vroeg. Pas op voor het ongeloof, dat u in staat stelt met de dingen te spelen, want spelen met de eeuwige dingen is zelfmoord van de ziel. Aan de andere kant had Noach niet een wanhopige vrees, zoals sommigen hebben. Zij zeggen: “Er is geen hoop. We zijn al te ver gegaan in de zonde om nog te dromen van vergeving en genade. We kunnen maar beter de dingen gewoon hun loop laten hebben.” Pas op voor de gifbeker van de wanhoop. Zolang er leven is, is er hoop en wij smeken u er niet bij te gaan liggen in die afgestompte hopeloosheid.
Noach kende deze verlammende angst niet; hij spoorde zichzelf aan en bouwde een ark. Sommigen hebben een eigenzinige angst. “Als ik gered ga worden,” zeggen ze, “dan zal ik gered worden, maar als ik verloren ga, dan zal ik verloren gaan. Ik kan opgehangen worden als een schaap of als een lam. Het maakt niet uit. Ik wil gewoon mijn eigen gang gaan en zondigen, zoals ik dat wil.” Noach sprak zo nooit, want bij zijn vrees had hij goede hoop. Hij maakte een ark gereed. Hij wist dat niemand hem ooit kon redden dan alleen God, maar omdat God hem vroeg een ark te maken, daarom maakte hij een ark klaar en zo werd hij gered en zijn huis.

Wat voor soort vrees had Noach? Wel, Noach had terecht ontzag voor God. Hij vreesde Hem als de Koning der koningen en als de Here der heren. Toen hij rondging door de goddeloze wereld, zei Noach vaak tegen zichzelf: “Ik vraag me af, of de rechter der ganse aarde deze opstandelingen, die zo slecht en gewelddadig durven te zijn, niet vernietigt. Toen hij hun gulzigheid zag, hun ongeloof, hun wellust, hun verdrukken van elkaar, had de prediker der gerechtigheid een heilige vrees voor het oordeel. Dikwijls riep zijn rechtvaardige geest verontwaardigd: “Hak hem om; waarom beslaat hij de grond?” Hij vroeg zich af hoe God zo lankmoedig kon zijn. Toen hem werd geopenbaard, dat God het hele menselijke geslacht zou vernietigen van de oppervlakte der aarde door een vloed, zei hij tegen zichzelf: “Ik dacht wel, dat Hij dat zou gaan doen.” Hij was heel erg bang, want hij wist dat, wanneer God eenmaal Zijn arm ontbloot om wraak te nemen, de pijlers der aarde moeten beven en de sterren aan de hemel hun glans zullen inhouden. Zo bracht de heilige man Gods hier de tijd van zijn rondwandeling in vreze door. Wie onder ons zou niet vrezen, wanneer we de heiligheid van God tot ons door laten dringen en daarnaast al de provocaties zien, die Hem worden aangedaan door ons schuldige mensengeslacht. Welk een zonde verontreinigt deze aarde! O, de toekomende toorn! Hoe vreselijk zal het oordeel zijn! Het is nog niet gekomen; misschien duurt het nog jaren, maar wanneer de Here naar recht begint te handelen met de mensen, wat zal die dag dan branden als een oven! “Wie kan de dag van Zijn komst verdragen?” Noach hoorde door geloof het roepen  van de mannen en vrouwen, die omver werden geworpen door de vloedgolf. Hij hoorde het roepen van de sterke zwemmers, die in hun worsteling toegaven aan de alles overspoelende dood en wegzonken, hun ondergang tegemoet! Verbaast het u, dat zijn hart hem ontzonk en dat hij werd bewogen door vrees? Hij had een heilig ontzag voor God en een ernstige vrees voor de oordelen, die de zonde over deze lichtzinnige wereld bracht.

Noach had ook een heel ootmoedig wantrouwen met betrekking tot zichzelf. Ik wens dat wij allen zo’n vrees hadden. Laten we God vrezen vanwege Zijn grootheid en laten we onszelf vrezen vanwege onze zondigheid. Laten we vrezen, opdat we niet in zonde vallen en omkomen met de rest van de zondaren. Laat niemand zeggen: “Ik zal nooit vallen!”  Helaas! Dat zijn degenen, die het meest waarschijnlijk zullen vallen. Is het u nooit opgevallen, dat diegenen, die het minst waarschijnlijk in een bepaalde zonde zouden lijken te vallen, juist de mensen zijn, die die zonde bedrijven? U zou het niet hebben kunnen dromen, dat die nuchtere Noach ooit dronken aangetroffen werd, of dat die rechtvaardige Lot incest pleegde; ook niet dat David, wiens hart hem in de keel klopte, toen hij alleen nog maar de lap van Sauls mantel afsneed, schuldig werd aan moord; ook niet, dat Petrus, die zei: “Al zouden allen U verlaten,” zijn Meester verloochende met vloeken en zweren. Ach vrienden, we kunnen onszelf niet vertrouwen, maar we dienen dagelijks vrees te hebben, opdat we niet schuldig staan voor God. Hier was Noach vervuld van zo’n heilige vrees voor zichzelf, dat hij erop toezag datgene te doen, wat de Here hem vroeg, zelfs tot in de kleinste details. Hij koos niet een ander soort hout, hij veranderde niet de vorm van het schip, hij maakte ook niet meer verdiepingen of meer ramen en deuren, maar hij wantrouwde zijn eigen oordeel en steunde niet op zijn eigen inzicht. Hij deed precies wat hem gezegd werd te doen en zo liet hij de consequenties bij de Here, Die Hem de opdracht gaf. Hij was bang voor zijn eigen wijsheid, want hij wist, dat de mens ijdel is en niet méér vertrouwd kan worden dan de ochtendnevel.

Vrees bracht Noach ertoe, dat hij de bomen omhakte, het timmerhout gereedmaakte en de bijl en de hamer hanteerde. Eerbied bewerkte in hem ijver en haast. Het liet hem de opmerkingen van de toeschouwers minachten. Hij bouwde dapper verder tegen de geest van de tijd en het oordeel der wijzen in. Misschien spreek ik tot mensen die angst hebben voor de toekomende toorn. Ik ben blij dat u genoeg geloof hebt om te vrezen. Door middel van het geloof, dat u tot vrees brengt, zult u er ook uitgeleid worden. Geloof God wat betreft de gerechtigheid, totdat u beeft; zie dan dat aan de gerechtigheid genoeggedaan werd in het lijden en sterven van de Here Jezus en rust in de genade van God, welke door het kruis op rechtvaardige wijze tot schuldige mensen komt. Een heilige vrees zal vleugelen aan uw voeten geven en u helpen te vluchten tot Jezus. Aangespoord door vrees kunt u worden getrokken en gedreven tot de Here Jezus!

III Ten derde, GEHOORZAAMHEID WAS DE GENADEVOLLE VRUCHT. Geloof en eerbied samen brachten Noach ertoe dat te doen, wat God hem beval. Wanneer eerbied wordt geënt op het geloof, brengt het goede vrucht voort, zoals in dit geval.

Noach gehoorzaamde de Here precies. Hoe vaak zegt de bijbel: “Zo deed Noach, naar al hetgeen God hem bevolen had, zo deed hij!” Zie dat telkens opnieuw: “Noach deed naar alles wat de Here hem bevolen had.”. Zij, die geloof in God hebben, dienen dat te tonen door een heilige eerbied, die hen ijverig maakt om niets ongedaan te laten wat door de Here bevolen wordt en om niets van een eigen aanbidding toe te voegen aan de volmaakte wet van God. “Wat Hij u ook zegt, doet dat,” was het wijze woord van Maria. Gehoorzaam de Here met heel uw verstand en met heel uw hart op de weg van het geloof, als u redding wilt vinden. Bewijs dat u genade hebt door uw nauwkeurige gehoorzaamheid.
Noach gehoorzaamde de Here erg zorgvuldig. God zei tegen hem: “Maak een ark,” en we lezen in antwoord hierop, dat hij een ark klaarmaakte. Er was een nauwkeurige voorbereiding, niet een gehaaste, gedachtenloze actie. Hij maakte de juiste materialen klaar, hij maakte de verschillende gedeelten, zodat ze in elkaar pasten; hij overdacht alles en ging daarna aan de slag. Laten we bij het zoeken van de Here onze beste gedachten gebruiken. Mensen gaan niet naar de hemel met een hink-stap-sprong. Zorgeloosheid kan nooit op de hoofdweg van de heiliging wandelen. Als u de weg naar de hel te weten zou willen komen, dan kunt u uw ogen dichtdoen en die vinden; even iets veronachtzamen en u lijdt schipbreuk. “Hoe zullen we ontkomen als we zo’n grote redding negeren?” Maar als u naar de hemel wenst te gaan, dan vraag ik u te bedenken dat “het Koninkrijk der hemelen geweld ondergaat en dat geweldenaars er naar grijpen”. Er moest vastberadenheid, overdenking, zorg, aandacht zijn en het geloof moet met dit alles werken om gehoorzaamheid aan de wil van God voort te brengen. Mensen zijn nooit bij toeval rechtvaardig of bij toeval gehoorzaam aan de Here. Er is een voorbereiding van het hart nodig en de Here moet dit geven. Helaas! Ik ben bang dat sommigen van u het eeuwige leven zullen missen, want u speelt ermee! Als u een zaak moest regelen, waar een winst of  verlies van tienduizend pond aan verbonden was, wat zou u dan precies te werk gaan. Maar wat zijn er velen, die, als hun hele ziel op het spel staat, zo maar wat aan de gang gaan en een eeuwige vernietiging riskeren! Zo was dat niet bij Noach: hij was nauwkeurig in zijn gehoorzaamheid en zag er op toe dat ook te blijven.
Noach gehoorzaamde, wat het ook kostte. Het moet Noach een heleboel geld en arbeid hebben gekost om zo’n reusachtig schip als de ark te bouwen. Hij kon niet iedereen aan de absurde taak krijgen om een schip te bouwen op het droge. Vanwege het uitlachen zouden zijn arbeiders zeker extra loon hebben gevraagd. Misschien moest hij wel dubbel loon betalen voor een ieder die met de ark bezig was. De aartsvader was er tevreden mee om heel zijn kapitaal en heel zijn inkomen aan dit speciale waagstuk te besteden. Het was volgens iedereen een slechte speculatie en toch was hij helemaal bereid alles op deze kaart te zetten. God had hem gevraagd te bouwen en bouwen zou hij. Het goddelijke gebod verzekerde hem ervan, dat hij geen risico liep. Kunnen wij hetzelfde?
Noach ging door met gehoorzamen ondanks dagelijkse minachting. De mensen van die generatie bespotten hem. Hij ging naar buiten en predikte tot hen, maar velen wilden niet naar hem luisteren, want ze dachten dat hij gek was. Zij, die wel naar hem luisterden, zeiden tegen elkaar: “Hij bouwt een schip op het droge. Is hij wel goed bij zijn verstand? Wij zijn wetenschappelijk ingesteld en daarom weten we hoe absurd zijn prediking is, want niemand heeft er ooit van gehoord, dat de wereld verdronk in een vloed.” Zij noemden zijn waarschuwing “oude vrouwengeklets” en hij zelf was een oud “fossiel”. Ongetwijfeld was hij dikwijls het doelwit van een sarcastische opmerking. Ik kan de brieven niet weergeven, die werden geschreven over deze standvastige aartsvader. Ook kan ik niet de vele spotternijen herhalen, die er werden gezegd bij het geroddel, maar ongetwijfeld was het allemaal erg knap en erg sarcastisch. Al die producten van genieën zijn nu vergeten, maar aan Noach wordt nog steeds gedacht. Ondanks al de minachting en spot van velen ging hij door met het gehoorzamen van zijn God. Hij bleef vasthouden aan het spoor, waarop God hem had geplaatst. Zijn koers kon niet naar links of naar rechts worden afgebogen, omdat hij een echt geloof in God had.
Noachs gehoorzaamheid volgde het gebod, zoals het hem gezegd was. Ik bewonder zijn gaan in de ark zonder een vraag te stellen. Al het vee, de dieren en de vogels waren bij hem in de ark en hij vraagt niet om eruit gelaten te worden. We kunnen hem evenzeer bewonderen, toen hij de opdracht kreeg er weer uit te gaan. Als wij eenmaal opgesloten waren, zouden sommigen van ons liever in die toestand blijven. Wij zijn niet zo dol op veranderingen. We raken gewend aan een bepaalde levenswijze en daar vinden we een tweede natuur in. We willen blijven, zoals we zijn. Het is zo veilig in de ark en we hebben zoveel vrede. We zijn er ons zo van bewust dat we in de holte van Gods hand zijn, dat we bang zijn naar buiten te gaan in een wereld, die pas vervloekt is. Noach ging zonder vragen naar buiten en het eerst wat hij deed, was het bouwen van een altaar voor de Here om zo te bewijzen, dat hij thuis was bij God. O, het geloof, dat God zal gehoorzamen, hoe dan ook en waar dan ook! U herinnert zich, hoe God tot Elia zei: “Verbergt u”, en de profeet ging weg om zich te verbergen bij de beek Krith. Niemand zag hem dan alleen de vogels des hemels. Een dapper profeet, zoals Elia, vindt het moeilijk om verborgen te blijven; toch is hij niet ongehoorzaam. Dan komt er het bevel: “Ga en vertoon u”, en hij komt tevoorschijn uit zijn ballingschap en staat voor koning Achab naar het woord van de Here. Waarheen God ook zijn echte dienstknechten stuurt, zij vertonen zichzelf of verbergen zichzelf. Ze zullen meteen Zijn wil doen.

“Het is niet aan hen te redeneren waarom.
Het is aan hen om te durven en te sterven.”

Het gaat Zijn dienstknechten om de wil van de Here, dat die gedaan wordt, of dat nu op de aarde is of in de hemel. Als Hij zegt: “Ga”, dan gaan ze; als Hij zegt: “Blijf”, dan blijven ze op hun plaats. O, dat er meer van dat geloof moge zijn! Het was gemakkelijker voor Noach de ark te bouwen dan om zo’n totale gehoorzaamheid te laten zien, maar de Here bewerkte het in hem door Zijn genade.

IV En nu kom ik bij mijn laatste punt; ik hoop dat u mij geduldig wilt aanhoren. De resultaten bleven niet uitHonderd en twintig jaar prediken en het levert geen bekeerlingen op! Honderd en twintig jaar aan een schip bouwen en nog geen water om het te laten drijven! Honderd en twintig jaar mensen waarschuwen, dat God op het punt staat hen te vernietigen en toch geen vloed! Zeker, het leven van de goede man is een mislukking. Ongetwijfeld zeiden wijze mensen over hem: “‘ t Is een goede oude man, maar hij is zonder liefde en hij slaat te vaak alarm.” Sommigen plakken hem het etiket ‘pessimist’ op; anderen zeggen: “Hij is een kwezel”. Weer anderen vinden, dat de goede man grote vergissingen heeft begaan en dat hij zijn reputatie te grabbel gooit om een misleiding. Keurige heren hoor ik zeggen: “Let maar niet al te zeer op die oude heer. Ongetwijfeld is hij een erg goede kerel, maar tezelfdertijd staat hij daar alleen en zijn visie is nogal bijzonder. Hij berijdt al honderd en twintig jaar dit stokpaardje en de wereld is nog niet verdronken. ‘t Is werkelijk te belachelijk.” Zij, die ruiger van aard zijn, komen hem ‘s morgens tegen en zeggen: “Nou, vader Noach, wanneer komt die vloed? Het zou het land goed doen, als het eens flink doorweekt werd. U hebt al zo lang ons  in spanning gelaten, dat het ook wel flink moet stortregenen als het zover is. Je had moeten denken aan het oude gezegde: ‘Profeteer nooit, voordat je er zeker van bent’”. Zo zouden ze de spot drijven met de prediker der gerechtigheid, maar Noach wist waar hij naar toe werkte en liet zich niet het zwijgen opleggen. Hij herhaalde slechts zijn waarschuwing en ging verder met het bouwen van zijn schip. Gods tijd kwam naderbij: de storm stak op en weldra zou de vloed een einde maken aan de vrolijkheid van de goddelozen.
Wat kwam er van terecht? Het eerste resultaat was, dat hij en zijn huis werden gered. O, dat God elke prediker der gerechtigheid deze beloning zou geven – hij en zijn huis! O, mijn broeders in de bediening, er is geen grotere vreugde voor ons dan te weten, dat onze kinderen in de waarheid wandelen! Misschien vrezen sommigen van u de Here en heeft Hij u nooit uw Sem, Cham en Jafet gegeven. Helaas, het kan zelfs gebeuren, dat zij, die aan uw boezem ligt, nog niet de Here kent. Houd de waarheid vast, als u alleen staat. Zelfs als u in uw eigen huis uw ergste vijanden vindt, houd vol en twijfel nooit. Doe geen stap terug wat betreft de heiligheid, zoek geen lager podium om hartelijker met een goddeloze wereld om te kunnen gaan. Geloof in de Here Jezus Christus en in de kracht van het onvolprezen evangelie. Dat is het enige in uw leven. Ik geloof dat,  als u vertrouwt op de Here wat betreft uw gezin, u uw geliefden als buit zult krijgen. Denk aan de gevangenisbewaarder in Filippi, tegen wie Paulus zei: “Stel uw vertrouwen op de Here Jezus Christus en gij zult behouden worden en uw huis.”

Wees niet tevreden met de halve belofte. Grijp vast de woorden ‘ en uw huis.” Hebt u een Ismaël? Ga in de stilte en roep tot God zoals Abraham: “O, dat Ismaël voor u moge leven!” God zal uw gebed verhoren en ook Ismaël zegenen. O, wat een voorrecht zal het zijn, als u en geheel uw huis gered wordt!  Het volgende resultaat was, dat hij de wereld veroordeelde. Lees: “Waardoor hij de wereld veroordeelde.”  “Ha, ha,” zeiden ze, “we dachten, dat de oude man zijn verstand kwijt was.” Maar hij was hun rechter. De vrolijkste grap, die bij het drankfestijn weerklonk, ging over de oude Noach en zijn schip op het droge, maar de hele tijd door oordeelde en veroordeelde hij die opstandige wereld. De Here liet hem plechtig getuigen tegen de ongerechtigheid; ja, zelfs op de troon zitten en de wereld veroordelen. Ik lees niet, dat Noach ooit in discussie ging met de mensen van zijn tijd. Hij argumenteerde niet, deed niet aan haarkloverij en nog veel minder wenste hij hun het slechte toe. Hij bleef gewoon zijn geloof vasthouden en ging door met het bouwen van zijn ark; zo bracht hij in praktijk, wat hij geloofde. Op deze wijze veroordeelde hij degenen, die hem bekritiseerden. Ach, u kunt lachen wereldlingen, maar de man Gods is u uiteindelijk de baas! Zijn prediking veroordeelde hen; zij kenden de weg en weigerden boosaardig die te gaan. Zijn waarschuwing veroordeelde hen: zij wilden er geen acht op slaan en ontsnappen. Zijn leven veroordeelde hen, want hij wandelde met de God, Die zij minachten. En het meest van al: de ark veroordeelde hen. Heeft niemand van hen ooit gezegd, als hij ‘s morgen voorbij kwam: “Dit is het vreemdste bouwwerk, dat ooit bestaan heeft. Er bestaat in de hele wereld niet zoiets. Toch is Noach geen dwaas. Hij kan handelen, zoals ik in mijn eigen nadeel ondervonden heb, toen hij spijkers kocht en ik van hem de dubbele prijs  probeerde  te krijgen. De man is helder, kalm, goed bij en scherp. Hij kocht hout van mij op de heuvel, maar hij maakte eerst een nauwkeurige schatting van het timmerhout dat er in zat en hoeveel het waard was. Hij kocht even handig als ieder ander. Hoe komt het nou dat hij op dat ene punt zo vreemd is?” Zouden zulke mensen soms niet moeten denken, dat er uiteindelijk iets zinnigs in was? Als ze dat niet dachten, dan zou toch in elk geval het feit, dat Noach zijn levensprincipe geheel uitvoerde en alles wat hij had, investeerde in de bouw van deze vreemde ark, hen tot overtuiging moeten brengen van zijn gelijk. Als ze tenminste niet verhard waren door de verraderlijkheid van de zonde. Hoe werden ze door zijn geloof veroordeeld! Toen de vloed begon te stijgen en de deur gesloten werd, hoezeer veroordeelde toen de aanblik van de ark hen! Ik kan me voorstellen, dat, toen het water tot de knieën reikte, er bange mensen bij de deur van de ark stonden, maar die kon niet open, want God had hem gesloten. Toen de ark begon te drijven, vluchtten sommigen van hen naar de berghellingen. Wat een veroordeling was de aanblik van de drijvende ark voor hen! Noach kon hen niet helpen. De dag, waarop zij naar binnen hadden kunnen gaan, was voorbij. Als ze ooit Noach uit de ark zagen kijken, wat zou dan het gelaat, dat zo dikwijls bij hen gepleit had, hen veroordelen! O, mijn toehoorders, hoe dikwijls heb ik u gewaarschuwd te vluchten voor de komende toorn! Ik heb u gewaarschuwd voor die vreselijke golven van vuur en voor dat vreselijke noodweer, dat over de hele aarde zal jagen en de goddeloze mensen met hun werken zal vernietigen. Hoe dikwijls heb ik gesproken over de put, die God gegraven heeft voor de kwaadwilligen, waarin uw voeten ter bestemder tijd zullen wegglijden, tenzij u de Heiland zoekt! Misschien zal in die dagen van verschrikking het gelaat van de prediker u veroordelen, als u zich herinnert, hoe hij in oprechte liefde naar u keek, maar u niets van zijn pleiten wilde weten en er voor koos om te komen in uw zonde. Uw bloed zal op uw eigen hoofd zijn. Het is een ernstige gedachte, dat één enkele man de wereld veroordeelde. Het was één tegen miljoenen. Toch veroordeelde de ene de miljoenen. Als God met een mens is, al is het dan maar één mens, dan is hij in de meerderheid. De mensen van de wereld zullen spoedig een huilend, jammerend en wanhopig gezelschap vormen, maar hij, die alleen voor God staat, zal in ere worden gehouden en zal de schuldige wereld oordelen en veroordelen.
Het laatste wat Noach verdiende door zijn geloof was dit: hij werd een erfgenaam van de gerechtigheid, welke uit het geloof is;  want God zei van hem, toen Hij hem verzocht in de ark te gaan: “U heb Ik rechtvaardig bevonden in dit geslacht.” God verklaarde hem rechtvaardig, niet rechtvaardig door zijn werken, hoewel zijn werken op zijn geloof volgden en bewezen, dat hij rechtvaardig was, maar rechtvaardig door zijn geloof. Hij geloofde God en vond genade in de ogen van de Here. Hij ontving de gerechtigheid, die God door Jezus Christus geeft aan allen, die geloven. Hierin gehuld stond hij voor de Here, gerechtvaardigd en waardig bevonden. Door het geloof werd hij aangenomen en werd hij een zoon, een erfgenaam. Voor hem was de belofte van het zaad der vrouw genoeg, al was dat de hele bijbel, die hij had. Het zaad der vrouw en het offer van het Lam, dat Abel had gezien, was bijna heel de openbaring, die hij had gekend. Hij had geen Thora, geen Psalmen, geen Evangeliën, geen Brieven, maar hij geloofde zozeer die kleine bijbel van hem, dat hij verwachtte, dat Christus in hem de slang in de wereld zou verpletteren. God eerde zijn geloof en hij veroordeelde de wereld. Hij bleef leven, terwijl de rest omkwam; hij was veilig in de ark, terwijl de tienduizenden wegzonken in de vloed; hij werd “een erfgenaam van de gerechtigheid, welke uit het geloof is”, toen anderen werden veroordeeld. God make ons allen zo. Zijn naam zij eer door Jezus Christus, onze Here! Amen.