Selecteer een pagina

Nieuw jaar – nieuw leven

>>PDF<<

De trein rijdt de grote stationshal van Keulen binnen.
Ik leun uit het raam en bekijk de levendige drukte op het perron.
Daar staat opeens lachend een boom van een kerel voor me. “Dominee Busch!!”brult hij. En dan herken ik hem weer. Als heel jonge dominee heb ik veel bijbelstudies en veel toespraken voor de “Christelijke Jongemannen Vereniging” gehouden, waar hij toen één van de ijverigste leden was.
“Reist u ook richting Duisburg?” vraagt hij. “Dan stap ik bij u in.”
Terwijl de trein verder rijdt, komt er een vrolijk gesprek op gang. We vertellen elkaar onze belevenissen van de afgelopen jaren. Daarna komen de oude vrienden aan de beurt. “Wat doet lange Willi toch?”…  “En hoe gaat het eigenlijk met Fritz?”…
Allemaal komen ze aan de beurt, die destijds tot de jongemannenkring behoorden, waar de Here Jezus zo krachtig werkte. Ze zijn nu allang, voor zover ze nog leven, mannen in hoge functies, huisvaders en geslaagde mensen.
“En vertel me nu toch eens van Karl!” In gedachten zie ik hem voor me, hoe hij, de dikke vrolijke knaap, zo luid ons slotlied meezong:

“Geest des levens, waai, waai
over het uitgestrekte doodsveld.
Wek de zielen uit de slaap,
Die de dood gebonden houdt.”

Hoe zo’n dood eruit zag, dat wist hij uit eigen ervaring maar al te goed…
Het was tijdens een oudejaarsnacht. De jongemannenkring had een heel mooie viering meegemaakt. Ze hadden gezongen, verteld, Gods Woord overdacht. Toen het twaalf uur sloeg en er buiten dom lawaai begon, waren zij neergeknield en hadden opnieuw onze heerlijke Koning Jezus geprezen.
Toen verliet het jonge volk de zaal. Lachend, pratend, fluitend of in ernstige gesprekken. Buiten op de donkere straat bleef Willi plotseling staan: “Hé, is die dood?”
De anderen verdrongen zich erom heen. Aan de kant van de straat lag een roerloze gestalte. Iemand beluisterde al de hartslag. Lachend kwam hij overeind: “Beslist niet! Die is alleen maar bezopen! Die heeft immers ook oudejaarsavond gevierd. Maar hoe!”
“Kom! Laat dat zwijn toch liggen!” riep één van de jongelui met afkeer. Lange Willi draaide zich om: “Zwijn? Voor die jongen is de Here Jezus ook gestorven. God heeft die ook lief!” Stilte.
Eindelijk vroeg er één: “Wat moeten we dan doen?”
“We brengen hem nu naar huis!”  stelde lange Willi voor. “En morgenvroeg bezoek ik hem.”
Iedereen hielp mee. Toen de jongen weer op de been stond, ondersteund door vele sterke handen, kwam hij langzaam bij. Zo kon hij uitleggen, waar hij woonde. Moeizaam bracht men hem naar huis.
De volgende middag werd er bij de jongen aan de deur gebeld. Lange Willi stond daar met z’n vriend. “We wilden Karl bezoeken.”
“Ach ja, doe dat eens!” zuchtte de moeder. “Maar niet ophalen voor het café! Die heeft voor eerst genoeg.”
Karl keek geschrokken op, toen twee gezonde jongemannen hem de hand schudden. Toen zaten ze aan z’n bed…
Ik weet niet, wat ze besproken hebben. Maar op de eerstvolgende bijeenkomst voor jongemannen was Karl erbij. En van toen af aan was hij er steeds bij. Zo leerde ik hem ook kennen. Door ’t Woord van God ging er een nieuwe, mooiere wereld voor hem open. Hij vond de Here Jezus als zijn Verlosser en Heiland. Alles werd nieuw. De moeder kon zich niet genoeg verbazen…
“Nou dan, wat doet Karl?” vroeg ik nu, na vijfendertig jaar, aan mijn kennis.
“Karl! O, die is geweldig bezig! Die leidt immers nu de jongemannenkring.”
“Wat ?! Die is nu toch rond de vijftig!”
“Ja, maar die begrijpt het!” zei mijn vriend lachend.
Ik vroeg niet verder, want ik had genoeg te doen om m’n ontroering te verbergen: Nu wijst diegene, die ze uit de goot hadden gehaald, andere jongemannen de weg naar het echte leven!

Bron: Unter Menschen, Wilhelm Busch  Uitgeverij Gütersloher Verlagshaus, Gütersloh, Duitsland.
© Copyright vertaling 2018 Stichting Exodusgemeente.