“Niemand zal het op u toeleggen”
>>PDF<<
“Het beste zou zijn geweest, dat we de mannenavond hadden afgezegd,” riep mijn vriend Ernst, toen ik ons kleine zaaltje binnenkwam.
De 30 mannen stonden op een dichte kluit bij elkaar. Ik zag dat er een heftige discussie aan de gang was.
“Afzeggen? – Hoezo?” vroeg ik verbaasd.
Ernst wendde zich tot mij: “Vandaag wordt het gevaarlijk. Op Beust hebben een paar mijnwerkers afgesproken, dat ze je willen opwachten.”
“Nou en?”
“Vraag toch niet zo dom! Dan willen ze jou verzepen!”
Het kan de lezer vreemd voorkomen, dat deze mijnwerkers hun dominee tutoyeerden. Maar – zo was dat nu. Daar stond deze Ernst. Tot voor kort was hij nog een wilde vrijdenker en vurige communist geweest. Maar nu had de Here Jezus hem ontmoet en had zijn hart gewonnen. En zo stond het met al deze mannen. Allen waren ze beginners in ’t geloof. En nu moesten ze ervaren, dat het onrust en rumoer geeft, wanneer Jezus Zijn gemeente bijeenbrengt. Echter, zo’n strijd bracht ons allen zo dicht bij elkaar in een fijne gemeenschap, dat het “jij” een vanzelfsprekendheid was.
“Zo? Die willen mij opwachten?” Ernst kon het immers weten, omdat hij mijnwerker was op de “Graf Beust”. Ik lachte: “Ach! Onzin! Daar hebben ze al vaak mee gedreigd. En er is nog nooit wat van terecht gekomen!”
Nu bemoeiden er zich een paar anderen mee, die ook op “Graf Beust” werkten: “Zeg! Het is waar, wat Ernst zegt. Dit keer wordt het gevaarlijk. Czermis is erbij. En die is een vechtersbaas.”
“Des te belangrijker is het, dat we nu het Woord van God overdenken!” riep ik. Ik voelde me niet op mijn gemak. De mannen hier waren niet bang. Hun harde beroep had hen ook hard gemaakt. Wanneer die zo bezorgd waren, dan werd het echt gevaarlijk.
Toen gingen we om de tafel zitten, zongen onze Jezus-liederen en lazen en bespraken een bijbelwoord. Daarbij werd ons hart rustig. We hadden een hoofdstuk uit Handelingen opgeslagen, waar de Here tot Paulus zegt: “Ik ben met u en niemand zal het op u toeleggen om u kwaad te doen.” De tekst was niet gepland. Maar nu scheen het me in deze dreigende situatie de juiste te zijn.
Tot slot baden een paar mannen. En nu…?
“We gaan met je mee!”verklaarden allen.
Ik overlegde. Wanneer allen meegingen, dan werd het een wilde vechtpartij. Dat was zeker niet in de gezindheid van mijn Here. En welke wilde instincten zouden er bij de mannen opgewekt worden! Nee – liever niet!
“Broeders!” gaf ik te kennen. “Nu moeten jullie me werkelijk de kans geven m’n geloof te bewijzen. Ik wil niet m’n vertrouwen stellen op jullie vuisten, maar liever op m’n Here.” Dat zagen ze in. De Here Jezus was voor ons allen de grote werkelijkheid.
Zo ging ik weg. Moederziel alleen! En toch niet alleen. Hij heeft gezegd: “Ik ben met u alle dagen…” Dat wilde ik nu echt geloven.
Ik liep over het gebrekkig verlichte Elisenplein.
Toen ik een hoek omsloeg, zag ik hen op de donkere straat staan: ongeveer 20 mannen.
Wat er toen gebeurde, was zo, alsof ik zelf helemaal niet handelde, maar alsof een ander me liet handelen. Ik liep met snelle pas naar het midden van de groep en zei vrolijk: “U wilt me afranselen? Alstublieft! Ik sta ter beschikking!”
Oneindige verlegenheid! Daarna een gemompel: “Ach onzin! Geen mens wil u wat doen! Niemand denkt aan zoiets!” Zo klonk het verward door elkaar heen.
Een grote jongeman wilde de situatie redden. Hij hield me een jeneverfles voor: “Daar! Drinkt u er eens één met ons!”
Ik nam de fles, smeet die op de grond en zei: “Deze vervloekte jenever is jullie ongeluk!”
Nu werd het dreigend. “Zo’n brutaliteit!”- “De dure jenever!” – “Die moet u mij betalen!” klonk het door elkaar.
Ik trok mijn portemonnee: ”Van wie is die fles? Ik betaal die. Jullie moeten door mij niet benadeeld worden. Maar koop daarvoor liever brood voor jullie kinderen! Vooruit! Aan wie behoort die fles?”
Niemand meldde zich. Ik stak mijn portemonnee weer bij me.
“Mannen”, riep ik, “wat hebben jullie tegen mij?”
“U wilt de mensen dom maken!”
“Nee! De jenever maakt jullie dom, maar niet het evangelie! Jullie kennen het immers helemaal niet. Ik wil het jullie wel eens uitleggen….”
Een paar slopen weg. De anderen hoorden me aan, toen ik hen nu van Jezus sprak, Die de verlorenen redde.
Het werd een mooie zaak. De mannen begeleidden me naar huis. En in de week erop waren twee van hen op onze mannenavond.
Bron: Leben ohne Alltag, Wilhelm Busch Uitgeverij Gütersloher Verlagshaus, Gütersloh, Duitsland.
© Copyright vertaling 2018 Stichting Exodusgemeente.