Nathanaël, of de man die vandaag nodig is
>>PDF<<
Een toespraak, bedoeld om te lezen op 3 februari 1889, welke werd gehouden door
C.H. Spurgeon op zondagavond 20 september 1885.
“Zie, waarlijk een Israëliet, in wie geen bedrog is.” Johannes 1:48.
Vanochtend hadden we een “zie” – een blik op een pasbekeerde. “Zie, hij bidt!”. Het leek me heel passend om deze avond ons bezig te houden met nogmaals een “zie”, – een blik op nog een pasbekeerde, van wie juist de ogen waren geopend om de Godheid van onze Here Jezus Christus te kunnen zien en Zijn discipel te worden. “Zie, waarlijk een Israëliet, in wie geen bedrog is.” Wanneer Jezus zegt: “Zie!”, dan kunnen we er zeker van zijn, dat er iets is, wat de moeite waard is om te zien. Een mens, in wie geen bedrog is, is vandaag de dag zo’n zeldzaamheid, dat we vanavond niet hoeven te zuchten om naar zoiets te kijken. We zijn altijd dankbaar voor iemand, die ons in staat stelt een eerlijk mens te zien: zo’n mens is een van de edelste werken van God en onze waarneming zal beloond worden. Diogenes zoekt met een lamp naar een eerlijk mens, maar Jezus vindt hem.
Ik zal niet diep ingaan op de betekenis van “waarlijk een Israëliet”, maar ik wil hoofdzakelijk stil blijven staan bij het feit, dat Nathanaël een mens was, in wie geen bedrog was. De Here Jezus Christus deed die ontdekking, want wie is zozeer in staat een mens op te sporen, waarin geen bedrog was, als de Christus, in Wie geen bedrog is? Die dag waren er twee mannen zonder bedrog samen, want in onze Here Jezus is noch schuld, noch bedrog. In ons is er schuld, maar wij vertrouwen, dat de goddelijke genade het bedrog uit ons geworpen heeft. Dat zal zo zijn, als de Here ons de ongerechtigheid niet toerekent, naar de woorden van David: “Gezegend is de man, wie de HERE de ongerechtigheid niet toerekent, en in wiens geest geen bedrog is.” De Here zal zeker alle bedrog uit ons doen, wanneer Hij alle schuld van ons wegdoet. De mensen zien in de regel, wat ze zelf zijn en omdat Christus zonder bedrog is, daarom ontdekt Hij de man met een hart zonder bedrog. Meteen beveelt Hij hem aan, verwelkomt hem en zegt; “Zie”, alsof Hij blij en opgetogen is hem te zien. De Here Jezus hecht heel veel waarde aan de oprechtheid, die Hij in Nathanaël waarneemt. Ik ben bang dat een man zonder bedrog niet zo hoog geacht wordt door het gewone slag mensen. Hij zal er echter verstandig aan doen zich daar geen zorgen over te maken. De goedkeuring van Jezus is beter dan de goedkeuring van de hele wereld. Ze zeggen vandaag van een man, die geen bedrog heeft: “Wel, hij is wel een erg simpele kerel. Erg goed, maar een beetje bot. Hij heeft niet alles door en daarom kun je hem gemakkelijk bedriegen.” Let op, er is geen reden, waarom een man zonder bedrog bedrogen zou worden, want, terwijl we argeloos zijn als duiven, kunnen we ook listig zijn als slangen, als we op de juiste wijze onderwezen zijn. Normaal gesproken is het zo: als iemand niet slim en listig is, gewoon zijn mening zegt, geen politiek bedrijft, niet op de hoogte is van de trucs en draaierijen, dan wordt er van zo iemand gedacht door de wijze en listige mensen van deze tijd, dat hij maar een armzalig schepsel is. Maar als Jezus Christus Zich verheugt in een man zonder bedrog, dan kan die man helemaal tevreden zijn met deze enorme goedkeuring. God geve aan een ieder, die hier aanwezig is, man of vrouw, dat we allen bevonden mogen worden zonder bedrog te zijn!
Ik wil op twee manieren over deze tekst spreken. Ten eerste is hier een gelukkig teken in iemand, die Jezus Christus zoekt – een man, in wie geen bedrog is. En ten tweede: hier is een belangrijk punt wat betreft een gelovige in Christus – een man, die vanuit het stadium van het zoeken overgegaan is naar het geloven. In zijn geest moet hij geen bedrog hebben; het is van levensbelang voor hem, dat hij oprecht en ronduit is.
In de eerste plaats zien we hier duidelijk het gelukkige kenmerk van een zoeker – hij is een man, in wie geen bedrog is. Een poosje terug waren we aan het praten – een paar van ons waren predikers, die al heel lang weten wat er in de ziel van een mens omgaat – en ik maakte een opmerking, waar mijn broeders van leken te schrikken. De opmerking was zo: hoewel ik met duizenden mannen en vrouwen had gesproken, die bekeerd waren, en ik mensen tot Christus gebracht had zien worden van alle leeftijden en met welk soort karakter ook, toch herinnerde ik me nauwelijks de bekering van een man, die tweeledig, slim, vals en listig was. Ook nu sta ik nog achter deze ernstige stelling, want mijn geheugen corrigeert me niet. Natuurlijk is Gods genade soeverein en God kiest een ieder uit, die Hij wil. Hij kiest niet naar menselijke verdienste, maar het is erg opvallend, dat van de vruchtbare grond, die in de gelijkenis van de zaaier wordt genoemd, wordt gezegd dat het “eerlijke en goede grond” was. Hier werd niet geestelijke genade of een hoogstaand zedelijk leven in het leven van de mensen, die het evangelie ontvingen, bedoeld, maar er was oprechtheid bij de mensen, die zo werden beschreven. Ze waren eerlijk, rechtuit, ongekunsteld, niet subtiel en listig. Het is in het eerlijke hart, dat de gezaaide waarheid wortel schiet. Ik heb dronkaards gered zien worden. Geprezen zij God daarvoor! Ik heb vloekers gezien, bij wie de mond werd gespoeld, zodat zij goede woorden spraken voor de rest van hun leven. Ik heb de ontuchtige, de hoer, de overspelige, verlost zien worden uit de modderpoel van de afschuwelijke lusten. Ik heb mensen gekend, die schuldig waren aan bijna elke zonde en die verlost werden van de macht van het kwaad. Wat betreft deze allen was het heilige gedrag het levende bewijs, dat hun oprechtheid boven elke twijfel verheven was. Maar ik zeg nog steeds, dat mijn geheugen mij niet één enkele persoon voor de geest kan brengen, die liegen en bedriegen als gewoonte had en dat die tot God werd bekeerd. De onoprechten, de gekunstelden, de huichelaars, mensen, die meestal aan het misleiden zijn – uit deze groep ken ik geen bekeerden. Er kunnen er wel geweest zijn en het zou me niet verbazen als die er geweest zijn, maar het is nog nooit gebeurd, dat ik ze tegenkwam. De meeste van de bekeerlingen, die ik heb gezien, waren eerlijk en oprecht. Misschien vloekten ze, misschien verloochenden zij het evangelie, misschien logen ze wel zo nu en dan onder sterke druk of zo maar uit lichtzinnigheid, misschien bedreven ze allerlei misdaden, maar in de regel wist je wat je aan ze had, als je ze zag. Het waren slechte mensen, maar ze verstopten dat niet. Ze zondigden enorm, maar anderzijds pretendeerden ze nooit heiligen te zijn. Zo waren de mensen, die Christus bekeerde. Zo was Paulus, van wie we vanmorgen hebben gesproken: intens vurig, eerlijk in alles wat hij deed, zelfs toen hij de heiligen van God vervolgde.
Het lijkt me, dat er in de man vol van bedrog vaak iets ontbreekt, zodat de genade van God niet op hem kan inwerken. Wanneer dat schepsel berouw heeft, gaat het niet verder dan de huid: zijn hart raakt nooit gewond. Wanneer hij iets gelooft, weet u helemaal niet, dat hij dat gelooft. Zijn geloof is niet beter dan het ongeloof van een ander. Hij begint meteen een andere betekenis te hechten aan hetgeen hij belijdt te geloven: zo’n aal kunt u niet vasthouden. Wanneer er een keer werkelijk iets tot zijn gevoel doordringt, dan zit hij nog met zo’n secuur geweten, dat er geen ruimte overblijft voor de overtuiging der zonde, als die een keer voorbijkomt, om er het licht op te laten vallen. Hij is in zo’n gewone toestand van bedriegen terechtgekomen, dat hij zichzelf bedriegt en anderen erbij. Hij kan niet eerlijk en grondig zijn; het zit niet in hem. Wanneer de waarheid recht in zijn gezicht schijnt, dan gaat hij niet openlijk de luiken dichtdoen om het licht buiten te sluiten, maar hij praat erover hoe heerlijk het is. Toch lukt het hem om zijn ogen ervoor dicht te doen. Hij prijst de waarheid, maar hij heeft haar niet lief. In woorden houdt hij van het evangelie, maar listig verspreidt hij geruchten, die het ondermijnen. Ik word misselijk van zulke mensen. Jammer genoeg zijn ze niet moeilijk te vinden. We hebben allemaal rondom ons de geveinsdheid, die, als het mogelijk was, zelfs zou proberen de uitverkorenen te misleiden.
Er is nauwelijks iets onder de hemel wat zozeer te verachten is als bedrog, list en slimheid. De geboren bedrieger is in staat tot elk kwaad en onbekwaam tot enig goed. Uit dat soort mensen vervaardigt de duivel zijn belangrijkste instrumenten. Verraders, zoals Judas Iskariot, zijn gesneden uit het eboniet van het bedrog. Nogmaals zeg ik, dat het vreselijk moeilijk is voor één van deze mensen om ooit bekeerd te worden. Het gebeurt maar zelden. Ze kunnen in een kerk terechtkomen, zoals Ananias en Saffira, maar ze moeten er als lijken uit gedragen worden. Zo’n oneer zijn ze voor het gezelschap van Gods volk.
De man voor wie we grote hoop hebben, is iemand in wiens geest geen bedrog is. Nu wil ik u laten zien wat voor soort man hij is. Hij is iemand, die, wanneer tot hem gesproken wordt over Christus, zijn problemen heeft, maar in zijn problemen is hij eerlijk. Aan Nathanaël werd door zijn vriend Filippus verteld, dat hij de Messias had gevonden. Nathanaël vraagt: “Waar heb je Hem gevonden?” “Wel, Hij komt uit Nazareth.” “O,” zegt hij, “maar kan er uit Nazareth iets goeds komen?” Nu, wanneer een man duidelijk zijn bezwaar zegt, kan een vriend zijn best doen daar iets aan te doen en die te beantwoorden met woorden als “Kom en zie”. Rondom ons zijn een aantal personen, die bezwaren hebben tegen onze Here, maar de bezwaren, die ze noemen, zijn niet hun echte bezwaren. Hun zogenaamde problemen zijn afleidingsmanoeuvres om hun echte redenen van tegenstand te verbergen. Velen beginnen met haarkloverijen over Christus, omdat ze hun zonden niet willen opgeven. Ze stellen een technische vraag; er wordt één of ander probleem opgeworpen vanuit de geologie of de evolutie of iets anders. Ze maken er een heleboel heisa om, terwijl de echte hinderpaal is, dat ze een onrein leven leiden en hun boze wegen niet willen opgeven. Het probleem is, dat ze op een oneerlijke manier winst maken en als ze christen werden, zou dat niet passen bij hun portemonnee, want ze zouden hun slechte handel moeten loslaten of hun zaken moeten organiseren met minder winst. Daar ligt het echte probleem, maar ze zien het niet zitten het echte bezwaar te noemen. Daarom doen ze net of ze het slachtoffer zijn van één of ander vreselijk mysterie, of een verschrikkelijk dogma, dat hen bij hun redding vandaan houdt. Wij kennen de boemannen en de vogelverschrikkers, die deze misleiders oprichten. Ze misleiden zichzelf meer dan dat ze iemand anders misleiden. Híj is een oprechte zoeker, die niet met zulke oppervlakkige problemen speelt, maar die zich meteen uitspreekt en zijn vriend vertelt, wat het punt is, dat hem hindert.
Van de man, in wiens geest geen bedrog is, kunnen we ook zeggen, dat hij als zoeker ook eerlijk is. Hij is bereid om onderzoek te verrichten. Daarom gaat zo iemand ook mee, net als Nathanaël, toen Filippus tegen hem zei: “Kom en zie”. Hij kijkt dan zelf en onderzoekt op eigen houtje om na te gaan of het zo is. O, als de helft van de mensen, die het evangelie verwerpen, alleen zelf maar eens de bijbel lazen, dan zouden ze niet langer bezwaren hebben! Weinig mensen geven er vandaag de dag om om werkelijk goede boeken te lezen, maar wanneer ze dat doen, dan doet het hen in de regel goed. Afgelopen vrijdag zag ik een jonge broeder en in antwoord op de vraag: “Hoe werd je bekeerd?” zei hij: “Het kwam doordat ik Luther aan het lezen was.” Ik was een beetje verbaasd en ik zei: “Luther? Welk boek van Luther?” “Ik las het boek van Luther over de Galaten.” “O, ja? Ik ben blij een man te zien, die Luthers boek over de Galaten leest.” Het was een jonge man, die werk had in de stad en ik bewonderde hem, omdat hij de voorkeur aan Luther gaf boven die waardeloze romans van deze tijd. Hij zei: “Ik heb hem twee of drie keer gelezen en ik zag het verschil tussen het verbond der werken en het verbond der genade. Ik zag, hoe de mens door zijn werken de vernieling in gaat en hoe hij gered moet worden door het geloof. Ik vond de Heiland, terwijl ik dat boek las.” Ik was blij met die jongeman en ik ben er van overtuigd, dat we op een dag over hem zullen horen in een andere hoedanigheid. O, als de mensen maar de bijbel lazen en boeken over de bijbel, die het evangelie uitleggen, met het verlangen erachter te komen wat het evangelie is, dan zouden ze Hem ontdekken over wie Mozes en de profeten schreven. Helaas! Mensen vinden Jezus niet, want er is bedrog in hun geest en zij hebben niet het verlangen Hem te vinden. Ze willen het niet weten en daarom blijven ze onwetend. Ze willen niet ontdekken en daarom doen ze het ook niet. Op de laatste grote dag, wanneer het gordijn aan de kant zal worden getrokken, dat voor onze ogen alle zielen verbergt die verloren gaan, en als wij dan toestemming krijgen om naar die vreselijke plaats te kijken, dan zullen we daar niet één ziel vinden, die ooit oprecht tot God heeft geroepen om genade door Jezus Christus; ook denk ik niet, dat we er iemand zullen vinden, die de bijbel doorzocht en het evangelie hoorde met het verlangen om Christus daarin te vinden. De hel wordt gevuld door die verraderlijkheid van het natuurlijke hart, die hem Jezus en Zijn redding niet wil laten aanvaarden. Ze verblinden hun eigen ogen voor het licht van God. Gelukkig is de predikant, bij wie de zoekenden eerlijk hun problemen zeggen en die hen kan overtuigen om het onderwerp, waarover ze in twijfel zijn, echt te onderzoeken!
Nu, geliefde vrienden, een man die echt vrij is van bedrog in zijn hart, een eerlijk en oprecht man, is open en gereed voor het werk van Gods Heilige Geest. Zo’n man staat bijvoorbeeld open voor de overtuiging van zonden. Wanneer hij de bijbel leest of een preek hoort, zegt hij: “Ik wil er alles over weten. Zeg me de waarheid, hoe onplezierig die ook mag zijn.” Hij wil niet, dat de prediker hem vleit. Sommigen doen dat, weet u. Ze willen graag heel mooie woorden horen over de waardigheid van de menselijke natuur, het universele Vaderschap van God, het bijna onontkoombare karakter van de zonde en de hoopvolle bestemming van de universele mensheid, of anders bespot hun trotse hart de prediker. Maar de man, in wiens geest geen bedrog is, houdt het meest van de prediker, die zonder vooroordeel het mes van de chirurg gebruikt en die de wortel van de kanker uitsnijdt. “Nee,” zegt hij, “ik ben hier niet gekomen om voor de gek gehouden te worden of om geamuseerd te worden. Ik wil de zaken, die mijn ziel aangaan in verband met leven en dood, aan de weet zien te komen. Ik wil de waarheid ervan weten.” Zo’n man staat open voor overtuiging van zonde. Hij heeft zijn vooroordeel aan de kant gelegd. Hij dicteert de dienaar van God niet, maar hij is bereid om heel de waarheid te horen en de kracht van de boodschap te ervaren teneinde te zien of die echt van God komt. Hij is bereid om zijn zonden te belijden, wanneer hij ontdekt, dat hij de wet van God heeft overtreden. Als hij merkt, dat de wet het heeft over gedachten, woorden en daden; wanneer hij ziet hoe breed dit spectrum is, zodat het elke daad in dit sterflijke leven betreft, dan is hij bereid zijn hoofd te buigen en te zeggen: “Ik ben een zondaar. God, wees mij, zondaar, genadig.” De man, die listig en dubbelzinnig is, zal dat niet doen. Inderdaad, het is het laatste, waar hij iets om geeft. Hij begint zichzelf op de één of andere manier te excuseren. Hij is niet slechter dan de andere mensen; hij werd misleid door anderen; hij kon er niets aan doen, want alle anderen deden het ook; hij volgde alleen maar zijn natuurlijke hartstochten en hij kan niets aan deze neigingen van zijn natuurlijke lichaam doen. Het was zijn lot om het te doen. Hij was van plan geweest het beter te doen, maar hij werd overweldigd. Dit zijn een paar van de vormen, waarin het bedrog zich hult. Als de man eerlijk was, zou hij zeggen: “Ja, het is zo. Ik overtrad de wet en ik deed het fout. Ik ga die vraag niet in twijfel trekken. Ik word gedwongen om schuld te bekennen en als U mij veroordeelt, o, mijn God, dan doet U niet meer dan rechtvaardig is.” Dit is het soort mens, dat weldra redding vindt en de vrede met God binnengaat.
Dit is de mens, die eveneens openstaat voor de kracht van de Heilige Geest met betrekking tot de bekering. U hebt hem bewezen, dat hij verkeerd is en met zijn hele hart verlangt hij ernaar zich af te wenden van het kwaad. Laat hem zijn fout zien en hij zal het graag willen herstellen. Zijn eerlijke ziel zal niet berusten in het verkeerd doen. Kijk naar de apostel Paulus voor zijn bekering. Hij is dan een wanhopige Farizeeër en een felle vervolger. Hij stuift voort als een wild paard langs zijn eigen dwaze loopbaan van zelfgerechtigheid, maar zodra hij merkt, dat Jezus werkelijk de Christus is, is hij even intens in zijn pogingen om de heerlijkheid van Christus bekend te maken als hij eerder was om Zijn Koninkrijk omver te werpen. Hij zondigde uit onwetendheid en ongeloof en niet uit kwaadaardigheid. Als wij de hele tijd tot eerlijke harten spraken, dan zouden we een overvloed aan bekeringen zien. Maar, helaas! “Arglistig is het hart boven alles, ja, verderfelijk is het; wie kan het kennen.” Hierbij komt nog het volgende. Ik geloof dat een oprecht hart, een grote wachtpost is voor de mens tegen nagebootste reddingsplannen. “Kom,” zegt iemand, “ik zal u de redding door werken bewijzen.” De eerlijke mens antwoordt: “Dat past niet bij mij, want redding door werken zal eisen, dat mijn werken mijn hele leven door volmaakt zouden moeten zijn en de mijne zijn dat niet geweest. De mijne zijn onvolmaakt geweest, zijn nog steeds onvolmaakt en zullen onvolmaakt blijven, totdat ik sterf. Ik kan niet staan op het voetstuk van de verdienste, nog geen uur. “Kom,” zegt iemand anders, “hier is redding door oprechtheid. Oprechte gehoorzaamheid is dé wijze, waarop mensen worden gered. Doe uw best, wees oprecht en de zaak wordt opgelost.” Maar de mens, die oprecht van hart is, antwoordt: “Ik zie dat anders en ik kan er niet op vertrouwen.” Dat moet hij inderdaad ook niet doen, want zo’n hoop is gebaseerd op een leugen. Als een mens oprecht vergif in zou nemen, terwijl hij dacht dat het een medicijn was, dan zou het hem niet genezen maar doden. Als een mens heel oprecht op een spoorlijn gaat staan voor een sneltrein en hij denkt dat hij die kan tegenhouden, dan zal die “hém tegenhouden” en zijn leven erbij. De eerlijke bedachtzame geest kan niet in die uitvinding van het “ik” geloven. Ziet u, de mens, wiens hart eerlijk is, wil iets echts en iets vasts. Hij heeft niet het verlangen om maar een goedkope vrede te bereiken met misleidende middelen. Omdat hijzelf waarachtig is, kan hij de leugen niet verdragen en wanneer iemand hem een vertroostende leugen aanbiedt, antwoordt hij: “Ik kan alleen maar getroost worden door de waarheid. Ik wil mijn geweten slechts tot rust gebracht laten worden door datgene, wat wettig en recht is. Ik wil op een rechtvaardige en waarachtige manier gered worden en niet alleen maar verleid worden om te geloven, dat ik gered ben, terwijl ik het niet ben.” Ik geloof dat zulke mensen nooit de prooi van de priesters zullen worden of van één van de andere duizenden uitvindingen van de mensheid, omdat God in Zijn grote genade hen tot mensen heeft gemaakt in wier geest geen bedrog is; daarom blijven ze speuren naar datgene, wat waar is en hebben ze een innerlijke uitkijkpost, die de waarheid opspoort. Op bepaalde punten kunnen ze het mis hebben en dat zal ook wel, want wij zijn allen feilbaar, maar een waar hart is als de naald van een kompas, altijd wijzend naar dezelfde pool. Daarom helpt die een mens bij het sturen. God geve ons allen een instinct voor de waarheid te hebben en met de hulp ervan geleid te worden tot Christus, Die de waarheid is, zodat we Hem waarlijk mogen vinden en gered mogen worden door Zijn grote redding.
Vrij te zijn van bedrog helpt ons ook om onze behoefte te zien wat betreft de Geest van God. Want de oprechte mens, die zichzelf nauwkeurig onderzoekt, zal ontdekken dat datgene wat van hem wordt gevraagd, meer is dan hij ooit kan geven als hij niet geholpen wordt. Hij zal ontdekken, dat er iets in het leven van een christen is, dat hij niet kan bereiken, tenzij hij wedergeboren wordt. Hij zal ervaren, dat er iets is bij een kind van God, dat hij niet bezit en niet kan nadoen. Hij kan het slechts krijgen door een werk van de Geest van God in het hart. Broeders, een mens, wiens hart waarachtig gemaakt is – al heeft hij nog niet Christus gevonden – is één van die mensen, die Hem waarschijnlijk wel zal vinden. Hij is op de uitkijk naar zo’n Heiland als de Christus en daarom zal hij Hem ontdekken, wanneer Hij voorbijkomt. Aan zulke mensen wil ik graag het werk van de plaatsvervanging vertellen: hoe een rechtvaardig God de zonde niet door de vingers kan zien zonder straf, hoe een rechtvaardig God in de Persoon van Zijn Zoon hier op aarde kwam en de menselijke natuur aannam samen met Zijn eigen natuur, hoe Hij in dat volmaakte mens-zijn de zonde van allen, die in Hem geloven, op Zich nam en ze in Zijn eigen lichaam aan het hout bracht en dat Hij door datgene te dragen wat veroorzaakt werd door de overtreden wet, de zonde weg zou doen, zodat God rechtvaardig zou zijn en de Rechtvaardiger van hem die gelooft. Wel, ik heb oprechte harten hier op af zien springen. Ze hebben gezegd: “Ja, dat is het geheim. Dat is de oplossing van het vreselijke probleem van mijn geweten. Ik zie nu hoe gerechtigheid en vrede elkaar kunnen kussen, hoe een zondaar, die in overtreding is, zijn beledigde God kan ontmoeten, hoe ze terecht het eens kunnen zijn in wederzijdse vriendschap en liefde. De zondaar, gewassen in het verzoenend bloed en God, Die Zich in de zondaar verheugt, zoals Hij hem ziet in de gerechtigheid van Zijn geliefde Zoon.” De waarachtigheid, die God plaatst in het hart van de mens, lijkt op de één of andere manier de deuren van het verstand en de ingangen van het gehele wezen wijd te openen voor de heerlijkheid van het kruis van Christus, en Jezus, de Waarheid en het Leven, komt binnen en neemt bezit van die eerlijke geest. Hij woont daar tot redding van de zondaar, wereld zonder einde.
Nu, als enig man of vrouw hier besloten heeft om tot Jezus te komen, laat hem dan dat besluit uitvoeren. Komt u maar! De waarachtige Heiland sluit geen enkel waarachtig mens buiten. Als u vanavond van plan bent om te bidden, bidt dan. Als uw hart het gebed meent, dan zal God het horen. O, mijn toehoorder, als u oprecht en vurig u wilt afwenden van uw zonde, dan zal God u helpen en u in staat stellen uw zonde te overwinnen. Als u zich nu meteen wilt overgeven aan Jezus Christus – niet in woorden maar vanuit uw hart – dan zal Hij u ontvangen en u redden. Laat er geen spelen zijn, geen bespotten van God; houdt op te praten met een christelijke vriend om uw gevoel weg te kletsen met vrome woorden, maar kom zoals u bent. Kom echt en waarachtig en Jezus zal u ontmoeten en verwelkomen en zeggen: “Zie, waarlijk een Israëliet, in wie geen bedrog is!” Zij, die zo komen, worden altijd door Hem verwelkomd. Kom en ontdek dit voor uzelf.
II Maar nu, ten tweede, ga ik u een beeld schetsen van een oprecht mens, nadat hij christen geworden is. Het is een absolute voorwaarde voor een christen, dat hij door en door oprecht is. Van ieder mens, die werkelijk een kind van God is, moet dit gezegd worden; anders zullen we in twijfel moeten trekken of hij überhaupt wel een kind van God is, waarlijk een Israëliet, in wie geen bedrog is! Laat me kort verklaren, hoe een waarachtig portret van de christen hier wordt geschilderd in levensechte kleuren met de woorden “in wie geen bedrog is”. Ten eerste, de echte gelovige in Christus verlangt datgene te zijn, wat hij denkt, dat hij is, dat wil zeggen, als hij zichzelf ziet als bekeerd zijnde, dan verlangt hij ook werkelijk goed bekeerd te zijn. Als hij zichzelf beoordeelt als een gelovige, dan is het zijn verlangen dat hij ook werkelijk niets anders zal zijn dan een waarachtig gelovige. Als hij na onderzoek merkt, dat hij wedergeboren is, dan is zijn gebed, dat er geen vergissing bij zal zijn, maar dat hij ook werkelijk wedergeboren zal zijn van bovenaf. Sommige mensen vinden het niet fijn om op deze punten onderzocht te worden, maar de rasechte christen vindt het fijn om beproefd en getest te worden. Hij bidt: “Doorgrond mij, o, God.” Omdat het doorzoeken van zijn eigen geweten misschien niet genoeg is, vraagt hij God Zelf om hem te doorgronden en te beproeven of hij waarachtig is of niet. Het zou toch iets vreselijks zijn als u of ik tot de troostende conclusie zouden komen: “Ik ben goed, want ik ben in het licht” en het zou blijken dat we in de dood en de duisternis verkeren. Het zou iets afschuwelijks zijn die vreselijke waarheid juist op het moment te ontdekken, wanneer we in de vallei van de schaduw des doods zijn en door de doodsrivier waden. Laten we het dan meteen ontdekken, als we het moeten ontdekken! Alarmerend als die ontdekking voor sommigen van ons zou zijn, toch zouden we die liever nu weten dan nog een duimbreed verder gaan, want elke duimbreedte, die we gaan, zijn we verder bij de juiste weg vandaan, als we op het verkeerde spoor zitten. Ik heb gehoord van iemand, die in het oerwoud rondtrok en die de hele dag aan het reizen was. Bij zonsondergang ontdekte hij, na een vreselijk vermoeiende ploetertocht, dat hij weer op precies dezelfde plek was aangeland, waar hij ‘s morgens begonnen was. Hij had in een cirkel gezworven en zijn kracht voor niets verbruikt. Dat is een vreselijk iets, wanneer iemand bezig is van de honger om te komen, als hij dan ook nog de weg kwijtraakt. We bidden echt, dat het zo met ons niet zal zijn. We willen geheel en al elke belijdenis gestand doen, die we hebben gedaan: we willen liever hierin doorgaan, dan dat we tekort schieten.
En vervolgens, elk waar christen verlangt te doen wat hij denkt dat hij doet. U zult me begrijpen, wanneer ik dat zeg: wanneer we naar boven gaan om te bidden, zullen we, als we echte christenen zijn, willen ervaren dat we inderdaad bidden, want er kunnen tijden zijn, dat we helemaal niet hebben gebeden, hoewel we op onze knieën hebben gelegen en prachtige woorden hebben herhaald. Wanneer u de bijbel leest weet u heel goed, dat er geen praktisch nut ligt in het doorwerken van een hoofdstuk uit de bijbel, niet meer dan een gedeelte uit een ander boek, als het hart niet het onderwijs van de Heilige Geest heeft ontvangen. John Bradford legde de eed af, dat hij nooit zou stoppen met een heilige godsdienstoefening, tenzij hij ervaarde, dat zijn hart erbij betrokken was geraakt. Hij nam het besluit, dat wanneer hij zong, hij wilde blijven zingen, totdat hij echt zong; als hij bad, zou hij blijven bidden, totdat hij echt bad; als hij het Woord hoorde, zou hij blijven horen, totdat hij het echt hoorde en er zo zijn winst uit kreeg. Maar o, geliefde vrienden, hoe gemakkelijk is het om te vervallen in de huichelachtige frasen van praten en het niet doen, doen en half doen en onszelf vleien, dat we het hebben gedaan, terwijl we uiteindelijk er alleen maar over gepraat hebben, dat we het zouden doen. Laten we rechtuit zijn en oprecht. Als u een aalmoes hebt gegeven, zie er dan op toe, dat u een aalmoes hebt gegeven en dat u niet uw geld hebt uitgegeven om uzelf een naam te kopen voor uw vrijgevigheid. Als u het evangelie predikt, let er dan op dat u het hebt gepredikt en dat u niet alleen maar de spreker hebt uitgehangen of de bedoeling hebt gehad, dat men u een man vond met opvallende gaven. Als u in het openbaar hebt gebeden, laat het dan nooit zomaar zijn, omdat u werd opgeroepen door de leider van de samenkomst, maar laat het een gebed zijn, waarin u een brandend verlangen uit om met God te spreken. Wanneer u pleit ten behoeve van uw broeders, dwingt hen dan niet om aan u te denken, maar leidt hen tot de genadetroon. Laten we een geest cultiveren, waarin geen bedrog is. Als u een kwartier hebt gehad om te bidden en u hebt niet gebeden, zie dat dan als een verspild kwartier en zie het niet als een periode van stille tijd. Het zal nooit lukken om er een valse boekhouding met de Here op na te houden. Als u de bijbel hebt gelezen en in werkelijkheid hebt u hem niet gelezen, want u hebt er niets aan gehad, zeg dan niet, dat u het hebt gelezen – zeg alleen: ik heb net gedaan alsof. Dat is eerlijk. Wees eerlijk voor uzelf, want hij moet wel een grote domkop zijn, die bereid is zijn eigen ziel te bedriegen. Als u niet erg waakzaam en streng bent voor uzelf, dan zou u uw hart en uw leven dingen kunnen toeschrijven, die alleen maar de namen van die dingen zijn en niet de dingen zelf.
De christen, in wie geen bedrog is, is oprecht met betrekking tot zijn overtuigingen. Dit is een tijdperk, waarin overtuigingen jammer genoeg erg zeldzaam zijn en waar ze wel bestaan, zijn ze nogal slaperig en zwaarlijvig. Ik zie het als christen en als prediker, dat ik niet het recht heb de preekstoel van een gemeente te bezetten, als ik niet die leerstukken geloof, die ik beleed te geloven, toen ik de herder van de gemeente werd. Ik heb niet het recht het fundament te ondermijnen, waarop de gemeente werd gevormd. Als een privé-lid van de gemeente heb ik niet het recht om lid van een gemeente te zijn, waarvan ik de leerstukken niet aanvaard. Inderdaad, ik dien het niet als een mogelijkheid te beschouwen, dat ik datgene zou kunnen blijven belijden, waarmee ik het niet langer meer eens ben. Als lid van de gemeente ben ik verantwoordelijk voor al datgene, wat wordt onderwezen en al datgene wat wordt gedaan door die gemeente als gemeente. Als ik in mijn hart protesteer en toch in eigen persoon doorga deel uit te maken van die gemeente, dan handel ik niet in waarachtigheid ten opzichte van God. In dit tijdperk hebben we een groep mensen nodig, die gezegend zijn met een dubbel deel van dat geweten, dat in de regel tentoongesteld wordt door belijders, want er zijn er velen, die genoeg geweten hebben om hen ellendig en onaangenaam te maken, maar niet genoeg om hen eerlijk hun positie te laten verlaten. Ze hebben genoeg geweten om zich onplezierig te voelen, maar niet genoeg om dapper te handelen op grond van wat ze geloven. Wie wil nou een geweten hebben, dat alleen maar rustig is, als het onder de medicijnen zit? Spelen met het geweten – alhoewel dat veel gebeurt – is voor de mens persoonlijk één van de meest dodelijke zonden, waaraan hij schuldig kan zijn. Als u een bepaald vak uitoefent en u weet dat het slecht is, verlaat die dan. En verlaat die meteen. Verlaat die, voordat u er gewend aan raakt, want door er een tijdje in door te gaan, zult u doorweekt raken met oneerlijkheid en u zult niet meer in staat zijn de schande ervan in te zien. Ik twijfel er niet aan, dat veel mensen in Londen, die hun geld verdienen met de meest slechte ondeugden, daar stapje voor stapje aan zijn begonnen. Ze begonnen door een klein beetje af te wijken van de moraal. Ze wendden zich heel bewust tot de goddeloosheid. In het begin was het maar een erg kleine fout en hadden ze er last van, maar spoedig raakten ze eraan gewend en ze zeiden: “OK, iedereen doet het.” Dan gaan ze nog een eindje verder en nog een eindje, totdat de goede weg uit het zicht verdwenen is en ze ook helemaal geen verlangen hebben om ernaar terug te keren. Triest is de situatie van die man, die helemaal de misthoorn niet meer kan horen, terwijl hij de rotsen nadert. Gezegend is die man, die niet zal luisteren naar het gewone gepraat over de missers in zijn geweten, want hij, die maar een kleine scheur maakt, zal in de loop van het leven ontdekken, dat die kleine scheurtjes steeds groter worden. Wees eerlijk voor uw eigen geweten, al kost het u uw eer of uw leven. Wat maakt het uit als uw schuur leeg zal zijn, als uw portemonnee u afgepakt wordt? Wat maakt het uit als uw reputatie ten onder gaat? U hoeft toch, als u eerlijk bent voor God en voor uzelf, niet bang te zijn, want u zult de goedkeuring hebben van Degene, Die van Nathanaël zei: “Zie, waarlijk een Israëliet, in wie geen bedrog is!” Ik vind het zelf niet fijn om dingen te doen, waarvoor ik mij moet verontschuldigen. Ik heb het niet over verontschuldigingen naar mijn medemensen toe, want wat maakt het uit wat mensen van ons denken? We hoeven niet te letten op het oordeel van dwalende stervelingen. Maar ik heb het over de verontschuldiging naar mijzelf toe en naar mijn God toe. Ieder mens, die zichzelf respecteert, weet dat het eerste wat hij moet doen is, een goed idee van zichzelf krijgen. Grote aantallen mannen en vrouwen hebben dat goede idee over zichzelf nog niet. Als ze tot zichzelf moesten praten, dan zouden ze tegen zichzelf moeten zeggen: “Nu, je weet dat je niet juist handelt. Je weet, dat je geen recht doet. Je bent gemeen en lafhartig. Je bent bang om juist te handelen.” Maar ze zullen zichzelf niet de gelegenheid geven om zo tot zichzelf te spreken, opdat ze zich maar niet onplezierig zullen voelen. Wie het nooit leuk vindt om alleen te zijn, weet waarschijnlijk, dat wanneer hij alleen is, hij in slecht gezelschap verkeert. Dit feit dient hem te alarmeren. Zou hij zo vreselijk bang zijn om in de eenzaamheid overleg te plegen met zijn eigen hart, als hij niet zou vermoeden, dat er iets verrots in hem zit? Doe nooit uw eigen overtuiging geweld aan. Als u dat doet, dan bent u niet iemand, in wie geen bedrog is.
Nogmaals, een oprecht christen is helder in zijn bedoelingen. Hij heeft Gods eer op het oog; hij heeft het goede van zijn medemensen op het oog; hij wil een heilig leven leiden. Dit is wat hij zegt en als hij inderdaad een kind van God is, dan wil hij ook echt deze dingen. Dan is hij niet laaghartig bezig zich met de godsvrucht te bemoeien ter wille van de winst en de reputatie. Zijn er niet velen, die de ene kant op kijken en de andere kant op roeien, zoals een roeier? Kent u niet meneer Janus, die beide kanten opkijkt? Hij houdt het met de honden, wanneer er iets goeds is om op te jagen, maar hij gaat er met de haas vandoor, wanneer een beetje angst hem verrast. Schipperen is een verachtelijke bezigheid. De politiek is een duivelse gids en zij, die hem volgen, zijn de slechtste mensen. Zulke mensen kom je overal tegen met hun laaghartigheid. O, wees toch niet zo! Laat uw leven gericht zijn als een geweer, dat op het centrum van het doel is gericht en laat het dan meteen afgevuurd worden, opdat de kogel rechtstreeks naar de juiste plek gaat, voortgedreven door al het kruit van uw energie. God geve ons te zijn als donderslagen en bliksemschichten, die uit Zijn hand geworpen worden tegen alle valsheid en huichelachtigheid in. Maakt u zich nooit zorgen om wat de gevolgen kunnen zijn wat ons zelf betreft. Laten we vastbesloten zijn dat, al zou de blauwe lucht instorten, wij de waarheid, de rechtvaardigheid en de gerechtigheid zullen volgen en diegenen zullen verlaten, die hun eigen verlangen achterna lopen met list en politiek. De christen is duidelijk in zijn bedoelingen en als hij een echt christen is, is hij ook duidelijk in zijn plan van aanpak. Sommige mensen hebben een soort geestelijke of morele scheelkijkerij. Ze willen die kant op kijken, maar hun ogen wenden zich deze kant van de galerij op. Ze zeggen nooit eenvoudig en precies wat ze bedoelen, maar gebruiken woorden in een dubbele en twijfelachtige betekenis. Dit verafschuw ik het meest in een godsdienstleraar, maar het komt maar al te vaak voor. Sommige predikers zijn steengoed in het om de waarheid heen draaien. Ze gaan nooit aan de slag, zoals een oprecht mens aan de slag gaat, omdat ze zeggen: “Nee, ik moet die kaart achter houden.” Pas op voor al dat morele kaartspelen. Ik zeg niet dat u en ik met die Romein moeten wensen, dat we een venster in onze borst zouden hebben, zodat alle mensen onze gedachten konden zien, want hij, die een venster in zijn borst had, zou soms de behoefte hebben om de luiken te sluiten. Maar dit zeg ik wel: “Als wij wandelen, zoals Christus wil dat wij wandelen, zullen we zo leven, dat onze plannen en ook ons plan van aanpak, het oordeel kunnen doorstaan van die laatste grote dag. Ik zeg verder, dat diegene onder u, die een bepaald iets wil doen, althans, zo vat zijn medemens het op, maar die in wezen iets anders van plan is, – en God weet alles – , niet “een Israëliet is, in wie geen bedrog is.” Broeders, in uw vak, in uw zaken, in alles wat u doet: wees lijnrecht! De politiek kan een gids zijn voor deze wereld, maar het mag nooit een levensregel voor kerkmensen zijn. O, mijn broeder, wees eerlijk in alles! Doe datgene, wat de brandende hitte van het laatste vuur en het felle licht van de laatste dag kan doorstaan. Dan doet u datgene, waardoor u kunt slapen op uw doodsbed en wat u zich zonder vrees voor uw God kunt herinneren op de dag van het oordeel. Leef voor Gods aangezicht! Leef onder het bevel van God! Strek u uit naar Zijn goedkeuring en geef niets om de rest. Zet uw helmstok op de juiste koers; maak hem daar dan vast en laat hem geen halve streep opzij gaan. God helpe u al uw dagen.
Zo’n mens zal nooit bang hoeven te zijn. Hij kan leven of sterven zonder beduchtheid. Hij kan elk gezelschap onder ogen komen zonder zich te schamen. Het is een grote genade, wanneer u niet op de ene manier aan het praten bent bij het ene stel mensen en op een andere manier bij het andere stel mensen. Ik ken sommige zogenaamde christenen, die zo fantastisch aardig en glad zijn, dat ze alle dingen leuk proberen te maken en daarom nooit de hele waarheid spreken in welk gezelschap ook, behalve dan als die waarheid toevallig aangenaam is. Het is: “O, ja, mijnheer” en als er iets hards gezegd wordt over iemand die niet aanwezig is, dan zijn ze het er helemaal mee eens. Wanneer ze dan die persoon tegenkomen, dan is het opnieuw: “Ja, mijn beste mijnheer.” Samen slaan ze de handen ineen om het karakter van de tegenpartij onderuit te halen. Deze manier van praten staat heel erg bloot aan ongelukken. Een persoon, die deze dubbelrol speelt, moet wel altijd een erg ongemakkelijk leven leiden, want hij weet niet of mijnheer A en mijnheer B elkaar een keer tegenkomen en of ze, als ze alles op een rijtje zetten, zijn listen naar beide kanten toe niet zullen ontdekken. Broeders, laat niemand van u schuldig zijn aan zo’n soort gedrag. Zeg altijd datgene, wat u tegen iemand hebt, recht in zijn gezicht. Als u het tijdens zijn afwezigheid zegt, praat dan zo vriendelijk over hem, als de waarheid u toestaat. Dat hoeft u niet te doen in zijn gezicht, want dat zou vleierij van uw kant kunnen lijken. In zijn gezicht kunt u hem de paar dingen zeggen, die hem niet aangenaam zijn, als het juist is om dat te doen., maar als hij afwezig is, houd u dan stil over zulke onderwerpen. Het hebben van twee aangezichten levert vaak een bitter loon op in dit leven. Wees niet dubbel in uw spreken, niet voor God en niet voor mensen. Wees waarlijk een Israëliet, in wie geen bedrog is. Zo iemand, die eerlijk heeft geleefd voor het aangezicht van God en alleen vertrouwt op het kostbare bloed van Jezus en niet op zijn eigen oprechtheid, hoeft in tijd en eeuwigheid niet bang te zijn.
Ik herinner me dat ik eens een goede, maar erg vreesachtige vrouw bezocht, die wachtte op het einde van haar genadevol leven. Ik zat bij haar bed. Ze leek erg depressief en vervuld met angst wat betreft haar toekomst, maar tenslotte werd ze getroost door een woord dat ik sprak. Toen zei ze al bevend tot me: “Ik denk niet dat God me mee zal sturen met de goddelozen, die Hem niet liefhadden en die niet vertrouwden op Zijn geliefde Zoon, want ik heb hun gezelschap hier nooit gezocht. Ik heb altijd het volk van God liefgehad; ik heb Zijn huis liefgehad en Zijn Woord liefgehad; ik heb de heiligheid liefgehad en daarom denk ik, dat Hij me mee zal laten gaan met mijn eigen volk.” Dit was een gezonde redenatie. De eerlijken zullen uiteindelijk met de eerlijken gaan. De mens, die God eerlijk en waarachtig heeft gemaakt, zal niet worden verdreven naar de plaats, waar alle leugenaars naar toe gaan. Daarboven in de hemel is enkel waarheid: de God der waarheid is daar, de Christus der waarheid is daar en daar zijn mensen, die de waarheid liefhadden en die, ondanks al hun onvolmaaktheden tot het licht kwamen, opdat van hun daden zou blijken, dat zij in God verricht werden. Als u waarachtig bent, dan zult u met deze waarachtige mensen gaan. O, moge God u meteen zo maken!
Bedenk, dat het absoluut noodzakelijk is, dat een christen in werkelijkheid een authentieke oprechtheid bezit. Het kind van God kan vlekken op zijn gelaat hebben, maar hij moet zijn gezicht niet beschilderen. Het is de huichelaar, die zijn gezicht beschildert. Er kan hier en daar een spikkel op het echte gelaat van een gelovige zitten, maar het spijt hem dat dit zo is en hij probeert al zulke vlekken weg te wassen, maar hij gebruikt nooit de kleurdoos. Hierin is hij het omgekeerde van de gelovigen van de wereldse religie. O, de menigte van huichelaars, die rouge aanbrengen tot aan hun ogen! Het zijn van die schoonheden, zoals Izebel, die zich opmaakte. Je zou denken, dat ze de schoonheid van de heiligheid bezaten, maar bekijk ze eens, wanneer de verf eraf is; betrap ze eens als ze thuis zijn; let op hen als ze in hun eigen gezin zijn, speur hen na op hun geheime plek en daar zult u zeggen: “Kunnen dit dezelfde mensen zijn?” Toen iemand een vrouw van tachtig zag, die zich had opgedirkt als een meisje van achttien, riep hij uit: “Wat een feeks is dit!” Zo zou u van menig mooi uitgedost naamchristen kunnen zeggen: “Wat voor een afschuwelijk schepsel is dit!” Datgene, waarvan we dachten dat het de schoonheid van de genade was, daarvan zien we dat het een verschrompeld afgeleefd gelaat van de oude mens is, verborgen onder lagen van misleidende kleursels. Verafschuw dit alles en wees er vrij van, zoals u zou wensen vrij te zijn van diefstal en moord.
O, heren, als sommigen van ons verloren zijn, laten we dan tenminste weten dat dat zo is. Als we hopen, dat we gered zijn, dan geve God dat het een echte hoop moge zijn en een levensechte ervaring. Ik wil een ieder van u het evangelie van de genade van God vertellen en ik heb dat gedaan. Tot een ieder zegt het Woord van de Here: “Stel uw vertrouwen op de Here Jezus Christus en gij zult behouden worden” – behouden uit huichelachtigheid, gered uit valsheid, gered uit bedrog en schuld – “want wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden, maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden.” Moge God Zijn zegel op deze vermaning zetten, om Jezus’ wil. Amen.