Selecteer een pagina

Raadgevingen aan Christenen 1

>>PDF<<

VOORWOORD BIJ DE EERSTE UITGAVE

Deze toespraken werden uitgesproken in de grote conferentiezaal, Mildmay Park, in Londen en opgeschreven door verslaggevers en daarna op verzoek door mij nagekeken. Daar het de Here behaagde ze voor velen tot een zegen te laten zijn, niet alleen in de tijd toen ze werden uitgesproken, maar ook toen ze later in tijdschriften verschenen, leek het me goed ze nu in deze vorm uit te geven.

Moge het de Here behagen Zijn zegen verder te geven op deze toespraken!

15 april, 1887        George Müller

HOOFDSTUK  1

Raadgeving aan bekeerden

Bij het er op uit trekken om het Woord des levens te prediken op plaatsen, waar God mij openingen geeft, heb ik het vooral op mijn hart om jonge gelovigen een helpende hand te bieden en die punten aan te geven, die bij het begin van het leven als christen van hulp kunnen zijn, opdat ze geholpen mogen worden zo te wandelen, dat God hen vrede zal geven en echt geluk en dat hierdoor, door Zijn zegen, zij vanaf het begin van hun geestelijk leven vrucht mogen dragen tot eer en heerlijkheid van de Here. Ik probeer dit des te meer te doen, omdat ik in de eerste vier jaar na mijn bekering vele fouten heb gemaakt in de dingen van God en ik ver verwijderd was van het wandelen op de weg, die naar echte vrede en geluk in de Here leidt. Verder verkeerde ik in een toestand, waarin ik niet veel groeide, noch in genade, noch in kennis.

Het lezen van de bijbel

Vier jaar nadat ik de Here had leren kennen,  werd ik door de hulp van een oudere en meer ervaren broeder op een weg geleid, waardoor ik sneller toenam in kennis en genade en daardoor ook in enigermate in staat was de Here te verheerlijken en bruikbaarder te zijn dan daarvoor. De grote vergissing, die ik bij het begin had gemaakt, was het veronachtzamen van het Goddelijke Woord en ten gevolge hiervan ontbraken mij vele dingen. Het is daarom op mijn hart gelegd om mijn jonge broeders en zusters er op te wijzen, dat het zeer belangrijk is vanaf het begin naar het Woord van God te gaan.

Overtuiging van zonde

Ik spreek nu vooral tot gelovigen en hieronder versta ik niet diegenen, die op één of ander moment één of andere godsdienstige ervaring hebben gehad. Deze leiden tot niets en daarom moet er iets meer zijn om een kind van God te worden. Om kinderen van God te worden moeten we wederom geboren worden en “moeten we worden overgebracht uit de macht der duisternis in het Koninkrijk van Zijn geliefde Zoon”. Hiervoor is meer nodig dan alleen maar wat godsdienstige indrukken. Veel mensen hebben die. Ze komen niet verder, maar ze blijven waar ze zijn. Het is nodig dat we in meer of mindere mate er toe gebracht zijn onszelf te gaan zien als zondaren, die een Heiland nodig hebben. En daarom vraag ik met mijn hele hart: “Zijn we hier allen van overtuigd?”

Ik spreek niet over de mate waarin. Bij tienduizend verschillende personen kan God op tienduizend verschillende manieren werken. Zelf had ik weinig van deze ernstige, diepe overtui­ging van zonde in het begin van mijn nieuwe leven en toch was ik, geloof ik, werkelijk en echt bekeerd.  Vanaf het eerste begin was er een duidelijk opvallend verschil bij mij. Toch zag ik wel, dat ik een zondaar was en dat ik straf verdiende en niets anders. De mate van het verdriet hierover is iets anders. Wij moeten, als wij kinderen van God zijn, overtuigd worden door Zijn Woord, dat we zondaren zijn, die straf verdienen en dat de Here Jezus Christus alleen ons kan redden.

Vertrouwen op Christus

Verder moeten we er toe geleid worden op Hem te vertrouwen, want we kunnen wel over­tuigd zijn van zonde en dan toch niet verder komen. Als dat zo is, zijn we nog niet op weg naar de hemel. We moeten heel ons vertrouwen op de Here Jezus Christus hebben gesteld voor de redding van onze zielen.

En des te meer wijs ik hierop, mijn geliefde vrienden, omdat op een bepaald moment, wan­neer er een golf van zegen over het land is gegaan en velen ertoe gebracht zijn zo een keer hun geloof te belijden, velen toch nog vertrouwen op slechts wat indrukken of misschien in enige mate een overtuiging van zonde. Dit alles is op zich mooi, maar niet genoeg. Zulke mensen zijn in een toestand, waarvan de Here zegt: “Niet ver van het Koninkrijk der hemelen”, maar nog niet erin. We moeten overgegaan zijn van de dood in het leven, voordat wij kinderen van God worden en er bestaat niet zoiets als een kind van God zijn zonder te vertrouwen op de Here Jezus Christus voor de redding.

Dit is erg belangrijk, dat wij op Hem vertrouwen en op Hem alléén voor de redding van onze ziel en dat we geen andere hoop hebben met betrekking tot onze redding dan de verdiensten, het lijden en de voorbede van Hem, Die zit aan de rechterhand van God.

Als we overtuigd zijn van zonde en geloven in de Here Jezus, dan is het zoals geschreven staat in Handelingen 10:43, dat we vergeving van zonde hebben ontvangen. Dan zijn we kinderen van God volgens Galaten 3:26. En er wordt verder gezegd: “Doch allen, die Hem ontvangen hebben”- de Here Jezus Christus – “aan hen gaf Hij macht om kinderen Gods te worden.” Tot deze zondaren, die hun vertrouwen op de Here Jezus hebben gesteld voor de redding van hun ziel, wens ik in het bijzonder te spreken. Dezen alleen hebben het gezegende vooruitzicht op de hemel en zij kennen uit hun eigen gezegende ervaring de vreugde van het laatste deel van Romeinen 8, of zij hebben dat blijde vertrouwen, dat staat in Filippenzen 1:6, dat “Hij , Die een goed werk begonnen is, het ook zal voltooien.” Tot u, broeder en zuster in Christus, verlang ik een paar woorden te zeggen over het leven als christen.

Oprechtheid

Eén van de belangrijkste punten voor de jonge gelovige, voor alle gelovigen trouwens, is oprechtheid en eerlijkheid van hart na te streven. We kunnen een heleboel bidden, het Woord van God lezen, dikwijls in een samenkomst komen en toch is het zo, dat met al deze dingen ons veel ontbreekt, ja alles, als we niet oprecht van hart zijn voor God. Mijn geliefde vrienden, vraag uzelf af voor het aangezicht van God als  Degene, Die de harten doorzoekt, voor Hem, die alles over u weet, hoe u op dit punt bent. Kunt u voor Hem staan en in eerlijkheid zeggen: “Here, Gij weet alle dingen, Gij weet dat ik U liefheb en dat het mijn verlangen is niet te luisteren naar zonde en verleiding en niet bewust iets te gaan doen tegen Uw wil  in. Ik wil niets te maken hebben met wat U haat, maar door Uw genade strijd ik ertegen. U weet, hoe Uw zwak dwalend kind de daden van de duisternis haat en verlangt om dagelijks te strijden tegen deze machten.”

Proberen we werkelijk op deze manier te wandelen? Dan gelden de gezegende woorden van de Here Jezus uit Mattheüs 13:12 : “Wie heeft, hem zal gegeven worden, en hij zal overvloedig hebben.”

Ik wil graag dat deze woorden zich vasthechten in uw hart, omdat, als ik terug kijk op de afgelopen 50 jaar, waarin ik de Here ken, ik de wankelende stappen kan zien, waarmee ik begon. Hoe zwak was ik! Hoe onwetend! Hoewel Christus in mij was, de hoop der heerlijk­heid, faalde ik steeds weer opnieuw. Niettemin streed ik tegen de zonde en probeerde ik niet te luisteren naar satan. Ik ervaarde daarom de waarheid van deze woorden, “Aan hem die heeft, zal gegeven worden” en hoewel het maar een heel klein beetje was, groeide ik toch. Dit wil ik vanavond tegen u zeggen: “Wie heeft, hem zal gegeven worden, en hij zal overvloedig heb­ben.”

Maar onthoud dat erbij staat: “Maar wie niet heeft”- of alleen maar lijkt te hebben -, “van hem zal worden weggenomen datgene wat hij heeft.” Zij, die niet een oprecht hart hebben en die niet oprecht voor Gods aangezicht wandelen, zullen geen voortgang boeken in het geloofs­leven, omdat de Heilige Geest in zodanigen niet werkt. Daarom is het van het grootste belang oprecht en eerlijk te zijn voor Hem, Die het hart kent; dan zullen we, hoewel we zwak zijn, geholpen worden in ons geloofsleven.

Ik weet hoezeer dit ene mij in het begin hielp – eerlijkheid en oprechtheid van hart. Ik herinner me iemand, die bekeerd werd in dezelfde tijd en die ik jaren later tegenkwam. Ik ontdekte dat hij nog net zo was als in het begin. Hij had geen enkele voortgang gemaakt; dat kwam, omdat hij niet eerlijk en oprecht was voor God.

Het afwijzen van goddeloosheid

Het volgende zeer belangrijke punt is dit: wat bij het eerste begin van het leven als gelovige God een gruwel is, moet opgegeven worden. Sommigen zeggen, dat dit alleen nodig is met betrekking tot overduidelijke zonden, maar het moet in alles zo zijn. Als de Heilige Geest zegt: “Nee”, dan moet de zonde meteen aan de kant worden gezet. We moeten trouw zijn aan Hem. Deze trouweloosheid, dit spelen met de zonde, hindert het geestelijke leven van velen. Ik wil u op het hart drukken, dat vanaf het allereerste begin u proberen moet om grondig Christen te zijn. Bij velen, die aan het leven als gelovige beginnen, speelt de vraag: “Hoeveel kan ik van deze wereld vasthouden en toch in de hemel komen?” “Hoeveel kan ik van deze wereld genie­ten en toch nog gered worden?” Er bestaat wel zoiets als gered worden onder zulke omstan­digheden, maar dat is dan gered worden “als door vuur” heen en geen van Gods kinderen zou er tevreden mee moeten zijn om gered te worden als door vuur heen.

Het zou dan veel beter zijn geweest als u en ik meteen thuis werden gehaald bij de Here dan dat we er tevreden mee zouden zijn gered te zijn en daarbij nog te proberen zoveel mogelijk te genieten van de voorbijgaande pleziertjes van deze wereld om zo te trachten  zoveel mogelijk uit beide werelden te halen. Dit is wel het ergste wat we kunnen doen. Onder zulke omstandig­heden hebt u net genoeg godsdienst om van u een ellendig christen te maken; een blij christen kunt u nooit worden, als u zo leeft. Er bestaan geen blijde kinderen, die tegelijkertijd ook geen heilige kinderen zijn. De Vader zegt: “Laat die gezindheid bij u zijn, die ook in Hem was”. En hoe was het leven van de Here Jezus? “Heilig, vlekkeloos, onbesmet en afgezonderd van de zondaren.”  Zijn leven was één groot offer voor God, één daad van enkel gehoorzaamheid aan God. Nu, we worden hier achtergelaten om vertegenwoordigers van de Here Jezus Christus te zijn in deze wereld. Deze grote eer heeft Hij ons hier verleend. Hij zou ons zover hebben kunnen brengen om Hem te leren kennen en om ons dan meteen weg te nemen om bij Hem te zijn net zoals de  moordenaar aan het kruis, maar zoals u allen weet is dit niet Zijn gebruikelij­ke weg. Hij trekt ons tot Zich, opdat we eer zouden brengen aan Zijn naam en Hem zouden verheerlijken op deze aarde. En ook, opdat wij in  de praktijk voorbereid zouden worden op de heerlijkheid, die ons hierboven wacht en opdat een ieder van ons de eer te beurt zou mogen vallen om zielen te winnen voor Hem en om kinderen van God te helpen. Kortom, opdat wij vrucht zouden dragen.

Vruchtbaarheid

Welnu, daar dit het geval is – dat wij hier achtergelaten zijn om Zijn naam eer te geven – daarom verwacht onze Hemelse Vader, dat we afgezonderd leven van deze wereld. Hij ver­wacht, dat we niet doorgaan in een zondige toestand. Als we het zoeken, zal Hij ons helpen om heilige kinderen te zijn, opdat we bruikbaar zullen zijn. Laten we allen hiernaar streven. We moeten niet tevreden zijn zonder het dragen van vrucht, maar we moeten proberen grondig voor God te leven. Er bestaat zoiets als veel vrucht dragen, zestig- of zelfs honderdvoud. Wij, u en ik, moeten niet tevreden zijn met dertigvoud zonder te proberen om zestig- of honderd­voud vrucht voort te brengen. Moeten we niet met ernstig verlangen bidden, dat het ons toegestaan zal worden vrucht te dragen tot de eer en heerlijkheid van God?

Om dit te doen is er niets beter dan meteen bij het begin van het leven als gelovige te probe­ren om grondig christen te worden. Nooit moet een kind van God een gedachte koesteren zoals deze: “Hoeveel kan ik van deze wereld genieten en toch tenslotte in de hemel komen? Is het mogelijk voor mij om zo nu en dan naar een dansfeest te gaan of naar een concert of naar het theater en uiteindelijk toch in de hemel te komen? Oh, wat een ellendige, beroerde toestand voor een kind van God om daarin te verkeren! Weg ermee! Moge dit verre zijn van allen, die God op aarde heeft achtergelaten als getuigen voor Zijn heerlijkheid!

Ik ben hier een pelgrim en een vreemdeling. Het zij verre van mij om mijn hart te richten op deze aarde. Ik ben op weg naar de hemel; dit is niet mijn plek. Als kind van God weet ik, dat ik geen enkele plek heb behalve die, waar ik de zegen van mijn Vader voor kan vragen. Hoe kan ik Zijn zegen vragen voor het gaan naar de schouwburg? Hoe kan ik God vragen mij te zege­nen in het gewoel van de danszaal, of aan de kaarttafel of in een lawaaierig café? Weg met dit alles. Dat zijn de zondige pleziertjes van deze slechte wereld.

Leven voor Christus

Dus, mijn geliefde jonge broeders en zusters in Christus, zeg meteen moedig bij het begin van uw geestelijke leven: “Ik wil door de genade van God een grondig Christen worden en voor God leven. Ik wil door Zijn genade proberen vrucht te dragen tot Zijn eer en heerlijkheid. Ik wil door zijn genade deze zondige wereld vaarwel zeggen. Ik wil door Zijn genade er naar streven dat er duidelijk een scheidslijn gezien zal worden tussen mij en deze wereld, zodat de mensen van deze wereld zullen proberen geen omgang met mij te hebben, omdat zij zien, dat ik niet bij hen behoor, maar dat ik behoor bij het Koninkrijk der hemelen.

Dat is waarnaar we moeten streven en wat zal het resultaat zijn? Niet alleen, dat we heilige mannen en vrouwen worden, maar ook blijde mannen en vrouwen, waarin God een behagen heeft. Verder zullen we ook bruikbare mannen en vrouwen worden. De wereld dient van een ieder van ons te zeggen: “Als er ooit een christen is geweest, dan is het zeker die man of die vrouw.” “Zeker, die man of die vrouw hoorde bij Jezus.” Als de wereld dat niet van ons zegt, ontbreekt er iets. We moeten ons schamen als iemand hier een paar dagen met ons in één huis zou kunnen verblijven zonder te ontdekken, dat we niet van de wereld zijn, maar wedergebo­ren zijn.

En dat is niet het enige nut van het zo getuigenis afleggen. Het zal ook van erg veel hulp zijn voor onze broeders in de Here.

Laat mij, mijn geliefde broeders en zusters, direct bij het begin dit punt heel erg benadruk­ken, vooral bij u, mijn jongere broeders en zusters. Wij moeten tegen de wereld en het vlees ingaan en helemaal voor Christus zijn. Dit is het doel, waarom we zijn achtergelaten in deze wereld. Ik zeg niet dat we onze normale bezigheden moeten opgeven. Daar heb ik veel van gezien.

Er is vaak teveel bereidheid om aardse zaken op te geven. Het wordt vaak te haastig gedaan. Ik heb gemerkt dat mannen God enorm kunnen verheerlijken in hun aardse bezigheden. Ik zeg niet, dat ze deze zaken moeten opgeven om evangelist, zendeling of colporteur te worden of zoiets. We kunnen Hem dienen en eren, terwijl we bezig zijn met de zaken van dit leven.

Als God ons roept, ga dan inderdaad echt meteen. Maar ga niet, tenzij Hij roept. We hebben een speciale roeping van God nodig. En zelfs als we denken, dat we die ontvangen hebben, laten we het dan een zaak van overweging maken. Laten we rustig in gebed kalm tot God opzien, voordat we zo’n stap nemen.

Maar opnieuw zeg ik, als er iets is in ons aards beroep – wat het ook moge zijn en hoe dierbaar het ons ook moge zijn – wat ingaat tegen de goddelijke wil, laten we het dan meteen opgeven en er naar streven 100% en vastbesloten voor God te zijn. Het resultaat zal toegenomen blijdschap, vreugde en heiliging zijn. Onze bruikbaarheid zal steeds meer toenemen.

In verband hiermee zou ik vooral willen verklaren, dat, hoewel we ernaar moeten streven gelijkvormig te worden aan de gezindheid van Christus, wij toch allen min of meer falen.

Het is erg belangrijk in de gaten te houden, dat we allemaal v a t b a a r zijn voor de zonde en inderdaad zondigen. Als iemand bij mij komt en zegt: “Ik zondig niet”, dan zeg ik meestal: “Mijn broeder, u hebt het mis. Misschien weet u niet wat zonde is of misschien kent u uw eigen toestand niet.” Wij allen zijn, hoewel we niet in zonden leven, toch geneigd om te zondigen. Als het niet in daden is, dan wel in woorden, gevoelens of verlangens. Wij zijn allen geneigd te kort te schieten in wat we zouden kunnen zijn of behoren te zijn. Wat dan? Wel, wij moeten dat belijden en opnieuw komen tot het bloed van Jezus Christus en deze zonden laten wegwas­sen.

Bekentenis en vergeving

Veel kinderen van God dwalen hier. Bijvoorbeeld, toen ik pas bekeerd was, dacht ik, dat, toen ik zondigde, het nu allemaal voorbij was. Ik dacht dat ik geen christen kon zijn of een kind van God en ook zondigen. Er was in elk geval dit gevoel in mij: “Voordat je weer tot God gaat in gebed, moet je proberen om beter te zijn.” Wat een grote vergissing! En toch maken vele van Gods geliefde kinderen deze fout. Als zij op de een of andere manier ten val komen in hande­len, spreken, denken of verlangen, dan ervaren ze, dat ze niet met vertrouwen tot God kunnen naderen. Wat moeten zij dan doen? Het meteen God gaan belijden. Zij moeten die genadige belofte aannemen: “Als wij onze zonden belijden, God is getrouw en rechtvaardig om onze zonden te vergeven. “Dat is enorm belangrijk voor ons allemaal, omdat de Geest van God niet in ons hart zal werken als er schuld is. Er is dan in de praktijk geen kracht om de zonde te weerstaan of om met God te wandelen, zolang de zonde niet is opgeruimd. En, omdat we geneigd zijn te dwalen, vooral onze jongere broeders en zusters, moeten we niet denken, dat we geen christen meer zijn, als we iets dergelijks doen. Laten we deze gedachte wegwerpen en die geen moment langer vasthouden. Laten we aangemoedigd worden opnieuw tot de Here Jezus Christus te gaan, opdat de zonde wordt weggedaan. Dit is, waar het woord van de Here belangrijk wordt: “Wie zich gewassen heeft, hoeft slechts zijn voeten te wassen”. Denk aan onze positie: wij zijn geen misdadigers. Dat waren we, maar dat is nu niet meer het geval. We hebben nu het kindschap gekregen. In deze nieuwe relatie zijn we echter wel geneigd om ons zelf te besmeuren. Net zo goed als iemand, die ‘s morgens een bad neemt, zijn handen of zijn gezicht overdag moet wassen, maar zijn hele lichaam niet hoeft te wassen, want zijn lichaam is schoon. Zo zijn wij, hoewel we geneigd zijn ons te verontreinigen, toch rein. Maar voor deze verontreiniging moeten we in de praktijk steeds opnieuw tot het bloed van Christus gaan. Als dit wordt verwaarloosd zal  het verlies van kracht en vreugde het gevolg zijn. Het is een ernstige fout om bij God vandaan te blijven, omdat we gezondigd hebben en dan maar wachten tot we beter zijn. We moeten komen, zoals we zijn, om vrede en vreugde in de Here te verkrij­gen.

Het belijden van Christus

Het volgende punt is ook erg belangrijk. Bij het allereerste begin van het geestelijke leven moeten wij een duidelijke moedige belijdenis van de Here Jezus Christus afleggen. Er zijn maar weinig dingen zo belangrijk als dit. De verzoeking zal zijn om uw nieuwe leven voor uzelf te houden: “Ik kan wel naar de hemel gaan zonder het te vertellen.” Wel, als u dat doet, bent u zwak en zult u zwak blijven. Het is van groot belang voor de kracht van uw eigen christelijke leven om getuigenis af te leggen en om frank en vrij uit te komen voor Christus vanaf het begin.

De reden is deze: de mensen zullen dan weten, dat u aan de kant van de Here staat en ze zullen u niet langer proberen te verleiden anders te handelen. Ze zullen niet langer bij u komen met uitnodigingen voor de schouwburg of voor zo’n dansfeest of voor een andere gelegenheid met een puur werelds karakter. U ontsnapt aan dit alles door een openlijk getuigenis. Wanneer ze weten, dat u van de Here bent en de scheidslijn zien tussen u en de wereld, dan zullen zij uw gezelschap niet zoeken.

Ik herinner me de tijd dat ik bekeerd werd. Ik was student op een grote universiteit, waar twaalfhonderd en zestig studenten waren. Onder deze allen waren er slechts drie, die bekend stonden als discipelen van de Here Jezus Christus, maar iedereen was hiervan goed op de hoogte. Zij waren “getekend”. Ik voegde me bij hen en werd meteen ook een “getekende”. Maar we hielden vol en spoedig waren er twaalf. We werden fanatiekelingen en mystici ge­noemd. Studenten waren gewoon mij na te wijzen en te zeggen: “Daar gaat die mysticus.”   Nou en? Een paar weken later was het voorbij en ze lieten me met rust. Voor mijn bekering was ik één van de vrolijkste geweest en zat ik voortdurend in de schouwburg. Als er een dansfeest was, dan was ik er. In het café was ik één van de luidruchtigste. Maar nu werd ik beschouwd als een “getekend man”; ze gaven me op als een hopeloos geval en vielen me niet meer lastig. Zo ontsnapte ik aan duizend verzoekingen, waar ik anders aan blootgesteld zou zijn. Als ik het feit van mijn bekering had achtergehouden, zou ik dan niet voortdurend ver­zocht zijn door mijn medestudenten om te zondigen?

Dit is mijn eigen ervaring. Ik ken het gezegende resultaat van het op deze wijze moedig belijden van Christus en ik benadruk dit bij al mijn broeders en zusters in de Here om hetzelfde te doen. Als sommigen hier nog niet dit moedige getuigenis van hun beslissing voor Christus hebben afgelegd, oh, doe het dan nu! Het zal u van zeer grote hulp zijn.

Nogmaals, als we dat doen, staan we aan de kant van Christus. Hij komt naar voren en gaat naast ons staan en zegt: “In zwakheid ben je voor Mij uitgekomen, nu kom Ik bij jou staan.” Op deze wijze zullen we de winst oogsten in onze eigen ziel. We kunnen nooit genade en kracht hebben door onze godsdienst stil te houden. We zullen nooit grondige christenen worden – nooit gelukkige christenen – zonder deze belijdenis.

Het is de wil van de Here, dat we zijn als een stad op een berg, die niet verborgen kan blijven, als een licht, dat niet wordt geplaatst onder de korenmaat, maar op de standaard voor een ieder die binnenkomt. Laten we hiernaar streven. Als dat niet het geval met ons is, wees er dan van verzekerd dat, wanneer iemand probeert zijn geloof voor zichzelf te houden, hij op de verkeer­de weg is. De mensen dienen te weten, dat wij van de Here zijn en aan Zijn kant staan. We mogen niet rusten zonder dat. Onze taak is het, onthoud dat, om zielen voor Hem te winnen. Hoe kunnen we dat doen als we ons licht verbergen? Al zijn we geen evangelist of zendeling of zondagsschoolonderwijzer, toch zal God ons helpen om zielen te winnen. Laten we daarom moedig voor Hem uitkomen.

Groei in Christus

Een ander erg belangrijk punt is dit. Dikwijls worden geliefde kinderen van God bij het begin van hun nieuwe leven erg ontmoedigd, omdat ze niet van zichzelf ervaren, dat ze voortgang boeken, voortgang, die ze wel erg graag zouden willen maken. Ze zijn bang, dat ze geen christen zijn, omdat ze geen groei hebben in kennis en genade. Nu, als bemoediging voor de geliefde jonge broeders en zusters, zou ik willen zeggen: wees niet al te zeer ontmoedigd hierover. Ik wil niet zeggen, dat we maar tevreden moeten zijn, als we geen voortgang boeken. Ik wil u alleen waarschuwen voor één van de listen van satan – nl., dat, wanneer we op een bepaalde manier falen, hij tot ons zal zeggen, dat we geen christen zijn. Dat we, na dit alles meegemaakt te hebben, uiteindelijk alleen maar onszelf aan het bedriegen zijn. Nu, een ieder van u weet goed genoeg of hij zichzelf misleidt of niet. U allen hebt het getuigenis in u, dat u omhoog kunt zien en zeggen: “Here, U weet alle dingen, U weet dat ik U liefheb.” Misschien hebben we niet dat moedige geloof en die overwinnende zekerheid van een Petrus of een Paulus, maar we kunnen zeggen: “We hebben U werkelijk lief.” En terwijl we ons bewust zijn van onze zwakheid en onwaardigheid, zijn we ons ook bewust van ons geloof.

U weet bijvoorbeeld heel erg goed, dat, wanneer een kind wordt geboren, het niet meteen een jongeman is. Het is een baby, een zwakke hulpeloze baby. U verwacht niet, dat het aan het rondrennen is, als het nog maar een week oud is. Wij allen weten hoe er week na week nodig is en maand na maand, voordat het kan rennen als een jongeman. Zo is het ook in het geestelijke leven. U wordt niet in één keer een jonge man of vrouw in de Here Jezus. En als iemand bij mij zou komen, die nog maar een paar weken in Christus is en zou klagen, dat hij nog niet vol­groeid is, dan zou ik tot hem zeggen: “Mijn beste vriend, u hebt het helemaal mis. Ik verwacht niet u al te zien als een jongeman en nog minder als een vader in Christus.” Er bestaat niet zoiets als horten en stoten in het geestelijke leven. Zoals er in het natuurlijke leven een heleboel tijd voor nodig is om volwassen te worden, zo is het ook in het geestelijke leven. Laten ze daarom niet ontmoedigd worden dat ze nog niet een jonge man of vrouw in Christus geworden zijn en nog minder een vader of moeder in Hem geworden zijn. Laten ze, zo zeg ik, niet ontmoedigd worden, maar gestaag en rustig doorgaan en leven naar het licht, dat God hen heeft gegeven. Als ze zo wandelen, zal hen geschieden naar de belofte: “Wie heeft, hem zal gegeven worden en hij zal overvloedig hebben.”

Laat me ter uwer bemoediging iets vertellen uit mijn eigen ervaring. 

Oude vijanden

Ik ben in het begin van mijn nieuwe leven steeds weer overwonnen door mijn oude slechte neigingen. Ik had bijvoorbeeld de gewoonte om te liegen. Ik kon rustig blijven staan en de mensen recht aankijken en weloverwogen dingen zeggen, die niet waar waren. Als iemand van u zo geweest is, mijn vrienden, dan weet u, hoe vreselijk dat is. Wel, na mijn bekering heb ik twee keer dingen verteld, die niet waar waren. Maar het was toen heel anders dan die gewoon­teleugens van daarvoor. Met verdriet in het hart beleed ik het voor God en ik biechtte Hem op dat, hetgeen ik gezegd had, niet waar was.

Verder was ik gewoon om naar de schouwburg te gaan. Twee keer werd ik na mijn bekering door omstandigheden naar de schouwburg getrokken. Maar ondanks dat werd ik verootmoe­digd voor God en het was toen heel anders dan vroeger voor mijn bekering. Spoedig bevrijdde God mij ook hiervan. Daarom wil ik graag zeggen, dat geen enkel kind van God, die door daden, woorden of gedachten wordt verleid tot zonde tegen God, moet luisteren naar de ingeving van de duivel: “Je bekering is niet echt geweest.” Laten we opnieuw gaan tot het bloed van Jezus, dat “reinigt van alle zonde.” Bedenk dat dit bloed niet alleen wegwast, maar dat het ons ook meer en meer macht geeft over de zonde. Door dikwijls te komen zullen we groeien in genade en ervaring. Ik kan zeggen, dat ik nog een eindje gegroeid ben sinds die dagen, waarover ik tot uw bemoediging iets heb gezegd. Wat één persoon heeft gedaan, zouden anderen ook kunnen doen.

Omgang in de gemeente

Een ander belangrijk punt is het meteen zoeken of zo spoedig mogelijk proberen zich te verenigen met andere geliefde kinderen van God. Waar u ook maar christenen kunt vinden, waarmee u contact kunt hebben tot uw voordeel of waar uw ziel gevoed wordt, ga daar dan heen. Zoek vanaf het begin aansluiting bij een kleine groep christenen of discipelen. Bedenk, dat het u erg zal helpen in uw nieuwe leven.

Ik heb het niet over deze of gene bepaalde plaats, maar, waar God ook uw plaats heeft be­paald, waar er ook maar geliefde kinderen van de Here zijn, ga daar dan heen. Ga daar, waar het evangelie naar waarheid wordt verkondigd en voeg u bij echte kinderen van God, opdat zij u als jongere broeder of zuster helpen. U zult merken, dat zo’n contact u erg helpt. Ik heb het voor mijzelf als van grote waarde ervaren.

Kort na mijn bekering werden er een aantal andere studenten tot de Here gebracht. We kwamen geregeld samen op mijn kamer om te proberen elkaar te helpen. Dat was erg nuttig. Maar ik zou u adviseren het gezelschap te zoeken van een wat ouder en meer ervaren christen, een christen, voor wie het evangelie leeft, tot wie u vrijuit kunt spreken en waar u veel nuttige adviezen van kunt krijgen. U, oudere gelovigen, u kunt de helpende hand bieden aan uw jongere broeders en zusters en zo elkaar tot hulp zijn. Ik heb vaak ervaren dat, wanneer ik afdwaalde door natuurlijke neigingen, het contact met mijn broeder-studenten van groot nut was om mij weer in het licht te brengen.

Vooral zou ik dit tot alle christenen willen zeggen – niet alleen tot de jongere, maar ook tot de oudere – probeer een echt geestelijke vriend te vinden, naar wie u toe kunt gaan en uw hart kunt uitstorten. Heb goed overleg met elkaar. U zult dat als erg nuttig ervaren in de dingen van God. Ik heb u nog veel meer te zeggen, maar ik zal met dit onderwerp op vrijdagavond door­gaan, wanneer ik u nog op vele andere belangrijke punten wil proberen te wijzen.