Moeder
>>PDF<<
Waarom het ijs zo laat kwam.
Ach, wat was dat een belevenis voor mij, toen ik als kleine jongen voor de eerste keer van mijn leven een bruiloft mocht meemaken!|
Alleen al de verre reis naar Stuttgart! En dan de feestelijk uitgedoste mensen! De rijtuigen, waarmee je naar de kerk reed. Het feest daar, geef ik toe, was me inderdaad een beetje langdradig. Maar – je kon je immers al op het feestelijke diner verheugen.
En eindelijk was het zo ver. In een hotelzaal zat ik met mijn zus helemaal aan het eind van de feesttafel. Het was enorm opwindend: er lagen grote servetten. Vóór ons stonden wijnglazen, waarin af en toe appelsap geschonken werd door een deftige ober. Ja, die was zo deftig, dat we nauwelijks durfden ademhalen, wanneer hij ons serveerde.
En er lagen zelfs kaarten, waarop men precies het menu geschreven had. Alles stond er in het Frans. En het verwonderde ons heel erg, dat tenslotte toch naast heel gewone Duitse aardappels alleen maar dingen verschenen, die er helemaal niet Frans uitzagen.
Maar – helemaal onderaan stond: “IJs”. Dat moest het hoogtepunt worden! Daarop verheugden we ons enorm. Kortom, ons geluk zou volmaakt zijn geweest, wanneer er op weg naar het “ijs” niet een vervelende hindernis was geweest: na elke gang stond de één of andere in rok geklede oom op en hield een toespraak. Soms was die toespraak heel erg lang. Van ons mocht de spreker naar de pomp lopen. En toch – juist zo’n toespraak is me altijd bij gebleven. Of beter gezegd: dat, wat de toespraak teweegbracht.
Weer stond er zo’n oom plechtig op en glimlachte. Klaarblijkelijk wilde hij grappig zijn. En toen begon hij: “Er is een sage, die zegt, dat er in de hemel twee stoelen zouden staan voor echtparen, die er nooit spijt van hebben gehad, dat ze met elkaar zijn getrouwd. En deze stoelen – – -” hij maakte een lange pauze, waarin je alleen de kelners hoorde lopen, “….. deze stoelen zijn tot op de dag van vandaag leeg!”
Een paar mensen begonnen te lachen.
Maar toen gebeurde het: mijn vader riep dwars door de hele feestzaal naar mijn moeder, die aan het andere eind van de tafel zat: “Moedertje! Die stoelen zijn voor ons!” Er zat zoveel vreugde en hartelijkheid in deze impulsieve uitroep, dat iedereen plotseling begon te lachen en mijn moeder toezwaaide.
Ik werd echter van binnen erg blij. Waarom wist ik niet precies. Maar later, toen ik kinderen zag lijden in ongelukkige huwelijken, wist ik: er is voor kinderen geen groter geluk, dan wanneer ze mogen opgroeien in een huis, waar de onderlinge liefde van de ouders voor een warm nest zorgt.
“O gelukkig huis, waar men U aanneemt
U echte zielenvriend, Here Jezus Christus…!”
Wat houdt dat in: “Moeder”?
(Een toespraak voor jonge moeders)
Geachte dames!
Nu moet ik voor jonge moeders spreken. Bent u ook een jonge moeder? U verbeeldt zich dat tenminste. Dat u jong bent, wil en kan ik niet bestrijden. Maar – of u moeder bent, dat is voor mij helemaal niet zo zeker…
U wordt onrustig? U zegt: we hebben toch kinderen! Nou ja! Ik zal het u uitleggen: ondanks het feit, dat u kinderen hebt, bent u helemaal nog geen moeder. Dit is immers alleen maar het begin. Ja, het krijgen van kinderen is slechts het begin… Hoe bedoelt u? Moet ik u vertellen wat het dan betekent: moeder zijn? Dat wil ik zeker doen. Een echte moeder heeft haar kind zo lief, vanuit het hart zo lief, dat ze precies weet, wat het kind juist op dit moment nodig heeft.
Ik zal het u met een paar voorbeelden duidelijk maken: ik ken een jonge moeder, die haar kind, wanneer het koppig is, steeds zijn zin geeft. Dat “schatje” moet toch niet pruilen! Maar toen dat kind een koffiekopje – nou ja, het was een mooi kopje uit haar servies! – had laten kapot vallen , heeft ze het kind daarna een ontzettend pak slaag gegeven… Denkt u, dat dat juist was? Dat is onzin! In het eerste geval had zij hem rustig een tik kunnen geven. Een kind is geen schattig speelgoed. Maar bij het kopje? Dat is onhandigheid en geen opzet.
Ik zeg: een echte moeder weet, wat haar kind precies nodig heeft. Ik zal u van mijn moeder vertellen.
Toen ik nog een schooljongen was, moesten we een wiskundeproefwerk maken. Ik was er bang voor en had geen zin om me in te spannen. En zo merkte ik, ’s morgens vroeg, met vreugde dat mijn keel een beetje zeer deed. Hoera! Een gezegende kleine ziekte! Het was fijner om in bed te liggen en te lezen dan om zo’n stom proefwerk te maken.
En mijn moeder?
Ze zei geen woord om me de ziekte uit het hoofd te praten. Integendeel, ze nam het enorm serieus. Heel gauw kwam ze met een verschrikkelijk dikke, ruige, afschuwelijke wollen doek aan. Die werd me om de nek gebonden. En toen klonk het: “Heel rustig liggen! Natuurlijk niet lezen! Zieken moeten helemaal rusten!”
Na een uur was ik murw, stond op en ging naar school. Ziet u, dat was hard, maar gezond.
Precies dat had de jongen op dat ogenblik nodig… U lacht? Zeker, maar begrijpt u alstublieft, hoeveel wijsheid in deze behandeling lag.
Mag ik u nog een verhaal van mijn moeder vertellen?
Ik was toen al een man. Maar ook een man blijft het kind van zijn moeder. Ik was tijdens het nazi-rijk in hechtenis genomen, omdat ik ondanks een spreekverbod had gepreekt. U weet wel, dat ik dominee ben. En het was toen iets gewoons, dat een dominee gearresteerd werd. Maar toen het gebeurde, kwam het toch wel hard aan.
Op een dag zat ik heel erg moedeloos in mijn kleine cel, toen me een brief werd gebracht. Een brief van mijn moeder. Natuurlijk was hij geopend. Daar had mijn moeder toch mee moeten rekenen. Maar let nu op: hoewel ze wist, dat de brief geopend zou worden, had ze geen moment aan de mensen van de censuur gedacht, alleen maar aan haar zoon. Ze schreef: “….. ik ben blij, dat je om Jezus’ wil mag lijden. Ik ben erg trots op je. Volhouden! De Here Jezus kan je dagelijks sterkte en kracht geven…” Zo, in deze toonaard ging het verder.
Ik kan u zeggen: precies dat had ik op dat ogenblik nodig: een hart, dat in mijn schande en eenzaamheid onvoorwaardelijk naast me ging staan…
Ziet u: dat betekent moeder zijn: haar kind van binnen uit zo liefhebben, dat ze hem precies datgene geeft, wat hij nodig heeft – een ruige doek om de hals of troost van God.
Bent u erg stil geworden, dames? U merkt dat moeder zijn een heel grote zaak is. Ja, dat is het. En hoe een vrouw een goede moeder zal zijn, zonder God om zo’n wijsheid en liefde te smeken – dat begrijp ik niet. Het wordt ook niets. Moeders, die niet kunnen bidden, zijn geen echte moeders…..
Het fluitsignaal in de nacht.
“Ach wat! Bidden heeft immers toch geen zin!” zei Dr. N. glimlachend en deed daarbij een diepe trek aan zijn sigaar. “Daarover heb ik een andere mening,” antwoordde ik. “Ik wil u eens een kleine geschiedenis vertellen.”
“Ach, wellicht zo’n geschiedenis van de lieve God?”
“Nee! Een geschiedenis van mijn moeder.”
“Wat heeft zij dan daarmee te maken?” vroeg Dr. N. geërgerd.
“Dat zult u zo dadelijk zien. Dus – luister: midden in de eerste wereldoorlog maakte ik op een dag een reusachtige vreugdesprong, want ik had totaal onverwachts verlof gekregen. Nou, u weet immers wel, hoe het iemand vergaat, die verlof heeft gekregen. De trein rijdt veel te langzaam. Het duurt verschrikkelijk lang. – Maar eindelijk – ’s nachts om één uur – kwam ik toch op het centraal station van Frankfurt aan. Natuurlijk reed er geen tram meer. Dus laadde ik toen de zware “aap” op de rug en ging te voet op weg. Ach, al die bekende plaatsen – nu in het maanlicht zagen ze er helemaal anders uit. Bovendien had ik ze ook twee lange jaren niet meer gezien.
Maar eindelijk sloeg ik de laatste hoek om. Daar aan de overkant, ongeveer honderd meter verderop, stond mijn ouderlijk huis. Helemaal onwillekeurig floot ik het oude fluitsignaal, waarmee ik vroeger mijn thuiskomst aankondigde. Ik deed het weliswaar een beetje gedempt, want ik wilde de bewoners van de straat immers niet laten schrikken. Het fluitsignaal kwam me zomaar uit de mond, zoals dat iemand wel eens overkomt. Het was me ook duidelijk, dat toch niemand daar thuis me nu, tegen twee uur ’s nachts, hoorde.
Maar toen ik een paar stappen verder was, begon het licht in het huis fel te schijnen. En toen ik bij de voordeur kwam, stond daar mijn moeder, breidde de armen uit en riep: “Mijn zoon!” Ik was zeer verbaasd: “Moeder! U staat al aan de voordeur, voordat ik heb aangebeld? Hoe weet u dan…”
“Ach,” zei ze glimlachend, “ik heb je toch horen fluiten. Toen ik het bekende fluitsignaal hoorde, wist ik: dat is Wilhelm!”
Ik was diep ontroerd. Dat kunt u zich wel voorstellen. Mijn verlof was immers geheel onverwachts gekomen. Ik was daar toch ook onaangekondigd. Maar ik begreep opeens: wanneer een moeder slaapt, dan slaapt haar hart toch niet. Dat is altijd wakker bij haar kinderen.”
“Ja, een mooi verhaal!” zegt Dr. N. “Maar wat heeft dat hiermee te maken?”
“Nou,” antwoordde ik, “in mijn bijbel staat: “Kan ook een vrouw haar zuigeling vergeten, dat ze zich niet ontfermen zou over het kind van haar schoot? Al zouden zij die vergeten, toch vergeet Ik u niet,” spreekt God.”
Opmerkzaam had Dr. N. geluisterd. Dus kon ik verdergaan: “Wanneer nu al een moeder het zachte, nachtelijke fluitsignaal van haar kind hoort – hoeveel meer zal de Vader in de hemel horen, wanneer Zijn kinderen tot Hem roepen! Gelooft u dat ook niet?”
Dr. N. was nu toch stil geworden. De zaak met de moeder liet hem klaarblijkelijk niet los. Naar ik hoop is hem intussen ook zijn domme praten over het bidden, dat immers toch geen waarde zou hebben, vergaan.
De slechte en de goede schoonmoeder.
“Meneer de dominee, u zou mijn dochter eens moeten aanspreken op haar geweten!” jammerde de vrouw.
Handenwringend zat ze voor me. Ik kende haar helemaal niet. In mijn kerkdiensten had ik haar in ieder geval nooit gezien. Met haar praatzieke manier van doen, maakte ze geen goede indruk op mij.
“Zo? Uw dochter is op het slechte pad? Wat heeft ze dan gedaan?”
“O, u zou haar eens moeten aanspreken op haar geweten! Elke avond staat ze aan de voordeur met een jongeman.”
Ik moest lachen: “Dat is de loop der wereld. Ik denk, dat ze op een dag de jongeman bij u in de woning zal halen en…”
Verder kwam ik niet. Als door een wesp gestoken sprong ze op en riep: “Van mij mag die kerel nooit in huis komen! Ik ben blij, dat ik hem kwijt ben!”
Ik stond verbaasd: “U kent de jongeman?”
“Ja natuurlijk! Mijn dochter was immers met hem getrouwd.”
“Uw dochter was met hem getrouwd? En nu staat ze ’s avonds met hem voor de huisdeur? Dat begrijp ik niet!”
“Ja, mijn dochter is toch van hem gescheiden. Ik heb mijn dochter direct gezegd, toen ze hem de eerste keer meebracht: ‘Die is niets voor jou!’”
“En toen heeft uw dochter hem toch getrouwd?”
“Helaas!” klaagde de vrouw. “Ik heb haar steeds gewaarschuwd.”
“Maar als uw dochter met hem is getrouwd, hoeft ze toch niet met hem voor de voordeur te staan.”
“Nu, begrijpt u het toch! Ze heeft zich daarna toch van hem laten scheiden!”
“Aha! Ze heeft zich laten scheiden, omdat u dat wilde. En nu blijkt, dat ze beide toch teveel van elkaar houden. En nu ontmoeten de gescheidenen elkaar als een heimelijk liefdespaar? Is het zo?” De vrouw knikte.
Dat was toch een komisch verhaal! Daar moest ik wat meer duidelijkheid over hebben. Dus vroeg ik: “Waarom mag u de jongeman niet? Is hij lui? Drinkt hij? Mishandelt hij zijn vrouw? Verkwist hij het geld?” Ze schudde het hoofd, “Nee dat is het niet. Wat dat betreft is hij immers heel fatsoenlijk. Alleen – ik wilde hem niet. Hij is maar een mijnwerker. En mijn dochter is knap. Die kon wel wat beters krijgen.”
Toen was het gedaan met mijn kalmte. Nu waste ik de oude vrouw de oren, zodat ze heel erg klein werd. En daarna ging ik met haar naar de dochter. Ik trof een aardige jonge vrouw aan. Toen vernam ik, hoeveel ze van haar man hield, maar onder invloed van de moeder de scheiding had doorgezet. Maar nu – ja, nu bleek, dat zij en haar man daar erg veel spijt van hadden. En ze wisten niet, wat ze moesten doen.
Kortom, ik zorgde ervoor dat ze met z’n beiden een eigen woning vonden en onder invloed van de moeder vandaan kwamen. Ze zijn weer hertrouwd en zijn echt gelukkig met elkaar geworden.
Wie eens de vele echtscheidingen tot op de bodem zou kunnen uitzoeken, die zou schrikken, hoe vaak de duivel gebruik maakt van de naaste familieleden om echtparen uit elkaar te drijven. Er wordt gelasterd en tegen elkaar opgestookt, totdat zo’n arm vrouwtje gelooft, dat ze bedrogen is, of totdat zo’n arme man zich inbeeldt, dat hij bij de verkeerde terechtgekomen is.
Daarom prijs ik de dappere vrouw, van wie ik nu nog wil vertellen.
Er leefde in Frankfurt am Main een weduwe, die zich met haar opgroeiende kinderen moeizaam door het leven heensloeg. Op een dag bracht een telegram beroering in de woning. De oudste zoon, die ver van huis was, deelde mee: “Heb me verloofd. Kom overmorgen met mijn verloofde”.
Eerst werd er beduusd gezwegen. Had deze zoon niet in de eerste plaats voor zijn moeder en voor zijn broers en zussen moeten zorgen? En – wie was nu dan deze verloofde? Geen één kende haar. Een beetje bedrukt ging men ’s avonds uit elkaar.
Maar de moeder was een echte christin. ’s Nachts stortte ze haar hart uit voor de Here. En de volgende morgen riep ze allen bijeen en zei: “Nu geef ik een streng bevel. Jullie moeten alleen maar blij zijn met jullie broer en jullie moeten de nieuwe zus met liefde opnemen. En nu het belangrijkste: ik wil, dat we allemaal alleen het goede in het meisje zien. Wanneer iemand van jullie een fout in haar zou ontdekken, dan mag je daar met niemand over praten. Dan zeg je dat alleen aan God.”
Ondertussen zat het verloofde paar in de trein. Het meisje had een bezwaard hart: hoe zou ze het eraf brengen voor de kritische blikken van de schoonzussen, van wie haar geliefde zoveel prijzenswaardigs wist te vertellen?
Maar vanaf de vrolijke begroeting waren alle zorgen verdwenen. Er omringde haar zo’n liefde en hartelijkheid, dat ze haar hart helemaal opende en vooral een onbegrensd vertrouwen in de moeder van haar verloofde kreeg.
Liefde en vrede regeerden. En ze zijn gebleven – nu sedert meer dan dertig jaar. –
Waarom zou ik het verzwijgen? Deze weduwe, die zo lief en wijs handelde, was – mijn moeder.
De tachtigste verjaardag.
Ja, dat is een feestdag! Moeders tachtigste verjaardag!
Vooral in ons geval, waar de moeder acht gehuwde kinderen en talloze kleinkinderen heeft. Daar betekent het: stroom toe, u volksmenigte… Hoewel de gevallen zoon pijnlijk gemist wordt en de dochter uit Amerika alleen met een lieve lange brief is vertegenwoordigd, is het toch een grote, feestelijke bijeenkomst.
Er is een feestmaal. De koffie vloeit in stromen. En iedereen heeft zoveel te vertellen, dat de moeder opeens lachend zegt: “Bij ons ontbreekt het niet aan sprekers, alleen maar aan toehoorders.”
Hoe goed is het daarom, dat er ook indrukwekkende, feestelijke toespraken zijn, waarbij het dan helemaal stil moet worden. In de “Spreuken van Salomo” staat “De lof der degelijke huisvrouw”. Daar wordt gezegd: “Haar zonen staan op en prijzen haar gelukkig.” Zo is het hier. Hoe zou het ook anders kunnen! De zonen weten, dat ze niet alleen een lieve moeder, maar ook een belangrijke vrouw is, waar veel mensen tegen opkijken.
En deze redevoeringen vormen geen feestdaggeleuter. Nee! Ze komen uit het hart. Want – daarover zijn we het allemaal eens: van zo’n moeder is er op de wereld geen tweede.
Achteraan de tafel fluisteren de jonge kleinkinderen tegen elkaar: “Toen ik in de vakantie bij haar was, heeft ze me extra frambozenjam voorgezet, omdat ze weet, dat ik dat zo graag lust!”
“Ja, en ze heeft geweten, dat ik niet van vellen in de melk hou. Daarom heeft ze me steeds een zeefje gegeven.”
O ja, een stroom van liefde is er van deze moeder uitgegaan. Hoe gauw verstrijken de uren! Opeens is alles voorbij. De broer moet vertrekken vanwege een lezing. Die zwager daarginds moet weg naar een vergadering.
De krachtige stem van de broer weerklinkt door het tumult: “We willen tot slot nog een psalm lezen en een vers zingen!” Iedereen gaat daar zitten, waar hij een plekje vindt. Iedereen is een beetje verdrietig, omdat het mooie feest ten einde is. Maar dan ontroeren ons de woorden van een heerlijke lofpsalm. En iedereen looft van harte mee, dat God ons zo’n lieve moeder heeft gegeven, die de tijd van onze jeugd heerlijk maakte.
“Zo! En nu moet mama nog een vers opgeven.”
Iedereen is nu innerlijk erop voorbereid om schallend in te stemmen met een lied als: “Dankt, dankt nu allen God, met hart en mond en handen…”
Een ogenblik lang is het erg stil. Dan zegt moeder zacht: “Zing voor mij: Er is een Bron, waaruit heilig bloed / voor arme zondaren stroomt…..”
We zijn ontsteld. Past dat hier dan? “Arme zondaren…..” Maar de broer heeft de klep van de piano omhoog gezet, slaat de toetsen aan. En we begrijpen: zo is het in het leven van de christenen! Aan het eind van een gezegend leven zegt men toch:
“Niets heb ik in te brengen,
Alles Heer, bent U!”
Machtig en veelstemmig weerklinkt het nu:
“Er stroomt voor mij dat kostbare bloed,
Dat geloof en begrijp ik.
Het maakt ook mijn schade en schande goed,
Want Christus stierf voor mij!”
Tijdens dit zingen worden al onze mooie lofredes uitgewist. Ze zijn helemaal niet meer aanwezig.
Groot voor onze ogen staat daar alleen de Heiland, Wiens genade zondaren tot kinderen van de levende God maakt.
O moeder! Lieve moeder! Wat hebt u ons de wereld van de waarheid binnengeleid!
Bron: Leben ohne Alltag, Wilhelm Busch Uitgeverij Gütersloher Verlagshaus, Gütersloh, Duitsland.
© Copyright vertaling 2018 Stichting Exodusgemeente