Selecteer een pagina

“Met Golgotha kan ik niets beginnen.”

>>PDF<<

“Ja, ja, alles goed en wel! Ik ben ook christen – hoewel niet in de geest van de kerk. En bovendien – religie moet er zijn! Daarom stuur ik immers m’n jongen naar de catechisatie. Maar nu kom ik op een dag thuis. Daar loopt die kwajongen heen en weer en leert een lied. “Wat leer je daar toch?” vraag ik. Hij laat me het gezangboek zien. En weet u welk vers hij leert? Nou, zo precies kan ik het natuurlijk niet weergeven. Er staat zo ongeveer dit: ‘Wat U, Heer, verdragen hebt,  is geheel mijn schuld, dat heb ik verprutst…’ Zo ongeveer wordt het daar gezegd. Zeker! Ik heb die rommel vroeger ook eens geleerd. Maar – eerlijk gezegd – ik heb daar nooit veel mee kunnen beginnen. En nu! Is de kerk dan nog niet verder gekomen, zodat ze nog steeds met deze prullaria venten gaat? Ik geloof, dat de kerk meer – nu, hoe zal ik het zeggen – meer praktische levenswijsheid moet brengen. Dat is mijn mening!… Wilt u een sigaret? Nee? Nu, dan mag ik me er wel één opsteken.”
Tevreden leunde de elegante, grijzende heer achterover in de stoel en blies enkele rookwolkjes in de lucht. Ik zweeg. Hoe moest men ook op zoveel onzin reageren?! Toen begon hij nog eens:
“Nu dan – Golgotha en zo – daar kan ik niets mee beginnen.”  Met zijn verzorgde hand maakte hij een afwijzend gebaar: “Komt u me nu alstublieft niet met zonde aan! Ik vind, dat de kerk een enorme stampij om de zonde maakt! Belachelijk! Ziet u, ik was soldaat. Officier! Nou, wanneer toen iemand wat verprutste, dan kreeg men een uitbrander – en klaar! Zou uw God dat werkelijk ernstiger opvatten?”
Weer zwijgen. Maar toen schoot me ineens iets te binnen: Jawel, de man was officier geweest – en nog wel gerechtsofficier. Ik glimlachte. De grijzende heer zag het – nu moest ik praten.
“U hebt als gerechtsofficier een massa mensen voor u gehad. Die hebt u allemaal met een uitbrander – zo noemt u dat toch? – weggestuurd? Dat is kras!”
Hij werd nerveus: “Nou ja, wanneer iemand werkelijk wat uitgevreten…” Ik onderbrak: “Wat betekent dat?”
“Nou, wanneer iemand de wet overtreden had, dan werd hij natuurlijk veroordeeld. Dat is toch duidelijk!”
“Waarom? Hoezo?”
“Nou, omdat er recht bestaat. En wie het overtreedt, wordt veroordeeld.”
Ik kwam overeind: “…omdat er recht bestaat! Zo! Nu wil ik u wat zeggen. Bij God bestaat er ook recht. Nou dan – daar begrijpt u immers iets van. Recht is recht. En wie de tien geboden eenmaal overtreden heeft – die wordt veroordeeld! God is rechtvaardig!”
De grijzende heer spitste de oren. Hij zag eruit, of hem iets duidelijk werd. Maar hij zweeg. Dus ging ik verder: “M’n beste meneer! U gaat ook uw veroordeling bij God tegemoet!”
De ander lachte nerveus: “Nou en u dan?”
“Ik heb m’n veroordeling al achter me”, zei ik. Verbluft keek hij op: “Al achter u? Nou, en vrijgesproken?”
“Nee! Ter dood veroordeeld! Ik heb het oordeel aanvaard en erkend. Ik kon het, omdat er een Borg was, Die voor mij insprong en de doodstraf droeg – voor mij.”
“Een Borg? Wie was dat?”
“Jezus – op Golgotha! En nu: Òf u erkent Gods doodsvonnis en u houdt u vast aan deze Borg – òf – ik zou niet graag in uw schoenen staan. Begrijpt u dat?”
“Het is net, of ik in de verte een licht zie.”
“Nu, ga daar dan op af!”

 Bron: Variationen über ein Thema, Wilhelm Busch  Uitgeverij Gütersloher Verlagshaus, Gütersloh, Duitsland. © Copyright vertaling 2018 Stichting Exodusgemeente.