Selecteer een pagina

Kleine boodschappers van God 

>>PDF<<

Een lied in de stationshal – Een getrooste mijnwerker

Het was ‘s morgens, zo tegen negen uur.
Ik liep dwars door de grote stationshal. Aan mijn rechterhand hield zich mijn kleine jongen vast, aan de linker klemde mijn dochtertje zich vast, opdat ze in het gedrang niet zou worden losgerukt.
De ruime hal maakte zichtbaar indruk op het kleine kroost. Het gedempte gemompel van de mensenmenigte gaf een verwarde echo. Toen vonden de twee, dat zij toch eens moesten uitproberen of hun stemmen ook zo mooi galmden in deze grote ruimte.
Dus stootte dan eens de jongen en dan weer het kleine meisje een heldere juichkreet uit. En zij waren de koning te rijk met het gewenste succes.
Maar zo’n juichkreet is snel voorbij. En daarom was het genot steeds slechts van korte duur. Om dat uit te breiden gingen zij over op een lied.
Het kleine meisje zette in en de jongen viel  haar bij met zijn luide heldere stem:

“ Wacht, mijn ziel, wacht op de Here!
Beveel Hem alles in handen,
Hij helpt immers graag….!”

Dat was natuurlijk een ongewone melodie, ‘s morgens om negen uur, in de stationshal. Wanneer er een locomotief gillend siste, wanneer een sigarettenverkoper schreeuwend zijn waren aanprees, wanneer een knaap onbekommerd de allernieuwste schlager floot -, dan draaide natuurlijk geen mens zich om.
Maar een geestelijk lied in de stationshal! Galmend gezongen door twee heldere kinderstemmen – dat gaf wel enige sensatie. Sommigen lachten, een paar keken verlegen, weer anderen schudden het hoofd. Het liet de kinderen volkomen onbekommerd; blij zongen ze verder:

“…groter dan de Helper
 is de nood toch niet.”

Daar ging een mijnwerker voorbij. Hij had zeker de weg dwars door de stationshal gekozen om sneller thuis te komen. Met zijn vermoeide gang, zijn gebogen hoofd en hangende schouders zag hij er uit, alsof er onzichtbare lasten op hem drukten. De koffiekan op zijn rug liet zien dat hij uit de ploegendienst kwam. Nu drong het gezang door tot zijn oor. Hij bleef staan. Ernstig keek hij naar de kinderen. Het was, alsof hij dit lied wilde indrinken:

 “… red ook mijn ziel,
U, trouwe God.”

Toen ging hij verder. Opeens heel anders…alsof hij uit een bron had gedronken!En toen wist ik dat de beide kinderen in alle onnozelheid en zwakheid iets groots volbracht hadden.–

‘s Middags bezocht mij een vriendelijke gast uit een andere plaats.
“Man”, zei hij, “ik moet je eens een kostelijk verhaal vertellen. Vanmorgen, toen ik bij jullie centraal station aankwam, was ik een zeer verdrietige en met zorgen beladen man. Er waren mij verscheidene dingen misgegaan. Toen ik echt bedroefd door de controle ging,  klonk het in mijn oor:

“In alle stormen, in alle nood
 zal Hij je beschermen
de trouwe God.”

Dat galmde door de stationshal, alsof vanuit de hemel een stem tot mij wilde spreken. Het moeten zeker kinderen zijn geweest, die ergens zongen. Ik heb ze in het gedrang niet kunnen zien. Maar ik heb toen al mijn zorgen op mijn hemelse Vader geworpen en ben opgewekt verder gegaan.”

Ik echter, ben snel naar mijn kinderen gelopen en heb ze een dikke kus gegeven.

Bron: Kleine Erzählungen, Wilhelm Busch  Uitgeverij Gütersloher Verlagshaus, Gütersloh, Duitsland.
© Copyright vertaling 2018 Stichting Exodusgemeente.