Kinderen behoren naar Christus gebracht te worden, niet naar het doopvont
>>PDF<<
Een preek, uitgesproken op zondagmorgen 24 juli 1864
door C.H. Spurgeon in de Metropolitan Tabernacle, Newington.
“En zij brachten de kinderen tot Hem, opdat Hij ze zou aanraken; doch de discipelen bestraften hen. Toen Jezus dat zag, nam Hij het zeer kwalijk en zeide tot hen: Laat de kinderen tot Mij komen, verhindert ze niet; want voor zodanigen is het Koninkrijk Gods. Voorwaar, Ik zeg u: Wie het Koninkrijk Gods niet ontvangt als een kind, zal het voorzeker niet binnengaan. En Hij omarmde ze en hun de handen opleggende, zegende Hij ze.”
Markus 10:13-16.
Mijn aandacht werd speciaal bepaald bij dit gedeelte door het feit dat het geciteerd werd tegen mij door de meeste van de schrijvers van die preken en brieven, die, met veel fantasie, “antwoorden” zijn op mijn preek over “de wedergeboorte door de doop”. Antwoorden zijn het zeker niet, behalve dan op elkaar. Ik verbaas me, dat zo’n geleerde kerk als de Anglicaanse niet iets kan produceren, dat meer bij het niveau van het gesprekspunt past. De diverse schrijvers hebben wellicht mijn betoog gelezen, maar om reden, dat zij in beslag genomen werden door andere meditaties, of misschien vanwege de voor de hand liggende geestelijke onrust veroorzaakt door een schuldig geweten, hebben ze verwarde woorden gesproken en zijn ze er alleen maar in geslaagd zichzelf te verwerpen en elkaar te antwoorden. Zij moeten gemikt hebben op iets dat heel ver bij mijn preek vandaan was, of anders moet ik ze de eer geven, dat ze de slechtste schutters zijn, die zich ooit met polemische artillerie hebben beziggehouden. Zij raken het doelwit niet eens op de rand, laat staan in de roos. De hele vraag is: Gelooft u dat de doop wedergeboren doet worden? Als dat zo is, bewijs dan dat uw geloof bijbels is! Gelooft u dat de doop niet wedergeboren doet worden? Hoe kunt u dan uw eed verklaren, dat het dat wel doet? Wie geeft hier antwoord op? Hij mag de zegepalm wegdragen.
Het bijbelgedeelte dat voor ons ligt, is door verscheidene van de voorvechters van de andere kant aan het volk voorgesteld als een bestraffing aan mijn adres. Hun redenatie is eerder ingewikkeld dan overtuigend; denkt u zich eens in: omdat de discipelen zich het ongenoegen van Jezus Christus op de hals haalden, daar ze de kleine kinderen weerhielden tot Hem te komen, daarom is Jezus Christus erg boos op mij, omdat ik de kinderen bij het doopvont vandaan houd en bij de voorstelling die daar wordt opgevoerd. Hij is vooral boos op mij omdat ik de Anglicaanse leer van de wedergeboorte door de doop aan de kaak heb gesteld! Let op de redenatie – omdat Jezus erg boos was op de discipelen, daar zij de ouders verhinderden een zegen voor hun kinderen te zoeken, daarom is Hij erg boos op ons, die niet in peetooms en peettantes geloven, of in het slaan van een kruis op het voorhoofd van een kind. Om te beginnen moet ik zeggen dat dit wel een hele gedachtesprong is, die gewoonlijk niet als logisch wordt beschouwd, maar dit zien we gemakkelijk over het hoofd, omdat we er allang mee opgehouden zijn redelijke argumenten te verwachten van hen, die een zaak verdedigen, welke op een absurditeit berust. Mijn broeders, ik concludeer dat er wel een sterk argument zit in zo’n tekst als deze, anders zouden mijn tegenstanders er niet zo vlug bij zijn om daar de hand op te leggen. Daarom heb ik hem zorgvuldig bekeken en toen bleek mij dat hij een grote rijkdom aan genade bevatte. In dit voorval wordt het hart van Jezus Christus openbaar aan arme zondaren en we kunnen helder de vrijheid en de volheid van de machtige genade van de Verlosser der mensen zien, die bereid is om zowel het jongste kind als ook de oudste man te aanvaarden. Hij is erg boos op een ieder, die zoekende zielen verhindert tot Hem te komen en die liefdevolle harten belemmert bij het brengen van anderen, opdat die Zijn zegen zouden ontvangen.
I. Bij het behandelen van deze tekst aan de hand van wat ik geloof dat zijn echte inhoud is, wil ik beginnen met eerst op te merken dat deze tekst niet het minste van het geringste van een verbinding heeft met de doop. Er is geen verbindingslijn ter dikte van de draad van een spin tussen dit voorval en de doop, of mijn voorstellingsvermogen is te beperkt om er één te ontdekken. Ik zal u dit bewijzen, als u mij een ogenblik wilt volgen.
Geliefde vrienden, het is overduidelijk dat deze jonge kinderen niet tot Jezus Christus werden gebracht door hun ouders om te worden gedoopt. “Zij brachten jonge kinderen tot Hem, opdat Hij ze zou aanraken,” zegt Markus. Mattheüs beschrijft dat de kinderen werden gebracht, “opdat Hij ze de handen op zou leggen en bidden”, maar er is geen enkele verwijzing naar het feit van hun doop; er werd niet gezorgd voor peetooms en peettantes en er was geen teken van het kruis vereist. Natuurlijk wisten de ouders zelf wel degelijk wat ze wilden en ze zullen zichzelf wel niet zo vaag hebben uitgedrukt, dat zij Hem vroegen hen aan te raken, terwijl ze bedoelden dat Hij hen zou dopen. De ouders hadden blijkbaar geen notie van wedergeboorte door de doop en brachten de kinderen met een heel ander doel.
In de tweede plaats dit: als zij de kinderen naar Jezus Christus brachten om te worden gedoopt, dan brachten zij hen tot de verkeerde persoon; want Johannes, de evangelist, verzekert ons nadrukkelijk in hoofdstuk vier vers twee dat Jezus Christus niet doopte, maar zijn discipelen; dit lost het probleem definitief op en bewijst ontegenzeggelijk dat er geen verband bestaat tussen dit voorval en de doop.
Maar zult u zeggen: “Misschien brachten zij de kinderen om door de discipelen gedoopt te worden?” Broeders, de discipelen hadden niet de gewoonte om kinderen te dopen en dit wordt duidelijk uit het onderhavige geval. Als zij wel de gewoonte hadden gehad om kinderen te dopen, zouden ze dan de ouders bestraft hebben dat zij hen brachten? Als het een normale zaak was geweest voor de ouders om hun kinderen met dat doel te brengen, zouden dan de discipelen, die gewend waren de ceremonie geregeld op te voeren, hen bestraft hebben, omdat zij naar die ceremonie toegingen? Zou een geestelijke van de Anglicaanse kerk ouders bestraffen, omdat ze hun kinderen ter doop brengen? Als hij dat zou doen, dan zou hij op een absurde wijze handelen ten aanzien van zijn eigen visie en praktijk; we kunnen ons daarom niet voorstellen dat, indien de kinderdoop een geaccepteerde praktijk was, de discipelen zo absurd zouden hebben gehandeld dat ze de ouders bestraften omdat zij hun kleintjes brachten. Het is duidelijk dat dit niet de gewoonte geweest kan zijn van de discipelen, die werden berispt.
Bovendien is er nog een argument dat mij van groot gewicht lijkt te zijn. Toen Jezus Christus zijn discipelen bestrafte was dat hét moment van zijn leven om openlijk te spreken over de kinderdoop, peetooms en peettantes en de rest. Als Hij zijn discipelen zo effectief mogelijk wenste te bestraffen, hoe zou Hij dat dan beter hebben kunnen doen dan door te zeggen: “Waarom houdt gij deze kinderen tegen? Ik heb bepaald dat zij gedoopt zullen worden; Ik heb expliciet bevolen dat zij wedergeboren zullen worden en tot leden van mijn lichaam gemaakt zullen worden in de doop; hoe durven jullie dan, tegen mijn wil in, hen tegenhouden?” Maar nee, geliefde vrienden, onze Heiland zei geen woord over “het wasbekken van de wedergeboorte”, of “de verkwikkende dauw”, toen Hij hen bestrafte, geen enkel woord. Als het zijn bedoeling zou zijn geweest om deze doopspraktijk te leren, dan zou dit een zeer gelegen ogenblik zijn geweest; in zijn hele leven is er geen moment te vinden, waarop een verhaal over de wedergeboorte van kinderen tijdens de doop beter op zijn plaats zou zijn dan in dit geval, maar er komt geen enkel woord hierover van de lippen van de Heiland.
Tot slot dit: Jezus Christus doopte de kinderen niet. Onze evangelist vertelt ons niet dat Hij uitriep: “Waar zijn de peetooms en peettantes?” Er wordt niet gezegd dat Hij om het doopvont riep of om het Prayer Book.” Nee. “Hij nam hen in zijn armen, legde hen de handen op en zegende hen.” Hij liet hen gaan zonder een druppel water. Nu, als dit voorval ook maar enig verband zou hebben met de doop, dan was dit het meest geschikte geval om de doop toe te passen. Ja, het zou voor altijd de controversie hebben beëindigd. Misschien zouden sommigen op deze wereld na dit alles nog de vraag hebben gesteld van het opnemen van kinderen in het lichaam van de gemeente van Christus door de doop, maar ik ben er zeker van dat geen eerlijk man, die eerbiedig Christus aanvaard heeft als zijn geestelijk leider, zoiets zou doen. Mijn broeders, ik zou liever stom zijn dan een enkel woord te spreken tegen een verordening, die Christus zelf instelde en uitvoerde, als Hij bij deze gelegenheid maar één van deze kinderen had besprenkeld, hem een naam had gegeven, hem het kruisteken had gegeven, de eden van zijn peetouders had geaccepteerd en God gedankt had voor zijn wedergeboorte, dan zou de vraag voor altijd opgelost zijn. Sommigen van ons zou een wereld van verguizing bespaard zijn gebleven. Ze zouden ontsnapt zijn aan een eindeloze reeks van misvattingen, waartoe wij veroordeeld worden volgens het oordeel van vele goede mensen, voor wie we wel wat sympathie koesteren, maar voor wier onderscheidingsvermogen wij geen respect hebben.
U ziet dus dat de ouders niet vroegen om de wedergeboorte door de doop; Christus doopte zelf niet; de discipelen hadden niet de gewoonte om kinderen te dopen, want anders zouden zij de ouders niet bestraft hebben; Christus sprak bij deze gelegenheid niet over de doop en Hij doopte de kleintjes niet.
Ik zal u een situatie voorleggen, waardoor de zwakte van de stelling van mijn tegenstanders aan het licht kan komen. Veronderstel dat er een denominatie zou ontstaan, die zou leren dat het baby’s toegestaan moet worden deel te hebben aan de tafel des Heren. Zo’n lering zou kunnen pleiten op eerdere gevallen in de oudheid, want u bent er van op de hoogte dat op een zeker moment de kindercommunie toegestaan werd, hetgeen ook logisch is, want als een kind het recht heeft om gedoopt te worden, dan heeft het ook het recht om tot de tafel des Heren te komen. Gedurende een aantal jaren werden kinderen tot de tafel des Heren gebracht, maar er gebeurden nogal wat onplezierige dingen en daarom liet men de zaak vallen als zijnde ongepast. Maar als iemand de dwaling nieuw leven in zou blazen en zou proberen te bewijzen, dat kinderen tot de tafel des Heren dienen te komen, dan zou hij dit uit dit gedeelte even duidelijk kunnen bewijzen als onze vrienden de kinderdoop ermee bewijzen. Vergeet bovendien niet dat, zelfs als de kinderdoop bewezen zou kunnen worden uit deze tekst, men nog lang niet de ceremonie die in het Prayer Book beschreven staat, onderbouwd heeft. Of de kinderdoop wel of niet bewezen kan worden aan de hand van andere bijbelgedeelten kan ik nu niet allemaal gaan vertellen, maar zelfs als het zou kunnen, wat moeten wij dan zeggen van peetooms en peettantes of van de verzekering, dat in de doop de kinderen “tot lidmaten van Christus, kinderen van God en erfgenamen van het Koninkrijk der hemelen worden gemaakt.” Ik zou echt net zo goed inenting uit de voor mij liggende tekst kunnen bewijzen als de voorstelling die het Prayer Book “kinderdoop” noemt. Ik aarzel niet te zeggen, dat ik elk aards ding zou kunnen bewijzen, als ik maar op net zo’n soort manier mocht redeneren als waarmee men de kinderdoop uit dit gedeelte bewijst. Er is geen enkel verband mogelijk tussen de twee. De lering van dit gedeelte is erg duidelijk en helder. De doop is er bij gehaald, maar wordt er niet in gevonden. Zoals een oude schrijver terecht heeft gezegd: “Deze leringen worden uit de tekst gehaald, zoals onze belastingambtenaren, met de wet onder de arm en vergezeld door een politieagent, belasting heffen van behoeftige mensen die niet kunnen betalen. Ze komen ophalen wat er niet is. Nooit werd er een tekst zo onder druk gezet en overvraagd om datgene voort te brengen wat er nooit in stond; nooit werd een mens zo geradbraakt om dat te bekennen wat hij nooit had gedacht; nooit werd er een puimsteen zo geperst om er water uit te krijgen, wat er nooit in gezeten had.” Toch zullen honderden deze strohalm vastgrijpen en roepen: “Zei Jezus niet: ‘Laat de kinderen tot Mij komen?’” Tot deze mensen zeggen we slechts dit ene woord: zie er op toe, dat u het Woord leest, zoals het geschreven is en u zult er geen water in vinden, maar slechts Jezus. Is het water en Christus hetzelfde? Is het brengen van het kind naar het doopvont hetzelfde als het brengen van een kind naar Christus? Nee, hier is een hemelsbreed verschil, zoals dat ook is tussen Rome en Jeruzalem, tussen de Antichrist en Christus, tussen de valse leer en het evangelie van onze Here Jezus Christus.
II. Nu gaan we naar onze tweede en veel fijnere taak: Waarom was Jezus Christus boos?
Lees het gedeelte en meteen wordt het antwoord u duidelijk. Hij was boos op zijn discipelen om twee redenen: in de eerste plaats, omdat zij diegenen ontmoedigden, die anderen tot Hem wilden brengen en in de tweede plaats, omdat zij diegenen ontmoedigden, die zelf verlangend waren tot hem te komen. Zij ontmoedigden niet diegenen, die naar een doopvont gingen; zij ontmoedigden diegenen, die naar Jezus toe gingen. Er zit een enorm groot onderscheid, dat er altijd moet blijven, tussen het doopvont en Christus, tussen het sprenkelen door een priester en het levende geloof in de Here Jezus Christus.
In de eerste plaats: zijn discipelen ontmoedigden diegenen, die anderen tot Hem wilden brengen. Dit is een grote zonde en het maakt niet uit waar deze zonde bedreven wordt, Jezus Christus zal erg kwaad zijn. In de gelovige wordt door God de Heilige Geest een oprecht verlangen bewerkt om anderen gered te zien worden. Hij geeft zo de geroepenen de middelen om de dwalende schapen in de kudde te brengen. In dit geval ontmoedigden zij diegenen, die kinderen tot Hem wilden brengen om gezegend te worden. Hoe kunnen we kinderen tot Jezus Christus brengen om gezegend te worden? We kunnen het niet in de lichamelijke betekenis van het woord doen, want Jezus is hier niet: “Hij is opgestaan;” maar we kunnen onze kinderen in een echte, werkelijke, geestelijke zin brengen. We nemen hen op de arm van ons gebed. Ik hoop dat velen van ons, zodra onze kinderen het licht zagen, of reeds daarvoor, hen God hebben voorgesteld met dit vurige gebed, dat zij eerder zouden sterven dan te leven tot schande van de God van hun vader. We verlangden slechts naar kinderen, opdat wij in hen een volgend leven van dienst aan God zouden leven. Wanneer we in hun jonge gezicht keken, dan vroegen we nooit om rijkdom voor hen, noch roem, noch iets anders, maar dat zij kostbaar voor God mochten zijn en dat hun namen geschreven mochten worden in het Boek des levens van het Lam. We brachten toen onze kinderen tot Christus, voor zover we dat konden, door hen voor Gods aangezicht te brengen, door vurig voor hen te bidden. En zijn we ermee opgehouden hen tot Christus te brengen? Nee, ik hoop dat we zelden onze knieën buigen zonder voor onze kinderen te bidden. Onze dagelijkse roep is: “O, dat ze voor uw aangezicht mogen leven!” God weet dat niets ons meer vreugde zou geven dan het bewijs van hun bekering te zien; onze ziel zou haast uit ons lichaam springen van vreugde, als wij slechts zouden weten, dat zij kinderen van de levende God waren. Dit voorrecht is ons niet onthouden, want er zijn hier sommigen, die zich kunnen verheugen in een bekeerd gezin. Naar waarheid kunnen we met de apostel Johannes zeggen: “Groter blijdschap ken ik niet, dan dat mijn kinderen in de waarheid wandelen.” We blijven hen daarom dagelijks tot Christus brengen door voortdurend ernstig voor hen te bidden. Zodra zij tot de jaren des onderscheids van de dingen van God gekomen zijn, streven wij ernaar hen tot Christus te brengen door hen in de waarheid te onderwijzen. Vandaar onze zondagsscholen, vandaar het gebruik van de Bijbel en het gezinsgebed en het onderwijzen thuis. Een ieder, die ons zal verbieden om voor onze kinderen te bidden, zal zich het misnoegen van Christus op de hals halen en een ieder, die zal zeggen: “Onderwijs uw kinderen niet; zij zullen bekeerd worden op Gods eigen tijd, als dat zijn plan is, laat ze maar op straat groot worden” zal zeker zondigen, èn tegen het kind, èn tegen de Here Jezus. We zouden net zo goed kunnen zeggen: “Als dat stuk grond een oogst moet opleveren, dan zal dat gebeuren, als dat Gods bedoeling is; laat het daarom met rust. Laat het onkruid maar opkomen en het overdekken; probeer geen ogenblik het onkruid te wieden of het goede zaad te zaaien.” Zo’n redenering zou niet alleen wreed voor onze kinderen zijn, maar ook bijzonder onaangenaam voor Christus. Ouders! Ik hoop dat u zich allen inspant om uw kinderen tot Christus te brengen door hen de dingen van God te leren. Laat het verlossingsplan niet vreemd voor hen zijn. Laat er nooit gezegd worden, dat een kind van u de leeftijd bereikte waarop zijn geweten kon functioneren, en dat hij toch goed en kwaad nog niet kon onderscheiden, niet de leer van de verzoening kende, niet het grote plaatsvervangende werk van Christus begreep. Stel uw kind dood en leven voor, hel en hemel, oordeel en genade, zijn eigen zonde en het kostbare bloed van Christus. Wanneer u hem dit voorlegt, span u dan in voor hem, overtuig hem, zoals de apostel zijn gemeente deed, met tranen en geween, om zich tot de Here te wenden en uw gebeden en smekingen zullen verhoord worden, zodat de Geest van God hem tot Jezus zal brengen. Deze inspanningen zullen veel meer volgens de Schrift zijn dan wanneer u het volgende aardige couplet zou zingen, dat het “Book of Praise” van Roundell Palmer ontsiert:
“Hoewel jouw ontvangenis in zonde was,
heb jij een heilig bad gehad;
en hoewel jouw geboorte onrein is geweest,
ben jij nu tot een onberispelijke baby gemaakt.
Lieve baby, huil maar niet;
wees stil, mijn schat, lieve baby, slaap maar.”
Ik kan u niet zeggen hoeveel ik te danken heb aan de ernstige woorden van mijn moeder. Het was haar gewoonte om ‘s zondagsavonds, toen wij nog klein waren, bij ons thuis te blijven. We zaten dan rond de tafel en lazen tekst voor tekst, die zij ons dan uitlegde. Als dat voorbij was, kwam de tijd van bidden; er werd een stukje gelezen uit “Alleyn’s Alarm” of uit “Baxter’s Call to the Unconverted”. Dit werd gelezen met gerichte opmerkingen aan het adres van een ieder van ons, terwijl we zo rond de tafel zaten. De vraag werd gesteld hoe lang het zou duren, voordat we over onze toestand zouden nadenken, hoe lang het zou duren, voordat we de Here zouden zoeken. Dan kwam het gebed van moeder en sommige woorden van zo’n gebed van moeder zullen we nooit vergeten , ook niet wanneer ons haar grijs is. Ik herinner me, dat zij een keer aldus bad: “Nu, Here, als mijn kinderen doorgaan in hun zonden, dan zullen zij niet door onwetendheid verloren gaan en mijn ziel zal een vlot getuigenis tegen hen moeten afleggen op de dag des oordeels, als zij hun hand niet op Christus leggen.” Die gedachte aan een vlot getuigenis van moeder tegen me doorboorde mijn geweten en bewoog mijn hart. Dit smeken met hen voor God en bij God voor hen is de juiste weg om kinderen tot Christus te brengen. Zondagsschoolonderwijzers! U hebt een hoogstaand en edel werk; zet door! In onze scholen probeert u niet kinderen tot het doopbekken te brengen voor de wedergeboorte; u wijst ceremonies af. Als ik de onderwijzers van deze school goed ken, dan weet ik, dat u probeert uw klas tot Christus te brengen. Laat Christus de kern zijn van uw onderwijs op school. Jonge mannen en jonge vrouwen, verhoog Christus in uw klas, verhoog Hem en als iemand tegen u zou zeggen: “Waarom praat u zo tegen de kinderen?” dan kunt u zeggen: “Omdat mijn ziel naar hen uitgaat en ik vurig naar hun bekering verlang.” Als iemand achteraf bezwaar zou maken, onthoudt dan dat Jezus erg boos is op hen en niet op u, want u volgt slechts het bevel: “Voedt mijn lammeren.”
Het geval in onze tekst gaat over kinderen, maar er zijn mensen, die bezwaar maken en inspanningen om allerlei soorten van mensen door geloof en gebed tot Christus te brengen afkeuren. Er zijn er, die hun nachten doorbrengen op straat om de arme hoeren te zoeken en ik heb menig harde opmerking over hun werk horen maken; sommigen zullen zeggen dat het belachelijk is om te verwachten, dat er één van hen, die hun dagen in liederlijkheid hebben doorgebracht, bekeerd zou worden. Men vertelt ons, dat de meeste van hen, die in de opvangcentra worden opgenomen, terugvallen en weer net zo verdorven worden als tevoren; ik geloof dat dat een trieste en ernstige waarheid is, maar ik geloof evenzeer dat, als ik of iemand anders zoiets als een reden zou aanvoeren, waarom mijn broeders niet de hoeren moeten opzoeken, Jezus dan erg boos is, want ieder mens, die staat tussen een zielenwinner en de ziel van een zondaar, die God als doelwit van zijn zegen heeft bestemd, roept de toorn van Christus op. Sommigen hebben hoop voor onze veroordeelden en misdadigers; maar steeds is er weer een scherpe veroordeling van hen, die geloven dat het mogelijk is dat een gedeporteerde of een voorwaardelijk vrijgelatene zich bekeert. Jezus is erg boos op iedereen, die van dit werk zegt: “Het is te moeilijk; het is onmogelijk.” Mijn broeders in Christus, zet u in voor zielen van allerlei soort: voor uw kinderen en voor hen die ouder dan zeventig zijn. Zoek de dronkaard op, ga de dief achterna; minacht de arme vertrapte slaaf niet; laat elk ras, elke kleur, elke leeftijd, elk beroep, elk volk het doel zijn van de gebeden van uw ziel. U leeft in deze wereld, naar ik hoop, om zielen tot Jezus te brengen; u bent de magneten van Christus, waarmee Hij door zijn Heilige Geest harten van ijzer zal aantrekken; u bent zijn herauten en dient de zwervers uit te nodigen om tot het feestmaal te komen; u bent zijn boodschappers en dient hen te dwingen om binnen te komen, opdat zijn huis vol mag worden. Als de duivel u vertelt dat u niet zult slagen, en als de wereld u vertelt dat u te zwak bent en niet genoeg talent hebt, dan maakt dat niets uit. Jezus zou erg boos zijn op u, als u naar hen luisterde en ondertussen is Hij erg boos op uw tegenstanders, omdat zij proberen u tegen te houden. Geliefden, hierom was Jezus Christus erg boos.
Er moet een tweede reden van boosheid vermeld worden. Het valt me op, dat er een goede reden is om aan te nemen dat deze kinderen zelf verlangden tot Christus te komen om een zegen te verkrijgen. Zij worden “kleine kinderen” genoemd. Dat woord houdt niet noodzakelijk in dat ze baby’s van een half jaar waren; inderdaad is het duidelijk, zoals ik u dadelijk laat zien, dat ze geen baby’s zonder bewustzijn waren. Volgens Lucas waren het “kleuters”, maar u weet dat het Engelse woord “infant” een hele leeftijdsperiode omvat, want iedere minderjarige wordt wettelijk beschouwd een “infant” te zijn, hoewel hij wel degelijk kan praten. We wensen echter de tekst niet zo ruim te vertalen. De gebruikte taal geeft geen andere noodzakelijke vertaling dan “kleine kinderen”. Klaarblijkelijk konden zij lopen, want in Lucas wordt er gezegd: “Jezus riep hen“. Het geslacht van het gebruikte Griekse voornaamwoord verwijst naar de kinderen, niet naar de personen of de discipelen. Jezus riep hen. Dat had Hij natuurlijk niet kunnen doen, als zij zijn roep niet hadden kunnen begrijpen. En Hij zei: “Laat de kinderen tot Mij komen”, hetgeen inhoudt dat zij konden komen en ongetwijfeld kwamen ze met blijde gezichten, vol verwachting om de zegen te ontvangen. Misschien zijn dit sommige van die kinderen geweest, die korte tijd later takken van de bomen rukten en op de weg legden en riepen: “Hosanna”, toen de Heiland zei: “Uit de mond van kleine kinderen en zuigelingen hebt Gij lof bereid.” Christus nu was erg boos op zijn discipelen, omdat zij deze jongens en meisjes achteruit duwden. Zij deden zoals sommige grote mensen vandaag de dag doen. Zij roepen: “Achteruit, jongens en meisjes! Wij willen jullie hier niet hebben. We willen hier geen kinderen de plaatsen in beslag laten nemen; we willen alleen maar volwassenen.” Zij duwden hen achteruit; zij dachten dat Christus het te druk zou krijgen als Hij ook aandacht aan de jongelui zou besteden. Hier komt het principe tot uiting dat we het misnoegen van Christus moeten verwachten, als wij proberen iemand te verhinderen tot Christus te gaan, al is het het jongste kind. U vraagt zich af hoe nu mensen tot Christus kunnen komen?. Zij kunnen niet lichamelijk komen, maar zij kunnen komen door eenvoudig gebed en ootmoedig geloof. Het geloof is de weg tot Jezus; de doop is dat niet. Toen Jezus zei: “Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt” bedoelde Hij niet: “Wordt gedoopt”, of wel soms? Nee, en toen Hij dus zei: “Laat de kinderen tot Mij komen”, bedoelde Hij niet: “Doop hen”, of wel soms? Het gaan naar Jezus Christus is iets heel anders dan het gaan naar een doopvont. Het gaan tot Christus betekent met de hand van het geloof Christus vastgrijpen; naar Hem opzien voor mijn leven, mijn vergeving, mijn redding, mijn alles. Als hier een arm klein kind is, dat in zijn of haar hartje zegt: “Ik zou graag tot Christus willen komen. O, mocht ik vergeving krijgen, terwijl ik nog klein ben”, kom dan, klein lam, kom en wees welkom. Hoorde ik jouw roep? Was het dit?
“Vriendelijke Jezus, zachtmoedig en mild,
Zie naar een klein kind;
Heb medelijden met mijn eenvoud,
Laat mij tot U komen.”
Geliefd klein kind, Jezus zal je stamelen niet verachten en zijn dienstknecht zal je niet tegenhouden. Jezus roept jou: kom en ontvang zijn zegen. Als iemand van u iets zegt om het jonge hart tegen te houden, dan zal Jezus erg boos op u zijn. Ik ben bang dat sommigen dat doen; bijvoorbeeld zij, die denken dat het evangelie niet voor kleine kinderen is. Het spijt me te moeten zeggen, dat veel van mijn broeders zo preken, dat er geen hoop is dat kinderen iets goeds uit hun prediking halen. Ik kan mij niet beroemen op geleerdheid of welsprekendheid, maar in dit ene mag ik mij verheugen, dat hier altijd een aantal gelukkige kinderen zijn, die net zo goed hun aandacht erbij hebben als de overigen van mijn gehoor. Ik vind het fijn om er aan te denken dat het evangelie geschikt is voor kleine kinderen. Hier beneden zitten jongens en meisjes in veel van onze zondagsschoolklassen, die net zo echt bekeerd zijn tot God als wie dan ook van ons. En als u met hen zou spreken over de dingen van God, dan zou u ontdekken dat, zelfs al zou u het hebben over de ingewikkelde punten van verkiezing en predestinatie, deze jongens en meisjes goed onderwezen zijn in de dingen van het Koninkrijk: zij kunnen de vrije wil van de vrije genade onderscheiden. U kunt hen niet in de war brengen wanneer u gaat praten over het werk van Jezus en het werk van de Geest, want zij kunnen onderscheid maken tussen dingen, die van elkaar verschillen. Maar een prediker, die spreekt alsof hij nooit van plan is kinderen tot Christus te brengen en over de hoofden van de kleinen heenschiet… ik denk echt dat Jezus boos is op hem.
Dan zijn er anderen die betwijfelen of kinderen ooit bekeerd zullen worden. Ze beschouwen het niet als iets dat wel zou kunnen gebeuren en steeds wanneer ze horen van een gelovig kind dan strekken zij hun handen uit naar het “wonderkind” en zeggen: “Wat een wonder van genade!” Het is normaal en in die kerken waar het evangelie eenvoudig wordt gepredikt is het net zo gewoon dat kinderen bekeerd worden als dat er volwassenen tot Christus worden gebracht. Anderen beginnen te twijfelen aan de echtheid van jeugdige bekeringen. Zij zeggen: “Ze zijn erg jong; kunnen zij het evangelie begrijpen? Is het niet slechts een kinderlijke emotie? Alleen maar woorden?” Mijn broeders, u hebt evenmin het recht om de eerlijkheid van de jongeren in twijfel te trekken als dat u de grijsharigen mag wantrouwen; u behoort hen evenzeer met wijd open armen te ontvangen als dat u anderen ontvangt, wanneer zij belijden de Heiland gevonden te hebben. Ga op uw knieën, vraag ik u, steeds wanneer u het zwakste verlangen in uw kinderen ziet. Dat doet uw dienstknecht ook. Wanneer het vuur bijna uit is, blaas dan de vonk aan met uw eigen adem – probeer door gebed die vonk tot een vlam aan te wakkeren. Veracht niet een gelovige opmerking, die het kind maakt. Prijs het kind niet al te zeer vanwege de juistheid van de opmerking, opdat u hem niet ijdel maakt en zo schade toebrengt, maar bemoedig hem; laten zijn eerste gebedjes door u opgemerkt worden. Misschien houdt u er niet van hem een bepaald gebed te leren – dat maakt mij niet uit – maar leer hem, wat gebed is. Vertel hem zijn verlangens in zijn eigen woorden uit te drukken en als hij dat doet, bid dan mee en pleit bij God voor hem, dat uw kind spoedig echte vrede mag vinden in het bloed van de Heiland. U moet niet, tenzij u het misnoegen van mijn Meester wilt opwekken, ook maar het kleinste kind tegenhouden, dat verlangt tot Christus te komen.
Laten we er op letten dat het principe van algemene toepassing is. U moet geen enkele aangeraakte ziel verhinderen om de Heiland te zoeken. O, mijn broeders en zusters, ik hoop dat we zo’n liefde voor zielen hebben, zo’n drang, zo’n verlangen in ons om de vrucht van de zware arbeid van Christus’ ziel te zien, dat we, in plaats van struikelblokken op de weg te leggen, ons best doen om de stenen er van af te halen. ‘s Zondags heb ik mij ingespannen om de twijfels en de angsten, die de komende zondaren belagen, op te ruimen; ik heb God de Heilige Geest gesmeekt mij in staat te stellen zo te spreken dat die dingen, die u verhinderen om tot de Heiland te komen, worden verwijderd; maar wat triest is de toestand van hen die er een behagen in hebben struikelblokken op de weg van de mensen te plaatsen. De leer van de uitverkiezing bijvoorbeeld, een grote en heerlijke waarheid, vol troost voor Gods volk. Hoe vaak wordt die gebruikt om zondaren door angst bij Jezus vandaan te houden! Er is een manier om die leer te prediken, waardoor je hem in een lelijk en donker gewaad hult en hem met een getrokken zwaard laat zeggen: “Je moet niet komen tenzij je weet dat je één van Gods uitverkorenen bent.” Dat is niet de manier om die leer te prediken. De juiste manier van prediken is: “God heeft een uitverkoren volk en ik hoop dat u er één van bent; kom, leg uw hand op Jezus, stel uw vertrouwen op Hem.” Dan zijn er anderen die stemmingen, gevoelens en geestelijke depressies aanprijzen als een voorbereiding voor Christus. In wezen zeggen zij: “Als u niet deze mate van neerslachtigheid hebt gevoeld of niet een bepaalde hoeveelheid verbrokenheid van hart hebt ervaren, dan moet u niet tot Christus komen,” in plaats van te zeggen, dat het een ieder die wil, toegestaan is om te komen en dat de juiste manier om tot Christus te komen niet is met een getuigschrift van stemmingen, gevoelens en geestelijke depressies, maar gewoon zoals u bent. O, het is een vreugde voor mijn ziel om een evangelie te prediken met een open deur; om een verzoendeksel te verkondigen zonder voorhangsel; het voorhangsel is in tweeën gescheurd en nu is de grootste zondaar uit de onderwereld welkom, als hij verlangt te komen,. U, die tachtig jaar bent en de hele tijd door Christus hebt gehaat, als de Geest van God u nu bereid maakt om te komen, dan schijnt Christus te zeggen: “Laat de grijsaards tot Mij komen en verhindert ze niet,” terwijl Hij naar jullie, kleine kinderen, zijn armen uitstrekt op dezelfde wijze: “Laat de kinderen tot Mij komen.” O mijn geliefden, zie er op toe dat uw hart verlangt tot Christus te komen en niet tot ceremonies! Ik roep het hier vandaag uit: “Ga naar het kruis, niet naar het doopvont.” Wanneer ik vergeet om de Here Jezus te verhogen en de menselijke bedenksels omver te werpen, “zo vergete mij mijn rechterhand en mijn tong kleve aan mijn verhemelte.”
“Niemand anders dan Jezus, niemand anders dan Jezus
kan hulpeloze zondaren weldoen;”
Het doopvont is een bespotting en een misleiding, als het voor Christus wordt geplaatst. Als u de doop ondergaat, nadat u tot Christus gekomen bent, dan is het goed,maar als u ernaar verwijst als zijnde Christus, of als zijnde onvermijdelijk verbonden met Christus, of als zijnde de plaats om Christus te vinden, dan is dat even erg als om terug te keren tot de armzalige beginselen van de oude Roomse hoer, in plaats van te staan in de “vrijheid, waartoe Christus ons heeft vrijgemaakt” en de zondaar te vragen om als zondaar tot Christus Jezus te komen en tot Christus Jezus alleen.
III. Laten we in de derde en de laatste plaats ook uit onze tekst opmaken dat, wanneer we iemand ontmoedigen, we dat altijd om een verkeerde reden doen. Dit geval betrof kinderen. Ik denk dat de reden, waarom de apostelen de kinderen tegenhielden, bijvoorbeeld één van deze is – òf de kinderen konden geen zegen ontvangen, òf zij konden het niet op een waardige wijze ontvangen.
Beeldden zij zich in dat deze kleine kinderen de zegen niet konden ontvangen? Zij dachten misschien dat zij te jong waren. Nu broeders, dat was een verkeerde reden, want deze kinderen konden de zegen ontvangen en ontvingen die, want Jezus nam hen in zijn armen en zegende hen. Als ik een kind tegenhoud om tot Christus te komen omdat hij te jong is, dan handel ik in strijd met de feiten. Er zijn kinderen tot Christus gebracht op een buitengewoon jonge leeftijd. Wie bekend is met “Tokens for Children” van Janeway heeft over vele mooie gevallen van een vroege bekering gelezen. Onze geliefde vriendin, mevrouw Rogers, gaf in haar boek “The Folded Lamb” een erg mooi beeld van haar zoontje, die nu reeds bij de Heiland is. Reeds op een leeftijd van twee of drie jaar was hij blij en kende de Heiland. Ik twijfel er helemaal niet aan, ik kan er niet aan twijfelen, omdat men zulke gevallen ziet, dat kinderen van twee of drie een vroegtijdige rijpheid van kennis en van genade kunnen hebben, een vroegtijdige rijpheid, die in bijna alle gevallen een vroege dood betekende, maar die een volkomen verrassing was voor degenen, die met hen gesproken hebben. Het feit is, dat wij allen niet op dezelfde leeftijd dat geestelijke niveau bereiken, dat nodig is voor het begrijpen van de dingen van God. Er zijn gevallen bekend van kinderen die Latijn of Grieks of andere talen lazen op een leeftijd van vijf of zes jaar. Ik weet niet of zo’n vroege geleerdheid een zegen is; het is beter om dat punt niet zo vroeg te bereiken. Maar sommige kinderen zijn al helemaal volgroeid op een leeftijd van drie of vier jaar en dan gaan ze naar huis; naar de hemel. Als het verstand maar zo ver is dat het kan begrijpen, dan kan het kind, als de Heilige Geest het geloof er in plant, ook geloven. Om te veronderstellen dat Hij ooit geloof gaf aan een baby zonder bewust leven is belachelijk; dat er enig geloof kan zijn in een kind, dat niets weet, moet ik altijd om een gegronde reden betwijfelen, want “hoe zullen zij geloven zonder prediker?” En toch worden zij ertoe gebracht om belijdenis te doen in hun lange kleren, terwijl ze nog nooit van hun leven een preek hebben gehoord. Maar deze lieve kinderen, over wie ik net heb gesproken, hebben de prediker begrepen, hebben de waarheid begrepen, hebben zich verheugd in de waarheid en hun eerste jonge stamelen was evenzeer vervuld van genade als die heerlijke woorden van oude heiligen bij hun heengaan. Kinderen zijn in staat de genade van God te ontvangen. Tussen twee haakjes, let er eens op hoe al die voorvechters, die zo dapper tegen mij in het geweer kwamen, een vergissing hebben gemaakt; zij hebben gezegd dat wij ontkennen dat kleine kinderen wedergeboren kunnen zijn; wij ontkennen niet dat God hen wedergeboren kan laten worden, als Hem dat behaagt; wij weten niets van wat er wel of niet kan gebeuren met baby’s zonder bewust leven; maar wij zeiden wel, dat kleine kinderen niet wedergeboren worden, doordat hun peetouders leugens vertellen bij het doopvont – wij zeiden wel en wij zeggen het opnieuw, dat kleine kinderen niet worden wedergeboren of tot lidmaten van Christus worden gemaakt, of tot erfgenamen van het Koninkrijk der hemelen door een plechtstatige spotternij, waarbij peetooms en peettantes in hun naam beloven wat zij zelf niet kunnen, laat staan hun kinderen. Dat is het punt en als zij zo vriendelijk willen zijn om daar op in te gaan, dan zullen wij hen opnieuw antwoorden, maar tot die tijd zullen wij hen waarschijnlijk laten doorpraten, totdat God hen genade geeft om beter te weten.
De andere reden waarom de apostelen de kinderen tegenhielden, zou kunnen zijn dat, hoewel de kinderen de zegen zouden ontvangen, zij het niet op een waardige wijze konden ontvangen. In feite verzekert de Here Jezus hen, dat de manier waarop een kind het Koninkrijk binnengaat helemaal niet uitzonderlijk is. Het is regel. Juist de manier waarop een kind het Koninkrijk binnengaat, is de manier waarop iedereen het moet binnengaan. Hoe gaat een kind het Koninkrijk der hemelen binnen? Nu, zijn geloof is erg eenvoudig; het begrijpt geheimenissen en tegenstellingen niet, maar het gelooft wat het verteld wordt op gezag van Gods Woord. Het gaat tot Gods Woord zonder een voorafgaand vooroordeel. Het heeft zijn natuurlijke zondigheid, maar de genade overwint die en het kind ontvangt het Woord zoals het er staat. U zult in de bekering van jongens en meisjes een opvallend eenvoudig geloof opmerken: zij geloven gewoon wat Christus zegt, precies wat Hij zegt. Als zij bidden, dan geloven ze dat Christus hen zal horen. Als zij praten over Jezus, dan is het alsof het gaat over iemand, die in de buurt is. Zij maken niet, zoals wij, van deze dingen geheimenissen en afschaduwingen, maar kleine kinderen hebben een groot voorstellingsvermogen. Verder zijn zij enorm blij. De blijste christenen die we hebben, zijn jonge gelovigen en de blijste oude Christenen die we hebben, zijn zij, die bekeerd werden toen zij jong waren. Kijk maar eens naar de vreugde van een kind dat de Heiland vindt! “Moeder,” zegt hij,”ik heb Jezus Christus gezocht en ik heb mijn vertrouwen op Hem gesteld. Ik ben gered.” Hij zegt niet: “Ik hoop”, en “ik vertrouw”, maar “ik ben”. Dan zal hij gaan springen van vreugde, omdat hij gered is. Van de vele jongens en meisjes, die we in de gemeente hebben opgenomen, kan ik zeggen dat zij allen mijn hart hebben verblijd en ik heb nooit personen met meer vertrouwen ontvangen dan hen. Dit is me van hen opgevallen: zij hebben een grotere blijdschap en vreugde dan wie dan ook. Ik denk dat dat komt, omdat zij niet zoveel vragen stellen als anderen, maar zij nemen het woord van Jezus Christus zoals het er staat en zij geloven erin. Nu, juist de manier waarop een kind Christus ontvangt, is de manier waarop u Christus moet ontvangen als u gered wilt worden. U, die zoveel weet, dat u te veel weet; u, die veel hersens hebt; u, die altijd denkt en geneigd bent tot kritiek en scepticisme, u moet het evangelie gaan ontvangen als een klein kind. U zult nooit deel hebben aan mijn Here en Meester, als u met die geleerde bril op blijft rondlopen; nee, u moet die afzetten en door de kracht van de Heilige Geest moet u Jezus gaan vertrouwen, eenvoudig op Hem vertrouwen, want dat is de juiste manier om het Koninkrijk te ontvangen.
Maar laat mij u vertellen, dat het principe, dat geldt voor kleine kinderen, ook in alle andere gevallen geldt. Neem bijvoorbeeld het geval van zeer grote zondaren, mannen, die op grove wijze de wetten van hun land hebben overtreden. Sommigen zouden zeggen, dat zij niet gered kunnen worden. Anderen zouden zeggen dat ze nooit de waarheid, zoals die in Jezus is, op een juiste wijze kunnen ontvangen. Maar zij doen het. Hoe ontvangen grote zondaren Christus? Er zijn hier sommigen die verlost zijn van hun dronkenschap en weet ik al wat niet meer. Mijn broeders, hoe hebt u Christus ontvangen? Nou, op deze manier. U zei: “Geheel onheilig, geheel onrein, ik ben niets anders dan zonde; maar als ik word gered, dan zal het genade zijn, genade, genade.” Nou, toen u en ik opstonden, zwart en vuil en vies en toch op Christus durfden te vertrouwen, toen zeiden we: “Als we gered worden dan zullen we wonderen zijn van Goddelijk erbarmen en we zullen voor eeuwig van Zijn liefde zingen.” Maar, mijn geliefde vrienden, u moet allemaal Christus op die manier ontvangen. Datgene wat een bezwaar zou opleveren voor de redding van de grote zondaar, wordt op u teruggeworpen, want Christus zou heel goed kunnen zeggen: “Tenzij gij deze dingen ontvangt als de voornaamste der zondaren, kunt gij het Koninkrijk niet binnengaan. Ik zal mijn stelling bewijzen door het voorbeeld van Paulus. Sommigen houden het erop dat hij een uitzondering op de regel is, maar Paulus vond van niet, want hij zegt, dat God in hem zijn ganse lankmoedigheid zou bewijzen tot een voorbeeld voor hen die geloven, en hem zo als het ware maakte tot een prototype van alle bekeerlingen; dus was zijn bekering geen uitzondering, maar in plaats daarvan een maatstaf. U ziet waar ik heen wil. Het geval van de kinderen lijkt uitzonderlijk, maar dat is het niet. Integendeel, het heeft al de kenmerken in zich, die gevonden dienen te worden in iedere echte bekering. Hieruit is het Koninkrijk der hemelen opgebouwd en als we niet zodanig zijn, dan kunnen we het niet binnengaan. Laat dit voor ons allen, die de Here liefhebben, een aanleiding zijn om te bidden voor de bekering van zowel kinderen als mensen van allerlei slag. Laat ons erbarmen groter worden; laten we niemand buiten het pleiten van ons hart houden; laten we in gebed en geloof allen, die binnen ons bereik komen, bij God brengen . Laten we hopen en geloven, dat sommigen van hen bevonden zullen worden door genade verkoren te zijn, dat sommigen van hen gewassen zullen worden in het bloed van de Heiland en dat sommigen van hen zullen schijnen als sterren aan het firmament van God voor eeuwig. Laten we onder geen beding geloven dat de redding van enig mens of kind tot de onmogelijkheden behoort, want de Here redt, wie Hij wil. Laten geen moeilijkheden die er lijken te zijn, onze inspanningen hinderen. Laat ons in tegendeel met grotere vurigheid voorwaarts gaan. Laten we geloven dat, waar er ergens een speciale moeilijkheid schijnt te zijn, daar een speciaal voorrecht openbaar zal worden zoals in het geval van de kinderen. O, zet u in voor zielen, mijn geliefde vrienden! Ik vraag u dringend te leven voor het winnen van zielen. Dit is het beste bolwerk tegen dwaling, een bolwerk gebouwd van levende stenen – bekeerde mannen en vrouwen. Dit is de manier om het oprukken van het Pausdom terug te dringen, n.l. door de Here te smeken om bekeringen te bewerken. Ik denk niet dat polemische prediking op zich veel uithaalt, hoewel het gebruikt moet worden; we hebben het werk der genade nodig; het gaat erom u tot Christus te brengen; het gaat erom, dat u deel krijgt aan Hem – dit zal de duivel in het nauw drijven en het Koninkrijk van Christus uitbreiden. O, dat mijn God sommigen van u tot Christus mocht brengen! Als Hij boos is op hen die u willen tegenhouden, zie dan in hoezeer Hij bereid is u te ontvangen. Is er in uw ziel een verlangen naar Hem? Kom en wees welkom, zondaar. Kom! Ervaart u nu dat u Christus moet hebben of anders moet sterven? Kom en ontvang Hem; u hoeft slechts om Hem te vragen. Heeft de Here u duidelijk gemaakt dat u Jezus nodig hebt? Gij dorstigen, komt en drinkt; gij hongerigen, komt en eet. Ja, dit is vandaag de proclamatie van het evangelie: “De Geest en de bruid zeggen: Kom! En wie het hoort, zegge: Kom! En wie dorst heeft, kome, en wie wil, neme het water des levens om niet.” Ik vertrouw erop, dat hier voor sommigen van u een bemoediging in zit. Ik bid mijn Meester, dat Hij het u laat ervaren. Als Hij boos is op degenen, die u tegenhouden, dan moet Hij bereid zijn om u te ontvangen, blij zijn om u te ontvangen en als u tot Hem gaat zal Hij u geenszins uitwerpen. Moge de Here zijn zegen geven aan deze woorden in Jezus’ naam. Amen.