Selecteer een pagina

Kerstfeest in het oerwoud

>>PDF<<

Nog een paar dagen, dan is het kerstfeest.
Op één van de zendingsposten in Nigeria heerst grote drukte.
Er worden koffers en dozen gepakt. Iedereen loopt met de meest vreemde toestanden te sjouwen. Een houten stretchbed, een zinken badkuip, potten en pannen, levensmiddelen. Alles wordt naar de veranda gebracht. Er komt steeds meer rommel. Alles staat op z’n kop.
Wat zijn ze toch van plan?
Gaat de zendingspost soms verhuizen? En dat zo vlak voor het kerstfeest?
Moet het nu niet juist een beetje gezellig gemaakt worden?
Nee, toch niet. Het is de gewoonte dat we ver weg in het oerwoud, bij christen-zwarten het kerstfeest gaan vieren. Dit jaar is een schooldorp, vele kilometers van de zendingspost verwijderd, ons doel.
Dit schooldorp bestaat eigenlijk alleen maar uit twee ronddavels.
Een ronddavel is een klein rond huis, gemaakt van klei met een dak van gras. Dat gras is lang en heeft de kleur van hooi.
Het biedt een goede bescherming tegen de regen en ook blijft het er koel onder als het erg warm weer is.
Meestal kunnen de kinderen wel les hebben in de open lucht, in de schaduw van de grote boom, die naast het schoolhuis staat.
De andere hut is de woning van de onderwijzer.
We nemen ook medicijnen en verbandmiddelen mee om de zieken te verzorgen die we in de dorpjes onderweg tegen zullen komen. Er kan onszelf trouwens op deze reis ook van alles overkomen.
Wat zijn we vermoeid, maar ook blij als alles eindelijk gepakt op de veranda staat.
Morgen zal de grote tocht beginnen.
De zwarte helpers zijn ook gearriveerd. Ze zetten de kisten en koffers op hun hoofd en hup, snel wordt alles naar beneden gebracht.
Het is nog maar nauwelijks licht als we de volgende morgen al vroeg op pad gaan. Wij, dat zijn onze zes dragers, de inboorlingvrouw Aya en ik. Aya betekent: moeder. Zij is een echte christin die haar Heiland zeer liefheeft.
Vele, vele kilometers lopen we over de hobbelige paadjes. Eerst is het een koele morgenwandeling. Maar naarmate de zon hoger komt, beginnen onze voeten steeds meer vermoeid te raken.
We besluiten een poos te rusten en wat te eten en te drinken. Eén van de dragers maakt een vuurtje onder de ronde pot op pootjes, die we bij ons hebben. Aya zet thee.
De rust en de thee en de boterhammen verkwikken ons. Met nieuwe moed trekken we weer verder.
De zon brandt. Maar we moeten flink doorlopen om bijtijds in het dorpje te zijn waar we willen overnachten.
Hartelijk worden we daar, wanneer we na een zware tocht aankomen, verwelkomd. Nieuwsgierig drommen de kinderen om ons heen. Tenslotte krijgen ze niet elke dag zomaar acht mensen op bezoek.
De hoofdman heeft zijn hut ontruimd en laten schoonmaken, zodat Aya en ik daarin kunnen overnachten.
Maar eerst gaan we onder een boom een korte kerkdienst houden.
We zingen met elkaar verschillende liederen tot lof van God, Wiens Zoon voor zondaren naar de aarde gekomen is.
In alle eenvoud vertel ik hun de kerstgeschiedenis en wijs hen op de noodzaak de Zoon van God als Verlosser van onze zonden te aanvaarden.
Nadat we weer enkele liederen gezongen en met elkaar gebeden hebben, komen de zieken.
De verband- en medicijnkist wordt gehaald.
Verschillende mensen hebben lelijke tropische zweren, die zorgvuldig schoongemaakt en verbonden worden.
Ook zijn er gevallen van malaria. Zij krijgen medicijnen.
Nu het werk gedaan is, voel ik mijn vermoeidheid pas goed.
Ook Aya, die me helpt de medicijnen en het verband weer netjes op te ruimen, is hard aan slaap toe. We zoeken onze slaapplaats op. Aya en ik strekken onze vermoeide ledematen uit op de stretchbedden. De dragers vinden een plekje in de open lucht.
Na een welverdiende nachtrust staan we weer verkwikt op om verder te reizen.
Uitbundig worden we in de vroege morgen nagezwaaid door de dorpelingen. Vele lopen zelfs nog een heel eind mee.
We moeten flink doorlopen want ons einddoel is nog ver.
Spoedig komen we aan een rivier. Nu komt de badkuip goed van pas. Daar kan ik mooi in zitten met oversteken. Ook de bepakking kan overgevaren worden in de badkuip.
De dragers zwemmen naar de andere kant. Het water maakt hen weer fris en vrolijk.
Eindelijk bereiken we vroeg in de middag het schooldorp. Dat is: de school, een ronde kleihut met een grasdak en de kleinere hut van de onderwijzer daarnaast.
De onderwijzer, Ikor geheten, verwelkomt ons hartelijk. Zijn naam betekent gevangene. Hij is immers gevangen door het Woord van God!
Onze bepakking zetten we in de kleine hut, die als verblijfplaats voor Aya en mij zal dienen.
Nu worden er matten vastgemaakt rond de badkuip zodat ik mij zal kunnen baden. In een rivier vlakbij haalt men water voor mij.
Fris en blij beginnen we daarna de school te versieren met palmbladeren. Uit naburige dorpjes zijn al verschillende vrouwen met hun kinderen gekomen. Zij helpen vrolijk mee, zich verheugend op het feest van die avond.
Trots bekijken we ons werk als het af is. Alles ziet er zo schoon en feestelijk uit!
De kinderen, die nu van alle kanten aankomen, hebben de laatste tijd met het oog op het naderende kerstfeest hard geleerd. Ze kennen heel wat bijbelteksten en versjes.
Hun ogen stralen en ze lachen blij als ze de mooi versierde school zien.
En hoe zien zij er zélf uit? Wanneer je dát toch eens had kunnen zien! Ze hebben géén kleren aan en ze zijn brandschoon gewassen en met pinda-olie ingewreven. Nee, wat glanzen zij!
Ze lijken wel zwart gelakt. Ja, ze zijn zó zwart, dat wanneer de lichten aangedaan zijn – stormlantaarns en kaarsen – je alléén maar het wit van hun ogen ziet oplichten.
Brandende kaarsen hebben ze nog nooit gezien. Helemaal verbaasd en stil kijken ze naar de flakkerende vlammetjes van de kaarsen. Ze vinden het zó prachtig. Juist deze kinderen en deze mensen, die letterlijk in duisternis leven, beleven wat het is, als het licht de duisternis verdrijft.
Ik leg hun uit, dat dit een voorbeeld is van de Here Jezus, Die ‘Het Licht der wereld’ is, gekomen om de duisternis te overwinnen. Om mensen die vol angst zijn voor boze geesten, dat is de duivel, van hun duisternis te verlossen en gelukkig te maken.
Het hele schooltje is nu gevuld met vrouwen en kinderen. Achterin hebben, behalve onze eigen dragers, nog een aantal mannen plaatsgenomen.
Nu ga ik hen heel eenvoudig van de geboorte van de Here Jezus vertellen. Van de Heiland die geboren is om zondaren zalig te maken. Om licht te maken in ons duistere hart.
Zij luisteren stil.
De kinderen mogen hun teksten opzeggen. Ook zingen wij met hen. Wat zingen deze mensen graag! En wat zingen ze mooi!
Aan het eind van de avond krijgt ieder een tekst mee naar huis. Ik schrijf die tekst op een stukje papier in hun eigen taal, zodat ze dat kunnen bewaren en nog eens overlezen.
Een heel oude vrouw zit daar. Vijf kinderen heeft zij gehad . Vier zijn er gestorven. Omdat de mensen dachten dat zij zelf haar kinderen gedood had, werd zij uit haar dorp verjaagd. Zij is nu naar het schooldorp gekomen omdat zij wel weet: Hier geloven ze niet dat ik een boze geest heb.
Ze drinkt de woorden in als tot haar de tekst gezegd wordt: ‘Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt’.
Ook is er een jong meisje. Ze gaat al gauw trouwen. Maar niet met de man die ze graag heeft. Integendeel, ze zal worden gegeven aan hem, die de hoogste prijs betaalt. Wat zit ze daarover in angst. Voor haar is de tekst: ‘Vreest niet, want zie, ik verkondig u grote blijdschap’.
Met dit woord kan zij getroost haar weg gaan.
Nu staat er een kind voor mij. Het heeft geen ouders meer. Als weeskind wordt het veracht en door de anderen hoogstens geduld. Niemand heeft haar lief. Nu hoort zij hier de woorden: ‘Laat de kinderen tot Mij komen’. Dit kind mag weten: Eén is er Die mij liefheeft.
Zo krijgen zij allen een woord van de Heiland mee naar huis. Voor ieder van hen heeft Hij een boodschap. We naderen het einde van de kerstviering.
Als het dankgebed uitgesproken is, krijgt ieder kind een brandend kaarsje in de hand. Verrukt en opgetogen zijn ze.
Staande op een heuvel kijken wij de kinderen met hun flakkerende kaarsjes na. Een slang van kleine lichtjes verdwijnt tussen de bomen en verspreidt zich dan naar alle kanten.
Ik vraag me af: Zullen al deze kinderen eenmaal zo lichtdragers zijn voor Jezus in deze donkere omgeving van heidendom en bijgeloof?
Dit kerstfeest is het mooiste feest van mijn leven.
In de stilte van de tropennacht, zonder kerstboom, zonder geschenken, zonder sneeuw kunnen we kerstfeest vieren en ons verheugen dat de Here Jezus in deze donkere wereld gekomen is.
Twee jaar later bezoeken we dit dorp nog eens. De kinderen blijken hun kaarsjes zuinig bewaard te hebben. Het zijn nog maar kleine stompjes, want vorig jaar met kerstfeest hebben zij ze weer aangestoken en een klein poosje laten branden.
Wat een blijdschap hebben heel gewone kaarsjes deze kinderen gebracht.

Bron: Tot Eer van Zijn Naam door A.M. Pronk-Oudshoorn/Inge Helmig-Mosel, Amsterdam 1982
© A.M. Pronk-Oudshoorn. Putten