Selecteer een pagina

Israëls hoop, of midden in de roos.

>>PDF<<

Een toespraak, bedoeld om te lezen op zondag 19 april 1891, gehouden door
C.H. Spurgeon. 

“Israël hope op de Here, want bij de Here is genade, bij Hem is veel verlossing” Psalm 130:7

(King James Version)

Toen hij deze psalm opschreef, was de schrijver, David, in diepe ellende. Als het al niet door de omstandigheden was, dan wel door het geweten. Hij heeft het voortdurend over ongerechtigheden en smeekt om vergeving. Hij voelde zich als een zeeman, die schipbreuk had geleden en overboord was geslagen in de woedende zee. Zo beschouwt hij de situatie – “Uit de diepten roep ik tot U, o Here.” Toch bleef hij leven om het verhaal van zijn verlossing te vertellen. Zijn gebed temidden van de golven was een herinnering, waard om te bewaren en hij bewaart het. De genade van God voor hem weeft hij voor ons tot een lied en hierin wordt onze tekst gevonden.

De geredde lijder vertelt ons twee dingen. Ten eerste, dat, evenals God hem uit de macht der zonde verloste, Hij zo heel Zijn biddend, worstelend en gelovig volk zal verlossen. Dat is het laatste vers van de psalm – “Hij zal Israël verlossen van al zijn ongerechtigheden.” Het argument is – Hij verloste mij. Wat ben ik meer dan anderen? De genadige God, Die mij redde, zal ook al diegenen redden, die Hem aanroepen in waarheid. Hij verloste mij, hoewel ik beladen was met ongerechtigheden en Zijn vergevende genade faalt niet. Daarom kan en wil Hij anderen redden uit hun grootste ellende. Dit is een goede gedachtegang, want de wegen van de Here zijn consequent en Hij zal voor alle gelovigen doen, wat Hij voor één van hen gedaan heeft.

Het andere, dat de psalmist ons voor ogen stelt is dit: we doen er verstandig aan als we alleen tot God om hulp gaan. Hij zegt: “Ik wacht op de Here, mijn ziel wacht. Mijn ziel wacht op de Here, meer dan wachters op de morgen: ja, meer dan wachters op de morgen.” Terloops vertelt hij ons, dat het geen zin heeft om op mensen te wachten en ons vertrouwen te vestigen op menselijke ondersteuning, want de weg der bevrijding ligt alleen in het vertrouwen op God, onmiddellijk en alleen op God. We moeten niet gaan steunen op uiterlijke middelen, maar op de God, Die aan al die middelen kracht verleent. Hoe komt het, dat ons dit verteld moet worden? Waarom is het geloof in God zo zeldzaam? Meteen naar God toegaan, is tijd sparen. De kortste weg is de beste en regelrecht naar God gaan is niet alleen onze plicht, maar het zal ook onze gelukkigste route zijn. De psalm moedigt ons hiertoe aan met de verzekering, dat de Here allen, die Hem zoeken, kan en wil helpen; zij spoort ons aan om dat zoeken heel duidelijk en direct gericht te laten zijn op de Allerhoogste, op Hem alleen en op niemand anders. Nog een andere grond van vertrouwen erbij halen naast de Here, komt in de praktijk neer op afgoderij, die het geloof zal verwonden.

Mogen we goed de les van deze psalm leren! Wanneer we een man ontmoeten, die in bijzondere problemen heeft gezeten en hij is eruit ontsnapt, dan zijn we heel nieuwsgierig om te weten te komen hoe het allemaal gebeurde, opdat, wanneer wij in een soortgelijke beproeving terecht komen, we ook naar diezelfde deur van hoop mogen vluchten. U komt een man tegen die een lange tijd heel er gekweld is geweest en hem nu vanwege zijn herstel vol blijdschap te zien, is een vreugde en een persoonlijke troost. U hebt hem jaren horen klagen en nu hoort u hem zich verblijden. Dit wekt uw verbazing op en uw hoop. Het is alsof een kreupele een andere verlamde man zag lopen en springen. Hij vraagt als vanzelf: “Hoe kan dit?” Onlangs zag u een blinde, die op straat liep te bedelen en nu heeft hij een helder oog als dat van een gazelle en u roept in verbazing uit : “Vertel me, wie was de oogarts die uw ogen heeft geopereerd, want ik kan in een soortgelijke toestand komen en ik zou blij zijn te weten, waar ik naar toe moet.” Hier hebben we dan een poort van kennis, die voor ons geopend wordt. De psalmist vond redding en verlossing in het direct naar God gaan en Hem vertrouwen; laten we zijn voorbeeld volgen en in alle tijden van moeite, veroorzaakt door onze eigen ongerechtigheid of door iets anders, de wijk nemen naar de troon der genade, want de Allerhoogste zal met ons handelen, zoals Hij met Zijn dienstknecht vroeger gehandeld heeft, naar wiens roepen uit de diepten Hij aandachtig luisterde. Deze psalm wordt ook “De Profundis” (uit de diepte) genoemd; de leer ervan is niet alleen diep, maar is ook praktisch.

Laat me vrijuit met u spreken wat betreft de grote redding, die wij als gevallen schepselen allemaal nodig hebben. God alleen moet in deze zaak onze enige toevlucht zijn, want “de redding is des Heren.” God heeft er een behagen in gehad in deze laatste dagen Zichzelf te openbaren op een heerlijke wijze, die past bij onze redding. Hij werd altijd in de schepping gezien door diegenen, wier gezichtsvermogen niet verduisterd werd door zedelijk kwaad en ongetwijfeld hebben de ogen van de engelen Jehova altijd gezien in al de werken van Zijn handen. Hij werd onder de oude wet gezien in typen, symbolen en schaduwen. Gelovige mannen en vrouwen waren in staat door de verlichting van de Heilige Geest de Here in Zijn tempel te aanschouwen. Maar in deze laatste dagen heeft de Here tot ons gesproken door Zijn Zoon, Die Hij tot erfgenaam van alle dingen heeft gemaakt en in Wie heel de volheid van de Godheid lichamelijk woont. Daar wordt de Vader het meest duidelijk gezien. Wanneer we nu lezen dat Israël moet hopen op de Here en wanneer we zien dat de weg der redding ligt in het vertrouwen op de Here, moeten we tussen de regels door lezen en begrijpen dat de verheerlijkte Here altijd het voorwerp moet zijn van het geloof, zoals Hij Zich hier openbaart. Er staat geschreven: “Zij die Uw naam kennen, zullen hun vertrouwen op U stellen”, dat wil zeggen, zij vertrouwen op Hem, zoals Hij Zich aan hen openbaart. Op dit moment is de openbaring van God als volgt: Zijn geliefde Zoon is van de hoogste hemelen neergedaald en heeft onze menselijke natuur aangenomen, zodat Hij God en mens is in één heilige en mysterieuze Persoon. In die complexe vorm is het Woord vlees geworden en heeft gedurende dertig jaar en meer onder de mensen op aarde gewoond. Toen heeft Hij het gewicht van de menselijke zonde op Zich genomen en het op Zijn schouders aan het kruis gebracht. De hand van de Goddelijke gerechtigheid hield Hem vast. Hij werd door die gerechtigheid behandeld, alsof Hij een zondaar was geweest, hoewel Hij nooit een zondaar kon zijn. Hij werd met de overtreders gerekend en overgegeven aan goddeloze mensen, die in hun moedwillige kwaadaardigheid Hem geselden, Hem spuugden, Hem met doornen kroonden en Hem tot de dood van een schurk veroordeelden. Hij stierf niet om enige ongerechtigheid van Hemzelf, maar om de overtreding van Zijn volk werd Hij geslagen. De straf, die ons de vrede bracht, was op Hem; ja, “Hij werd voor ons tot een vloek gemaakt” en meer nog: “Hij werd voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem.” “Hij stierf als Rechtvaardige voor de onrechtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou  brengen.” Als wij dan ons vertrouwen op God willen stellen voor onze persoonlijke redding, moeten we op Hem vertrouwen, zoals Hij Zich met dat doel openbaart. Als wij in de gaten krijgen, dat God Christus heeft gesteld als een genoegdoening voor onze zonden, dan moeten wij die voorgeschreven weg van het wegdoen van onze zonden aanvaarden. Dit is de wijze waarop “bij de Here genade is, en veel verlossing.” Zo zal Hij Israël verlossen van al zijn ongerechtigheden.” Wij vertrouwen op de Here God, zoals Hij Zichzelf openbaart in de Persoon van Zijn Zoon Jezus Christus, Die in Zichzelf de liefde en de gerechtigheid van God heeft tentoongesteld en heeft laten zien, hoe deze beide in gelijke mate werden verheerlijkt in de wijze van redding door de plaatsvervanging en het offer van Degene, Die de Gelijke van de Allerhoogste is en toch ook de naaste Bloedverwant is van de mens. Onze Here heeft onze zonden begraven in Zijn graf en Hij is naar de hemel gegaan om daar bij God te pleiten voor overtreders en terzelfder tijd om een plaats te bereiden voor al diegenen, die in Hem geloven en zo gered worden door Zijn overvloedige verlossing. Begrijp dan, wanneer we in de tekst lezen: “Israël hope op de Here, want bij de Here is genade en bij Hem is veel verlossing” dat wij nu vandaag in het licht van het evangelie het zo lezen – “Laat de zoekende zondaar, die van al zijn ongerechtigheden verlost wil worden, op God vertrouwen, zoals Die wordt gezien in en door Jezus Christus, want daar is vergeving om niet en veel verlossing. De zonde wordt de gelovige niet langer aangerekend, omdat het offer van Jezus die heeft uitgedelgd en voor altijd heeft verwijderd.”

Dit is de inleiding van onze toespraak. Moge de Heilige Geest ons nu Zijn zalving geven, zowel aan de prediker als aan de toehoorders!

I.  Het belangrijkste punt waarvan ik heel graag wil dat u daar op let, is dit: bij het verkrijgen van de zegen van het evangelie moet DE EERSTE OEFENING VAN HET GELOOF ALTIJD GERICHT ZIJN OP GOD IN CHRISTUS JEZUS en niet op de zegeningen zelf. “Israël hope op de Here.” We lezen niet: “Israël hope op de genade” maar we lezen: “Israël hope op de Here, want bij de Here is er genade.” Ook staat er niet: “Israël hope op veel verlossing”, maar het wordt als volgt weergegeven: “Israël hope op de Here, want bij de Here is veel verlossing.” Dit ziet er voor mij uit als een zeer bemoedigende waarheid: de zondaar moet zich in zijn gedachten niet eerst richten op de genade, die hij nodig heeft, of de belofte van God, waar hij naar mag kijken, maar hij moet naar de Here Jezus Christus Zelf gaan als de Here der genade en de bron der verlossing. De eerste daad van ons geloof is om rechtstreeks te handelen met de Here God, zoals Hij ons ontmoet in de Persoon van onze Here Jezus Christus.

Laat me hier zeggen, dat dit de meest natuurlijke volgorde is, die het geloof kan volgen. Kijk eerst naar de Gever en dan naar de gave. Kijk naar de Helper en dan naar de hulp. Ga niet zeggen: “Ik verlang vergeving te krijgen. Ik span me in om te geloven dat ik vergeving heb ontvangen. Ik verlang om gered te worden. Ik heb het nodig te weten dat ik gered ben.” Dit is zoeken naar de vruchten, terwijl u eerst de boom moet zoeken. Uw eerste punt als zoeker naar vergeving en redding, is geloven in Jezus Christus, dat is, uzelf toevertrouwen aan de Goddelijke Heiland. De natuurlijke volgorde is: geloof in Degene Die belooft en dan zult u de belofte geloven. U zegt nooit tegen uzelf: “Ik zou heel graag in staat worden gesteld om het woord van die man te aanvaarden. Ik zal gaan zitten en proberen mijn verstand vertrouwd te maken met de waarheid die hij zegt.” Dit zou een dwaze en zinloze werkwijze zijn. U volgt een veel redelijker handelwijze: u stelt vragen over het karakter en de positie van het individu: u ontdekt wie hij is, wat hij is, wat hij heeft gedaan en zo verzamelt u argumenten om hem te vertrouwen en te geloven. U kunt niet anders dan de belofte geloven, wanneer u eenmaal Degene gelooft, Die het belooft. Als u een koopman tegenkomt en u ontdekt dat hij een uiterst rechtvaardig en welgesteld man is, dan aarzelt u niet om zijn cheques te accepteren; in feite zou u heel erg blij zijn, als u uw portemonnee er vol mee had. Het geloof prijst de beloften van haar getrouwe God en noemt ze kostbaar.

Pas deze regel toe en handel met de hemelse dingen in de juiste volgorde. U zoekt vergeving. Ga niet eerst voortdurend naar deze kostbare genade zoeken, maar zie naar God Die vergeeft. U zult spoedig in de vergeving geloven als u eerst uw geloof hebt gericht op Degene Die vergeeft, ja op Jezus Christus Zelf. Wanneer u Hem gelooft, dat Hij in staat is om te zeggen: “Uw zonden zijn u vergeven”, dan zult u geloven dat uw zonden vergeven zijn. Dit is de natuurlijke volgorde van de dingen. Dus, als u verlangt om te geloven ten einde de redding te ontvangen en u wilt er zeker van zijn dat u die hebt, of dat u die meteen kunt krijgen, dan is de eenvoudige volgorde, de natuurlijke volgorde, in de Heiland te geloven. Om genezen te worden, stelt u eerst uw vertrouwen op de Geneesheer. Wanneer u in de Redder hebt geloofd, dan zult u in de redding geloven. Als u weet dat Jezus u kan redden, als u verlangt gered te worden, dan zult u op Hem vertrouwen dat Hij u redt. U zult spoedig in staat zijn om te geloven dat Hij u kan redden, wanneer u op Jezus vertrouwt dat Hij volkomen kan redden. Arm bevend hart, kijk niet naar de zegen en zeg niet: “Helaas, het is te groot!” Kijk naar de Heiland Zelf! Is er iets te groot voor Hem om te geven? Hij, Die het bloed van Zijn hart gaf om te verlossen? Zeg niet: “Mijn hart is zo hard, het kan niet veranderd worden.” Kijk naar de Heiland; is er iets onmogelijk voor Hem, aan Wie de Vader alle macht heeft toevertrouwd? Is Hij niet machtig om te redden? Richt uw oog, ten eerste en voor al het andere op Hem, Die beide God en mens is en daarom macht heeft en medegevoel, majesteit en genade, almacht en broederliefde. Ik smeek u, sta niet zo zeer stil bij de grootte van het werk, maar bij de onbegrensde macht van Degene, Die werkt. Ik kan twijfelen aan mijn reiniging, maar niet, wanneer ik geloof in de reinigende kracht van het kostbare bloed. Het kan erg moeilijk zijn om in mijn redding te geloven, maar niet om te geloven in mijn Redder. Het kan erg moeilijk zijn om op de hemel te hopen, maar de tekst maakt het gemakkelijker voor mij: “Israël hope op de Here.” Wanneer ik mijn venster open in de richting van God en ik zie naar de Here Jezus Christus, dan zie ik in het licht van de opgaande zon heerlijke dingen; ja dingen die ik niet gezien zou hebben als ik mij niet eerst tot het licht had gewend. “In den beginne, God”: dit is volgens het eerste hoofdstuk van Genesis de natuurlijke volgorde van al het Goddelijke werk; probeer het niet te veranderen.

Hieraan zou ik willen toevoegen dat dit een noodzakelijke volgorde is. Zo moet het zijn: eerst de Redder en dan de redding. Veronderstel een ogenblik dat het mogelijk voor u zou zijn om vergeving te ontvangen zonder Christus, wat voor nut zou het u doen? Ik moet u eraan herinneren, dat geen zegen een verbondszegen is, of überhaupt een zegen, behalve dan wanneer ze verbonden is met Christus Jezus, en zo met de Here God. Geen troost is de moeite van het hebben waard, als Jezus ons niet troost. Geen vergeving is het waard uitgesproken te worden, als Jezus niet vergeeft. Er is geen komen tot de Vader behalve dan door Christus. Als ik me dan voorstel dat ik tot de Vader gekomen ben zonder Christus, dan is het duidelijk dat ik niet gekomen ben. Als ik me inbeeld dat ik de zegen van de redding heb, los van de Redder, Die daarvoor aangesteld is, dan ben ik een misleid mens. Geliefden, zoek niet naar genade, vergeving, heiligheid, de hemel, behalve dan door Christus Jezus, onze Here, want anders zult u namaaksels, schaduwen, waandenkbeelden zoeken. Begin bij het kruis. Zie hoe Jezus het onder woorden brengt: – “Kom tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven.” Hij zegt niet eerst: “Neem Mijn juk op u,” maar eerst: “Kom tot Mij.” Hij geeft ons eerst rust en daarna vinden we die, maar we beginnen met het komen tot Hem. Eerst Christus en dan Zijn juk. Eerst Christus en dan rust. Vraag niet eerst om rust om dan  te zeggen: “Ik zal later tot Christus komen.” Dit is een onmogelijke volgorde. Zeg zelfs niet: “Ik moet een verbroken hart krijgen en dan zal ik tot Christus komen.” Nee, kom tot Christus om een verbroken hart. Ik predik u vanavond een Heiland, Die niets van u nodig heeft, maar Die bereid is om met u te beginnen bij het begin, bij de plek waar u bent, in al uw onwaardigheid en slechte verdienste, in al uw verdorvenheid en slechtheid. Hij is bereid om u uit de modder van de put te halen, waarin u ligt en met liefde op u te zien in al de verontreiniging, waarmee u zich te schande hebt gemaakt. Kom dan en begin bij Jezus. Het is de noodzakelijke volgorde van uw komen: eerst tot Christus en dan Zijn juk en Zijn vrede. Laat uw geloof zich richten, niet zo zeer op wat u dient te zijn, of op wat u hoopt te zijn, maar op Wie Christus is en Zijn bekwaamheid om van u al datgene te maken, waarnaar uw hart smacht. Luister dan naar het goede woord van mijn tekst en sla er goed acht op. Let goed op de aanmoediging van de hemelse liefde – “Israël hope op de Here.

Merk ook op, dat, behalve dat het de natuurlijke en noodzakelijke volgorde is,  het ook de gemakkelijkste volgorde is. Soms lijkt het voor een belast hart meer dan moeilijk om te geloven in de vergeving van ontelbare zonden: het lijkt onmogelijk. Schuldige, probeer niet in een abstracte vergeving te geloven, maar geloof in Jezus, het Offer en de Redder, Die eens en voor altijd verschenen is om de zonde weg te doen. Geloof in de Goddelijke Plaatsvervanger en dan zult u geloven, dat de vergeving van uw zonden iets is, waarin door Hem is voorzien. Zeg zelfs niet: “Ik kan nooit worden geheiligd; zo’n ellendige zondaar als ik kan nooit worden veranderd in een heilige.” Probeer niet in de heiligmaking te geloven, maar vertrouw op de grenzeloze macht van Jezus om “u volmaakt te maken in elk goed werk om Zijn wil te doen, werkende in u hetgeen voor Hem welbehaaglijk is.” Hoop op de Here voor het geheel van de redding en zie op Zijn hand om het tot stand te brengen. Vergeet nu uzelf en denk slechts aan Hem Die alle dingen werkt naar het welbehagen van Zijn wil. Houd op met zoeken naar water en zoek naar de bron. U zult veel gemakkelijker de Redder zien dan de redding, want Hij is verheven, ja Hij, Die God is en naast Hem is er niemand anders. U kunt gemakkelijker uw oog richten op Jezus dan op de rechtvaardigmaking, heiligmaking of welke andere aparte zegen ook. Wanneer het werk erg moeilijk lijkt, zie op Zijn hand: “Is er iets te moeilijk voor de Here?” U mag uw oog richten op een verbondsbelofte tot het u verblindt, maar als u Jezus ziet, zal de aanblik uw ogen versterken en u zult de belofte in Hem zien en het ja en amen opmerken tot de eer van God. Het is gemakkelijker in een persoonlijke Christus te geloven dan in onpersoonlijke beloften. Die arme vrouw, die in de dagen van Jezus Christus ziek was, zou bij zichzelf gezegd kunnen hebben: “Het is onmogelijk dat ik genezen wordt,” maar toen ze niet zo zeer dacht aan de genezing maar meer aan de Geneesheer, zag ze Jezus rondgaan onder de scharen en allerlei soorten ziekten genezen en toen ze geloofde dat God in Hem was, wel, toen trok ze toch de conclusie, dat Hij haar ziekte kon genezen en ging ze achter Hem en raakte de zoom van Zijn kleed aan. Zij zocht Hem, en zo zocht ze genezing. Blijf op deze lijn, laat de duivel u daar niet vanaf halen – dat het eerste doel van uw geloof de Here Jezus moet zijn, want door Hem kunt u, zoals de ladder die God overeind heeft gezet, naar de hoogste plaats van voorrechten klimmen en de hand leggen op de uitgelezen gave der genade. Dit is de weg naar God Zelf toe en de enige weg, waarop onze menselijke voet kan gaan. Bedenk goed wie Christus was en wat Hij heeft gedaan en dan zult u tot de conclusie komen, dat Hij zelfs u kan redden. Door op Hem te zien zult u gered worden en wat is er gemakkelijker dan zien? Op God hopen is een veel eenvoudiger zaak dan tekenen en bewijzen in uzelf zoeken, of u inspannen om bepaalde geestestoestanden te bereiken. Beantwoord de vraag: “Zal Hij mij redden?” door te zien wat voor soort Redder Jezus Christus is en wanneer u de heerlijkheid van Zijn Persoon ziet, de volmaaktheid van Zijn gehoorzaamheid en de verdienste van Zijn bloed, zult u overtuigd worden, dat u veilig op Hem kunt vertrouwen overeenkomstig Zijn bevel, want Hij beveelt u te geloven. Jezus verklaart: “Wie tot Mij komt zal Ik geenszins uitwerpen.” Laten we dan meteen komen, want het is de kortste en beste weg naar vrede.

Om het eerst van al tot God te gaan in Christus Jezus is ook de verstandigste weg. U bent te zeer verward om te weten welke zegen u moet zoeken; zoek daarom Jezus Zelf en Hij zal u tot wijsheid worden. Het is gemakkelijker om naar het kruis te gaan dan naar de afzonderlijke zegeningen, die eruit voortkomen. Neem de rechte weg, die duidelijk voor u ligt.

Als ons hart zwak is en siddert, durven we een genadegave ons niet toe te eigenen; onze verlamde hand kan een bepaalde gunst niet vastgrijpen en daarom is het wijsheid voor ons om aan Jezus’ voeten neer te vallen en Hem ons datgene te laten geven, wat Hem goeddunkt. Door onze onwetendheid weten we niet wat we moeten vragen en door onze twijfel zijn we bang om te vragen; laten we daarom alles bij onze Here laten. We hebben de wijn en de olie nodig, want we zijn zwaar gewond. We zullen er goed aan doen om stil te blijven liggen en Hem ze te laten toedienen. Wanneer de goede Samaritaan is gekomen, dan is alles gekomen. Laten we daarom niet roepen om olie of wijn, maar om Hem – we kennen Zijn Naam. De wijsheid van het gebed wordt gezien in haar volledigheid. Eerst roepen zondaren, die zich bewust zijn van hun slechte toestand, om gered te worden van de hel; dit is het grootste deel van hun gebed, maar veronderstel dat de Here hen dit zou geven zonder hun natuur te veranderen, zouden ze dan een haar beter zijn? Al zouden er geen vlammen van Tophet zijn, – zolang een mens zonden in zijn binnenste heeft, schept hij zijn eigen hel. In het zoeken van de Here Jezus vindt een mens ontsnapping aan de straf en nog veel meer. Geen mens weet genoeg om in staat te zijn te vragen om een totale redding; hij zal slechts datgene zoeken  wat hem het dringends nodig lijkt. We zijn te onwetend, te zeer schepselen van het gevoel, te eenzijdig, te kinderlijk om een catalogus te maken van hetgeen we nodig hebben, maar we kunnen vragen om Jezus en Hij is alles in één. Hoe prachtig is dat gezang van ons met het refrein:

“Geef me Christus of anders sterf ik!”

We hebben alles gevraagd wanneer we om de door God gezalfde Redder hebben gevraagd. Wanneer onze hoop op God is door de Middelaar, Die Hij heeft aangesteld, dan hopen we op Hem op een wijze, die onze hoop zeker en standvastig maakt. Dit is de hoogste wijsheid. Als u zich vastgrijpt aan Jezus, dan hebt u niet slechts iets gekregen, maar alles gekregen. Door eerst op Jezus te zien,  hebt u het Koninkrijk van God gezocht en Zijn gerechtigheid en u kent de belofte, dat alle andere dingen u zullen worden geschonken. Als u kracht, troost, leiding, vruchtbaarheid en al het andere nodig hebt, waaruit de eeuwige redding bestaat, zie, u hebt het in uw Here. Niets van wat nodig is voor een ziel tussen deze huidige toestand van beproeving en de volmaaktheid van de hemel staat los van Christus: “Gij zijt volmaakt in Hem.” Als u daarom Hem tot het eerste doel van uw geloof maakt en u vastgrijpt aan Hem, eerder dan aan één of alle zegeningen, dan wordt u verlost van de zorg, of uw onwetende gebeden wel alles hebben omvat, wat u nodig hebt. Dit moet een verstandige weg zijn om te volgen.

Het is daarom ook de nuttigste weg voor hulpbehoevende zielen zoals de onze. Door onze Here aan te grijpen en op Hem te hopen, vullen we onze handen, niet met koper of zilver, maar met het goud van Ophir. Laat anderen hopen op wat ze maar willen, maar laat Israël, de vorst, hopen op de Here, van Wie hij reeds zulke koninklijke gunsten ontvangen heeft. Soms zie ik in de krant staan: “Op tussenpersonen wordt geen acht geslagen” en in onze hemelse zaken kunnen we deze regel ook maar beter aanhouden. Ga niet naar de dienstknechten; wend u zich tot de Meester en zoek in uw handelen met Hem niet zo zeer Zijn gaven, maar Hemzelf, want de Gever is altijd groter dat wat Hij geeft. De kruik water die Hagar bij zich droeg voor Ismaël, is iets armzaligs vergeleken met de bron van God, waarbij Izaäk woonde. Vruchten van een uitnemende boom zijn goed, appels van goud in manden van zilver kunnen niet worden geminacht, maar als iemand de boom geplant krijgt in zijn eigen tuin, is hij nog veel rijker. Onze Here is de appelboom temidden van de bomen van het bos en Hem bezitten is het beste van het beste hebben, ja van alle dingen die verlangd kunnen worden. De zegeningen van het verbond zijn stromen, maar onze Here Jezus is de Bron. Geloof in de oneindige onveranderlijke, onuitputtelijke “watervloed die beneden ligt”en u kunt zoveel bronnen aanboren als u wilt.

Ik geloof, dat in elke situatie waarin een ziel vrede vindt, dit de werkelijke volgorde is. We kunnen rondom op zoek gaan naar vergeving, vernieuwing en heiligheid, maar we vinden geen rust voor onze zielen, terwijl we daar naar jagen. In werkelijkheid zien we op HEM en worden verlicht en anders niet. Als we zelfs bij ons streven naar berouw bij de Here vandaan worden gehaald, zijn we van de juiste weg af. Het is zelfs mogelijk om op zo’n manier naar geloof te zoeken, dat het doel van het geloof wordt vergeten. Wanneer ik Christus aangrijp is het niet mijn hand, maar wat mijn hand grijpt, dat wat me redt. Het is niet mijn oog, maar wat mijn oog ziet, dat wat mij redt, wanneer ik naar Jezus zie. Inderdaad, geen hart kan redding vinden in datgene dat uit hemzelf voortkomt: de hoop ligt alleen in de Here, aan Wie alle dingen moeten worden vertrouwd. Pas op om op een anker te vertrouwen, dat op uw eigen dek ligt, of voor een vertrouwen, dat ook nog maar in het geringste van uzelf afhangt. “Israël hope op de Here.” Nu, de Here is niet het eigen ik en Hij zal Zich ook nooit verbinden met het ik. De Here gaat boven alles uit wat het schepsel in zichzelf kan vinden of uit zichzelf hoopt voort te brengen. Genade en verlossing zijn bij de Here en niet bij het ik. Waarom zouden we dan gaan zoeken, waar zij uit de aard der zaak niet zijn en niet kunnen zijn? Waarom niet opzien naar de Here, in Wie al de hemelse schatten aanwezig zijn?

Dit dan is mijn boodschap aan een ieder die redding verlangt: “Israël hope op de Here, want bij de Here is genade en bij Hem is veel verlossing.” Laat hem niet beginnen met te hopen op genade en verlossing, want deze kunnen niet los gevonden worden van de Here, maar laat hem meteen naar die Goddelijk Persoon gaan, bij Wie genade is en veel verlossing, want beide zullen hem geschonken worden. Ik wens, dat ik wist hoe ik dit duidelijk onder woorden kon brengen, zodat elke verwarde en terneergeslagen geest mijn bedoeling zou begrijpen en de raad ervan zou accepteren. Ik zou ook heel graag willen dat predikers een les zouden leren uit het punt waar ik naartoe werk. Laten ze niet zozeer zondaren tot Christus prediken, als wel Christus aan zondaren. Ik ben ervan overtuigd dat een volledige en heldere verklaring van Wie Jezus is, wat betreft Zijn Persoon, Zijn ambten, Zijn karakter, Zijn werk en Zijn gezag meer zou doen om geloof teweeg te brengen dan al onze aansporingen. “Wie gelooft in Hem, heeft eeuwig leven”, maar hoe zullen ze geloven zonder dat ze van Hem horen?

Het allerbeste onderwerp voor de onmiddellijke bekering van mensen is de gekruisigde Christus – de leer dat God in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende was, door hen hun overtredingen niet toe te rekenen. Ik ken iemand, die hier in dit gebouw kwam, vol van kwaad, en die een leven leidde van onkuisheid. De tekst was: “Wie in Hem gelooft, heeft eeuwig leven.” Er leek in die toespraak niets te zitten om te overtuigen van zonde, maar de hartveroverende genade van God won dat hart en dat hart leerde, toen het overweldigd werd door de liefde, meteen het kwade te haten en de Here Jezus te dienen in al datgene dat rein, liefdevol en welbehaaglijk is. In dit zelfde huis, zat, niet zo lang geleden, naast iemand die nog steeds in de dienst van de satan is, een vrouw die jaren lang niet het huis van God had bezocht. Niets werd er gehoord dan alleen maar een eenvoudige verkondiging van de genade van God in Christus Jezus voor schuldige mensen, maar zij werd zwaar getroffen, gezeten naast haar metgezel: de gedachte aan de verbazingwekkende genade en de oneindige liefde van God, door het geven van Zijn Zoon om te sterven, raakte haar hart en ze begon te huilen, waarop haar metgezel haar met de elleboog aanstootte, maar zij antwoordde: “Ik heb genade gevonden.” Dat was genoeg voor haar; zij gaf verder geen verontschuldiging voor haar emotie. Ik bid dat soortgelijke effecten op deze toespraak mogen volgen. Ik bid dat u hoopt op de Here. Zoek niet naar abstracte genade; zoek niet naar gevoelens of besluiten in uzelf; zoek zelfs niet naar het horen van het Woord, of alleen de beloften, maar zie op Jezus, Die nog steeds leeft en Die nu temidden van Zijn volk is, wachtende om al diegenen te ontvangen, die bereid zijn om tot Hem te komen. Terwijl ik u dit vertel, bid ik dat de Heilige Geest het Woord aan uw ziel zal zegenen, zodat u meteen, zonder uitstel, slechts op de Here mag zien, op Hem vertrouwen en gered worden. U mag dat doen, want de tekst zegt: “Israël hope op de Here.” Als de Schrift het toestaat, wie zal het dan verbieden?

II. Een andere vorm van dezelfde waarheid vraagt nu onze aandacht – ALLE WERKINGEN VAN HET GELOOF MET BETREKKING TOT ANDERE DINGEN MOETEN VERBONDEN ZIJN MET DE HERE. Ik begon met onze eerste oefening van het geloof, maar ik wil daar niet mee eindigen. Zoals bepaalde sterren “de Aanwijzers” worden genoemd, omdat die altijd naar de poolster wijzen, zo moet ons geloof altijd naar God zien in Christus Jezus. Als we begonnen zijn met Jezus, moet ons geloof niet ergens anders naar kijken. Israël hope altijd op de Here, want bij Hem is wat het volk nog steeds nodig heeft. Welke behoefte hebt u vanavond, geliefde vriend? Vraag en u zal gegeven worden, maar vraag het alleen aan de Here. Klop, maar blijf kloppen op dezelfde deur. Pleit, maar wanneer u pleit, pleit dan steeds op de naam van Jezus. Telkens wanneer u een hemelse gunst verwacht, verwacht het dan van de Vader, door Zijn Geliefde Zoon, door de Heilige Geest. Steeds wanneer u verlangt, verlang naar niets anders dan wat er is in Christus. Steeds, wanneer u een genade verkrijgt, bedenk dan dat u die alleen ontvangen hebt, omdat u door geloof Jezus ontvangen hebt en zo een kind van God geworden bent. Steeds wanneer u zich in een genade verheugt, zorg ervoor dat u zich niet zozeer in die genade verheugt als wel in de Here, van wie die kwam. Blijf hopen op de Here en heb nooit enige hoop in uzelf, want dat zou een vruchteloze, ongegronde, wortelloze en uitgedroogde hoop zijn. U moet nog steeds genade en veel verlossing bij de Here alleen vinden.

Ik ben bang dat we soms genadegaven zoeken los van God, de Gever, of los van Christus, het kanaal waarlangs ze gegeven worden. Dit is altijd slecht van ons. Vermijd zo’n gevaarlijke dwaling. Ik lees in de krant dikwijls toespelingen op “de Voorzienigheid”. Ik weet wat ik bedoel met Voorzienigheid, maar ik weet niet wat de kranten ermee bedoelen. Ik ben bang dat het slechts een gemakkelijke zegswijze is, een gewone uitdrukking, die niet al te nauwkeurig bekeken moet worden. Ze bedoelen er niet een levende Persoon mee, Die voorziet en helpt en werkt; dat zou te veel op godsdienst lijken. Ze geven wel toe dat er iets is: “een macht die gerechtigheid bewerkt”of zoiets als “Voorzienigheid”. Ik heb maar al te vaak christenen horen zeggen, dat ze de Voorzienigheid danken. Wat is dat? Bedoelt u: “Dank God”? Als dat zo is, zeg dat dan ook ronduit! Het is God Die voorziet. God Die leidt, God Die beschikt, God. Nogmaals, hoe vaak horen we, dat de “Natuur” dit doet en dat de “Natuur”dat is en dat de “Natuur” iets voortbrengt! Wat bedoelt u? Een poosje geleden sprak een ongelovige in de open lucht. Hij oreerde heel welsprekend over de verheffende invloeden van de natuur en wat voor een zegen het was om de natuur te bestuderen. Een vriend, die in de menigte stond, zei tegen hem: “Dat is erg mooi, maar zou u ook zo vriendelijk willen zijn om me te vertellen wat de Natuur is, die dit allemaal doet?” De redenaar antwoordde bits: “Iedere dwaas weet toch wat de Natuur is.” “Oké,” zei de vragensteller, “dan zal het ook wel gemakkelijk zijn om het ons te vertellen.” “De Natuur,” zei de spreker, “wel, de Natuur is de Natuur.” Juist. Daar hield het mee op. En zo is het met heel veel mensen, wanneer ze praten over de Voorzienigheid of de Natuur. Laten we niet spreken zonder te weten wat we bedoelen, of zonder onze bedoeling te verklaren. We richten geen altaar op met het opschrift AAN EEN ONBEKENDE GOD. We kennen de Here en we worden door Hem gekend en daarom willen we over Hem spreken als onze hoop, ons vertrouwen , onze vreugde. We kennen geen voorzienigheid los van Jehovah Jireh, de God Die erin voorziet en ervoor zorgt. Voor ons is er niet een grillig toeval, maar de Here regeert. Eveneens is er voor ons niet een blind, onverbiddelijk noodlot, maar de Allerhoogste beslist en werkt Zijn wijze en soevereine wil uit. Laat daarom het Israël Gods niet praten, alsof ze hopen op geluk of op het noodlot, maar laten ze “hopen op de Here”, en hun vertrouwen in een persoonlijk God belijden, Die altijd voor hen werkt; “want bij de Here is genade en bij Hem is veel verlossing.”

Nu, geliefde broeder, hebt u genade nodig? Haal in uw gebeden om vergevende genade, het offer van de Heiland aan. Hebt u de beschermende genade nodig? Noem Hem, Die door God niet gespaard werd op de Grote Verzoendag. Hebt u vernieuwende genade nodig? Pleit bij Hem Die God terugbracht uit de doden. Hebt u het nodig om het licht van Gods aangezicht te zien? Pleit op Hem Die zei: “Waarom hebt Gij Mij verlaten?” Vestig het oog van uw hoop op de genade, op de Here Jezus en laat er niet door u op genade worden gehoopt, los van Hem. Herinner u wat er gebeurde met Uzzia. Hij was een man Gods en een koning, maar toen hij erg groot geworden was, dacht hij, dat hij zelf ook als priester kon optreden en het heiligdom van de Here kon binnengaan om daar een wierookoffer te brengen op zijn eigen verantwoording, zonder de aangestelde priester van de Here, maar hij werd met melaatsheid geslagen en hij werd er niet alleen uitgezet, maar hijzelf haastte zich uit de tempel. Ik beef voor diegenen in wie ik enig teken zie, dat ze voor God verschijnen op grond van hun eigen karakter. Ik ben bang, dat er onder de naamchristenen sommigen zijn, die zich zo zeer bewust zijn van hun eigen kennis en groei, dat ze bidden zonder Christus, loven zonder Christus en erover praten dat het niet langer nodig is, dat ze zonde belijden. Ze durven te handelen zonder die nederige afhankelijkheid van de aanwezigheid van de Grote Hogepriester. Dan vallen ze in zonde en worden zo getroffen met melaatsheid; misschien kunnen ze nooit tot op hun sterfdag ooit weer in zo’n contact met God komen, als ze eens hebben gekend. Ik zou niets willen doen zonder Jezus. Ik zou zelfs niet wensen om berouw te hebben, behalve dan wanneer mijn oog op het kruis is gevestigd. Ik zou niet hopen een heilige gedachte te hebben als daarbij mijn ziel niet ziet op Jezus als mijn Al. Weg, weg met elk denkbeeld van genade, behalve dan de genade ontvangen door Jezus, want Hij alleen is vol genade en uit Zijn volheid moeten wij ontvangen. Als ik dat zou kunnen, broeders, zou ik u willen binden aan het kruis als uw enige hoop. Ik bid de Here dat Hij mij voor altijd aan het kruis bindt: dat de wonden mijn enige bron van hoop zijn, het bloed en het water mijn enige reiniging. Ga weg, u allen die een gerechtigheid van uzelf hebt en hoop maar ergens anders op, maar de enige hoop van mijn ziel is de bloedende, stervende, begraven, opgestane en komende Redder. “Laat Israël hopen op de Here: want bij de Here is genade,” en bij Hem alleen: al de inspanningen van het geloof, wat betreft de genade, moeten altijd verbonden zijn met het kruis. De genade stroomt door Christus alleen.

Evenzo is het met “veel verlossing.” Wat een prachtige uitdrukking is dat: “veel verlossing!” Ik zou er graag bij stil willen staan. Ligt er geen zeldzame muziek in die klank? Het betekent veel vergeving voor veel zonden, door een prijs die werd betaald, een losprijs die werd gegeven. In Christus alleen kunt u dit vinden. “Bij Hem is veel verlossing.” Droom er niet van om verlossing te vinden in ordinantiën, in gebeden, in tranen, of in iets anders dan het leven en de dood en de Persoon van de Zoon van God. “Bij Hem is veel verlossing.” Een grote prijs heeft Hij betaald en daarom is er een grote schuld uitgedelgd. Grote overtredingen worden vergeven, maar slechts door het kostbare bloed van onze verheven Verlosser.

“Veel verlossing.” Wel, dat betekent bevrijding uit de slavernij van veel lusten, vrijheid uit de slavernij van sterke hartstochten, een losprijs voor gevangenen van wrede meesters. Mijn God, ik verlang ernaar om zo bevrijd en gered te worden en bij U is alle genade en kracht en voorziening voor veel bevrijding door loskoping, maar dit wordt alleen in Christus gevonden. Ik gelast u, mijn toehoorders, zoek niet naar ontsnapping uit de slavernij van de zonde los van de verlossing door Christus. Verwacht niet de kleinste zonde te overwinnen behalve dan door het bloed van het Lam. Ik geloof dat er niets meer misleidt dan het denkbeeld van een onwedergeboren hart, dat het naar heiligheid streeft, hoewel het verstoken is van de kracht van de Heilige Geest en niet denkt aan de verdienste van Jezus Christus. We hebben inderdaad veel genade nodig, veel verlossing, maar alles wat we ontvangen, moet tot ons komen van de Here, door Jezus Christus, de Middelaar.

“Veel verlossing”, dat houdt o.a.  in een grote groei in genade, overvloedig zijn in bruikbaarheid, hoogstaand geestelijk leven en een volmaakt voorbereid zijn op de hemel: voor dit alles moeten we hopen op de Here, want dit alles is bij Hem. Denk er nooit aan om ook maar in de minste of geringste mate verlossing te hebben los van uw hoop op de Here – uw vertrouwen op Christus Jezus.

De pit en het merg van wat ik heb gezegd is dit: hoop heel beslist op de Here. Er zijn veel sterren, maar laat slechts één van de rij het doel van uw geloofsoog zijn. Leg het fundament van uw hoop op de Here, ga door met het opbouwen van uw troost in de Here Jezus en plaats in Zijn Naam de gevelsteen. Begin met Christus en eindig met Christus. Als Christus voor u groter wordt, zorg er dan voor, dat het ik steeds minder wordt. Als het christendom u opgeblazen maakt, dan is dat niet het christendom van Christus. Ik heb daarnet gesproken van koning Uzzia, laat me nogmaals naar hem verwijzen. Lees in het tweede boek der Kronieken, het zesentwintigste hoofdstuk, het vijftiende vers – “Hij werd wonderbaar geholpen, totdat hij machtig geworden was.” Toen hij machtig werd, raakte hij van de rails en we lezen: “Maar toen hij machtig geworden was, werd zijn hart zo hoogmoedig, dat hij zeer eigenwijs handelde.” Let daarop. God zal ons altijd helpen als we zwak zijn. Wanneer we sterk zijn: wat zal ik dan zeggen? Dan zijn we zwak en is het nodig dat we vrezen, want we zijn reeds verheven, anders zouden we onszelf niet sterk achten – arme, zwakke schepselen, die we zijn! God zal ons altijd zegenen, zolang we onze afhankelijkheid van Zijn zegen belijden. Hij zal ons altijd vullen, zolang wij leeg zijn. Hij zal ons altijd voeden, zolang wij hongerig zijn. Hij zal altijd uw “Al in al” zijn, zolang u niets bent. Maar het ogenblik waarop u zich gaat beroemen op uzelf en zegt: “Ik ben rijk en ik heb mij verrijkt en ik heb aan geen ding gebrek,” zult u aan uzelf overgelaten worden om te leren, dat u naakt bent en arm en ellendig. Wee de dag, waarop stof en as overeind worden gezet om iemand te worden. Nebukadnezar is hoogmoedig en maakt al spoedig een snelle afgang mee van het zitten op de troon naar het eten van gras zoals het vee. Wormen, in aanwezigheid van de Here, doen alles wat ze mogen doen, wanneer ze hopen, ze doen alles wat ze kunnen doen wanneer ze hopen op Hem. Ze hebben niets dan zonde en Hij heeft genade voor hen. Ze zijn slaven van het kwaad, maar Hij heeft veel verlossing om hen daarmee te bevrijden. De armste, zwakste, verdrietigste onder ons mag hopen op de Here, want Hij kan alle dingen doen: laten we daarom onze samenkomst beëindigen, terwijl een ieder van ons hoopt op de Here en laten we doorgaan met ons geloof in “de God der hope”, totdat we de hemel binnengaan, waarop we hopen door Jezus Christus, onze Here. Amen.