“Ik kan niet meer.”
>>PDF<<
Ter bemoediging van vermoeide strijders van Christus wil ik hier een kleine belevenis vertellen. Wij christenen hebben het immers allen nodig om elkaar onderling moed in te spreken, zoals het oude versje zegt:
“Zou ergens een zwakke vallen,
dan grijpe de sterkere in.
Men drage, men helpe allen…”
“De Sterkere”, Die het best kan ingrijpen, is immers natuurlijk de Here Zelf.
Ik was destijds in een toestand van grote moedeloosheid. Verhitte gevechten lagen achter me, de kracht was verbruikt. En toch leek het me, alsof nog veel grotere moeilijkheden zich torenhoog voor mij opstapelden. Daarbij kwamen van binnen allerlei aanvechtingen. De oorzaak was, dat ik geen tijd en stilte meer voor gebed en bijbellezen vond.
In deze moedeloze en vermoeide toestand bezocht ik een geloofsconferentie. Eerst sprak er een spreker heel mooi over gebedsverhoringen. Het was werkelijk geweldig en zeker een grote versterking voor de verzamelde gemeente, hoe hij vertelde over de uitreddingen door God.
Ik werd echter alleen nog bedroefder. Ach, heel m’n innerlijke armoede werd me bij deze toespraak steeds duidelijker. Vanwege moedeloosheid met het oog op de ellendige toestand van de kerk en ook op mezelf, kon ik helemaal niet meer goed ’t hoofd opheffen.
Toen kwam een andere spreker op het podium. Ik kende hem. Hij was een man, die veel, veel moeilijkheden moest verduren. Hij begon zo:
“Nu wil ik nog een woord spreken tot hen, bij wie God niet alle gebeden verhoort, voor de vermoeide en moedeloze volgelingen van Jezus…”
Ik spitste de oren. Dat was duidelijk iets voor mij. En de spreker nam z’n bijbel en las uit het Oude Testament de geschiedenis van Amram en Jochebed, de ouders van Mozes. We kennen zeker het verhaal ook, hoe Farao het bevel had gegeven om alle pasgeboren jongetjes in ’t water te gooien, maar hoe Amram en Jochebed hem in ’t geloof trotseerden. Ze verborgen, zoals men weet, hun kind en verstopten het drie maanden lang. Maar dan staat er in de bijbel de zin: “En omdat de moeder haar zoontje niet langer kon verbergen…”
Bij deze woorden liet de spreker de bijbel zakken, keek de bijeenkomst aan en zei: “Wat zal dat toch een moeilijk uur zijn geweest, toen Jochebed zei: “Ik kan niet meer…!” En toch was het een goed uur. Want nu was de weg vrij voor de Here. Nu, omdat Jochebed niet meer kon, nam de Here dit kind op dat moment aan. Toen Jochebed zei: “Ik kan niet meer”, begon de reeks wonderen van God.”
Toen de prediker zo ongeveer dit had gezegd, moest ik denken: “Zo is het immers bij mij. Ik kan ook niet meer.” Wat hij verder nog meer heeft gezegd, hoorde ik nauwelijks nog. Ik had voor deze dag genoeg. Ik wierp al mijn lasten op de Here – en mijzelf erbij. En ik beleefde het als Jochebed: Nu begon God! En wat Hij begint, dat leidt Hij ook schitterend.
Zo herhaalde zich in mijn leven de oeroude ervaring van de gemeente van Jezus, waarvan Jesaja al getuigde: “Jongelingen worden moede en mat, zelfs jongemannen struikelen. Maar wie de HERE verwachten, putten nieuwe kracht; zij varen op met vleugelen als arenden…”(Jesaja 40:31)
De man, die de verschrikkingen en lasten van de dertigjarige oorlog heeft gedragen, Paul Gerhardt, drukt hetzelfde zo uit:
“… wanneer mijn kunnen en vermogen
tot niets in staat is, in niets kan helpen,
dan komt mijn God en trekt mij op
om mij Zijn kracht te verlenen…”
Bron: Variationen úber ein Thema, Wilhelm Busch
Uitgeverij Gütersloher Verlagshaus, Gütersloh, Duitsland.
© Copyright vertaling 2018 Stichting Exodusgemeente.