Ik ben niet bang voor de dood
>>PDF<<
(Uit “Like a river glorious” van Francis Ridley Havergal)
Een uittreksel uit de manuscripten van Francis Ridley Havergal, in antwoord op een opmerking: “De dood, waar we ALLEMAAL bang voor zijn.”
Nee, niet “allemaal”! Iemand die Gods weg van redding heeft gezien en aanvaard, is niet bang voor de dood. Misschien kan ik het op de beste manier duidelijk maken door het erg persoonlijk te doen – gewoon door mijn eigen ervaring te vertellen.
Ik ben niet bang voor de dood. Vaak word ik ’s nachts wakker en denk ik eraan, kijk ik er naar uit, met een ontroering van blijde verwachting en vooruitzien, dat ongeduld zou worden, ware het niet, dat Jezus zowel mijn Meester is als mijn Redder en ik ervaar dat ik werk voor Hem te doen heb, waaraan ik me niet wil onttrekken en ook dat Zijn tijd om me thuis te roepen de beste en de juiste tijd zal zijn; daarom ben ik er tevreden mee om te wachten.
Op een avond was ik me bewust van bepaalde symptomen die voorafgaan aan een bijna fatale aanval (van erysipelas) die ik een keer eerder op de hersenen had gehad.
Ik wist dat als de geneesmiddelen zouden falen, het waarschijnlijk mijn laatste avond op aarde was. Ik liet mijn moeder voor me zorgen, maar alarmeerde niemand en ik werd alleen gelaten in bed. Toen, alleen in het donker, ervaarde ik, dat het mijn laatste bewuste uur op aarde zou kunnen zijn en dat òf de slaap òf de fatale bewusteloosheid zou beginnen. Ik heb nooit een kalmer en fijner uur doorgebracht dan dat. Ik had geen enkele schaduw van angst! Alleen gelukkige rust en vertrouwen in Hem “in Wie ik geloofd heb”.
Was dit misleiding? Kon dit zo zijn in het aangezicht van de dood, die grote onthuller van alle onzekerheden? Ik wist dat het geen misleiding was, want “ik weet in Wie ik geloofd heb”.
Zo was het niet altijd. Ik weet net zo goed als ieder ander wat het is om “de dood te vrezen”, en de gedachte aan zijn absolute zekerheid van me af te zetten, omdat ik die niet onder ogen durf te zien.
Er was een tijd dat ik duidelijk zag dat ik mijzelf niet kon redden – dat ik op veel manieren de hel verdiende, maar vooral hierom, – dat ik God de hele liefde van mijn hart schuldig was en dat ik Hem die niet had gegeven; dat Jezus mij zo liefhad, dat Hij voor mij stierf en toch had ik Hem dagelijks, uur na uur met ondankbaarheid behandeld. Ik had het eerste gebod overtreden en aangezien ik heel mijn leven – de toekomst en het verleden – aan God verschuldigd was, had ik letterlijk “niets om te betalen”, want het leven voor Hem en het bewaren van Zijn geboden in de toekomst, zou het verleden niet verzoenen. Ik zag de zondigheid van mijn hart en leven. Ik kon mijn hart niet beter maken. “De ziel, die zondigt, die zal sterven.” Dus, tenzij de zonde wordt weggenomen, moet mijn ziel sterven en naar de hel gaan.
Waar was dan mijn hoop? In hetzelfde Woord van God (1 Johannes 5:10) staat geschreven: “Wie in de Zoon van God gelooft, heeft het getuigenis in zich”, en (Johannes 3:36): “Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven: doch wie de Zoon niet gelooft zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem” (King James Version).
Geloven in wat? – dat Hij Zijn Woord moet houden en de zonde moet straffen en dat Hij, die gestraft heeft in de persoon van Jezus, onze Plaatsvervanger, “Die Zelf onze zonden in Zijn lichaam op het hout gebracht heeft” (1 Petrus 2:24).
Als Jezus mijn schuld betaald heeft en de straf van mijn zonden gedragen heeft, aanvaard ik dit eenvoudig en ik geloof Hem en dit is helemaal een echte en werkelijke transactie. Ik deed dit – ik geloofde het en wierp mijzelf, totaal hopeloos en hulpeloos van mijzelf, aan de voeten van Jezus; ik nam Hem op Zijn Woord en aanvaardde wat Hij voor mij had gedaan.
Het resultaat? – Vreugde, vrede in het geloof en een gelukkig, VOLLEDIG vertrouwen in Hem, waar de dood niet bij kan komen.
Nu is het de allergrootste werkelijkheid voor mij – het is zo verweven met mijn leven, dat ik weet dat niets mij zou kunnen scheiden van Zijn liefde.
Ik zou het niet kunnen stellen zonder Jezus. Ik leef niet en ik kan niet leven zonder Hem. Het is een nieuw en ander leven; het leven en het licht dat alle angst voor de dood wegneemt, is wat ik graag wil, dat anderen hebben en zich daarin verheugen.
“De dood is verzwolgen in de overwinning. O dood, waar is uw prikkel? O graf, waar is uw overwinning? De prikkel des doods is de zonde; en de kracht van de zonde is de wet. Maar Gode zijn dank, Die ons de overwinning geeft door onze Here Jezus Christus” (1 Korintiërs 15:54).