Het kind van het Licht en de werken der duisternis
>>PDF<<
Een toespraak bedoeld om te lezen op zondag 24 februari 1895 gehouden door C.H. Spurgeon op donderdagavond 24 februari 1887
De tekst is Efeziërs 5:11: “En neemt geen deel aan de onvruchtbare werken der duisternis, maar ontmaskert ze veeleer.”
Zonden, vooral de grovere ondeugden, zijn “werken der duisternis”. Ze willen graag verborgen blijven, ze zijn niet geschikt om gezien te worden, ze bloeien in de duisternis van een onvernieuwd hart, ze worden het best bewaard in de onwetendheid van een ziel, die zonder kennis van de eeuwig geprezen God is. Het zijn ook werken der duisternis, omdat zij, die ze doen, er uiteindelijk een triest leven door hebben; ze zijn niet alleen in het duister wat betreft de kennis, maar ze zijn ook in het duister wat betreft de troost. Er is geen echt licht, geen echte vreugde in zonde: “Het loon van de zonde is de dood.” Het zijn ook werken der duisternis, omdat ze de neiging hebben de duisternis te bevorderen; de mens die ze doet, gaat van de ene donkerte naar een nog diepere en uiteindelijk komt hij in een duisternis terecht waar geen straal van hoop meer is: “de donkerte van de duisternis voor eeuwig.”
U weet dat de duisternis als beeld wordt gebruikt voor de machten van het kwaad, zoals licht het passende symbool is van de heiligheid van God en van Zijn oneindige goedheid en reinigende genade. Welnu, of wij die kinderen des lichts zijn, wel of niet actief zijn maakt niet uit, het is maar al te zeker dat de kinderen der duisternis aan het werk zijn. Zij werken altijd; hun activiteit stopt nooit. Meester Latimer zei vroeger, dat de ijverigste bisschop in Engeland de duivel was, want al waren er sommigen die hun diocees niet bezochten, de duivel was altijd bezig zijn volk op te zoeken. Zijn ploeg roest nooit in de voor; zijn zwaard rust nooit in de schede. De machten der duisternis kunnen nooit beschuldigd worden van luiheid; is er ooit een moment waarop ze niet druk en actief zijn? Er komt nooit lauwheid over de machten der duisternis. Het werk van de nacht gaat op een vreselijke wijze door; er zit geen pauze in; laten wij, die van de dag zijn, daarom ook werken. God helpe ons de werking van het stille verborgen zuurdeeg van de zonde tegen te werken door onze strijd om in de wereld een beter soort gedachten en gevoelens voort te brengen en door het verspreiden van de kennis van Gods genade en alles wat de eerbied voor God en de liefde tot mensen zal doen toenemen!
De tekst spreekt van de werken der duisternis en noemt ze “onvruchtbaar”. Dat zijn ze ook, want zonde is steriel. Het brengt iets soortgelijks voort en vermenigvuldigt zichzelf, maar wat betreft de vruchten die goed zijn, vruchten die mensen kunnen verheffen en van nut kunnen zijn, vruchten die God kan aanvaarden en die u en ik moeten begeren, is de zonde zo onvruchtbaar als woestijnzand. Er kan niets goeds uit voortkomen. Zo nu en dan horen wij het zeggen: “Wel, weet u, bij deze gelegenheid moeten we de hogere wetten van het recht aan de kant zetten, omdat het nu onvermijdelijk en noodzakelijk is, dat die bepaalde politiek gevolgd wordt.” Maar het is nooit goed voor zowel een individu als een natie om verkeerd te handelen; de vruchtbaarste politiek voor mensen en voor volken is datgene te doen, wat het licht kan verdragen. De werken van het licht zijn vruchtbare werken, rijk en zoet en geschikt om in te zamelen, aangenaam voor God en van nut voor mensen, maar de werken der duisternis zijn onvruchtbaar: zij leveren niets op, zij brengen geen goed resultaat voort. Ze zijn als de appels van Sodom, die voor het oog mooi kunnen lijken, maar wie ze plukt zal ontdekken dat hij alleen maar as in zijn hand heeft. O u, die de werken der duisternis doet, weet dat er geen goede vruchten zullen voortkomen uit heel uw werk! U kunt niets krijgen, wat de moeite van het hebben waard is als resultaat van al uw zwoegen.
Mijn tekst, die ik ook zojuist bij u heb ingeleid met deze paar opmerkingen, vraagt onze aandacht als een grote praktijkles voor christenen. “Neem geen deel aan de onvruchtbare werken der duisternis, maar ontmasker ze veeleer.” De werken der duisternis zijn vreselijk en te schandelijk om te noemen; u kunt er geen deel aan hebben. Ze brengen een kwaad voort, dat veel macht heeft over de mensheid; van nature zult u ze vermijden, niet op ze letten en ze ontvluchten, maar u moet ook wegblijven bij die werken der duisternis, die ogenschijnlijk kleurloos lijken en niet een duidelijk slecht effect hebben. U, als christenmens, dient een serieus, ijverig en ernstig leven te leiden. Voor u geldt:
“het leven is wezenlijk, het leven is ernstig”
en als er werken der duisternis zijn, die niet zo slecht lijken te zijn als anderen, maar gewoon lichtzinnig, dwaas en tijdverspillend, neem er dan geen deel aan. Deze onvruchtbare werken der duisternis moeten door u vermeden worden, evenzeer als welke zeer verontreinigend zijn. Hoor dit, christenen en God helpe u het bevel te gehoorzamen!
Laten wij, nu we overgaan tot het overdenken van onze tekst, ten eerste de vraag stellen: WAT WORDT ER VERBODEN? “Deel nemen aan de onvruchtbare werken der duisternis.” Laten we ten tweede de vraag stellen: WAT WORDT ER GEBODEN”, “ontmasker ze” en laten we ten derde overwegen: WAAROM MOETEN WE ZO HANDELEN?”
I. Ten eerste dan: WAT WORDT ER VERBODEN? “Neem niet deel aan de onvruchtbare werken der duisternis. Op een groot aantal manieren kunnen we eraan deelnemen.
Merk op, dat de tekst niet zegt: “Ga niet om met zondige mensen; heb niets te maken met mensen, die niet bekeerd zijn, want dan zou men uit de wereld moeten gaan. Sommigen van ons worden gedwongen hun dagelijks brood te verdienen temidden van mensen, die we zelf zeker niet gekozen zouden hebben als onze metgezellen. Ik weet dat velen van u elke dag gedwongen worden om een taal te horen, waarvan u walgt; u komt in contact met gedrag, waar uw gevoelige geest triest van wordt. Onze Heiland bidt niet, dat u uit deze wereld zou worden weggenomen, maar dat u bewaard zou worden voor haar kwaad. Als u bent, wat u belijdt te zijn, dan bent u het zout der aarde en zout is er niet voor bestemd om in een pot te bewaren, maar om goed in het vlees te worden gewreven om het zo voor bederf te bewaren. We moeten onszelf niet opsluiten als een select gezelschap van mensen, die allen hun eigen opbouw en vreugde zoeken, maar het is de bedoeling, dat we ons zouden mengen onder de goddelozen, voor zover onze plichten dat vragen. We worden gedwongen om dat te doen; het is de bedoeling van de Here, dat we dat zouden doen, opdat wij als zout zouden zijn onder hen. God geve, dat het zout nooit haar smaak verliest en dat de smakeloze wereld nooit de scherpte van de vroomheid van Gods volk mag vernietigen! We moeten dus wel een soort omgang hebben met slechte mensen, maar aan hun werken mogen we niet deelnemen. Laten we dan, om dit kwaad te vermijden, zien wat hier wordt verboden: “Neem geen deel aan de onvruchtbare werken der duisternis.”
Ten eerste, geliefde vrienden, nemen we deel aan de onvruchtbare werken der duisternis door de zonden, die zo beschreven werden, persoonlijk te bedrijven. “Laat u niet misleiden; God laat niet met Zich spotten.” Uiteindelijk moet een mens worden geoordeeld aan de hand van zijn leven. Als u datgene doet, wat heilig en rechtvaardig en welbehaaglijk is, dan hebt u contact met heilige, rechtvaardige en welbehaaglijke mensen, maar als u datgene doet, wat onrein en oneerlijk is, hebt u contact met de onreine en oneerlijke mensen. Aan het eind zal God ons plaatsen temidden van degenen, waar we het meest op lijken; op die dag, waarop Hij het volk, dat voor Hem verzameld is, zal scheiden, zoals een herder de schapen van de bokken scheidt. Dan zullen de schapen bij de schapen worden gezet en de bokken bij de bokken. Als u net als de goddelozen hebt geleefd, dan zult u sterven als de goddelozen en veroordeeld worden als de goddelozen. Slechts diegenen, die het leven van de rechtvaardigen leiden, kunnen hopen, dat ze de dood van de rechtvaardigen zullen sterven. Ik, die u met mijn gehele hart de leer van de genade van God predik, herinner u er niettemin even vrijmoedig aan, dat de genade van God vruchten in het leven voortbrengt en als die werkelijk in het hart zit, zullen er in het leven tekenen van te vinden zijn. Als u en ik dronkaards zijn, als wij oneerlijke dingen kunnen doen, als wij schuldig zijn aan fraude, als we begerig zijn – ik hoef de hele lijst van die slechte dingen niet bij langs te gaan – , dan zullen we behoren tot die klasse van mensen, die zich verheugen in dat soort praktijken en met hen moeten we dan voor eeuwig verder gaan.. We hebben contact met hen door net als zij te doen en we zullen aan het einde een vreselijk contact met hen hebben door te lijden, zoals zij zullen lijden. God make ons heilig! De naam van Jezus betekent juist, dat Hij Zijn volk zal redden uit hun zonden en Hij redt hen uit hun zonden, doordat ze ophouden die zonden te bedrijven, die anderen doen. Zijn eigen woord is: “Weest heilig, want Ik ben heilig.” “Weest heilig, gij die de vaten van de Here draagt.” Niets onteert Hem meer dan een gevolg van onreine mensen te hebben – mensen, die weigeren om gewassen te worden en die besloten hebben hun oude zonden niet los te laten. Grote zondaren, ja de grootste zondaren, zijn welkom om tot Christus te komen om van hun zonde gereinigd te worden en ervan te worden bevrijd. Hij heeft een ziekenhuis, waarin Hij de allerzieksten opvangt, maar wel met het doel hen te genezen. Als mensen niet genezen willen worden, maar de kenmerken van hun ziektes schoonheidsvlekjes noemen; als ze hun zonden liefhebben en ze aan hun boezem klemmen, dan zegt de Here tot hen: “Gij zult sterven in uw zonden.” God redde heel Zijn belijdend volk van deze vorm van deelnemen aan de werken der duisternis!
Vervolgens kunnen we deelnemen aan de onvruchtbare werken der duisternis door verkeerde dingen aan te leren, hetzij in duidelijke woorden of door er alleen maar naar te verwijzen. Ieder mens, wiens onderwijs neigt naar onheiligheid en die direct of indirect, hetzij door openlijke bewoordingen of door voor de hand liggende conclusies een ander mens tot zonde verleidt, is medeplichtig aan die misdaad. Als u uw kinderen iets aanleert, wat ze nooit zouden moeten leren, als u uw medewerkers iets leert, wat ze beter maar nooit hadden kunnen weten en als zij uw les verbeteren en verder gaan dan u ooit bedoelde dat zij zouden gaan, als zij van kwaad tot erger gaan, dan hebt u deel aan hun zonden; u neemt deel aan de onvruchtbare werken der duisternis. En, geloof me, er is niets vreselijkers voor een dienstknecht van Christus dan om deel te nemen aan de onvruchtbare werken der duisternis door een bepaald deel van de waarheid achter te houden, door één van de geboden van Gods Woord te verdoezelen, of door de vreselijke en eeuwige gevolgen van de zonde te ontkennen. Er kan niet iets vreselijkers zijn dan het einde van zo’n mens; ik denk dat ik liever zou sterven en geoordeeld worden door God als moordenaar van lichamen van mensen, dan dat ik naar de rechterstoel zou moeten gaan om ervan beschuldigd te worden de moordenaar van hun zielen te zijn door nuttige waarheden achtergehouden te hebben of door verderfelijke dwaalleringen gelanceerd te hebben. Ja, op die manier kunnen we gemakkelijk deelnemen aan de onvruchtbare werken der duisternis.
Verder zijn er sommigen, die zullen deelnemen aan de onvruchtbare werken der duisternis door anderen tot zonde te dwingen, te bevelen of te verleiden. Hoeveel kwaad wordt er dikwijls in dit opzicht aangericht vanwege te weinig nadenken! Wat u via een ander doet, doet uzelf. Als u een ander de opdracht geeft iets voor u te doen, waarvan u weet, dat het verkeerd is, dan zal ik niet zeggen, dat de ander goed is op het punt van de medeplichtigheid, maar ik zal wel zeggen, dat u verkeerd bent, omdat u de opdracht hebt gegeven. Laten vaders, laten meesters, laten meesteressen erop toezien, dat ze nooit anderen bevelen iets te doen, wat God hen niet bevolen heeft om te doen.
Soms is het feitelijk niet een bevel dat u geeft, maar u brengt de persoon in zo’n positie van verleiding en beproeving, dat de kans groot is, dat die persoon verkeerd zal handelen; als het zo is, zult u voor het aangezicht van God moeten delen in de schuld van dat verkeerde. Wanneer een meester zijn knecht minder loon betaalt dan hij zou moeten hebben en die knecht begaat een diefstal, dan veroordeel ik de diefstal, maar ik kan de meester niet vrijspreken, die de man in zo’n positie bracht, waarin hij wel heel erg verzocht werd om iets meer te nemen als vergoeding voor datgene, wat hem door de neus was geboord. De diefstal die hij heeft gepleegd, kan ik niet goed praten, maar toch kan ik niet diegene over het hoofd zien, die de ander op een plaats had gezet, waar hij naar alle waarschijnlijkheid ertoe gedreven zou worden om zo’n oneerlijke daad te doen. Als ik een mens in een positie breng, waarin het zeer waarschijnlijk is, gezien de menselijke aard, dat hij een zonde zal bedrijven, als ik hem bewust daar heb geplaatst, of hem daar heb geplaatst voor mijn eigen winst en voordeel, dan zal ik medeplichtig zijn aan de zonde als hij valt. Als u een kindermeisje bent en u neemt die kleine kinderen mee naar de rand van een klif en u laat ze daar tot aan de rand gaan en ze vallen over de rand heen, dan kunt u uzelf in deze zaak niet schoon praten. Het kan zijn dat u de kinderen hebt gezegd om niet te dicht bij de rand te komen, maar ù hebt ze op een plek gebracht, waar u er zo goed als zeker van kon zijn dat zij, zoals kinderen nu eenmaal zijn, er naar toe zouden gaan. U bent verantwoordelijk voor alles wat hen overkomt. Dus, als ik iemand anders op een plaats zet, waar ik zelf in staat zou zijn staande te blijven, maar waar ik er behoorlijk zeker van kon zijn, dat hij dat niet kon, dan zal ik deelnemen aan zijn zonde. “Wel, ik drink mijn glas wijn,” zegt iemand. Ja, en klaarblijkelijk doet het u geen enkel kwaad; u raakt er nooit opgewonden van en u bent er dankbaar voor, maar er is iemand anders, die niet hetzelfde zou kunnen doen als u zonder een dronkaard te worden en door uw voorbeeld wordt hij tot een dronkaard gemaakt en wordt hij geholpen om dat te blijven. Het gedrag kan voor u veilig genoeg zijn, maar als het verderfelijk is voor hem; zie er dan op toe, dat u niet deelneemt aan zijn onvruchtbare werken der duisternis. Het vereist een grote zorg en zelfverloochening om zo te handelen ten opzichte van anderen, dat we kunnen zeggen, wanneer we ’s avonds naar bed gaan: “Als vandaag iemand iets verkeerds heeft gedaan, komt het niet, omdat ik hem het voorbeeld heb gegeven.” O, dat we allemaal berouw zouden hebben van de zonden van andere mensen! Hebt u er nooit berouw over gehad? “Ik heb genoeg werk om berouw te hebben over mijn eigen zonden,” zegt iemand. Maar deze zonden, waarover ik spreek, zijn de uwe, even goed als die van andere mensen; als u anderen op de weg hebt gebracht om te zondigen, of als u druk op hen hebt uitgeoefend om hen ertoe te brengen te zondigen, dan neemt u deel aan de onvruchtbare werken der duisternis.
Soms gaan mensen deelnemen aan de zonden van anderen door hen te tergen. Wanneer vaders hun kinderen tergen om boos te worden, wie is dan de hoofdschuldige van die zonde? Zeker, het is de vader. En wanneer mensen soms met opzet misbruik maken van de zwakheden van anderen door hen te tergen, hebben zij dan niet meer schuld dan de overtreders? Ik ben er zeker van dat het zo is. Ik heb sommigen gekend, die anderen probeerden uit te horen, terwijl zij hun geneigdheid om de waarheid te overdrijven, kenden; zij hebben puur voor de lol hun verder gebracht en hen verleid om te liegen. Wie is de grootste van de zondaren in zo’n geval? Ik ben geen zedenmeester en ik zal niet proberen daden te wegen, maar ik kan dit wel met zekerheid zeggen, dat, als u een ander tergt om boos te worden, die boosheid deels uw zonde is, of als u bewust probeert anderen te laten zondigen door hen uit te dagen iets te doen, of op een andere manier van verzoeking hem probeert verkeerd te laten handelen, u zelf deel hebt aan de aanklacht op de laatste grote dag.
Vrienden, we kunnen verder deelnemen aan de onvruchtbare werken der duisternis door ze aan te raden. Er zijn sommige mensen, die zelf de verkeerde dingen niet zullen doen, maar ze zullen slecht advies geven aan anderen en hen zo tot ongerechtigheid brengen. We hebben personen gekend, die de rol van de kat speelden met de ezel; ze hebben een andere hand gebruikt om de kastanjes uit het vuur te halen. Ze brandden zichzelf niet, maar in werkelijkheid deden zij die daad via hun tussenpersoon. Van hen kwam het advies, zij hadden de schranderheid, de koelbloedige listigheid, waardoor het kwaad werd gedaan. Hoewel zij bij de handeling niet te zien waren, zag God ze wel en Hij zal het hun aanrekenen op de dag van het oordeel.
Ik ben erg bezorgd over mijzelf, wanneer ik advies moet geven en dat overkomt me dikwijls. Iemand zal vragen: “Wel, als ik juist handel in zo’n situatie als deze, zal ik arm blijven of ik zal mijn baan kwijtraken. Als ik de overtuiging van mijn geweten helemaal volg, wie zal er dan in mijn onderhoud voorzien? Ziet u, de verleiding zit in deze gedachte: “Nu, we moeten echt niet te streng zijn in ons oordeel over deze arme ziel. Kunnen we niet meegaan in die duidelijke wens van de persoon, die advies vraagt, de wet van God verzachten, of op een ander manier een ontsnappingsclausule maken en zeggen: “Wel, het zal niet juist zijn, maar toch, ziet u, onder deze omstandigheden,—-“. Nu, ik durf dat nooit te doen, omdat ik, als er iets verkeerds gedaan wordt en ik het aangeraden heb, medeplichtig zal zijn aan het verkeerde. U, die geroepen wordt om advies aan anderen te geven, – zoals dat bij velen van u het geval kan zijn vanwege uw leeftijd en ervaring – dient altijd een eerlijk advies te geven; laat niemand ooit politiek handelen van u leren. Er is iets in deze wereld, dat zichzelf dikwijls aanbeveelt aan bepaalde ‘verstandige’ mensen, maar wat zich niettemin nooit dient aan te bevelen aan christenen; het is de gedachte om een klein beetje kwaad te doen om zo een groot goed te verkrijgen. Als we van onszelf geloven verstandiger te zijn dan de geboden van God en ons inbeelden dat nauwgezette waarheid, rechtschapenheid en integriteit uiteindelijk niet het beste voor een mens is, hoewel God dat wel zo heeft bepaald, dan is dat een slechte zaak. Laten we anderen zo leiden, dat we niet zullen deelnemen aan de onvruchtbare werken der duisternis.
Maar we kunnen deelnemen aan de onvruchtbare werken der duisternis door er mee in te stemmen en ze oogluikend toe te laten. U woont bijvoorbeeld in een huis, waar heel veel slechts gebeurt en u bewaart er zelf afstand van. Tot zover klopt het, maar u protesteert er nooit tegen; u heeft zich er de hele tijd stil over gehouden. “Ahum”, was uw reactie. Soms, wanneer ze thuis komen van een plek, waar het slecht was en ze u vertellen over de ‘lol’ die ze er hadden, dan lacht u met de rest mee, of, als u niet lacht, hebt u in elk geval niet heel duidelijk uw afkeur tot uiting gebracht. U keurt het slechte wel af; in stilte bidt u er zelfs tegen, maar niemand weet dat het zo is, vooral de bedrijvers van het kwaad zijn er zich niet van bewust dat het zo is. In feite beelden zij zich in dat zij, omdat zij uw godsdienstige bezigheden met toegeeflijkheid tegemoet treden – hoewel zij het gebazel vinden – u toegeeflijk bent ten aanzien van hun zondige bezigheden, hoewel u in het diepst van uw hart gelooft dat het slecht is. Onze Here beveelt ons afstand te bewaren van alle toegeeflijkheid ten opzichte van de zonde, – niet met hardheid, niet met een scherpe veroordeling en in een onvriendelijke geest – , maar met een milde, vriendelijke, krachtige, eerlijke bestraffing. We moeten zeggen, vooral als we ouders, of meesters, of mensen met veel invloed zijn: “O, doe dit vreselijke toch niet! Ik kan geen enkel deel hebben aan dit kwaad, het zelfs niet in stilte tolereren. Wat zou ik graag willen, dat je het opgeeft! Ik vraag je dringend uit dit Sodom te komen. Ontsnap om uw leven te redden!” Als er thuis wat meer liefdevolle getuigenissen voor God waren, wie weet of dan de man bekeerd wordt en de zoon tot de Heiland geleid wordt? Maar vanwege het gebrek aan dit persoonlijke getuigenis onder christenen ben ik bang dat de gemeente van God verlamd raakt en dat veel van haar macht en bruikbaarheid van haar wordt weggenomen. Laten we de zonde niet toelaten of er naar knipogen, in welke situatie dan ook.
Het zij ook verre van ons om ooit deel te nemen aan de onvruchtbare werken der duisternis door de zonde aan te bevelen of ervoor te applaudisseren of ogenschijnlijk ermee in te stemmen. We moeten alle mensen laten weten dat, wat zij ook mogen doen met datgene, waar een slechte reuk aan zit, het een slechte reuk voor ons heeft en wij het niet kunnen verdragen, maar er altijd tegen moeten protesteren, opdat wij niet deelnemen aan de zonde van anderen. O, geliefde vrienden, ik geloof dat juist nu het grote gebrek van de gemeente heiligheid is. De grote noodzaak van de gemeente is ongelijkvormigheid; ik bedoel de ongelijkvormigheid aan de wereld. We moeten ernaar streven de stiptheid van de Puriteinse tijden terug te brengen en graag nog wat meer. Iedereen is vandaag de dag zo vrij in zijn denken en geeft zichzelf zozeer de ruimte, dat op sommige gebieden het onmogelijk is te zeggen wat de gemeente is en wat de wereld is. Ik heb zelfs een paar predikanten het voorstel horen doen dat er geen gemeente moet zijn, die zich onderscheid van de congregatie (plaatselijke traditionele kerk), maar dat iedereen gemeentelid kan worden zonder het minste onderzoek of zelfs maar een belijdenis van bekering. Er wordt verondersteld dat de mensen over het algemeen nu zo goed zijn, dat we hen zonder onderscheid kunnen opnemen en dat ze een gemeente zullen vormen, die goed genoeg is voor de Here Jezus Christus! Ach, dat is niet volgens het denken van Christus en dat is niet het onderwijs van Christus. Gods oproep aan deze tijd en evenzeer aan alle tijden, die hieraan vooraf gingen, is: “Daarom, gaat weg uit hun midden en scheid u af, spreekt de Here en houd niet vast aan het onreine en Ik zal u aannemen en Ik zal u tot een Vader zijn en gij zult Mij tot zonen en dochters zijn, zegt de Here, de Almachtige.” Protesteer, mijn broeders en zusters, tegen alles wat onrechtvaardig en onheilig is, alles, dat niet van God en van Christus komt en laat uw leven zo zijn, dat mensen niet zullen hoeven te vragen tot wie u behoort, of tot God of tot de duivel, maar dat ze meteen zullen zien, dat u het volk bent van de eeuwige geprezen God.
Dit dan is wat wordt verboden: “Neem geen deel aan de onvruchtbare werken der duisternis.”
II. De tijd gaat zo snel, dat ik maar kort antwoord kan geven op de tweede vraag: WAT WORDT ER BEVOLEN? “Ontmasker ze”. Onze levenstaak in de wereld houdt temidden van onze ander christenplichten ook het ontmaskeren van de onvruchtbare werken der duisternis in. Ten eerste, we moeten de zonde bestraffen. Ik zie dat het woord, dat hier weergegeven wordt met ‘ontmaskeren’ (reprove=terechtwijzen, berispen KJV) het woord is dat met betrekking tot de Heilige Geest wordt gebruikt: “Wanneer Hij komt, zal Hij de wereld overtuigen van zonde, gerechtigheid en oordeel.” We moeten daarom zo leven, dat het licht schijnt op het geweten van de mensen, opdat wij hen kunnen vermanen voor hun zonde.
Maar we moeten ook proberen om de zondaren zelf het zondige van hun zonde te laten inzien door het licht op de zonde te laten schijnen en hen door Gods genade zo te vermanen, dat zij overtuigd worden van zonde, zodat zij door het getuigenis van Gods volk ervaren, dat hun zondige gedrag slecht en bitter is. Het licht is in de wereld gekomen, opdat de duisternis zou weten, dat het duisternis is en opdat Gods licht de duisternis zou overwinnen en verdrijven. We moeten ons licht niet doven en ons niet vermengen met anderen, die in het duister zijn, maar we moeten de kap van onze lamp afhalen en het licht, dat er in is, zo laten schijnen, dat de duisternis daardoor ontmaskerd zal worden. Ik zeg niet, broeders en zusters, dat we door de wereld moeten gaan met norse gezichten, met een grimmige blik als van de dood, terwijl we ondertussen de wet verkondigen en zeggen: “Gij zult dit niet doen en gij zult dat niet doen”, maar, vrolijk vanwege de liefde van God in ons hart, zullen we aan de mensen bewijzen, dat het meest vrije en gelukkigste leven een leven van heiligheid is, een leven van toewijding aan God en dat zal, samen met het getuigenis van onze lippen een ontmaskeren zijn van de zonde, die in de wereld is. Alleen al het bestaan van een echte gelovige is de ontmaskering van het ongeloof; het bestaan van een eerlijk mens is de ontmaskering van schurkenstreken; het bestaan van een godvruchtig mens is de beste ontmaskering van goddeloosheid. Als bovendien dat bestaan wordt geruggensteund door het getuigenis met woorden en door een consequent voorbeeld, dan wordt de tekst geheel vervuld, want dan ontmaskeren wij de onvruchtbare werken der duisternis.
III. Ten derde, laten we ons afvragen: “WAAROM MOETEN WIJ ZO HANDELEN? Waarom worden wij, geliefde vrienden, de wereld in gezonden om de zonde te ontmaskeren en om niet haar spoor te volgen? De redenen worden in dit hoofdstuk gegeven.
Ten eerste, omdat wij Gods geliefde kinderen zijn en daarom navolgers van Hem moeten zijn. U, kind van God, zou u deelnemen aan de onvruchtbare werken der duisternis? U, kind van God, zou u de verloren en gevallen wereld navolgen? U, kind van God, zou u zich onderwerpen aan de invloeden van de duivel en zijn vuile manschappen? Het zij verre van u; vraag uw Vader u heilig te maken, zoals Hij heilig is. Met dat doel werd u geboren en in de wereld gezonden; smeek uw Vader u te helpen precies het doel van uw zijn te vervullen.
Bedenk vervolgens dat wij, die gelovigen zijn, een erfenis in het Koninkrijk van God hebben. Wij zijn erfgenamen van God, mede-erfgenamen met Jezus Christus. Wel dan, zullen wij gemeenschap hebben met diegenen, die geen erfenis in dit Koninkrijk hebben? Bedenk wat we daarnet hebben gelezen: “Want hiervan moet gij doordrongen zijn, dat in geen geval een hoereerder, onreine, geldgierige, dat is een afgodendienaar, erfdeel heeft in het Koninkrijk van Christus en van God.” En wilt u, die deel hebt aan deze erfenis, één pot nat vormen met zulke mensen? O, het zij verre van u! Erfgenaam van de heerlijkheid, wilt u een metgezel zijn van de erfgenamen van de toorn? Mede-erfgenaam met Christus, wilt u zitten op de bank van de dronkaard, of een onrein lied met de wereldse mensen galmen? Zijn hun plaatsen van vermaak geschikt voor u om die te bezoeken? Zijn hun holen van ongerechtigheid plekken, waar u geregeld naar toe gaat? Ga weg van de verblijfplaatsen van deze goddeloze mensen, opdat u niet verwoest wordt in hun vernietiging!
Even verder in het hoofdstuk, in vers zeven en acht, lezen wij: “Doet dan niet met hen mee. Want gij waart vroeger duisternis, maar thans zijt gij licht in de Here.” Wat! Is u een wonderbaarlijke omkeer overkomen? Bent u veranderd van duisternis in licht? Bent u werkelijk een nieuw schepsel in Christus Jezus, of is het allemaal een leugen? Want als u inderdaad tweemaal geboren bent, als u een opstanding uit de doden hebt meegemaakt, als er een tweede schepping in u tot stand is gebracht, hoe kunt u dan met deze dode mensen gaan leven en u mengen onder de mensen, die het leven van God niet kennen? Tenzij uw belijdenis niets anders is dan een farce of een leugen, zal de genade u zo dwingen, dat u eruit moet gaan en moet weigeren deel te nemen aan de onvruchtbare werken der duisternis.
De tekst beschrijft deze werken als onvruchtbaar en u leest in vers negen: “De vrucht van de Geest bestaat in louter goedheid, gerechtigheid en waarheid.” Nu, als u vruchten van de Geest dient te dragen, hoe kunt u dan deelnemen aan de onvruchtbare werken der duisternis? De twee staan tegenover elkaar. U, vruchtbare bomen, gaat u zich voegen bij dit opschot, dat spoedig moet worden omgehakt en in het vuur geworpen? Wat! Wilt u uw wijnranken laten omstrengelen door deze vijgenbomen, die bladeren hebben, maar geen vrucht en waar nooit vrucht aan zal groeien, want ze liggen onder de vloek van God? Nee, dat moet niet zo zijn. Volk van God, dien Hem en ga bij diegenen vandaan, die Hem niet dienen, maar die wel proberen Zijn heilige tempel te slopen en Zijn naam en invloed onder de mensenkinderen te vernietigen!
De apostel geeft ons nog een reden, waarom we niet moeten deelnemen aan de onvruchtbare werken der duisternis: “Want het is zelfs schandelijk om te noemen, wat in het geheim door hen wordt verricht.” Wat! Zullen we deelnemen aan dingen, waarvoor we ons schamen om er zelfs maar over te spreken? Toch moet ik het zeggen en ik moet het zeggen tot mijn eigen verdriet en afschuw, dat ik naamchristenen heb gekend, die deelnamen aan dingen, waaraan ik nu zelfs niet durf te denken. Op de lange duur zijn ze ontdekt; sommigen van hen werden nooit ontdekt, voordat ze dood waren. Wat een leven om te leiden, – met Gods volk aan de avondmaalstafel zitten, zelfs met anderen spreken over de weg der verlossing en toch de hele tijd door een geheime zonde bedrijven in het leven! Wel, het zou zeker beter zijn om meteen in de gevangenis te worden gezet, dan altijd bang te zijn om gearresteerd te worden; rondgaan in de wereld, een godsdienst belijden en toch ondertussen de hele tijd een leugen voorwenden en in een voortdurende vrees leven om ontdekt te worden! In welke zonde u ook moge vallen, God behoede ons voor huichelachtigheid en Hij make ons eerlijk en oprecht in alle dingen! Zullen we dan gaan deelnemen aan de dingen, waarvoor we ons al zouden schamen, als we erover spreken? God verhoede het!
Ik ben bang, dat ik over veel waarheden spreek, waarvan u vindt, dat er niets in zit, dat u tot troost is, maar broeders en zusters, kan ik daar iets aan doen? Kan dit omzeild worden? Als we onze bediening geheel willen bewijzen en u de gehele waarheid willen prediken, moeten we dan niet te rechter tijd elk gedeelte van Gods Woord nemen, of het nu een bestraffing is of een troost? Voor mijzelf is het effect van het nadenken over dit onderwerp dit: Ik heb geroepen” Here, wees mij genadig.” Ik ben opnieuw naar het kruis van Christus gevlucht. Ik heb opnieuw een zalving van de Heilige Geest gezocht, opdat ik in niets zou deelnemen aan de onvruchtbare werken der duisternis en als mijn toespraak dit effect op u heeft, zal het u een grote dienst bewijzen. O, vraag toch de Here om ons zichtbare leven grondiger rein en eerlijk te maken! Geef mij een kleine gemeente met werkelijk begenadigde, toegewijde, oprechte, godvruchtige mensen en ik zal blij zijn hen te dienen en ik zal verwachten dat God hen zegent. Maar geef mij een grote gemeente, die uit duizenden bestaat, – als er dan velen in zijn wier leven, als dat bekend was, een man Gods zou doen walgen en wier leven, welke bekend is bij de Geest van God, een verdriet voor hem is, wel, dan moet de zegen teruggehouden worden! We kunnen onszelf binnenste buiten prediken en ons dood werken in allerlei soort van heilige dienst, maar met een Achan in het legerkamp kan Israël de overwinning niet behalen. Daarom smeek ik u rond te speuren. Eén paar ogen, twee paar ogen in het pastoraat en de ogen van de ouderlingen en de diakenen van de gemeente kunnen nooit voldoende zijn om te waken over zo’n gezelschap als dit. De Here wake over u en moge u wederzijds op elkaar letten en bovenal, moge een ieder dagelijks waakzaam zijn over zijn eigen hart en leven! Zo laat ik, geliefde broeders en zusters, de tekst bij u en ik bid tot God deze te zegenen: “Neem geen deel aan de onvruchtbare werken der duisternis, maar ontmasker ze veeleer.”
Nu, als hier sommigen zijn, die deelnemen aan de onvruchtbare werken der duisternis, dan vraag ik hen hieraan te ontsnappen om hun leven te redden. Mogen zij tot Christus vluchten, Die hen alleen kan redden en wanneer zij eenmaal genezing hebben gevonden door Zijn wonden en leven door Zijn dood, laten zij dan bidden om bewaard te blijven voor alle zonden, opdat zij een heilig en deugdzaam leven mogen leiden tot de eer van Hem, Die hen gewassen heeft in Zijn eigen kostbaar bloed. De Here zende een zegen, ter wille van Zijn geliefde Zoon! Amen.