Selecteer een pagina

Het geloof reinigt het hart

>>PDF<<   

Een toespraak gehouden op zondagavond 15 april 1877 door C.H. Spurgeon.

“Door het geloof hun harten reinigende” Handelingen 15:9

De Joodse of Farizeïsche partij bood van buiten af fel tegenstand tegen het evangelie. Overal waar de apostelen ook naartoe gingen, stookten de Joden, die niet geloofden en aangespoord werden door jaloersheid, het volk tegen hen op. Zij konden het niet verdragen om te horen van de redding van de heidenen door genade, door middel van het geloof: het klonk hen pijnlijk in de oren, want zij dachten dat deze leer inging tegen de wet van Mozes, waarop zij zich beroemden. Zij waren kinderen van de slavin, onder het oude verbond van de werken en ze konden het niet verdragen dat de kinderen van de belofte de erfenis zouden krijgen. Ze worstelden en kwamen in opstand tegen het evangelie van de redding door genade, want het ging in tegen hun natuurlijke trots en hun nationale exclusiviteit. Ja en zelfs wanneer sommigen van hen bekeerd werden, zoals dat dankzij de heerlijke genade van God het geval was, dan was de oude mens nog steeds in hen en de geest van de slavernij was geneigd zich te laten gelden. Zij, die van de sekte van de Farizeeën waren geweest, brachten een flink deel van de Farizeïsche neigingen met zich mee in de gemeente en deze waren gevaarlijk voor het jonge Koninkrijk van Christus. Ik weet nauwelijks of de wettische principes niet meer kwaad zouden kunnen aanrichten in de kerk door het verdraaien van de zuivere leer, dan dat zij dat zouden kunnen doen, van buiten de gemeente, door het aanzetten tot vervolging. Men kan zich nauwelijks voorstellen hoe het evangelie aan de bedekking en verstikking door het Judaïsme zou kunnen ontsnappen, zoals een baby door de moeder, op een andere wijze dan door de bewarende genade van God en de inwonende Geest binnen de gemeente van God. U weet broeders, hoe we op dit ogenblik er verdriet om hebben, dat bepaalde mensen die er aanspraak op maken christenen te zijn, zich zeer ijverig inspannen om een juk te leggen op de hals van de discipelen, dat noch onze vaderen, noch wij konden dragen. Ze bedenken hoogdravende ceremoniën, nemen dagen en maanden waar en worden gebonden door kerkregels en voorschriften, die alle een ijdele en onnodige dienst zijn aan uiterlijke vormen. Sommige anderen zouden ons willen binden aan geloofsbelijdenissen en inzettingen, die niet duidelijk geleerd worden in het Woord van God, noch daarmee overeenstemmen en waar Petrus en Johannes totaal niets vanaf wisten. Ze hebben geen kracht, dan slechts wat komt van menselijk gezag. De oude Farizeïsche geest is een grote smeder van banden en bouwer van gevangenissen; het zou ons graag willen onderwerpen aan inzettingen van: “Raak niet, smaak niet en roer niet aan,” en ons willen boeien met regels van velerlei soort, want het kan de vrijheid niet begrijpen, waarmee Christus ons heeft vrijgemaakt. Het leert van alles, waarvan de apostelen gezegd zouden hebben: “Wij hebben zo’n bevel niet gegeven.” We moeten tegen deze geest strijden, even veel als tevoren. Nog steeds moeten we weigeren opnieuw onder het juk van slavernij te raken. Christus is alles. We zijn volmaakt in Hem en we zullen niet toestaan dat een enkele letter wordt toegevoegd aan Zijn volmaakte wet van de vrijheid.

Petrus werd door zijn ervaring op de grote vergadering in Jeruzalem in staat gesteld om diegenen antwoord te geven, die zeiden dat, tenzij een mens besneden was, hij niet gered kon worden. Reken maar, broeders en zusters, dat er niets uitgaat boven het praktische werk voor Christus om ons de waarheid van Christus te leren. Voor het grootste gedeelte zijn de ketters van de huidige tijd een kliek literaire mensen, meesters met de pen, maar helemaal niet in staat om te spreken. Het kan zijn dat hun gebrek in deze richting hen doet verzuren en hen ertoe brengt tegen de evangeliebediening in te gaan. In elk geval zijn het een stelletje theoretici, die niets afweten van de praktische dienst voor de Here en dus verzinnen ze allerlei nonsens in overeenstemming met hun eigen fantasie. Ze zitten op hun studeerkamer niets te doen en dan bekritiseren ze diegenen die hard aan het werk zijn en daarin succes hebben. Ze zijn zo druk bezig met het aanscherpen van hun pen en het polijsten van hun volzinnen, dat ze er niets om geven om zielen te redden; ze zijn er zo op gericht om ontdekkingen te doen, die hun eigen gigantische intellect voor het voetlicht zullen brengen, dat ze hun handen niet smerig kunnen maken met het praktische werk temidden van de armen en onkundigen. Omdat ze niets op hun hart hebben, komt hun hele natuur in hun hoofd terecht en als het hoofd in onbalans is geraakt door een druk hart, begint het een spinnenweb van theorieën en nieuwe ketterijen te spinnen. Ze zijn fanatiek, de geest die zij openbaren tegen de orthodoxie is enorm onverdraagzaam: hierin zijn ze vurig, maar in weinig anders, behalve dan in het voortbrengen van ernstige dwalingen, die de gemeenten verwoesten en zielen ruïneren. Temidden van de nietsnutten begint al het kwaad. Geef een mens praktische arbeid voor Jezus, houdt hem daarbij en hij zal net als Petrus leren, terwijl hij voortgaat en net als een rivier zich zuiveren, terwijl hij stroomt. Petrus kon niet blijven geloven in het beperken van het evangelie tot de Joden nadat de Here Cornelius de opdracht had gegeven hem uit Joppe te halen, opdat hij hem het evangelie zou onderwijzen: zijn concrete dienst zuiverde zijn theorie. Als degenen, die leiding geven aan de botanische wetenschap, nooit een bloem zagen, zou u zich dan verbazen, dat ze terechtkomen in enorme onrechtzinnigheid van geloof? Een bioloog, die nog nooit een levend dier zag, zou waarschijnlijk niet erg geloofwaardig zijn in zijn dierkundestudie; zo is het ook met hen die nooit te maken hebben met zielen van mensen, die nooit berouwvolle mensen, overtuigd van zonden, hebben gezien noch het lied van wedergeboren gelovigen in Christus horen, noch mensen zich zien verheugen in beproevingen en zien overwinnen in de dood. Die zullen zeker een misslag begaan wanneer ze zichzelf uitgeven als leraar. Ze leunen achterover in hun studeerkamerstoel, blazen zeepbellen en ventileren twijfels, zodat het geloof van veel godvruchtige, maar zwakke zielen, omver wordt geworpen en dat allemaal, omdat ze niets beters te doen hebben. Ik schrijf hen als medicijn voor, en ik wens van harte dat ze die zouden innemen, om iets voor Christus te doen en iets ten goede van gevallen mensen. Petrus kwam uit zijn natuurlijke toestand van wat anders dweperij zou zijn geweest, doordat hij geoefend werd in de dienst van Zijn Meester.

Petrus vertelt ons hoe hij ertoe kwam in te zien dat de besnijdenis niet nodig was. In opdracht van God ging hij bij Cornelius naar binnen, predikte tot hem en zijn huishouding en terwijl hij aan het prediken was, kwamen zij tot geloof. Hij had z’n toespraak niet uit of allen waren gelovig geworden en hij voegt eraan toe: “God, Die de harten kent legt getuigenis daarvan af, door hen de Heilige Geest te geven, evenals aan ons.” Zij geloofden en hij wist dat het geloof hun hart had gereinigd, want de Here zond hen de Heilige Geest, daar ter plekke. De Heilige Geest woont niet in onreine harten, maar wanneer de tempel van het hart gereinigd is, dan komt Hij daar. Hoewel deze mensen nooit waren besneden, waren ze toch in hun hart gereinigd, want de Geest van God rustte op hen: het was duidelijk dezelfde Geest, Die was neergedaald op de besnedenen in Jeruzalem, omdat het dezelfde resultaten voortbracht, “want zij hoorden hen spreken in tongen en God verheerlijken”. Nu, als de Geest geen verschil maakt tussen de besnedenen en onbesnedenen, waarom zou de gemeente dat dan wel doen? Petrus zei daarom: “Kan iemand het water weren, zodat dezen niet gedoopt zouden worden, welke de Heilige Geest hebben ontvangen evenals wij?” Hij beval daarom dat ze gedoopt zouden worden in de naam van de Here en bevestigde zo zijn geloof, dat het geloof hen had gereinigd. Hij zag dat de Here de beste evangeliezegeningen had gegeven aan onbesneden gelovigen, ja zelfs de kracht van de Heilige Geest en daarom was hij van mening dat zij in de gemeente ontvangen moesten worden zonder besnijdenis. Het argument van Petrus is buitengewoon helder en overtuigend. U en ik kunnen niet onpartijdig zijn, omdat wij, niet-Joden, van nature blij zijn met een argument, dat ons bij de zegen insluit, maar als we daar zouden zitten als rechter om te luisteren naar het pleiten van de apostel, dan weet ik zeker dat we zouden zeggen: “Of het ons zegent of ons vervloekt, de redenering kan niet weerlegt worden: als God niet Zijn Geest zou geven  behalve dan als het hart gereinigd was, dan waren de harten van deze mensen gereinigd en het is duidelijk dat ze alleen door geloof gereinigd werden, omdat we zien dat ze niet besneden waren en helemaal buiten de Joodse wet waren. Omdat we zien, dat ze rein van hart waren, wat voor behoefte kan er dan nog zijn aan een verdere reiniging? Wat voor zin heeft het dan nog hen het uiterlijke en zichtbare teken, het wegdoen van het onreine van het vlees, op te leggen, wanneer door het Goddelijke getuigenis bewezen is dat ze reeds rein van hart zijn? Het is goed beargumenteerd Petrus en we zijn blij met de conclusie.

Laten we nu het punt overdenken waar het argument van afhangt, de verklaring die in grote mate het scharnier vormt van Petrus’ redenering – namelijk, dat door het geloof het hart van de niet-Joodse gelovigen was gereinigd.

Ten eerste, laten we nadenken over de bewerker van deze reiniging, “door geloof”; ten tweede, het geheim van haar kracht, het was God Die hen reinigde door het geloof; ten derde, de plaats van haar werk, – “hun hart reinigende”; en ten vierde (wat niet in de tekst staat, maar wat we bijeen verzamelen uit onze eigen ervaring), de wijze van haar werking, of hoe het geloof ons hart reinigt.

I. Ten eerste dan, geliefde vrienden, laten we spreken van DE BEWERKER VAN DE REINIGING VAN HET HART – het geloof. Er was slechts geloof in het geval van Cornelius, slechts gewoon geloof zoals u en ik bezitten, geloof geboren uit het gehoor en alleen rustend op Jezus. Het geloof alleen deed het. Lees Petrus’ preek tot Cornelius en u zult merken dat zijn geloof niet werd teweeggebracht door de welsprekendheid van Petrus en niet in het teken stond van de menselijke wijsheid. Petrus vertelde een erg eenvoudig verhaal over het leven, de dood en de opstanding van Jezus van Nazareth, precies zo’n verhaal als een bekeerde knaap van onze zondagschool zou kunnen doorgeven, in feite “het oude, oude verhaal”; en terwijl hij het vertelde, ik hoop niet met zo’n schorre stem als ik gedwongen ben vanmorgen te doen, was de kracht van God tegenwoordig en de hoofdman en zijn gezin geloofden het getuigenis. De innerlijke kracht van het verhaal zelf bewerkte, door Gods zegen, geloof in het hart van zijn toehoorders en ze werden meteen gereinigd door dat geloof. Als ik vanmorgen zou spreken over Jezus Christus en Zijn weergaloze dood en sommigen van u, die het verhaal hoorden, zouden Hem vertrouwen, dan zou u gereinigd worden net zoals deze gelovigen uit Caesarea dat werden. Hun geloof kwam door het horen, net zoals dat het geval met het uwe zou zijn en ze hoorden precies hetzelfde evangelie van de genade van God dat ik u zou prediken. Door zo’n geloof worden harten gereinigd.

Hun geloof reinigde hen direct. Ze werden niet gereinigd na maandenlange overdenking. Het geloof reinigde hun harten onmiddellijk, want, tot verbazing van de besneden gelovigen die toekeken, viel de Heilige Geest daar op dat moment op hen, het bewijs uit de hemel, dat hun geloof hen geschikt had gemaakt voor de inwoning van de Heilige Geest. Wat een enorme energie is dit, welke harten reinigt, bezoedeld door de erfzonde en verontreinigd door werkelijke overtredingen, en hen meteen reinigt! De heilige kracht, die zelfs niet eens een enkele dag nodig heeft voor haar wonderbaarlijke werkingen, maar haar doel in een ogenblik tot stand brengt, is onze hoogste bewondering waardig. Hoe snel is het werk! Het horende oor, het gelovende hart, het gereinigde hart, deze drie volgen elkaar in een snelle opéénvolging op, zonder lange pauzes van een vreselijke overtuiging of sombere twijfel. In sommige gevallen is er sprake van uitstel, maar ze zijn niet noodzakelijk voor het werk en ze zijn ook niet van de Here. Hier volgen de werkingen van de genade elkaar op de hielen: het horen, het geloven, de reiniging, de gave van de Geest, de openbare belijdenis hiervan door de doop in de Heilige Naam, kwamen in een snelle opéénvolging en hierin ziet u de wonderlijke kracht van het geloof, waardoor de ziel meteen wordt gereinigd.

De bewerker van de reiniging was het geloof alleen en het is duidelijk uit het verhaal dat de waterdoop daarin niet hielp. Er wordt verondersteld door diegenen, die alleen maar met veronderstellingen werken, want ze kunnen zeker geen feiten aandragen om hun theorie te ondersteunen, dat er iets reinigends in de doop is. Zeggen ze niet dat ze daardoor tot lidmaten van Christus, kinderen van God en erfgenamen van het Koninkrijk der hemelen worden gemaakt? Nu, geen baby heeft ooit enig bewijs geleverd dat zoiets plaatsvond; hoe zou het kunnen? Het kleine schepsel is zich op dat ogenblik van niets bewust en als het opgroeit toont het geen betere kwaliteiten dan anderen die niet de wedergeboorte door middel van het water hebben ondergaan. We merken dat onze ongedoopte zonen en dochters in even grote getale door genade bekeerd worden als die kleine leden van Christus en erfgenamen van het Koninkrijk der hemelen. Deze “kinderen van God door middel van besprenkeling” tonen duidelijk dat ze een bekering nodig hebben, want ze groeien op om erfgenamen van de toorn te zijn, evenals de anderen. De wedergeboorte lijkt slechts zo diep te gaan als de huid, als we dat mogen oordelen aan het karakter van negenennegentig procent van diegenen die zo wedergeboren worden. Maar in dit geval was er geen vergissing wat betreft de betekenis van de doop, want Cornelius en zijn gezin werden pas gedoopt nadat ze de Heilige Geest hadden ontvangen en de Heilige Geest was het teken dat hun hart reeds gereinigd was. Nu, mijn broeders, de Here zal ons echt niet toestaan dat we Zijn eigen verordeningen vermengen met het werk van Zijn gezegende Geest bij het reinigen van het hart door het geloof alleen en God verhoede dat we ooit in zo’n dwaling terecht zouden komen. Nee, de reiniging van de ziel is door het geloof, het is niet door de doop: het is zelfs niet door een uiterlijk ritueel van Gods eigen verordening, noch door de wil van een mens, noch door het bloed, noch door de geboorte, maar door het werk van de Heilige Geest, door de werkzaamheid van het geloof en dat alleen.

Als het echter bij één of andere broeder zou opkomen dat het geval van Cornelius misschien wat speciaal was, omdat hij een vroom man en een gever van aalmoezen was geweest zelfs voordat hij het evangelie kende, dan antwoord ik, dat Petrus in zijn verhaal en argument geen woord over dat punt zei, maar dat hij het geval van de hoofdman eenvoudig naar voren bracht als dat van een onbesneden persoon, die was gaan geloven en bij wie het hart gereinigd was. Het lijkt me duidelijk genoeg dat als Cornelius, in plaats van dat hij een vroom man was, door God was geroepen vanuit de grootste losbandigheid, hij precies op dezelfde manier in zijn hart gereinigd zou worden. Als dat niet het geval was, dan zou Petrus niet eerlijk zijn geweest door een typisch voorbeeld aan te halen wat een tastbare uitzondering op de regel zou zijn geweest, maar hij spreekt over de hoofdman en zijn gezin als voorbeelden van wat God deed voor de gelovigen uit de niet-Joden, zodat hij helemaal niets speciaals bij hen zag, inderdaad niets anders zag dan dat zij gelovigen waren en dat door het geloof hun hart gereinigd was. Het feit is dat het instrument waardoor harten werkelijk gereinigd worden, het geloof is, dat komt door het horen van het evangelie en dit is alles; dus zeg ik op dit punt tot u, zelfs tot u die de Here nog niet kent, zoek niet naar een rein hart in uzelf, voordat u door geloof tot Christus komt. Zoek niet naar de vruchten, voordat u de wortels hebt, maar zie door het geloof op de grote Reiniger, hoe onrein van hart u zich ook voelt. Er is een zegen voor de reinen van hart, maar u kunt daar nu geen aanspraak op maken en daarom is het aan u om te geloven als zondaren in wie geen enkel goeds zit. Hoewel u verdriet hebt over de diepe verdorvenheid van uw natuur, probeer niet tevergeefs het te veranderen voordat u gelooft, maar, zondaar als u bent, veroordeeld door het vonnis van uw geweten, geloof in de Here Jezus Christus, dat  u volkomen vernieuwd mag worden. Ik smeek u, zoek reinheid van hart door het geloof alleen, want u zult teleurgesteld worden als u het op een andere manier zoekt. Denk niet dat iets anders met deze zaak te maken heeft, want dat kan niet; geen wassing of reiniging kan de Ethiopiër wit maken, alleen de Goddelijke kracht van de Verlosser kan dat doen. Lees in elk geval uw Bijbel, bid in elk geval, en luister in elk geval naar toespraken, maar geen van deze dingen kan van nut zijn om de fundamentele onreinheid van uw innerlijke natuur te veranderen. Het geloof moet het Lam, dat voor de zonden bloedde, zien en de verdienste kennen van het water en het bloed dat uit Zijn doorboorde zijde kwam en tot die tijd moet de ziel in de onreinheid van de zondeval blijven. Al de inspanningen van een ongelovige natuur laten ons alleen maar dieper wegzinken in de modder en doen onze verontreiniging toenemen. Het geloof is die tak van hysop die, ondergedompeld in het bloed van Jezus, het hart reinigt van zonde en niets anders zal dat doen. Kijk dan arme ziel niet op uzelf, opdat u zelf vernieuwd mag worden. Kijk naar uw zwarte, wanordelijke en weerzinwekkende ik en heb daar verdriet over, maar kijk daar niet naar om genezing te vinden, want dat zou het zoeken naar rijkdommen zijn temidden van een bankroet en de dood temidden van het leven, het zoeken naar de hel in de hemel en het zoeken naar God temidden van demonen; ziet u op Jezus, Die God heeft voorgesteld om Zijn volk te redden uit hun zonden en als u naar Hem ziet, zal het geloof uw ziel reinigen.

II. Waardoor is het geloof sterk genoeg om dit te doen? Wat is HET GEHEIM VAN HAAR KRACHT? Het geloven in andere dingen reinigt de ziel niet; waarom wel het geloof in het evangelie? Vertrouwen is een erg eenvoudige daad; hoe kan het gebeuren dat het vertrouwen op Christus het middel wordt om het hart te reinigen? Ik antwoord: “Omdat God daardoor werkt.” Laten we onze tekst lezen met het voorafgaande vers. “God, Die de harten kent, heeft getuigd door hen de Heilige Geest te geven, evenals ook aan ons; zonder enig onderscheid te maken tussen ons en hen, door het geloof hun harten reinigende.” Wie was het Die hun harten reinigde? Het antwoord is duidelijk. Het was de alwetende God. Ach broeders, u moet niet alleen kijken naar het instrument dat de Here gebruikt, maar u moet letten op Zijn eigen kracht die Hij, in verband daarmee, toont. Het geloof alleen zou niets zijn, maar wanneer God door het geloof werkt, worden wonderen tot stand gebracht. U kent het oude verhaal van het zwaard van Scanderbeg waarmee hij vroeger mensen in tweeën hakte vanaf de kruin van het hoofd naar beneden toe. Toen iemand ernaar keek, verklaarde hij, dat hij niets bijzonders aan het zwaard zag, dat het tot zo’n dodelijk wapen maakte, maar de ander antwoordde: “Je had die arm moeten zien, die het hanteerde.” Nu, als er naar het geloof-op- zich gekeken wordt, lijkt het iets verachtelijks, maar o, de arm die het hanteert! Wie zal die eeuwige arm weerstaan? Jacob mag dan slechts een worm zijn, maar God kan de bergen met hem dorsen. Het geloof mag dan maar een onbeduidende bezem zijn, maar wanneer Jezus komt om de tempel van het hart te reinigen, dan veegt hij al het verzamelde vuil eruit met dit onbeduidende middel. Deze, die groter is dan Hercules, geeft weinig om de zwakheid van het instrument, maar zie, Hij reinigt de Augiasstal van onze natuur met geen ander middel dan kinderlijk geloof. God werkt door middel van het geloof en zo doet het geloof wonderen.

Ach geliefden, als u gelooft in de Here Jezus Christus, dan hebben uw ingeboren zonden een andere Kampvechter om mee te strijden naast uzelf. God Zelf is met u als uw Aanvoerder en Hij zal uw geloof gebruiken om de ramshoorn te zijn om zo de muren van Jericho te laten instorten, of om te zijn als de kruiken en de trompetten, door welke middelen de tienduizenden van Midian ten val werden gebracht. Uw ongerechtigheden zullen buigen voor Zijn genade. Vertrouw alleen en uw arme kinderlijke vertrouwen zal in Gods hand de heilige gesel van smalle koorden zijn, die uw ziel zal bevrijden van al de dieven die het nu tot hun hol maken.

Bovendien, de tekst suggereert dat God door Zijn Heilige Geest aan het werk is in het hart. Nu, waar de Heilige Geest komt, brandt Hij als een hemels vuur en verteert de zonde. Hij komt ook als een vloeiende stroom en wist het kwaad uit en als een ruisende machtige wind om alles te verdrijven wat gemeen en verontreinigd is en wat zich heeft verzameld in de stilstaande lucht van de ziel. De Heilige Geest is de Geest der heiligheid en omdat Hij altijd bij het geloof woont, omdat Hij de Schepper, de Bekrachtiger en de Bewaarder van het geloof is, kunt u er zeker van zijn dat waar het geloof komt, het hart spoedig gereinigd zal worden.

Het feit is broeders, dat het geloof de zonde ziet, het verafschuwt en zichzelf in de Eeuwige Armen werpt om ervan verlost te worden. Het geloof voelt de zonde als een reusachtige berg druk uitoefenen op haar gemoed en voelt het hart naar beneden drukken en het geloof roept: “Eeuwige God, U hebt beloofd Uw volk te verlossen van hun zonden. Zie, ik doe een beroep op Uw kracht en vraag om de uitvoering van uw belofte; ik werp mezelf op Uw macht, opdat U deze last van mijn gemoed afneemt en mij vrij laat ademen zodat ik bevrijd wordt van z’n verschrikkelijke gewicht.” Alles is goed wanneer zo’n oproep in geloof wordt gedaan. Wanneer u God in uw strijd brengt, dan wordt die beëindigd. Wanneer u de Goddelijke kracht aangrijpt, valt Goliath door uw wapen, al is het maar een slinger en een steen. Hier is de kracht van het geloof, dat zij de belofte van haar God draagt als haar gordel van kracht. Ze heeft de hand gelegd op de almacht van Hem, Die de hemel en de aarde in stand houdt. Terecht kan zij wonderen verrichten, want God staat altijd klaar voor haar. Zie dan, waar de macht van het geloof ligt, waardoor ze de reiniging van de ziel bewerkt: – het is God, Die door haar heen werkt.

Maar zegt u, “Hoe reinigt God het hart? Hij kan het niet doen door fysieke kracht.” Nee. Wie bedenkt zoiets. Maar Hij doet het door Zijn wijsheid, die nog nooit werd beschaamd, door in de menselijke geest argumenten te brengen die bij de zaak passen, door waarheden te openbaren die het verstand overtuigen en door het geweten te voorzien van feiten die het pleit beslechten. Als menselijke wijsheid de ziel van mensen wint, wat zal dan de onfeilbare wijsheid doen? Samen met de almachtige wijsheid is er het zeer belangrijke element van onweerstaanbare liefde. Denkt u dat er geen kracht ergens is dan slechts die, welke kan worden afgemeten per pond en gemeten kan worden zoals wij de kracht van de stoom berekenen in de stoommachine van de locomotief? Ach heren, in de aandrang van de overtuiging, in de kracht van de overreding, in het pleiten van de liefde, zijn er krachten die nooit de menselijke wil geweld aandoen, maar die het beheersen met een heilige opperheerschappij. Wat is sterker dan de kracht der liefde, – liefde, die de meest halsstarrige tenslotte laat toegeven, liefde, die de meest boosaardige dwingt lief te hebben ondanks hemzelf, liefde, die mensen verrast zodat ze berouw hebben en dankbaar zijn, voordat ze zich er bewust van worden? God heeft de mensen lief, totdat ze Hem moeten liefhebben. God heeft hen met zo’n almacht lief dat zij tenslotte hun wapens van de opstand neerwerpen en zich maar wat graag onderwerpen. Niets overwint zoals de liefde. Nu, het is omdat het geloof vertrouwt in deze wijsheid en deze liefde en deze komen haar te hulp in haar oorlog tegen de zonde, zodat de woedende begeerten en de grillige hartstochten van het hart worden onderworpen en de genade regeert door de gerechtigheid ten eeuwigen leven.

Zo dan broeders en zusters, ik zeg, terwijl ik dit punt achterlaat, bedenk ootmoedig en hoopvol dat de strijd uiteindelijk niet de uwe is: de Here heeft de strijd op Zich genomen en Hij zal de overwinning behalen. De overwinning over de zonde moet tot stand worden gebracht door de Almachtige: u moet worstelen en strijden, maar God in u is de Winnaar van de strijd. Omdat God met u is, is er niets onmogelijk; er is geen karakterfout die u niet kunt herstellen, er is geen sterke hartstocht die u niet onder controle kunt krijgen, geen innerlijk verlangen hoe heftig ook, dat u uiteindelijk niet kunt vernietigen. Heb moed. Een hoog niveau van heiligheid is nu voor u mogelijk, omdat God met u is. Wanhoop aan niets; twijfel niet, want in alle dingen zult u meer dan overwinnaar zijn door Hem, Die u heeft liefgehad. Laat slechts uw geloof zichzelf voortdurend werpen op de almacht van God en u zult zien dat Hij uw hart zal reinigen.

III. Ten derde, laten we overdenken dat DE PLAATS VAN DE WERKING VAN HET GELOOF in de eerste plaats het hart is, – “hun harten reinigende”. Ik zal niet meer over dit onderwerp spreken dan om te schetsen wat ik gezegd zou hebben als ik in staat was geweest mijn woorden met grotere snelheid uit te spreken. Gebreken met de stem zijn een droevige hindernis voor predikers: bid dat ze weggenomen mogen worden, want in mijn geval zijn in elk geval de hersenen langzamer, wanneer de spraak gehinderd wordt.

Het geloof verandert de stroom van onze liefde en verandert de motivatie die ons beheerst: dit is wat er bedoeld wordt met het reinigen van het hart. Het maakt dat we datgene liefhebben wat goed en juist is en het spoort ons aan met motieven, die vrij zijn van het ik en de zonde – dit is inderdaad een groot werk. Daarom is de verandering die het geloof voortbrengt, erg radicaal en diepgaand. Het is een geringe zaak om de buitenkant van de beker en de schotel te reinigen; er moet eerst en hoofdzakelijk voor de binnenkant van de beker worden gezorgd. Als het hart veranderd zal worden, moet de bekering grondig en volledig zijn – niet alleen maar een oppervlakkige zaak, maar een grondige vernieuwing. “Scheur uw harten en niet uw kleren,” was Gods bevel aan Zijn volk en het geloof handelt in deze geest; het begint niet met de kleren, noch met het uitdenken van voorschriften voor uiterlijke handelingen, maar het begint met de innerlijke mens. Het geloof legt de bijl aan de wortel, het geneest de stroom bij de bron en daarom wordt het grondig, krachtdadig en eerlijk gedaan.

Maar als het hart gereinigd is, wordt de reiniging werkzaam in het gehele leven. Een ziek hart betekent een mens die helemaal ziek is; u kunt geen slecht hart hebben of elk orgaan wordt in een bepaalde mate slecht, het hele leven is ontregeld. Ook kunt u niet een hart hebben dat goed is zonder dat het z’n effect heeft op de hele natuur en alles dat in u is, ten goede beïnvloedt en ook alles dat uit u komt aan gedachten, woorden en daden. Niets is beter dan te beginnen bij het hart, waaruit de uitgangen des levens zijn. Al het andere is armzalig oplapwerk, maar een nieuw hart krijgen is inderdaad vernieuwd worden. Daarom is zo’n verandering permanent. Het in bedwang houden van lusten die nog altijd zijn overgebleven, betekent dat de hond terugkeert naar z’n uitbraaksel; de buitenkant reinigen en de natuur onveranderd laten, en de zeug die gewassen was, gaat terug om zich weer in de modder te wentelen. Verander een hond in een schaap, verander een varken in een kind, dan komen de oude gewoontes niet terug, maar zonder dit is alle menselijke goedheid als een verwelkende bloem. Zo’n permanente reiniging is aanvaardbaar bij God, Die het hart doorzoekt. De mens oordeelt naar het uiterlijke, maar God ziet het hart aan; zo brengt het geloof bij het reinigen van het hart een reiniging tot stand, die welbehaaglijk is bij God.

De samenvatting van dit alles is, broeders en zusters: begin niet de reiniging van uw hart te zoeken en daarna op de tweede plaats het geloof in Christus te zoeken. Nee, laat alle dingen in de goede volgorde geschieden. Gevoelens zijn goed als ze goed zijn, maar ze zijn niet de bron van reinheid, noch de voorloper van geloof. Het geloof is de ouder van de juiste gevoelens; verwar nooit de moeder met de kinderen. Als u mensen gereinigd wilt hebben, richt u er dan op, door de zegen van God, geloof in hen voort te brengen. De prediking die slechts de hartstochten opwekt is van weinig waarde. We hebben een heleboel gehoord over huilende menigten, maar we hadden liever één individu gelovig gezien. We vinden het veel beter een mens ertoe te brengen om te geloven met z’n hart dan om te huilen met z’n ogen; daarom richt ik me liever op de prediking van een gekruisigde Christus, om zo geloof voort te brengen, dan om gevoelige beelden te schilderen van doodsbedden en stervende moeders, welke dingen op de emoties werken, maar die weinig neiging hebben om tot geloof te leiden. Als we het eerst van al geloven dat Jezus de Christus is en als we tot rust komen in Hem, dan komt het met de emoties naar verloop van tijd wel goed; het hart zal veranderd worden waar het geloof eenmaal de scepter aanvaardt. Maar als u een geloof hebt, dat nooit uw hart raakt, een geloof dat u nooit verblijdt of verdrietig stemt, een geloof dat u nooit de zonde laat haten noch de Here Jezus laat liefhebben, dan geef ik u de opdracht uw geloof van u af te schudden zoals Paulus de adder van z’n hand afschudde, want het is een dodelijk geloof; als u in plaats daarvan een pijnlijk hart zou voelen en een diep gevoel van vervreemding van God, dan zal de verandering vreselijk voor u lijken, maar het zal u leiden naar uw hoogste goed. Slechts het levende geloof dat inwerkt op het hart en de verlangens en gevoelens beïnvloedt, kan het geloof van Gods uitverkorenen zijn. Een maanlicht-geloof, dat wel licht heeft, maar geen warmte, is iets van de nacht en het is niet het geloof van de kinderen van de dag. Geloof dat woont in de koude schuur van de hersens en nooit afdaalt in de woonkamer en de eetkamer van het hart, zal door de kou omkomen en het is niet het leven dat de Heilige Geest in de mens bewerkt. Beoordeelt u maar wat ik zeg, maar als u alles vergeet, onthoudt dan nog wel dat het geloof op de eerste plaats komt en dat de reiniging van het hart daar een gevolg van is. Span nooit het paard achter de wagen, plaats nooit het gevolg voor de oorzaak. Verwacht geen vrucht van heiligheid zonder de wortel van het geloof. Probeer niet in reinheid te groeien, hetgeen een resultaat is, zonder eerst het geloof te versterken, hetgeen haar bron is.

IV. Tenslotte, laten we DE WERKWIJZE VAN DE VERRICHTINGEN VAN HET GELOOF beschouwen, – hoe gaat het geloof te werk bij het reinigen van het hart?

Merk ten eerste op, geliefde vrienden, dat het geloof gelooft in de zonde als zonde en de verschrikking ervan ziet als een belediging van een heilig en genadevol God, in Wie het geloof vurig gelooft. Het geloof gelooft in de hel en ziet de  “rook van haar kwellingen opstijgen voor eeuwig en eeuwig”. Het geloof gelooft in “de worm die niet sterft en het vuur dat nooit kan worden uitgeblust”.  Het geloof, “het bewijs der dingen die niet gezien worden”, plaatst voor de ziel in een ontzagwekkende rij de luister van die verschrikkelijke dag, wanneer Christus met de wolken zal komen, zodat de ziel ziet dat de zonde een buitengewoon vreselijk en verdoemelijk iets is en zich tot God wendt om ervan verlost te worden: dit is één grondbeginsel bij de reiniging van de ziel.

Vervolgens, het geloof verheugt zich om Christus voor te stellen aan het hart en om het te laten zien op Zijn bloedende wonden, doorstoken zijde en ontsierd gelaat. Het geloof maakt geen droom van Hem, maar een werkelijkheid; zij laat de oren van de ziel Zijn kreunen horen en naar Zijn “Lama Sabachthani” luisteren. De ziel neemt waar, dat toen de zonde op Christus werd gelegd, het Hem verpletterde en daarom haat het hart de zonde, die zijn beste Vriend doodde en hier is nog een grondbeginsel dat werkt tot haar reiniging.

Het geloof verheugt zich zeer in de Persoon van Christus en daarom plaatst ze Zijn weergaloze lieflijkheid de ziel voor ogen, als de zeer Geliefde der heiligen. Voor het geloof is Christus niet een historische persoon die even over de bladzijde van de geschiedenis heen gleed zoals een voorbijganger zich voor een camera langs beweegt, wanneer een fotograaf bezig is een straatfoto te nemen, en zo slechts een vaag spoor van zijn passeren over het tafereel laat zien, terwijl de foto werd gevormd. Het geloof heeft geleerd Christus te zien als de meest werkelijke Mens Die ooit leefde, het feit der eeuwen, het brandpunt van de waarheid. Het geloof raakt, tast, omarmt en voedt zich met Christus. Ze is zo bekend met Hem dat ze gekust is met de kussen van Zijn lippen; zij is vervuld met Zijn liefde, welke beter is dan wijn en daarom ervaart ze Zijn aantrekkingskracht en volgt Hem. Het geloof is de bekende vriend van Christus: het geloof is als Johannes, die aan Zijn boezem ligt en daar van Zijn liefde geniet en haar eigen liefde uitstort. Het geloof dat de liefde en de lieflijkheid van Christus aan de ziel toont, ontsteekt in het hart een hevige vlam van liefde voor Hem en dit vuur van liefde wordt een machtig grondbeginsel tot reiniging, want u kunt niet Christus liefhebben en de zonde liefhebben; u kunt geen dankbaarheid voor de verlossing van het kwaad ervaren en u er dan weer in gaan storten.

Verder, het geloof heeft een wondervolle werkwijze om haar genadige voorrechten te verwerkelijken. Het geloof zegt tegen de mens: “Weet ge niet dat gij Gods uitverkorenen bent? De eeuwige Vader schreef uw naam in Zijn Boek des Levens voordat Hij de lampen aan de hemel ontstak. Hoe dient u te leven? U bent verlost, het teken van het bloed is op u, u bent niet van uzelf, maar gekocht met een prijs, hoe heilig behoort uw leven te zijn! U bent kostbaar voor het hart van God, u bent Zijn Hephzibah, Hij verheugt zich in u. U bent Zijn kind, niet meer een dienstknecht, maar een zoon. U bent de Bruid van Christus; ja, u bent een deel van Zijn verborgen Lichaam, u bent één met Hem, – hoe dient u uzelf te gedragen?” Broeders, zusters, hebt u zich ooit één van deze zegeningen gerealiseerd zonder te ervaren, dat zulke voorrechten de ziel reinigen? Leken ze niet, een elk van hen, tot u te zeggen: “Wat voor personen moet u zijn in alle heilige gesprekken en godsvrucht, omdat u deelgenoten bent van zulke genadegaven?”

Het geloof heeft verder nog een wonderlijke kracht om te werken op grond van het principe van de telescoop door de toekomstige dingen ons naderbij te brengen. Heeft zij voor ons zelfs niet de paarlen poorten geopend en de gouden straten voor onze ogen doen glinsteren? Hoe dichtbij is voor het verziende oog van het geloof, o gezegend Jeruzalem, uw hemelse pracht verschenen! Bij zulke gelegenheden zouden we er helemaal niet meer aan denken om ons te verlustigen in de zonde, omdat we onze hemel als zeker ervaarden; we hebben gekermd om meer reinheid en hebben de schoenen van de voeten gedaan, want we ervaarden dat zelfs de voorsteden van de hemel, waar we toen stonden, heilige grond waren. Vervoerd door het visioen van het geloof zijn we begonnen de sneeuwwitte mantel aan te doen van de onbevlekten. Met deze hoop in ons, hebben we onszelf gereinigd, “zoals Hij rein is”. O, u die broeders zijt van volmaakte geesten, mede-erfgenamen met de verheerlijkten van de kroon des levens, die niet verwelkt, met engelen als uw dienaren en Christus Zelf als uw Oudere Broeder, hoe dient dan onze manier van wandelen en spreken te zijn! We ervaren dat we nooit volkomen tevreden zullen zijn, totdat we volmaakt heilig en onberispelijk zijn in Zijn ogen. Wat zou er krachtdadiger het hart kunnen reinigen dat het visioen van de hemel, dat het geloof ons aanbiedt?

Sta me toe nog een aantal zaken bij elkaar te zetten, om u te laten zien dat het geloof ons niet alleen motieven geeft, maar dat het ons werkelijk kracht geeft. Ik zal u vertellen hoe het geloof dat doet, want ik heb het geprobeerd in het gevecht tegen de zonde. Kracht wordt door het geloof verkregen, door te pleiten op de beloften van God. Hebt u nooit ervaren dat u een zonde niet kon overwinnen en bent u toen heengegaan en neergeknield en hebt u geroepen: “Here, u hebt gezegd: ‘de zonde zal over u geen heerschappij hebben, want gij zijt niet onder de wet maar onder de genade’, Here redt mij van de tirannie van de zonde, die hij nu op mij probeert uit te oefenen.” Hebt u nooit op die andere belofte gepleit: “Ik wil Mijn hand tegen u keren en Ik zal uw slakken als met loog uitzuiveren en al uw looddelen verwijderen”(Jesaja 1:25)? Hebt u ooit geroepen: “Here, ik zal U niet laten gaan, tenzij Gij mijn banden hebt weggenomen en mij verlost hebt van de ongerechtigheden die nu de overhand hebben op mij”? Dan ben ik er zeker van dat u de hulp van God hebt verkregen. Zo krijgt het geloof, door op Gods eigen Woord te pleiten, kracht om de zonde de baas te worden. Probeer haar heilige kunst. Geloof zonder te twijfelen de getrouwe Belover en houdt Hem aan Zijn Woord waar Hij Zich nooit aan onttrok en Zich nooit aan zal onttrekken, want Hij is niet een mens dat Hij zou liegen, noch een mensenzoon, dat Hij berouw zou hebben.

Het geloof legt moedig de hand op de macht van God Zelf. Op de kracht van de belofte grijpt zij de Goddelijke Hand; zij heeft de heilige onbeschaamdheid, de toegewijde ongepastheid om zichzelf naar de troon te dringen en de Goddelijke hand vast te grijpen, want zij heeft Hem horen zeggen: “Laat hem Mijn kracht grijpen”. O, geliefden, hoe verslaat zij dan de Filistijnen! Hoe velt ze dan de ongerechtigheid neer wanneer eenmaal God, de onbedwingbare Doder van de zonde, haar te hulp gekomen is. Zij noodzaakt Hem te komen door Hem vast te grijpen en dan jaagt ze al haar tegenstanders op de vlucht.

Het geloof brengt ons echte kracht om de zonde te overwinnen door het bloed van Christus toe te passen. Ze praat niet alleen maar over de verzoening, maar ze verheugt zich erin als haar eigendom en ze maakt er een medicijn van voor de genezing van zondige gewoontes. Het bloed van Jezus is het leven van het geloof en de dood van de zonde. Al de heiligen overwinnen door het bloed van het Lam; wij sprenkelen het voor ons en koningen van legers vluchten snel weg. De verzoening door het bloed, de letterlijke plaatsvervanging van onze Here, de pijnlijke borgstelling, de overwinnende gerechtigheid en de vertegenwoordigende verheerlijking van de Here Jezus zijn alle grote reinigers van de ziel, – scherpe zwaarden om de zonde mee te verslaan. Rust blij in Hem, Die voor u stierf en weer opstond en u zult krachtig zijn in de deugd; de zonde zal alle kracht over u verliezen. Het bloed van Jezus is de voornaamste en inderdaad, de enige bron tot reiniging; het is de allerhoogste bron van heiligheid, de voorbereiding voor de hemel. Het geloof geeft ons kracht, want zij dompelt ons in het verzoenende bloed, dat ons leven is.

Het geloof zelf geeft ons ook kracht tegen de zonde doordat zij zich vermengt met alle verordeningen van het evangelie. Wij lezen van sommigen: “dat het gepredikte Woord hen niet van nut was, omdat het niet met geloof gepaard ging bij hen, die het hoorden.” Het geloof is een noodzakelijk ingrediënt om gemengd te worden met de middelen en de verordeningen om ze zo smaak en kracht te geven. Met het horen van preken, het bijwonen van het Avondmaal, het gebed in de binnenkamer, bijbelstudie, – meng daar geloof bij. “Zonder voor te schrijven hoeveel,” meng daar geloof bij en hoe meer, hoe beter. Het geloof zal u in staat stellen voeding en het wezenlijke te halen uit de verordeningen van het evangelie en zo zal het u krachtig maken in het worstelen tegen de zonde.

Tot slot van al, het geloof wekt de nieuwe mens op om intense weerstand tegen de zonde te bieden. Het geloof maakt als een trompet de niet zondigende nieuwe natuur wakker om te strijden en het leidt het in het heetst van het gevecht. Liet ik u opschrikken toen ik zei de “niet zondigende nieuwe natuur”? Ik zei het met opzet, want zij kan niet zondigen omdat zij uit God geboren is; er is in de wedergeboren mens een grondbeginsel van de Goddelijke geboorte, een zaad dat onvergankelijk is, dat zal blijven in de vernieuwde ziel voor eeuwig en eeuwig; dit zaad of dit grondbeginsel spoort het geloof aan om te groeien en kracht te krijgen. Het geloof wekt de liefde op, spoort de moed aan, gordt het geduld aan met haar gordel en de volharding met haar schoenen, prikkelt de ijver en wekt de naijver op, brengt verlangens naar heiliging in beweging, verlevendigt de ijver van de vroomheid en zo houdt het de machten van het kwaad onder controle en reinigt het ’t hart. Dit is een korte schets van hoe het geloof, van dag tot dag, de ziel van de mens reinigt.

Ik ben klaar wanneer ik heb gezegd – zie dan toe op de eenvoud en de kracht van uw geloof. Geliefden, “zoals gij Christus Jezus de Here ontvangen hebt, wandelt in Hem”. Als u in Hem gelooft tot rechtvaardigmaking, geloof ook in Hem tot heiligmaking. Als iemand u vertelt, dat u op de ene manier rechtvaardigmaking verkrijgt en de heiligmaking op een andere manier, geloof hem dan niet. Jezus Christus is ons van God geworden tot heiligmaking evenals tot verlossing. Farizeeën leren ons in essentie dat we geheiligd moeten worden door de wet, hoewel dan gerechtvaardigd door het geloof, maar wij weten beter. Dit is de tweelingzegen van het verbond en ze kunnen niet los van elkaar verkregen worden. Geloof in Christus om de zonde te overwinnen evenzeer als om de zonde te vergeven. Geloof dat de enige kracht, die in u een lage hartstocht kan onderwerpen, de kracht is die u vroeger waste van uw ongerechtigheid. Vertrouw Christus wat betreft de kracht van de zonde evenzeer, als wat betreft de schuld van de zonde. U hoeft niet een serie rituelen mee te maken om zo in het hart gereinigd te worden, u hoeft niet te zoeken naar een hoger leven dan Jezus u gaf, toen u zag en leefde: er is geen hoger leven, want Hij gaf u Zijn eigen leven. Wat zult u nog meer nodig hebben dan de Heilige Geest, Die u levend maakte – wat is er hoger dan dat? Wat kunt u meer hebben dat wat het geloof u gebracht heeft en u brengen zal? Jezus heeft Zichzelf aan u gegeven. Hebt u in het begin in een halve Christus geloofd? Ontving u van Hem een lager, minder leven? O, schaam u zo te denken. U hebt uw ziel geheel aan Hem toevertrouwd, nietwaar, en gaf Hij niet Zijn gehele Zelf aan u? Bedoelt u te zeggen dat u Hem vertrouwde om u te redden uit de hel en niet van de zonde? Vertrouwde u Hem om het verleden uit te delgen, en was u dwaas genoeg om op uzelf te vertrouwen wat betreft de toekomst? Als dat zo is, dan gelooft u helemaal niet in Hem, uw geloof was tot in de kern verkeerd, want Christus moet alles zijn of niets; als u tot nu toe zo dwaas bent geweest om maar een halve Heiland te hebben en als u zelf nu naar iets anders zoekt wat niet in Hem is, wees dan niet langer dwaas. Ga terug naar het begin en zeg: “Gezegende Heiland, ik kom tot U zoals ik ben. Zie, ik neem U om mijn al in al voor mij te zijn, voor wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking en verlossing.” Als u dat doet, zult u alles in Jezus vinden en door het geloof zal uw hart gereinigd worden.

Ik was van plan een oproep tot zondaren te richten, maar mijn stem weigert om nog langer beproefd te worden en dus laat ik het hierbij met de biddende wens dat het hele onderwerp een oproep mag doen aan zoekenden en hen mag bemoedigen. Moge God u redden. Amen.