Selecteer een pagina

​Het evangelie van satan

>>PDF<<

(HOOFDSTUK 6)

Satan is de aartsvervalser. Zoals we hebben gezien is de duivel nu bezig te werken op dezelfde akker, als waarin de Here het goede zaad zaaide. Hij probeert de groei van de tarwe te voorkomen door een andere plant, het onkruid, dat qua uiterlijk sterk lijkt op de tarwe. Kortom, door een proces van imitatie probeert hij het Werk van Christus te neutraliseren. Daarom, zoals Christus een Evangelie heeft, heeft ook satan een evangelie; het laatste is een knappe vervalsing van het eerste. Zozeer lijkt het evangelie van satan op dat wat het nabootst, dat menigten van ongeredden erdoor worden bedrogen.

Naar dit evangelie van satan verwijst de apostel wanneer hij tot de Galaten zegt: “Het verbaast mij, dat gij u zo schielijk van degene, die u door de genade van Christus geroepen heeft, laat afbrengen tot een ander evangelie, en dat is geen evangelie. Er zijn echter sommigen die u in verwarring brengen en het Evangelie van Christus willen verdraaien” (Galaten 1:6,7). Dit valse evangelie werd zelfs aangekondigd in de dagen van de apostel, en een zeer vreselijke vloek werd afgeroepen over degenen die het predikten. De apostel gaat verder: “Maar ook al zouden wij, of een engel uit de hemel, u een evangelie verkondigen, afwijkend van hetgeen gij ontvangen hebt, die zij vervloekt.” Met de hulp van God zullen wij nu trachten dit valse evangelie uit te leggen, of liever, te ontmaskeren.

Het evangelie van satan is niet een systeem van revolutionaire principes, ook niet een program van anarchie. Het promoot geen strijd en oorlog, maar richt zich op vrede en eenheid. Het streeft er niet naar de moeder tegen haar dochter op te zetten, noch de vader tegen zijn zoon, maar het koestert de broederlijke geest, waardoor het menselijke geslacht wordt beschouwd als een grote “broederschap”. Het probeert niet de natuurlijke mens naar beneden te trekken, maar hem te verbeteren en te verheffen. Het is een voorstander van onderwijs en beschaving en doet een beroep op “het beste wat in ons is”. Het heeft de bedoeling deze wereld tot zo ‘n comfortabel en geschikt leefgebied te maken, dat de afwezigheid van Christus daar niet zal worden ervaren en God daar niet nodig zal zijn. Het tracht de mensen zozeer bezig te laten zijn met deze wereld dat hij geen tijd of neiging heeft te denken aan de toekomende wereld. Het propageert de principes van zelfopoffering, liefdadigheid en welwillendheid en leert ons te leven voor het welzijn van anderen en om vriendelijk te zijn voor allen. Het doet een sterk beroep op de vleselijke geest en is populair bij de massa’s, omdat het de ernstige feiten ontkent, dat van nature de mens een gevallen schepsel is, vervreemd van het leven van God en dood in overtredingen en zonden; en dat zijn enige hoop ligt in het opnieuw geboren worden.

In tegenstelling tot het Evangelie van Christus leert het evangelie van satan redding door werken. Het prent rechtvaardigmaking voor God in op grond van menselijke verdiensten. Haar sacramentele gezegde is: “Wees goed en doe goed”, maar het faalt te erkennen, dat er in het vlees geen goeds woont. Het kondigt de redding aan op grond van een goede naam, waarmee het de volgorde van Gods Woord omdraait – een goede naam als de vrucht van redding. Zijn diverse vertakkingen en organisaties zijn veelvuldig. Geheelonthouding, Reformbewegingen, “Christelijk socialistische allianties”, ethisch culturele verenigingen, “Vrede Congressen” worden allemaal gebruikt (misschien onwetend) bij het verkondigen van dit evangelie van satan – redding door werken. De geheelonthouderskaart komt in de plaats van Christus, sociale zuiverheid in de plaats van individuele wedergeboorte, politiek en filosofie in de plaats van leer en godsvrucht. Het cultiveren van de oude mens wordt als “praktischer” beschouwd dan de schepping van een nieuwe mens in Christus Jezus; terwijl er naar universele vrede wordt uitgekeken los van de interventie en terugkeer van de Vredevorst.

De apostelen van satan zijn niet kroegbazen en blanke slavenhandelaars, maar voor het grootste deel bevestigde predikanten. Duizenden van degenen, die onze moderne preekstoelen bezetten, zijn niet langer bezig met het presenteren van de fundamenten van het Christelijke Geloof, maar hebben zich afgekeerd van de Waarheid en hebben hun aandacht gericht op fabels. In plaats van de gruweldaden van de zonde uit te vergroten en de eeuwige consequenties ervan te beschrijven, minimaliseren zij het door te verklaren, dat zonde alleen maar onkunde is of de afwezigheid van het goede. In plaats van hun toehoorders te waarschuwen om “te vluchten voor de toekomende toorn” maken zij God tot een leugenaar door te verklaren, dat Hij te liefdevol en te barmhartig is om één van Zijn eigen schepselen naar de eeuwige pijniging te sturen. In plaats van te verklaren dat “zonder bloedstorting er geen vergeving is”, presenteren ze Christus alleen als het grote Voorbeeld en sporen zij hun toehoorders aan “te volgen in Zijn voetstappen”. Van hen moet worden gezegd: “Want onbekend met Gods gerechtigheid en trachtende hun eigen gerechtigheid te doen gelden, hebben zij zich aan de gerechtigheid Gods niet onderworpen” (Romeinen 10:3). Hun boodschap kan heel aannemelijk klinken en hun bedoeling erg prijzenswaardig lijken, toch lezen wij over hen – “want zulke lieden zijn schijnapostelen, bedrieglijke arbeiders, die zich voordoen als apostelen van Christus. Geen wonder ook! de satan zelf doet zich voor als een engel des lichts. Het is dus niets bijzonders, als ook zijn dienaren zich voordoen als dienaren der gerechtigheid; maar hun einde zal zijn overeenkomstig hun werken” (2 Corinthiërs 11:13-15).

Gevoegd bij het feit, dat vandaag honderden kerken zonder leider zijn, die getrouw de hele raad Gods verklaart en Zijn weg van redding aanbiedt, moeten we ook het bijkomende feit onder ogen zien dat de meerderheid van de mensen in deze kerken zeer onwaarschijnlijk zelf de Waarheid te weten zal komen. De gezinsdienst, waar men gewoon was dagelijks een deel van Gods Woord te lezen, is nu zelfs in de huizen van naamchristenen grotendeels een zaak van het verleden. De Bijbel wordt niet uitgelegd op de preekstoel en wordt niet gelezen in de kerkbank. De eisen van deze jachtige eeuw zijn zo talrijk, dat de menigten weinig tijd en nog minder neiging hebben om zich voor te bereiden op de ontmoeting met God. Vandaar dat de meerderheid, die te lui is om voor zichzelf op zoek te gaan, overgeleverd is aan de gratie van degenen die zij betalen om voor hen te zoeken; velen van hen beschamen het in hen gestelde vertrouwen door economische en sociale problemen te bestuderen en uit te leggen in plaats van de Woorden van God.

In Spreuken 14:12 lezen we: “Soms schijnt een weg iemand recht, maar het einde daarvan voert naar de dood.” Deze “weg”, die eindigt in de dood, is de misleiding van de duivel – het evangelie van satan – een weg van redding door menselijke prestatie. Het is een weg die “recht schijnt”, dat wil zeggen, het wordt gepresenteerd in zo’n aannemelijke taal, dat het een beroep doet op de natuurlijke mens: het wordt uiteengezet op zo’n subtiele en aantrekkelijke manier, dat het zichzelf aanbeveelt bij de intelligentie van de toehoorders. Vanwege het feit dat het zich religieuze terminologie toe-eigent en zich soms op de Bijbel beroept ter ondersteuning (steeds wanneer dit bij z’n doel past), de mensen verheven idealen voorhoudt en het verkondigd wordt door degenen die zijn afgestudeerd van onze theologische instellingen, worden talloze menigten erdoor in de val gelokt en bedrogen.

Het succes van een onwettige valsemunter hangt grotendeels af van hoe nauwkeurig de vervalsing lijkt op de echte munt. Ketterij is niet zozeer de totale ontkenning van de waarheid, maar een verdraaiing ervan. Dat is waarom een halve leugen altijd gevaarlijker is dan een complete loochening. Vandaar dat, wanneer de vader de leugens de preekstoel opgaat, het niet zijn gewoonte is om vierkant de fundamentele waarheden van het Christendom te loochenen, eerder erkent hij ze stilzwijgend en gaat dan verder met het geven van een onjuiste interpretatie en een valse toepassing. Bijvoorbeeld: hij zou niet zo dwaas zijn om stoutmoedig z’n ongeloof in een persoonlijk God bekend te maken; hij neemt Zijn bestaan als vanzelfsprekend aan en geeft dan een valse beschrijving van Zijn karakter. Hij kondigt aan dat God de geestelijke Vader van alle mensen is, terwijl de Schriften ons duidelijk vertellen dat wij “kinderen van God zijn door het geloof in Christus Jezus” (Galaten 3:26), en dat “zovelen die Hem hebben aangenomen hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden” (Johannes 1:12). Verder verklaart hij dat God veel te barmhartig is om ooit één lid van het menselijk geslacht naar de hel te sturen, terwijl God Zelf heeft gezegd: “En wanneer iemand niet bevonden werd geschreven te zijn in het boek des levens, werd hij geworpen in de poel des vuurs” (Openbaring 20:15). Nogmaals, satan zou niet zo dwaas zijn om de centrale figuur van de menselijke geschiedenis te ontkennen, de Here Jezus Christus. Integendeel, zijn evangelie erkent Hem als de beste mens Die ooit leefde. De aandacht gaat uit naar Zijn daden van barmhartigheid en werken van genade, de schoonheid van Zijn karakter en het sublieme van Zijn onderwijs. Zijn leven wordt geprezen, maar Zijn plaatsvervangende Dood wordt ontkend; het verzoenend werk van het kruis, dat van het hoogste belang is, wordt nooit genoemd, terwijl Zijn overwinnende, lichamelijke opstanding uit het graf wordt toegeschreven aan de goedgelovigheid van een bijgelovige tijd. Het is een bloedloos evangelie en presenteert een kruisloze Christus, Die niet aangenomen wordt als God, openbaar geworden in het vlees, maar slechts als de Ideale Mens.

In 2 Corinthiërs 4:3, 4 hebben we een Schriftgedeelte, dat veel licht geeft op ons huidige thema. Daar wordt ons verteld dat, “indien dan ons evangelie bedekt is, is het bedekt bij hen die verloren gaan, ongelovigen, wier overleggingen de god van deze wereld (satan) met blindheid geslagen heeft, zodat zij het schijnsel niet ontwaren van het Evangelie der heerlijkheid van Christus, Die het beeld Gods is.” Hij verblindt het denken van de ongelovigen door het verbergen van het licht van het Evangelie van Christus, en hij doet dit door het te vervangen met zijn eigen evangelie. Terecht wordt hij aangeduid als “de duivel en de satan die de gehele wereld verleidt” (Openbaring 12:9). Door alleen maar een beroep te doen op “het beste dat in de mens is” en door hem eenvoudig aan te sporen “een edeler leven te leiden” wordt er een algemeen podium gecreëerd, waarop mensen met wat voor mening dan ook, zich kunnen verenigen en deze gemeenschappelijke boodschap kunnen verkondigen.

Opnieuw citeren wij Spreuken 14:12: “Soms schijnt een weg iemand recht, maar het einde daarvan voert naar de dood.” Er is gezegd met beduidend veel waarheid dat de weg naar de hel geplaveid is met goede voornemens. Er zullen velen in de Poel van Vuur zijn, die het leven begonnen met goede bedoelingen, eerlijke besluiten en verheven ideeën, zij die rechtvaardig waren in hun handel, eerlijk in hun transacties en liefdadig op al hun wegen: mensen die zichzelf beroemden op hun integriteit, maar die probeerden zichzelf te rechtvaardigen voor God door hun eigen gerechtigheid: mensen die moreel, barmhartig en onbaatzuchtig waren, maar die nooit zichzelf zagen als schuldige, verloren zondaren die de hel verdienen en die een Redder nodig hebben. Zo is de weg die “recht schijnt”. Zo is de weg die zichzelf aanbeveelt aan het vleselijke denken en zich vandaag aanprijst bij de menigten van misleide mensen. De misleiding van de duivel is, dat wij gered kunnen worden door onze eigen werken en gerechtvaardigd voor God door onze eigen daden, terwijl God ons in Zijn woord vertelt: “Door genade zijt gij behouden, door het geloof, . . . niet uit werken, opdat niemand roeme” (Efeziërs 2:8,9). En nogmaals, “Niet door werken der gerechtigheid die wij gedaan zouden hebben, maar overeenkomstig Zijn genade redde Hij ons” (Titus 3:5 KJV).

Misschien kan mij een persoonlijke ervaring als illustratie worden veroorloofd. Een paar jaar geleden raakte de schrijver bekend met iemand die een lekenprediker was en een enthousiaste “Christelijke werker”. Meer dan zeven jaar was deze vriend bezig geweest met in het openbaar te prediken en met godsdienstige activiteiten, maar door bepaalde zegswijzen en uitdrukkingen die hij gebruikte, twijfelde de schrijver eraan of zijn vriend een “wedergeboren” mens was. Toen we hem vragen begonnen te stellen, werd ontdekt dat hij erg weinig bekend was met de Schriften en dat hij slechts een zeer vaag idee had van het Werk van Christus voor zondaren. Een tijdlang probeerden wij de weg van de redding op een eenvoudige en onpersoonlijke manier hem voor te leggen en onze vriend aan te moedigen het Woord voor zichzelf te bestuderen, in de hoop dat als hij nog steeds ongered zou zijn, God er behagen in zou hebben hem duidelijk de Redder te openbaren, Die hij nodig had. Op een avond beleed degene die het evangelie (?) zeven jaar had gepredikt, dat hij pas de vorige avond Christus had gevonden. Hij erkende (om zijn eigen woorden te gebruiken) dat hij “de ideale Christus” had gepredikt, maar niet de Christus van het Kruis. De schrijver gelooft dat er duizenden zijn zoals deze prediker, die misschien zijn opgeleid op de zondagsschool, onderwezen over de geboorte, het leven en het onderwijs van Jezus Christus, die geloven in de historiciteit van Zijn persoon, die krampachtig zich inspannen Zijn geboden uit te voeren, en die denken dat dat alles is wat nodig is voor hun redding. Vaak wordt deze groep, wanneer ze volwassen worden en de wereld ingaan, geconfronteerd met aanvallen van atheïsten en ongelovigen, en hen wordt verteld dat zo’n persoon als Jezus van Nazareth nooit heeft geleefd. Maar de indrukken uit de jeugd kunnen niet gemakkelijk worden uitgewist en ze blijven standvastig bij hun verklaring, dat zij “geloven in Jezus Christus”. En toch, wanneer hun geloof wordt onderzocht, wordt maar al te vaak opgemerkt dat, hoewel zij veel dingen over Jezus Christus geloven zij niet werkelijk in Hem geloven. Zij geloven met het hoofd dat zo iemand leefde (en omdat zij dit geloven, beelden zij zich in dat zij daarom gered zijn), maar zij hebben nooit de wapens van hun strijd tegen Hem neergeworpen, en zichzelf aan Hem overgeleverd, noch echt met hun hart in Hem geloofd. Alleen maar het aanvaarden van een orthodoxe leer over de persoon van Christus zonder dat het hart door Hem gewonnen wordt en het leven aan Hem toegewijd wordt, is een andere fase van die weg “die iemand recht schijnt”, maar het einde ervan zijn “de wegen van de dood”. Alleen maar een intellectuele instemming met de werkelijkheid van de persoon van Christus, en die niet verdergaat, is een volgende fase van de weg die “iemand recht schijnt”, maar het einde ervan “zijn de wegen van de dood”, of met andere woorden, is een volgend aspect van het evangelie van satan.

En nu, mijn lezer, waar staat u? Bent u op de weg die “recht schijnt, maar die eindigt in de dood”; of bent u op de Smalle Weg die ten leven leidt? Hebt u echt de Brede Weg opgegeven, die naar de dood leidt? Heeft de liefde van Christus in uw hart een haat en afschuw gecreëerd van alles dat Hem mishaagt? Verlangt u ernaar dat Hij over u “zou regeren”? (Lucas 19:14). Vertrouwt u helemaal op Zijn gerechtigheid en bloed voor uw aanneming bij God?

Zij die vertrouwen op een uiterlijke vorm van godsvrucht, zoals de doop of de “confirmatie!”, zij die godsdienstig zijn omdat het wordt beschouwd als een kenmerk van fatsoen, zij die een of andere kerk of kapel bezoeken, omdat het de mode is om dat te doen, en zij die zich verenigen met een of andere denominatie, omdat ze veronderstellen dat zo’n stap hen in staat zal stellen Christen te worden, zijn op de weg die “eindigt in de dood”, de geestelijke en eeuwige dood. Hoe zuiver onze motieven, hoe edel onze bedoelingen, hoe goed bedoeld onze plannen, hoe oprecht onze inspanningen ook zijn, God zal ons niet aannemen als Zijn kinderen, totdat wij Zijn Zoon aannemen.

Een nog misleidender vorm van het evangelie van satan is predikers te bewegen het verzoenende offer van Christus te presenteren en dan hun toehoorders te vertellen dat alles wat God van hen vraagt, is te “geloven” in Zijn Zoon. Daardoor worden duizenden onboetvaardige zielen misleid om te denken dat ze gered zijn. Maar Christus zei: “Tenzij gij tot berouw komt, zult gij allen op dezelfde wijze omkomen” (Lucas 13:3). Berouw hebben is de zonde haten, er verdriet over hebben en er zich van afwenden. Het is het resultaat van het werk van de Geest, Die het hart berouwvol maakt voor God. Geen ander hart dan slechts een verbroken hart kan op reddende wijze geloven in de Here Jezus Christus.

Nogmaals, duizenden worden bedrogen, doordat ze ertoe gebracht worden te veronderstellen dat zij “Christus hebben aangenomen” als hun persoonlijke Redder, die Hem niet eerst hebben aangenomen als hun HERE. De Zoon van God kwam hier niet om Zijn volk te redden in hun zonden, maar “van hun zonden” (Mattheüs 1:21). Gered worden van zonden betekent gered worden van de zonde van het ontkennen en het verachten van het gezag van God; het is het opgeven van de koers van de eigen wil en het zelfbehagen; het is “onze weg verlaten” (Jesaja 55:7). Het is zich overgeven aan Gods gezag, zich onderwerpen aan Zijn heerschappij, onszelf overgeven om geregeerd te worden door Hem. Degene, die nooit het “juk” van Christus op zich genomen heeft, die niet eerlijk en ijverig zoekt Hem te behagen in al de details van zijn leven en toch veronderstelt dat hij “rust op het volbrachte werk van Christus” wordt bedrogen door de duivel.

In het zevende hoofdstuk van Mattheüs zijn er twee Schriftgedeelten die ons bij benadering de resultaten geven van het evangelie van Christus en de vervalsing van satan. Eerst, in de verzen 13 en 14: “Gaat in door de enge poort, want wijd is de poort en breed de weg, die naar het verderf leidt en velen zijn er, die daardoor ingaan; want eng is de poort en smal de weg die ten leven leidt en weinigen zijn er die hem vinden.” Ten tweede, in de verzen 22 en 23: “Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Here Here, hebben wij niet in Uw naam geprofeteerd en in Uw naam boze geesten uitgedreven en in Uw naam vele krachten gedaan? En dan zal Ik hen openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid.” Ja, mijn lezer, het is mogelijk te werken in de naam van Christus en zelfs te prediken in Zijn naam en hoewel de wereld ons kent en de kerk ons kent, toch onbekend te zijn bij de Here!  Hoe noodzakelijk is het dan te ontdekken waar wij werkelijk zijn, onszelf te onderzoeken en te zien of we in het geloof zijn, onszelf af te meten aan de hand van het Woord van God om te zien of wij bedrogen worden door onze sluwe vijand, om te ontdekken of wij ons huis op het zand bouwen of dat het wordt opgericht op de Rots welke is Christus Jezus. Moge de Heilige Geest ons hart doorzoeken, onze wil breken, onze vijandschap tegen God doden, in ons een diep en echt berouw bewerken en onze blik richten op het Lam van God Dat de zonde van de wereld wegneemt.