Selecteer een pagina

IV. “Helpers” 

>>PDF<<

Nadat ik gesproken heb over de beste manier om de zielen uit hun moedeloosheid en ellende te helpen, zal ik nu verder gaan diegenen te beschrijven, die echt HELPERS genoemd mogen worden – want niet iedereen en zelfs niet ieder belijdend christen is bekwaam dit zeer noodzakelijke werk uit te voeren.

Het meest essentiële voor een echte “helper” is dat hij een teder hart heeft. Sommige broeders zijn door Goddelijke genade op een speciale wijze voorbereid en bekwaam gemaakt om zielenwinners te worden. Ik ken een ijverige broeder, die ik vaak mijn jachthond noem, want hij staat altijd op de uitkijk naar diegenen, die verwond zijn door het Woord. Zodra hij ziet dat er zielen zijn die bezorgd lijken te zijn, is hij waakzaam; steeds wanneer hij hoort van een samenkomst van bekeerden is hij alert. Hij kan van tevoren loom en slaperig lijken, maar op zulke ogenblikken schitteren zijn ogen, klopt zijn hart sneller en is zijn hele ziel tot actie overgegaan en wordt hij een ander mens. In ander gezelschap voelt hij zich misschien niet thuis, maar te midden van bekeerden en zoekenden is hij één en al levendigheid en blijheid. Waar ze gevonden kunnen worden, vat zijn hart meteen vlam, want te midden van de verscheidenheid aan gaven, die voortkomen uit de ene Geest, is zijn gave klaarblijkelijk die van het helpen van de zielen uit geestelijke moeilijkheden. Zo’n man was Timotheüs, van wie Paulus aan de Filippenzen schreef: “Want ik heb niemand, die zo eens geestes met u is om uw belangen getrouw te behartigen.”

U weet dat in het gewone leven sommige mensen geboren verpleegsters zijn, terwijl anderen helemaal niet kunnen verplegen. Als u ziek was, zou u hen liever niet in uw buurt te hebben, zelfs al zouden ze gratis komen, of u ervoor betalen om hen in dienst te hebben. Misschien bedoelen ze het goed, maar op de één of andere manier hebben ze niet de vriendelijkheid en tederheid, die essentieel zijn in een goede verpleegster. Zij stampen zo hard door de kamer, dat ze hun arme patiënt wakker maken en als er ‘s nachts één of ander medicijn ingenomen moet worden, smaakt die des te slechter als zij het u toedienen. Maar aan de andere kant hebt u een echte verpleegster gekend – misschien uw eigen vrouw – u hoorde haar nooit door de kamer lopen, wanneer u ziek was, want ze loopt zo zachtjes, dat u bijna tegelijkertijd haar hart en haar voetstap zou kunnen horen. Verder begrijpt ze ook uw smaak, waar u wel of niet van houdt en ze weet altijd precies wat ze u moet brengen om uw zwakke eetlust positief te beïnvloeden. Wie heeft er ooit van een verpleegster gehoord, die meer bekwaam was voor haar werk dan mejuffrouw Nightingale? Het lijkt alsof God haar met opzet in de wereld heeft gezonden, niet alleen opdat ze zèlf verpleegster zou worden, maar opdat zij anderen zou leren te verplegen. Zo is het ook in geestelijke zaken. Ik heb een alledaagse illustratie gebruikt om u te laten zien wat ik bedoel. Er zijn sommige mensen die zo onhandig te werk gaan dat, wanneer zij proberen de bedroefden te troosten, het behoorlijk zeker is dat ze veel meer leed veroorzaken dan ze wegnemen; rouwenden troosten is blijkbaar niet hun sterke kant. De echte “helper” voor zielen in nood is iemand die een groot en warm hart heeft; ofschoon zijn hoofd misschien niet gevuld is met de klassieke vakkennis; hij leeft feitelijk met geheel zijn hart. Er werd van de geliefde apostel Johannes gezegd, dat hij van het hoofd tot de voeten een pilaar van vuur was. Dit is het soort mens, dat een ziel nodig heeft, wanneer het bibbert in de koude winter van moedeloosheid en ellende. Wij kennen een paar van zulke mensen; moge God er nog veel meer trainen en ons allemaal meer geven van de tederheid, die in Christus was, want tenzij we op deze manier bekwaam worden gemaakt voor het werk, zullen we het nooit kunnen doen zoals het moet.

Een echte “helper” heeft niet alleen een groot en liefdevol hart nodig, maar ook een erg scherp oog en oor. Er is een manier om het oog en het oor fijngevoelig en scherp te krijgen met betrekking tot zondaren. Ik ken sommige broeders en zusters die, wanneer ze in hun kerkbank zitten, bijna kunnen zeggen hoe het Woord werkt bij al diegenen, die bij hen in de buurt zitten. Getrainde en ervaren “helpers” weten precies wat zij moeten zeggen tegen hun buren, wanneer de preek voorbij is; zij weten hoe ze het moeten zeggen en of ze het moeten zeggen in de kerkbank, of op de trap naar beneden, of buiten het gebouw, of dat ze moeten wachten tot een moment later in de week. Ze hebben een soort heilig instinct, of liever, een zalving van de Heilige Geest die hen precies vertelt wat ze moeten doen, hoe ze het moeten doen en wanneer ze het moeten doen. Het is een gezegend iets, wanneer God zo Zijn wachters uitzet langs de oevers van het Moeras Moedeloosheid. Dan luisteren zij met scherpe oren naar elk geluid en direct, wanneer ze geplons in een bepaald deel van het moeras horen, schieten zij te hulp, al is het erg donker en mistig. Het is mogelijk dat niemand anders de roep van de ziel in nood hoort dan alleen zij die hun best doen om ernaar te luisteren.

We hebben voor dit werk ook mensen nodig, die vlug ter been zijn om de mensen in nood te hulp te snellen. Sommige belijders spreken nooit met hun buren over hun ziel, maar we danken God dat er anderen zijn, die een vreemdeling niet weg zullen laten gaan zonder een ernstig woord aangaande Christus. Ik bid dat zulke “helpers” volharden in de goede gewoonte en ik weet zeker dat de Here hen hierin zal zegenen, want terwijl er veel is, dat gedaan kan worden door de prediker, die getrouw de boodschap van zijn Meester doorgeeft, is er vaak zelfs nog meer dat gedaan kan worden door diegenen die in een persoonlijk gesprek het geweten van de toehoorder kunnen bereiken en die met de hulp van de Heilige Geest zijn ziel kunnen verlichten.

Geef ons ook als een grondig efficiënte “helper” een man met een liefdevol gezicht. We maken ons eigen gezicht niet, maar geen broeder die gewoonlijk grimmig is, zal veel kunnen doen bij ongeruste zoekenden. Blijmoedigheid beveelt zichzelf aan, vooral bij een verontrust hart. We hebben in deze heilige dienst geen lichtzinnigheid nodig, maar er is een groot verschil tussen vrolijkheid en lichtzinnigheid. Ik weet dat ik altijd aan een man die vriendelijk naar mij kijkt, kan vertellen hoe ik me voel, maar ik zou niets kenbaar kunnen maken aan iemand die op een koude officiële manier erg vanuit de hoogte tegen me praat, alsof het zijn zaak was mijn privé aangelegenheden te onderzoeken met de bedoeling mij te analyseren en mij rechtsomkeert te laten maken. Ga in dit moeilijke werk zachtaardig, vriendelijk en hartelijk aan de slag; laat uw blijde gelaat vertellen dat de godsdienst die u hebt, de moeite van het hebben waard is, dat het u opvrolijkt en troost, want op die manier zal de arme ziel in het Moeras Moedeloosheid des te waarschijnlijker gaan hopen dat het hem zal opvrolijken en troosten.

Laat  mij u ook dringend aanraden vaste grond onder de voeten te hebben, als u van plan bent een “helper” voor anderen te zijn. Als u een broeder uit het Moeras moet trekken, moet u zelf stevig staan of anders kan hij misschien, terwijl u probeert hem eruit te hijsen, u in de modder trekken. Onthoud dat het luisteren naar de twijfels van anderen aanleiding kan geven tot soortgelijke twijfels in uw eigen denken, tenzij u vast overtuigd bent van uw eigen persoonlijke aandeel in Christus Jezus. Als u nuttig zou willen zijn in de dienst van uw Here, moet u niet altijd aan het twijfelen zijn en niet bang zijn. Een volledige zekerheid is niet noodzakelijk om gered te worden, maar het is noodzakelijk voor uw succes als helper van anderen. Ik herinner me dat, toen ik voor de eerste keer les gaf op een zondagsschool, ik probeerde één van de jongens in de klas te wijzen op de Heiland. Hij leek ongerust over zijn geestelijke toestand en hij zei tegen mij: “Meneer, bent u gered?” Ik antwoordde: “Ja.” “Maar bent u er zeker van dat u dat bent?”, vroeg hij en hoewel ik hem toen niet meteen antwoordde, ervaarde ik dat ik hem er niet erg goed van kon verzekeren dat er zeker redding was in Jezus Christus, als ik mijzelf niet aan Hem had toevertrouwd en Zijn macht om te redden niet had aangetoond. Streef ernaar om een vaste steun voor de voet te krijgen, want dan zult u zeker meer bruikbaar zijn langs de rand van het Moeras Moedeloosheid dan diegenen zullen zijn, die voortdurend uitglijden op de glibberige oevers ervan.

Als u diegenen wilt helpen, die worstelen in het Moeras, moet u proberen het goed te leren kennen; ontdek de slechtste gedeelten ervan, stel vast waar het het diepst is. U zult niet ver hoeven gaan om dit te leren; u bent er waarschijnlijk zelf in geweest en u herinnert zich er daarom nog iets van; u kunt gemakkelijk bij deze en gene te weten komen, waar het het ergst is. Probeer, als u kunt, de psychische wetenschap van de neerslachtigheid van geest te begrijpen, – ik bedoel niet door Dugald Stewart te gaan bestuderen en andere schrijvers over de psychische wetenschap -, maar probeer door een werkelijke oprechte ondervinding in de praktijk bekend te worden met de twijfels en angsten, die wakker geworden zielen in beroering brengen.

Wanneer u dit hebt gedaan, moge de Here u dan een krachtige hand geven, –  want u zult die nodig hebben om erg bruikbaar te worden – , opdat u de zondaar, die u wilt redden, stevig vast kunt grijpen! Onze Here Jezus Christus genas de melaatsen niet zonder hen aan te raken en wij kunnen onze medemensen geen goed doen als wij altijd afstand van hen bewaren. De prediker kan soms zijn toehoorders vastgrijpen; hij kan ervaren dat hij hen in zijn greep heeft en dat hij bijna alles met hen kan doen wat hij graag wil; als u een “helper” zult worden voor anderen, moet u de gezegende kunst van het vastgrijpen van het geweten, het hart, het gezonde verstand en de gehele mens leren. Als u één keer een ongerust hart te pakken hebt, laat die dan nooit glippen, totdat u die in vrede op de kant hebt gebracht. Heb een hand als een bankschroef, die de zondaar nooit zal laten gaan, wanneer u hem eenmaal vast hebt. Zou een dienstknecht van God ooit een zondaar terug laten vallen in het Moeras, wanneer hij hem eenmaal bij de hand heeft genomen en begonnen is hem eruit te trekken? Nee, niet zolang de rots waarop hij staat, vast en stevig blijft en hij de zondaar kan vasthouden met de handen van geloof en gebed. Moge God u leren mensen door liefde, door geestelijk medegevoel vast te klampen, door die heilige hartstocht voor zielen, welke hen niet zal laten gaan, totdat zij gered zijn!

Nogmaals, als u anderen uit het Moeras Moedeloosheid zou willen helpen, moet u een gebogen rug hebben. U kunt hen er niet uittrekken als u kaarsrecht staat; u moet recht naar beneden, waar de arme schepsels wegzinken in het slijk. Zij zijn bijna weg, de modder en het slib sluiten zich bijna boven hun hoofd; dus moet u uw mouwen opstropen en uit alle macht aan het werk gaan, als u van plan bent hen te redden. “Maar ze kunnen niet correct Engels spreken”, zegt iemand. Dat maakt niets uit; spreek geen supermooi Engels tegen hen, want dat zouden ze niet begrijpen; spreek slecht Engels, dat ze kunnen begrijpen. Er wordt gezegd dat veel preken van Augustinus zeer veel slecht Latijn bevatten, niet omdat Augustinus een slechte Latijnse geleerde was, maar omdat het potjeslatijn van die tijd beter paste bij de oren van het volk dan de meer klassiek correcte taal geweest zou zijn; wij moeten in een soortgelijke trant spreken als we mensen willen vastgrijpen. Er zit een bepaalde preutsheid bij predikers, die hen diskwalificeert voor bepaalde soorten werk; ze kunnen hun mond er niet toe brengen de waarheid uit te spreken in zo’n eenvoudige taal als vissersvrouwen zouden begrijpen, maar gelukkig is die man, wiens mond de waarheid op zo’n manier kan verklaren, dat de personen tot wie hij spreekt, het zullen aannemen. “Maar denk toch aan de waardigheid van de preekstoel”, zegt iemand. Ja, dat doe ik, maar wat is dat? De “waardigheid” van een strijdwagen bestaat uit het aantal gevangenen dat aan de wielen ervan is geketend en “de waardigheid van de preekstoel” bestaat uit de zielen, die tot God bekeerd zijn door het Evangelie dat erop verkondigd is. Geef uw toehoorders geen verheven vaktaal, woordenboekconstructies en rollende volzinnen; er ligt geen “waardigheid” in één van deze dingen als ze over de hoofden van uw toehoorders heengaan. U moet, zoals Paulus aan de Romeinen schreef, “afdalen naar mensen van lage rang”; soms zult u mannen en vrouwen ontmoeten, die u moet toespreken in een trant die zichzelf niet aanbeveelt aan uw kieskeurige smaak, maar die uw gezonde verstand en uw hart u zullen bevelen en noodzaken te gebruiken. Leer te bukken. Ga bijvoorbeeld niet een hut binnen als een schone dame die iedereen laat zien, wat voor een groots iets het is voor haar om zich neer te buigen om arme mensen te bezoeken; ga op een gebroken stoel zitten, als er geen andere in de kamer is; ga op de rand zitten als de biezen weg zijn; ga dichtbij de goede vrouw zitten, zelfs al is ze niet zo schoon als ze zou kunnen zijn en praat tegen haar, niet als haar superieur, maar als haar gelijke. Als er een jongen met knikkers aan het spelen is en u wilt met hem praten, dan moet u hem niet bij zijn spel wegroepen of vanuit de hoogte op hem neerkijken, zoals zijn schoolmeester misschien doet, maar begin met een paar speelse uitdrukkingen en laat dan een ernstiger zin in zijn oor terechtkomen. Als u mensen goed wilt doen, moet u naar beneden gaan, waar zij zijn. Het heeft geen zin oratorische preken te houden tot verdrinkende mensen; u moet naar de rand van het Moeras gaan, uw armen uitstrekken en proberen hen vast te grijpen.

Dit zijn dan een paar kwalificaties van een echte “helper”.

Nu sluit ik af door te proberen diegenen van onze broeders en zusters aan te sporen, die in het verleden “helpers” waren, om in de toekomst nog vuriger door te gaan met dat werk en diegenen, die het nog niet geprobeerd hebben, aan te moedigen om direct te beginnen.

Misschien vraagt iemand: “Waarom zou ik anderen helpen?” Mijn antwoord op die vraag is: omdat zielen hulp nodig hebben; is dat niet genoeg? De roep van ellende is een voldoende argument om barmhartigheid te tonen. Zielen sterven en komen om; help hen daarom. Een paar weken geleden stond er een verhaal in de krant van een man, die dood in een sloot was gevonden; later werd vastgesteld dat hij daar zes weken gelegen moet hebben. Er werd gezegd dat iemand de roep had gehoord: “Verloren! Verloren!”, maar het was donker en hij ging niet naar buiten om te zien wie het was! “Schokkend! Schokkend!”, zegt u; toch hebt u misschien op dezelfde manier gehandeld ten opzichte van onsterfelijke zielen. Onder uw buren zijn er velen die misschien niet roepen: “Verloren!”, omdat zij niet ervaren dat ze verloren zijn en toch zijn ze dat; wilt u hen in de sloot van onwetendheid laten sterven zonder hen te hulp te komen? Er zijn anderen die roepen: “Verloren!”, en die een woord van troost en leiding nodig hebben. Wilt u hen in wanhoop laten omkomen vanwege gebrek hieraan? Broeders en zusters in Christus, laten de noden van de mensheid u opwekken tot actie ten behoeve van de vele verlorenen rondom u.

Denk er ook aan hoe u zelf geholpen werd toen u in een soortgelijke toestand was als de hunne. Sommigen van ons zullen nooit die geliefde zondagsschoolonderwijzer vergeten, die tedere moeder, die liefdevolle vrouw, die vriendelijke jongeman, die uitnemende oudste van de gemeente, die eens zoveel voor ons deden, toen we in zielsproblemen waren. We zullen ons altijd hun blijde aandacht en hulp herinneren; ze leken voor ons visioenen van schitterende engelen te zijn, toen we in de dikke mist en de duisternis van de wanhoop waren. Betaal dan de schuld terug, die u hen verschuldigd bent; voldoe aan de verplichting door anderen te helpen zoals u zelf geholpen werd in uw moeilijke tijd.

Bovendien, Christus verdient het. Er is een verdwaald lam, daarbuiten in de duisternis; het is Zijn lam, dus wilt u daar niet voor zorgen ter wille van Hem? Als er een vreemd kind aan onze deur stond, dat vroeg om onderdak voor de nacht, dan zou gewone menslievendheid ons ertoe bewegen het arme schepsel uit de sneeuw en de wind te halen en in huis te nemen, maar als het het kind van uw eigen broeder of van een geliefde vriend was, dan zou de sympathie van de verwantschap ons ertoe dwingen het te beschermen. Die zondaar is in elk geval uw broeder in de ene grote menselijke familie; dus rust er door zijn verwantschap met u, hoewel hij die nu misschien nog niet kan onderscheiden, een morele verplichting op u om hem al de hulp te geven die in uw macht ligt.

Geliefden, u zou geen enkel ander argument nodig hebben als u wist hoe gezegend het werk op zich is. Wilt u ervaring opdoen? Help dan anderen. Wilt u groeien in genade? Help dan anderen. Wilt u uw eigen neerslachtigheid van u afschudden? Help dan anderen. Dit werk versnelt de pols, het verheldert het zicht, het staalt de ziel tot heilige moed; het schenkt uw eigen ziel duizend zegeningen door anderen te helpen op de weg naar de Hemel. Als u de stromen van uw hart opsluit zullen ze stilstaand, stinkend, bedorven en vies worden; laat hen stromen en ze zullen fris en aangenaam zijn en voortdurend opwellen. Leef voor anderen en u zult dan honderd levens leven in één. Met het oog op echt geluk, scheid me af van luiheid en verenig mij met noeste arbeid.

Als dat niet een voldoende reden is, bedenk dan dat u geroepen wordt tot dit werk. Uw meester heeft u ingehuurd, dus is het niet aan u om kieskeurig te zijn wat betreft hetgeen u zult doen. Hij heeft u uw talenten geleend, zodat u daarmee moet doen wat Hij u gebiedt. Neem het besluit dat u meteen iets praktisch zult doen voor uw Meester, want Hij heeft u ertoe geroepen. Als u het niet doet, zult u waarschijnlijk spoedig de roede van de terechtwijzing voelen. Als u anderen niet helpt, zal God u behandelen zoals mensen hun rentmeesters behandelen, die geen juist gebruik maken van de goederen die aan hen zijn toevertrouwd; uw talent zal van u worden afgenomen. U kunt ziek worden, omdat u niet actief was, terwijl u gezond was; u kunt in armoede terechtkomen, omdat u geen juist gebruik maakte van uw rijkdommen; u kunt in diepe wanhoop gebracht worden, omdat u geen wanhopige zielen hebt geholpen. De droom van Farao is sinds zijn tijd vaak uitgekomen. Hij droomde dat er zeven vette koeien uit de rivier opkwamen en dat er daarna zeven magere opkwamen en de vette koeien opaten. Soms bent u, wanneer u vol vreugde en vrede bent, lui en werkeloos en u doet geen goede dingen voor anderen; wanneer dit het geval is, mag u terecht bang zijn dat de zeven magere koeien de zeven vette koeien zullen opeten; u kunt er zeker van uitgaan, dat magere dagen, waarop u niets voor uw Meester doet, magere zondagen, magere gebeden, enzovoort uw vette zondagen, uw vette genadegaven, uw vette vreugden zullen opeten en waar zult u dan zijn?

Bedenk, behalve dit alles, dat we, elk uur dat we leven, dichter bij de hemel komen en zondaren dichter bij de hel komen. De tijd, waarin we Christus kunnen dienen door het winnen van zielen, wordt voortdurend kleiner. Onze dagen zijn weinig, dus laten we die allemaal voor God gebruiken. Laten we de beloning niet vergeten, die Hij zal geven aan Zijn getrouwe dienstknechten. Gelukkig is die ziel, die anderen zal horen zeggen, wanneer hij de hemelse gewesten binnengaat: “Mijn vader, ik zeg u welkom!” Kinderloze zielen in de heerlijkheid, die nooit tot een zegen werden gemaakt voor anderen op aarde, moeten zeker de Hemel der hemelen mislopen, maar zij, die velen tot Christus hebben gebracht, zullen bovenop hun eigen zegen de vreugde van de sympathie van andere zielen hebben, voor wie zij het middel waren om hen tot de Heiland te leiden. Ik wens dat ik de boodschap van de Meester in woorden kon leggen, die hun weg zouden branden naar uw hart. Ik verlang dat elk gemeentelid een werker voor Christus mag worden. Wij willen geen darren in deze bijenkorf; wij willen alleen maar bijen en geen wespen. De meest onbruikbare personen zijn over het algemeen die, welke het meest ruzie maken; zij die het meest gelukkig en vredelievend zijn, zijn gewoonlijk diegenen, die het meest voor Christus doen. We worden niet gered door werken maar door genade; maar omdat we gered worden, verlangen we ernaar instrumenten te zijn om anderen tot Jezus te brengen. Ik zou u allen graag aansporen om in dit goede werk te helpen. Oude mannen, jongemannen, broeders en zusters, naar gelang uw gaven en ervaring, ga helpen. Ik wens dat een ieder van u zou ervaren: “Ik kan niet veel doen, maar ik kan helpen; ik kan niet prediken, maar ik kan helpen; ik kan niet in het openbaar bidden, maar ik kan helpen; ik kan niet veel geld weggeven, maar ik kan helpen; ik kan niet een ambt uitoefenen als oudste of diaken, maar ik kan helpen; ik kan niet schijnen als een ‘heldere bijzondere ster’, maar ik kan helpen; ik kan niet alleen staan om mijn Meester te dienen, maar ik kan helpen.” Een oude puritein hield een keer een hele bijzondere preek; er waren maar twee woorden in de tekst en die waren “en Bartholomeüs”.  De reden waarom hij de tekst nam, was dat in het Evangelie de naam Bartholomeüs nooit alleen wordt genoemd; hij wordt altijd geassocieerd met één van de andere apostelen. Hij is nooit de voornaamste deelnemer, maar altijd de tweede. Laat dit uw gezindheid zijn, dat, als u het niet allemaal zelf kunt doen, u zult helpen te doen wat u kunt.

Wanneer ik mijn gemeente verzamel, beschouw ik de samenkomst als een raadsvergadering om rangen uit te delen aan die discipelen, die door veel perioden van werk heen, het hebben verdiend; ik ben dan van mening, dat we aan diegenen, die de gelegenheden goed hebben gebruikt, de heilige titel van “HELPERS” mogen verlenen. Sommigen van u hebben reeds lang deze eervolle naam verworven. Anderen van u zullen die krijgen, wanneer u het verdient. Maak dus haast en verwerf die. God geve dat het uw vreugde mag zijn de Hemel binnen te gaan en Hem te prijzen, omdat door Zijn genade Hij u hielp een helper van anderen te zijn!