Selecteer een pagina

Gezegende tegenspoed III   

>>PDF<<

De Here heeft gegeven, de Here heeft genomen,
de naam des Heren zij geprezen” (Job 1:21). 

Jobs familieleden lieten hem in de steek en zijn vertrouwde vrienden leken hem  te zijn vergeten. Zij, die in zijn huis woonden, beschouwden hem als vreemdeling en zijn bedienden gaven geen antwoord op zijn roepen. Het ergste van alles, zijn eigen vrouw wendde zich van hem af. Geen wonder dat zij die toekeken, dachten dat God Zelf zijn vijand was geworden.
Toch was dat niet zo. Met een tedere Vadersliefde hield God de hele tijd de wacht; en toen het testen lang genoeg had geduurd kwamen er voor de tijdelijke beproeving liederen van bevrijding in de plaats.
Ook was de zegen die God aan Zijn dienstknecht gaf niet klein. Gedurende deze tijd van beproeving leerde Job lessen, die heel zijn leven van voorspoed hem niet hadden kunnen leren. De vergissingen die hij in het gehaast-zijn van zijn geest had gemaakt, werden gecorrigeerd; de kennis van God werd verdiept en nam toe. Hij riep uit dat hij tevoren over Hem had gehoord en God slechts kende van horen zeggen, maar dat nu zijn oog Hem had gezien en dat zijn kennis van God persoonlijke kennis was geworden. En na dit alles leefde Job 140 jaar, en hij zag zijn kinderen en zijn kleinkinderen tot het vierde geslacht.
Mogen we niet terecht zeggen dat, als Jobs voorspoed gezegende voorspoed was, zijn tegenspoed op dezelfde wijze gezegende tegenspoed was? “Wenen kan een nacht duren, maar vreugde komt in de morgen.” En de nacht van geween zal rijkere en meer blijvende vrucht dragen dan welke dag van verheugen ook. Licht uit de duisternis is Gods regel.
In deze dagen, nu er zoveel wordt stil gestaan bij materiële oorzaken, bestaat het gevaar de ongeziene werkingen te vergeten; laten we onze ongeziene vijanden niet uit het oog verliezen. Het zou naar verhouding gemakkelijker zijn te strijden tegen onze zichtbare vijanden, als de onzichtbare vijanden er niet achter zaten. We hebben het nodig de hele wapenrusting van God aan te doen, en bekend te zijn met de listen van satan. Maar laten wij niet de kostbare waarheid uit het oog verliezen, dat God alleen de Almachtige is. “Als God voor ons is, wie kan tegen ons zijn?”