Selecteer een pagina

“- Gelijk zich een vader ontfermt over zijn kinderen….”

>>PDF<<

De vergeving
Wanneer ik aan de tijd van m’n jeugd terugdenk, wordt m’n hart vrolijk. We hadden de beste ouders, die er ooit geleefd hebben. En juist daarom doet het me vandaag nog pijn, wanneer me een slechte affaire te binnen schiet. Aan de andere kant heb ik juist tóen mijn vader voor het eerst werkelijk leren liefhebben.
Maar nu wil ik in goede volgorde het gebeurde vertellen: destijds was ik een jongen van twaalf. Bovendien was ik leerling van de derde klas van het Duitse gymnasium. Maar slechts met heel veel  tegenzin! Ik denk…., ik was heel eenvoudig – lui. Jongens hebben soms zo hun perioden, waarin ze aan “de ernst van het leven” een erg grote hekel hebben.
Ik weet niet helemaal precies, hoe het kwam – opeens zat ik in een echt leugennet verstrikt.
Het begon zo, dat ik een slecht proefwerk gemaakt had. Bezorgd zag ik het onheil op me afkomen. Nu zouden ze dit slechte cijfer aangrijpen om mijn schoolwerk te controleren; ik zou, wat er ontbrak moeten inhalen en verschrikkelijk hard moeten werken.
Daar had ik eenvoudig geen zin in. En zo verzweeg ik het slechte cijfer. Het volgende proefwerk was nog slechter. Weer biechtte ik thuis de ramp niet op. Liever gezegd, toen mijn vader op een dag naar het werk vroeg, loog ik hem met kloppend hart iets voor. Hij wilde het schrift zien. Toen ben ik ’s nachts gaan zitten en heb ik nieuwe schriften gemaakt. Daarna moest ik aan geld zien te komen om rode inkt te kopen, waarmee ik de handtekening van de leraar vervalste. M’n vader kreeg een schrift met de prachtigste cijfers te zien.
Toen heb ik geleerd, dat uit iedere leugen minstens tien nieuwe voortkomen. Tenslotte werd mijn hele jongensleven alleen nog maar gevuld met verdoezelen en bedriegen. Het leugennet werd steeds verwarder. Een soort paniek had me te pakken gekregen. Ik zou het nu veel gemakkelijker hebben gehad, wanneer ik alleen mijn huiswerk voor school had moeten maken. Nu echter bleef ik ’s nachts op en schreef dubbele schriften of vervalste verontschuldigingen.
En daarbij werd het binnenkort ook nog Kerst. M’n ouders braken zich het hoofd, hoe ze ons blij konden maken. En ik…..! Wanneer m’n broers en zussen vrolijk speelden, dan kreeg me de hele ellende van een verprutst leven te pakken – Hoe zou ik hier ooit uitkomen?!
Maar op een dag barstte de dreigende catastrofe los. Duidelijk – als was het precies gisteren gebeurd – zie ik in gedachten de scène voor me. M’n zussen speelden in de hal met de bal. En ik zat somber tobbend op de trap.
Toen werd er gebeld – de postbode gaf de post af….
Een paar minuten later ging de deur van de studeerkamer open, mijn vader verscheen, en rustig nodigde hij me uit: “Kom toch eens naar binnen!”
Het hart klopte me in de keel. De bureaulamp verlichtte een zojuist geopende brief. Ik herkende direct het handschrift van m’n klassenleraar.
Wat stond er in de brief?! Ik deed tevergeefs m’n best hem te ontcijferen. Toen reikte m’n vader hem mij aan. En terwijl ik las, ging hij in de stoel zitten.
Het waren slechts twee regels, waarin de leraar m’n vader om opheldering vroeg.
“Kom, ga zitten,” zei m’n vader, “en vertel me, wat er aan de hand is!”
Nu moest ik bekennen en ik braakte er alles uit, heel deze kluwen van zwendel, bedrog, leugen, luiheid en geknoei. Ik was zelf verbijsterd, toen ik het allemaal zo uitgebreid voor me zag.
O, ik zou op mezelf kunnen spugen! Daar zat nu mijn lieve vader, die ons dagelijks zijn liefde bewees, en het was alsof er een donkere sluier van onvoorstelbaar verdriet over hem kwam.
Eindelijk was ik klaar. Mijn vader zat helemaal in elkaar gedoken. Een verschrikkelijke en diepe stilte lag er tussen ons in. Alleen buiten hoorde je het vrolijke lachen van m’n zussen.
Toen kwam m’n vader overeind en zei uit het diepst van zijn hart: “Jij zult een nagel aan mijn doodskist worden! Ga weg!”
En ik ging. De tranen stroomden me over het gezicht, toen ik de donkere trap opging naar mijn kamertje. Geschrokken keken de zussen me na.
Mechanisch trok ik m’n kleren uit en ging in bed liggen. Niemand riep me voor het avondeten. Ik had daar ook geen zin in. Later hoorde ik hoe mijn moeder met de broers en zussen kerstliederen zong. Toen begon ik te huilen. Ik begreep vaag, dat zonde buitensluit en eenzaam maakt.
Ik was uiterst vertwijfeld – over mijzelf! Geen hond zou meer een stuk brood van mij kunnen aannemen! M’n vader zou nooit meer vrolijk kunnen lachen! Geen mens zou me ooit meer liefhebben! –
Het was diep in de nacht. Op m’n vader na waren ze allemaal al naar bed gegaan. Ik had de gewoonlijke geluiden gehoord. Eenzaam zat vader waarschijnlijk nog boven zijn werk in zijn studeerkamer.
Nu hoorde ik z’n deur gaan. Nu ging hij naar boven naar z’n slaapkamer op de eerste verdieping…. Toen! Mijn hart bleef stilstaan – ik hoorde duidelijk, hoe hij op de trap verder naar boven ging – naar boven naar mij op de tweede verdieping!
Heel langzaam – tree voor tree! Alsof hij een zware last droeg!
M’n geschrokken gedachten vlogen door me heen: ik kon me niet herinneren, dat m’n vader ooit op m’n kleine kamer was geweest. Wat zou hij nu willen! Kwam nu de grote afrekening? Stuurde hij mij het huis uit?
Hij was al voor m’n deur aangekomen. Ik merkte, hoe hij een ogenblik stil stond…. toen ging de deur open…. hij stapte de donkere kamer binnen…. Ik hield mijn adem in.
Hij stond er heel stil. Toen vroeg hij zacht: “Slaap je al?”
Ik kon m’n snikken niet bedwingen. Zeggen kon ik niets. Toen kwam hij naar mijn bed toe…. oneindig zacht legde hij mij de hand op het hoofd en zei: “Nu ben je blij, dat alles aan het licht is gekomen, mijn lieve zoon!” Ik voelde, hoe hij zich voorover boog en mij een kus gaf. Toen ging hij. Ik lag als verlamd. En toch – het liefst was ik uit bed gesprongen…. ik zou hem om de hals willen vliegen :“Mijn lieve vader!” Maar voordat ik daarvoor de kracht vond, hoorde ik zijn deur gaan.
Ik lag alleen in het donker. Zelden heb ik zo’n oneindig geluk gevoeld. Vergeving!! Vergeving. Ja, nu zou alles, alles nieuw worden!….
De volgende dag ging m’n vader naar de leraar. Ik weet niet wat ze met elkaar hebben besproken. Met enorme ijver ging ik aan de slag en nam met Pasen een goed schoolrapport mee naar huis.
Nooit heeft m’n vader het echter weer over deze geschiedenis gehad. Het was totaal afgedaan. De schuld was vergeven – “in de diepte der zee geworpen” – zoals de bijbel zegt….
Vele jaren later leerde ik de vergeving van schuld kennen, die de levende God ons in de Here Jezus, de Gekruisigde, schenkt. Toen schoot me weer deze oude geschiedenis uit m’n jeugd te binnen: dat is de vergeving, dat onze schuld helemaal nooit meer ter sprake komt en werkelijk en waarachtig afgedaan is. En hier – in de vergeving – ligt alle kracht voor een nieuw leven. Bij wie die vergeving ervaart en gelooft, stroomt het hart over van liefde tot de Vader.

De eenzame
Het was een prachtige avond in mei.
Ik was echter erg verdrietig, toen ik daar als piepjonge rekruut aan de kazernepoort stond.
Pas drie dagen geleden had ik thuis afscheid genomen – met groot, romantisch enthousiasme. En in deze drie dagen waren me alle illusies kapotgeslagen. Tot nu toe had ik iedere soldaat als een “held” en heilige beschouwd. Maar nu keek ik achter de schermen: daar had je de ruwe wachtmeester, die z’n humeur met zinloos gebrul op ons afreageerde; de dikke meubelhandelaar, die zich met omkoping de beste, gemakkelijkste en veilige baantjes verschafte; de kapitein, die in ons mensenmateriaal zag, maar geen levende wezens; de kameraden, die vanaf de morgen tot de avond geen andere conversatie kenden dan schuine moppen en smerige verhalen. En nergens een hart –!
Droevig stond ik aan de kazernepoort – en voor me lag de vreemde stad – koud en afwijzend.
Ik had het koud. Ik had heimwee. Het huis van m’n ouders kwam mij in gedachten: hoe mooi was het daar! Niets dan liefde, hartelijkheid en reinheid! Ik zag m’n vader voor me, hoe hij me bij het afscheid een ogenblik in de armen had gesloten en had gezegd: “Mijn lieve zoon! God beware je naar lichaam en ziel!” En toen – dat schoot me nu pas te binnen, want in de grote spanning van m’n afscheid had me dat erg onbelangrijk geleken: “In de eerste drie weken zal ik je niet kunnen bezoeken, omdat mijn werk me in beslag neemt.”
Achter me klonk uit het wachtlokaal brullend gelach. O, wat deed me dat alles walgen! Daar had zeker weer iemand één van de gebruikelijke “moppen” verteld, die weliswaar niet humoristisch, maar in plaats daarvan des te smeriger waren. De vreemde stad hulde zich in een weemoedige schemering. Ik voelde me onbeschrijflijk alleen. Als ik me er niet voor geschaamd had – zou ik hebben gehuild in mijn troosteloze verlatenheid….
Daar kwam een taxi aangieren. Die stopte voor de kazernepoort – en ik geloofde mijn ogen niet – m’n lieve vader stapte uit.
Met een juichkreet wierp ik me in zijn armen. Hij betaalde de chauffeur. En toen trokken we er samen op uit. Heel gelukkig pakte ik zijn arm: “O papa, u hebt toch gezegd, dat u me de eerste drie weken niet kon bezoeken!”
“Dat is eigenlijk ook zo,” antwoordde hij, “ik moet over een uur al weer terugreizen. Laten we het uur goed benutten!”
“En toch bent u voor dat ene uur speciaal hier naartoe gereisd?” Hij knikte. Het schoot me te binnen, hoe moeizaam, nu in de oorlog, het reizen ging: de overvolle treinen en het afmattende wachten, omdat er niets meer in orde was.
“Papa,” vroeg ik, “waarom hebt u dat gedaan?”
Toen antwoordde hij – en het was, alsof hij voor mij zijn hele hart blootlegde: “Ik heb gevoeld dat mijn jongen me nodig heeft.”
Vele jaren later zat ik ergens samen met een man, die het evangelie verachtte. Hij had wat bijzonders uitgevonden: “Ziet u!” legde hij spottend uit, “daar zegt uw Jezus: ‘Ik ben met u alle dagen.’ Het is toch raar, hoe Hij de mensen juist naloopt. Hij is eigenlijk aangewezen op ons! Hij heeft ons eigenlijk nodig! Het is met Hem afgelopen, wanneer niemand zich om Hem bekommert.”
Op dat ogenblik schoot me de belevenis met mijn vader te binnen en ik antwoordde: “Jawel! Jezus loopt ons na. Maar niet, omdat Hij ons nodig heeft. Maar, omdat Hij weet, dat wij Hem nodig hebben; omdat Hij weet, hoe ontzettend eenzaam en verloren we zijn zonder Hem.”
Toen zweeg hij. Had een straal van de oneindige liefde hem misschien geraakt?

 Bron: Variationen über ein Thema, Wilhelm Busch  Uitgeverij Gütersloher Verlagshaus, Gütersloh, Duitsland.
© Copyright vertaling 2018 Stichting Exodusgemeente.