Een verloren evenbeeld
>>PDF<<
Driftig lepelt hij z’n soep, die ik hem heb laten voorzetten. Hij is nog een jonge man, een rijzige verschijning. Z’n kostuum is echter versleten en vervuild; z’n schoenen zijn kapot. Nu, dat komt door de werkloosheid en ‘t zwerven. Daar kan hij niets aan doen. Maar zijn gezicht!! Verlopen, rusteloze trekken in het gezicht verraden een bandeloos leven. Diep heeft de zonde haar sporen op dit gezicht geregistreerd.
Nu is hij klaar, legt de lepel neer. Hij staat langzaam op, steekt me de hand toe: “Ik dank u wel!” En wil gaan. Op dat ogenblik moet ik z’n hand vasthouden. En ik flap eruit: “O, man, je zou een evenbeeld van God moeten zijn! Wat heeft de zonde van jou gemaakt!”
Hij kijkt me met grote ogen aan en gaat weg. En ook ik ga weg en vergeet deze kleine gebeurtenis. –
Twee jaar later. Ik ben op bezoek in een Zuidduits stadje. Op een dag spreekt me daar een lieve, oude mevrouw aan: “Ik moet u toch eens zeggen, dat ik iedere dag voor u en uw werk bid.” Verbaasd kijk ik haar aan. “Dat is nog eens mooi,” zeg ik, “dat kan men gebruiken. Maar legt u me eens uit…”
“Ja,”zegt de vrouw, “dat heeft z’n bijzondere geschiedenis. Ziet u, ik heb een kleine winkel. Daar komen de handelsreizigers vaak met hun auto’s voorrijden en bieden hun koopwaar aan. Nu kwam er sinds een tijdje zo’n vriendelijke, rijzige vertegenwoordiger, die me om zijn stil, ernstig gedrag heel erg beviel. Daarom nodigde ik hem op een dag uit voor een kop koffie. Toen we zo bij elkaar zaten, zei hij: ‘U zou niet van mij zeggen, dat ik twee jaar geleden een totaal aan lager wal geraakte ‘hippie’ was?’ ‘Nee,’ zei ik verbaasd, ‘hoe kwam dat dan?’ En toen vertelde hij me, hoe hij als jonge knaap ruzie kreeg met z’n ouders, hoe hij de wereld inging, hoe hij al het vuil van de grote stad leerde kennen en hoe hij stap na stap afzakte. Tenslotte belandde hij op straat. ‘En,’ zo vertelde hij, ‘op een dag kwam ik op mijn tochten in een huis, waar een man me te eten gaf. Toen ik wilde weggaan, zei hij tegen me: ‘Je zou een evenbeeld van God moeten zijn! Wat heeft de zonde van jou gemaakt!’ ‘Dit woord’ – zo vertelde hij – ‘trof me als een bliksemstraal. Als met fel licht beschenen lag mijn verloren leven voor mij. Ik bespeurde letterlijk de toorn van God over mijn verloren leven. Hoe ik uit het huis kwam, weet ik niet meer. Ik liep door de straten van de grote stad, ik trok verder. Maar dit woord liet me dag en nacht niet met rust, totdat ik eindelijk iemand vond, die me verder hielp. Hij wees me op de Ene, bij Wie wij, verloren mensen, onze verloren adel terugvinden: Jezus, onze Heiland.’ Zo vertelde hij het. Daarna vermeldde hij nog in het kort, hoe hij bij z’n ouders terugkwam en hoe hij ook wat betreft z’n uiterlijk weer een achtenswaardig mens werd.”
Het verhaal van de oude vrouw had me diep getroffen. Dankbaar drukte ik haar de hand. En onze gedachten gingen uit naar al die jonge mensen, die ronddwalen op de straten van de wereld.
Bron: Kleine Erzählungen, Wilhelm Busch Uitgeverij Gütersloher Verlagshaus, Gütersloh, Duitsland.
© Copyright vertaling 2018 Stichting Exodusgemeente.