D’r zit geen liefde in
>>PDF<<
Een somber rood bakstenen gebouw in een drukke straat. Hier heeft de grote industriestad haar ouden van dagen ondergebracht.
Het is een eigenaardig groepje, deze oude mensen! Die daar, met zijn voorname voorkomen, heeft ooit betere dagen gekend. Geen mens weet hoe hij hier terecht gekomen is. Eenzaam gaat zijn dag aan hem voorbij.Ook hier nog verschuilt hij zich tegenover zijn lotgenoten achter een grote voornaamheid.
En dat moedertje daar. Het is net een spannende roman, als ze haar levensgeschiedenis vertelt.
En die daar was ooit vroeger kleermakerspatroon. Nu heeft hij van de oude pracht alleen maar zijn zwarte colbert gered, die hij voortdurend naait en strijkt om het ’s zondags in een steeds nieuwe glans te laten zien.
Eén persoon viel me steeds in het bijzonder op. Die had een merkwaardig treurige trek op zijn gezicht. Op een dag vertelde hij mij zijn geschiedenis. Heel eenvoudig was die. Vol moeite en arbeid was zijn leven. Nu was de vrouw gestorven en de dochter getrouwd. “Bezoekt uw dochter u dan af en toe?” Zijn gezicht wordt bitter: “O nee, ze houden niet van mij.”
Op een dag heeft hij een nieuw wollen vest aan. “Díe is nog eens lekker warm. Waar komt die vandaan?”
“Van mijn dochter.”
“Heeft zij u een pakket gestuurd? Dat is nog eens vriendelijk.”
“Ja, “antwoordt hij, “ze zorgt wel voor mij, als het nodig is; daar kan ik niet over klagen. Er zat allerlei moois in het pakket, maar……..”
Ik onderbreek hem. “Dat is toch fijn, dat is toch geen ‘maar’”?
Hij wil zich afwenden. Ik houd hem vast. “Nu, zegt u me eens, wat u op het pakket van uw dochter hebt aan te merken!”
Daar kijkt hij me oneindig bitter en treurig aan en zegt: “D’r zat geen liefde in!”
Opeens begreep ik de oude man. En ik begreep nog meer. Ik begreep, waarom veel van de bejaarden er hier zo bitter uitzien. Zeker, ze hebben een woning en eten en kleren. Zeker, ze worden verzorgd. Maar – d’r zit geen liefde in!
Dat woord raakte ik niet meer kwijt. Mijn weg liep langs het arbeidsbureau. Honderden mannen verdrongen hier elkaar. Waarom waren die gezichten zo verbeten? Waarom lag er in de ogen zo’n droefheid? Waarom? Moeten ze niet erkennen, dat de maatschappij en de staat voor hen zorgden, zo goed als ze konden? Zeker, het is weinig. Maar waarom keken ze zo verbitterd?
Het kwam me voor, alsof ze allen dezelfde zin riepen, al die bleke gezichten en die droevige ogen en die bezwaarde harten:
“D’r zit geen liefde in!”
Ik weet, dat het geen politieke vraag meer was en geen economische. Het was een aanklacht van het hart tegen de maatschappelijke orde. En de aanklacht luidde: “D’r zit geen liefde in!” Men heeft de mensen van de twintigste eeuw tot machine-onderdeeltjes gemaakt, tot nummers, die men naar believen gebruikte of weggooide.
Ik ga langs een kroeg. In de tabaksrook verdringen mannen elkaar. Maar ze hebben toch een eigen woning, een thuis, hebben een vrouw, die op hen wacht, en kinderen! Waarom vindt men ze hier en niet in hun woning? “D’r zit geen liefde in!” O, hoe vaak hoort men het van hen, die aan sterke drank te gronde gingen!
De bleke vrouwen, de door lijden getekende moeders! Ze waren toch eens vrolijke jonge meisjes, toen ze trouwden! Vonden ze geen geluk in hun gezin? “D’r zat geen liefde in!” fluisteren ze pijnlijk.
We lezen dagelijks over zelfmoorden. Waarom zijn ze uit de wereld gevlucht, uit deze wereld, die toch zo mooi kan zijn? Het is, alsof het vanuit de graven roept: “D’r zit geen liefde in!”
Jij, kind van God! De wereld, waarin je staat, heeft je nodig. Ze heeft niet je praatjes nodig, niet je morele verontwaardiging en wat je anders nog voor goedkoops te koop hebt.
Jij christen…..de wereld van vandaag heeft van jou nodig – liefde van Jezus.
Bron: Kleine Erzählungen, Wilhelm Busch Uitgeverij Gütersloher Verlagshaus, Gütersloh, Duitsland.
© Copyright vertaling 2018 Stichting Exodusgemeente.