Dooponderzoek
Voordat er iemand bij C.H. Spurgeon gedoopt werd, vond er een noodzakelijk dooponderzoek plaats. Men moest het werk van de Heilige Geest duidelijk zien in de persoon, die graag gedoopt wilde worden, voordat er gedoopt werd. Er werd gekeken of de volgende drie punten bij de doopkandidaat aanwezig waren.
- Was de persoon, die van zichzelf wist een zondaar te zijn en niet in staat om zelf iets aan zijn redding te doen, naar God gegaan, smekend om ontferming en had hij zijn ziel totaal aan Christus toevertrouwd in het geloof aan de reddende verdienste van Zijn dood aan het kruis? Deze individuele ervaring van de ziel met God was de onveranderlijke en fundamentele noodzaak; zonder dat werd iemand niet als echt bekeerd erkend.
- Was de persoon een nieuw leven binnengegaan, waardoor hij een verandering van gevoelens, overwinning over zonde, liefde voor Gods Woord en een verlangen om anderen voor Christus te winnen, ervaarde?
- Bezat hij of zij een basiskennis van de leer der genade, waarbij die persoon erkende, dat behoud niet begon bij zichzelf of zijn eigen wil, maar bij Gods keuze en daad en dat God, Die hem redde, hem zou vasthouden in tijd en eeuwigheid?
Citaat uit “Spurgeon, a new biography, Arnold Dallimore.