Selecteer een pagina

Debora in de schuilkelder 

>>PDF<<

Eerlijk gezegd – ik ben vaak een beetje bang voor de oude moeder B. geweest. Want ze verdacht de dominees ervan, dat het hen ontbrak aan de juiste ijver voor het Koninkrijk van God. Ze zal in haar lange leven wel haar ervaringen hebben opgedaan.
En omdat ze niet tot de mensen behoorde, die achter de rug om kritiek leveren, zocht ze me zo nu en dan op en zei me haar mening of gaf me opdrachten. Dat was niet altijd erg gemakkelijk te verdragen. Maar vaak moest ik haar ook gelijk geven. En wanneer ze dan tot slot van het gesprek met iemand bad, dan was alles goed. Haar gebeden waren enorm. Daarin bemerkte men de enorme eerbied voor Gods Majesteit. Een brandende liefde voor de Here Jezus en voor de mensenkinderen, kwam er dan met kracht uit. Dan werd men geschokt door de ijver voor het Koninkrijk en de eer van God.
Zo stel ik me Debora voor, de vrouw van Lapidoth, die als richteres in Israël de Kanaänieten versloeg. De mensen, die de bijbel kennen, weten dat men in Richteren, hoofdstuk vier, over haar kan lezen. En naast moeder B. vond ik mezelf steeds Barak, over wie hetzelfde hoofdstuk vertelt, dat hij niet van hetzelfde formaat was als Debora met haar enorme geloof.
De verschrikkelijke bommenoorlog trof onze stad Essen. Steeds heviger herhaalden zich de nachten vol verschrikkingen, waarin wanhopige mensen ronddoolden en niet wisten, waar ze zich in veiligheid moesten brengen voor het vuur.
Honderdduizenden vluchtten naar het platteland. Wanneer men moeder B. aanraadde, dat ze zich ook zou laten evacueren, deed ze dat kort af met: “Ik heb hier m’n opdracht.”
Inderdaad, die had ze! Hoe velen zouden zich wel in die verschrikkelijke jaren aan deze vrouw met haar sterke geloof hebben opgetrokken!
Op een nacht zat ze weer in de kelder met de andere bewoners. Dat waren goddeloze mensen, die alleen maar om de oude vrouw glimlachten.
Toen kwam de luchtaanval. Degene, die zo’n uur meegemaakt heeft, weet wat voor een kwelling dat voor de zenuwen is: dat gieren van de bommen met springladingen, het duivelse sissen van de brandbommen, het verscheurende dreunen van de explosieven. Dan wordt één minuut een eeuwigheid. En zo’n luchtaanval duurde vaak vijftig minuten!
De mensen in de kelder schreeuwden. Ze klemden zich aan elkaar vast. Ieder ogenblik kon men bedolven of verscheurd worden.
Toen riep opeens een vrouw: “Moeder B., bidt u alstublieft!”
Moeder B., die daar tot dusver rustig en kalm had gezeten, stoof op: “Hoe zou ik nu met jullie de God kunnen aanroepen, die jullie tot nu toe hebben veracht?”
“Moeder B., bidt alstublieft!” schreeuwde de vrouw.
“Ik zal het doen”, zei moeder B., “wanneer jullie van nu af aan de Here gaan zoeken!”
“Ja, dat willen we!” werd er uit alle hoeken van de kelder geroepen, waarin de ontzetting nu helemaal had toegeslagen. Het licht was allang uitgegaan. De kelder beefde als een schip in de storm. De bommen dreunden, gierden en sisten. De lucht hing vol met kalkstof. Men zat werkelijk in de muil van de dood.
“Ja, we willen God zoeken!” riepen de mensen. “We zullen de volgende zondag met u naar de kerk gaan!”
En toen bad luid en troostvol deze arme, oude, zwakke vrouw, die in ’t geloof sterk was en aan wie haar God rust en kalmte gaf. Ze stelde deze kelder met al de verloren mensen, die daar zaten, in de hand van haar Here. Ze dankte Hem voor Zijn tegenwoordigheid en riep Hem met krachtige stem aan om hulp, sterkte en troost.
Als gevolg van zo’n gebed van geloof werd het stil. De mensen ervaarden iets van de vrede, “die alle verstand te boven gaat”.
Toen was eindelijk de huiveringwekkende luchtaanval voorbij. Stil gingen ze allemaal terug naar hun woning –
En toen kwam de zondagmorgen. Moeder B. ging van deur tot deur en nodigde uit voor de kerkdienst: “Jullie hebben me beloofd de Here te zoeken. Kom nu met me mee om Zijn Woord te horen!”
Toch moest ze tenslotte helemaal alleen gaan. Bij de ene woning sloeg men de deur voor haar neus dicht. Bij een andere stamelde men verlegen wat verontschuldigingen. Bij een derde joeg men haar weg met een vloek en bij de vierde lachte men haar eenvoudig uit –
Het was veertien dagen later. Weer kwam er een nacht vol verschrikkingen over Essen. Weer zaten de mensen in de kelder. Weer was het licht uitgegaan. Weer gierden, dreunden en sisten de bommen boven een stervende stad.
De mensen in de kelder van moeder B. wilden deze keer sterk zijn. Ze hadden zich een beetje geschaamd, omdat ze “’t zo op de zenuwen hadden gekregen”.  Maar toen er een half uur voorbij was gegaan en de verschrikkingen alleen nog maar toenamen, toen was het met hun sterkte voorbij. En toen schoot hen te binnen, hoe hun hart vanwege het krachtige gebed van de oude vrouw rustig geworden was.
Moeder B. was immers weer in hun midden. Ja, kalm en in stilte verzonken zat ze in een hoek.
En toen sloeg er een zware bom heel dichtbij in. Men hoorde hem aan komen gieren .  .  . een vreselijke seconde .  .  .  toen een oorverdovend lawaai, barsten . . . kalkstof . . . men dacht dat men zou stikken . . .
Toen schreeuwde een man vol ontzetting: “Mevrouw B.! Bidt alstublieft!” En alle anderen vielen bij: “Moeder B.! Bidt alstublieft!”
Een kort ogenblik was het stil. Men hoorde alleen het kabaal van de luchtaanval. Toen kwam de stem van moeder B. vanuit het donker – en men wist niet, of ze hard of droevig klonk: “Met jullie kan ik niet meer bidden. Jullie verachten immers mijn God!”
En ze liet de mensen in hun ontzetting zitten –
Debora in de schuilkelder! –
Moeder B. werd later erg ziek door kanker. Ze lag lang in ’t ziekenhuis. Daarna stuurde men de oude weduwe als een hopeloos geval naar huis.
Kort daarop troffen we haar op straat aan. Ze was – als zo vaak – op wegen der liefde. Ze kon het niet laten om de mensen, waarvoor ze een opdracht had, op te zoeken.
We waren ontzet: “Moeder B.! U bent toch ziek! Hoe kunt u zo rondlopen! Hoe gaat het met de kanker?”
Toen zwaaide ze wat geërgerd met haar hand en zei daarna kalm: “Wat gaat mij m’n kanker aan?”
Zo bleef ze sterk en met gezag, totdat haar Here haar thuis riep tot de rust van de kinderen van God. Wij echter treurden om een “Moeder in Israël”.

Bron: Man muß doch darüber sprechen, Wilhelm Busch  Uitg. Gütersloher Verlagshaus, Gütersloh, Duitsland.
© Copyright vertaling 2018 Stichting Exodusgemeente.