Selecteer een pagina

De verbondsbelofte van de Geest                    

>>PDF<<

Een toespraak gehouden op zondagochtend 12 april 1891

door C.H. Spurgeon.

“Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven.”  Ezechiël 36:27

Hier is geen voorwoord bij nodig en de breedte van ons onderwerp staat ons niet toe, dat wij tijd verspillen door onnodige uitweidingen. Ik zal vanochtend twee dingen proberen te doen: ten eerste wil ik de tekst bij u aanbevelen en ten tweede wil ik in zekere mate de tekst uitleggen.

I. Ten eerste dan wat betreft DE AANBEVELING VAN DE TEKST. De tongen van mensen en engelen zouden tekort schieten. Om het een gouden zin te noemen, zou te gewoon zijn; om het met een zeer kostbare parel te vergelijken, zou te gering zijn. We kunnen niet genoeg spreken tot lof van die grote God, Die deze zin in het verbond van Zijn genade heeft opgenomen. Elke zin in dat verbond is kostbaarder dan hemel en aarde en deze zin is niet de minste van Zijn kostelijke beloften: “Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven.”

Ik wil beginnen met te zeggen dat het een woord vol genade is. Het werd gesproken tot een volk zonder genade, een volk dat “ zijn eigen weg” was gegaan en de weg van God had geweigerd; een volk, dat bij de Rechter van de gehele aarde meer dan gewone toorn had opgewekt, want Hij zegt Zelf (vs 18): “Ik stortte Mijn grimmigheid over hen uit.” Dit volk, dat zelfs tijdens de kastijding de heilige naam van God ontheiligde temidden van de heidenen, tot wie ze waren gegaan. Ze waren zeer bevoorrecht geweest, maar ze hadden hun voorrechten misbruikt en zich slechter gedragen dan diegenen, die de Here nooit hadden gekend. Zij zondigden moedwillig, heel bewust, goddeloos, trots en aanmatigend. Hierdoor tergden zij de Here enorm. Toch geeft Hij hun een belofte als deze: “Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven.” Zeker, waar de zonde overvloedig werd, is de genade nog overvloediger geworden.

Heel duidelijk is dit een woord van genade, want de wet zegt niets van dien aard. Sla de wet van Mozes op en zie of er ergens een woord wordt gesproken over het geven van de Geest in het binnenste van de mensen, zodat ze naar Gods inzettingen zullen wandelen. De wet verkondigt de inzettingen, maar alleen het evangelie belooft de Geest, waardoor de inzettingen zullen worden gehoorzaamd. De wet beveelt en laat ons weten, wat God van ons eist, maar het evangelie gaat verder en maakt ons genegen de wil van de Here te gehoorzamen. Hij stelt ons in staat om in de praktijk van het leven in Zijn wegen te wandelen. Onder de heerschappij van de genade bewerkt de Here in ons het willen en het werken naar Zijn eigen welbehagen.

Zo’n grote zegen als deze zou nooit tot enig mens kunnen komen vanwege verdienste. Een mens zou misschien zo kunnen handelen, dat hij een zekere beloning verdient, die past bij zijn aanbevelenswaardige daad, maar de Heilige Geest kan nooit het loon zijn van menselijke dienst; zo’n idee grenst aan godslastering. Kan enig mens het ooit verdienen, dat Christus voor hem zou sterven? Wie zou zoiets kunnen dromen? Kan enig mens het ooit verdienen, dat de Heilige Geest in hem zou wonen en heiligheid in hem zou bewerken? De grootte van de zegen gaat het bereik van de verdienste ver te boven. We zien dat, wanneer de Heilige Geest geschonken wordt, het  door een daad van goddelijke genade moet zijn – oneindige genade in overvloed, alles overtreffend wat we ons ooit hadden kunnen voorstellen.  “Vrije genade, die overvloediger is dan de zonde”, wordt hier in het helderste licht gezien. “Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven” is een belofte die druipt van genade, zoals een honingraat van de honing. Luister naar de Goddelijke muziek, die weerklinkt in dit woord van liefde. Ik hoor de zachte melodie van genade, genade, genade en niets anders dan genade. Ere zij aan God, Die aan zondaren de inwoning van Zijn Geest geeft.

Merk vervolgens op, dat het een Goddelijk woord is: “Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven.” Wie anders dan de Here zou op deze wijze kunnen spreken? Kan een  mens ooit de Geest van God aan iemand anders geven? Zou de hele kerk tezamen verenigd de Geest van God kunnen blazen in het hart van één enkele zondaar? Iets goeds brengen in het verraderlijke hart van een mens is een grote prestatie, maar de Geest van God in het hart geven, moet wel de vinger Gods zijn. Hier kan ik terecht zeggen, dat de Here Zijn arm heeft ontbloot en de volheid van Zijn almacht heeft tentoongespreid. Het geven van de Geest van God in onze natuur kenmerkt zich als een werk van God. Om dit te doen in het wezen van iemand die vrij kan handelen, zoals de mens dat kan, is wonderbaarlijk. Wie anders dan Jehovah, de God van Israël, kan op deze koninklijke wijze spreken en onomstotelijk verklaren: “Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven”? Mensen moeten hun eigen besluiten altijd omgeven met voorwaarden en onzekerheden, maar omdat elke belofte van God gegrond is op Zijn almacht, spreekt Hij als een Koning, ja, op een wijze, die alleen passend is voor de eeuwige God. Hij besluit en belooft en Hij zal het even zeker volbrengen. Zeker is dan dit heilige woord: “Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven.” Zeker, omdat het Goddelijk is. O zondaar, als wij arme schepselen, u zouden moeten redden, dan zouden we in onze poging stranden, maar zie, de Here Zelf verschijnt ten tonele en het werk wordt gedaan! Alle moeilijkheden worden uit de weg geruimd door deze ene zin: “Mijn Geest zal Ik in uw  binnenste geven.” We hebben in onze geest gearbeid, wij hebben over u geweend en wij hebben u gesmeekt, maar wij hebben gefaald. Zie, er komt Iemand, Die tussenbeide treedt en Die niet zal falen, bij Wie niets onmogelijk is. Hij begint Zijn werk met te zeggen: “Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven.” Het woord is een woord van genade en van God; beschouw het dan als een onderpand van de God der genade.

Voor mij  ligt er veel liefdevols in die verdere gedachte, dat dit een individueel en persoonlijk woord is. De Here bedoelt: “Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven”, d.w.z. in u als individuen. “Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven”, één voor één. Dit moet zo zijn omdat het tekstverband dit vereist. We lezen in vers 26: “Ik zal u een nieuw hart geven.” Nu, een nieuw hart kan slechts aan één persoon gegeven worden. Ieder mens heeft voor zichzelf een eigen hart nodig en ieder mens moet voor zichzelf een nieuw hart hebben. “En een nieuwe Geest zal Ik in uw binnenste geven.” Dit moet gebeuren in het binnenste van een ieder. “En Ik zal het hart van steen uit uw lichaam verwijderen, en Ik zal u een hart van vlees geven” – dit alles zijn persoonlijke, individuele werkingen van genade. God handelt één voor één met mensen in die ernstige zaken van eeuwigheid, zonde en redding. We worden één voor één geboren en we sterven één voor één: zo moeten we ook één voor één wedergeboren worden en een ieder moet voor zichzelf de Geest van God ontvangen. Zonder dit heeft een mens niets. Hij kan in Gods inzettingen niet wandelen, behalve dan door de gift van de genade in hem als individu. Ik denk dat ik onder mijn toehoorders een eenzame man of vrouw zie, die zich helemaal alleen op de wereld voelt en daarom zonder hoop is. U kunt geloven dat God grote dingen voor een volk kan doen, maar hoe zal er aan de alleenstaande worden gedacht? U bent een persoon, die overal buiten valt, één die men in geen enkele categorie kan indelen; een eigenaardige zondaar, met al uw specifieke neigingen. Zo zegt God: “Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven;” in uw hart – ja, in het uwe. Mijn geliefde toehoorders, u die zo lang naar redding hebt gezocht, maar de kracht van de Geest niet hebt gekend – dit is wat u nodig hebt. U hebt zich ingespannen met de energie van het vlees, maar u hebt niet begrepen waar uw werkelijke kracht ligt. God zegt tot u: “Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijn Geest, spreekt de Here,” en opnieuw: “Mijn Geest zal ik in uw binnenste geven.” O, dat dit woord door de Here gesproken moge worden tot die jongeman die op het punt staat te wanhopen; tot die verdrietige vrouw die voortdurend in haarzelf heeft gezocht naar kracht om te bidden  en te geloven! U bent zonder kracht of hoop in uzelf en van  uzelf, maar dit is in alle opzichten een antwoord op uw situatie: “ Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven” – in u als een individu. Smeek de Here erom. Verhef uw hart in gebed tot God en vraag Hem om de Geest van de genade en de gebeden op u uit te storten. Pleit bij de Here en zeg: “Laat Uw Goede Geest mij leiden. Zelfs mij.” Roep: “Ga mij niet voorbij, mijn genadevolle Vader, maar vervul dit wondervolle woord van U in mij: “Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven.””

Merk vervolgens op dat dit een woord is dat afzondert. Ik weet niet of u dit meteen zult begrijpen, maar het moet wel zo zijn: dit woord zondert een mens af van zijn metgezellen. Van nature hebben de mensen een andere geest dan de Geest van God en ze zijn onderworpen aan die boze geest, de vorst van de macht der lucht. Wanneer de Here komt om degenen, die van Hem zijn, te verzamelen en ze bijeen te vergaderen uit de heidenen, dan bewerkt Hij de afzondering door te handelen naar dit woord: “Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven.” Als dit wordt gedaan, dan wordt het individu een nieuw mens. Zij die de Geest hebben, zijn niet van de wereld en hebben de wereld niet lief. Spoedig zullen ze bij de goddelozen vandaan zijn gegaan – en afgezonderd zijn, want het verschil in natuur brengt strijd teweeg. De Geest van God zal niet wonen bij de boze geest: u kunt geen gemeenschap met Christus hebben en met Belial, met het Koninkrijk der hemelen en met deze wereld. Ik wens dat het volk van God opnieuw wakker zal worden wat betreft deze waarheid: het grote doel van de huidige bedeling is het vergaderen van een volk uit de mensen. Het is nog steeds waar, zoals Jacobus het zei op de vergadering te Jeruzalem: “Simeon heeft uiteengezet hoe God van meet aan er op bedacht is geweest een volk voor Zijn Naam uit de heidenen te vergaderen.” We moeten ons niet blijven vastklemmen aan het oude wrak in de verwachting, dat wij het water uit haar zullen pompen en haar dan veilig in de haven zullen krijgen. Nee, de kreet is heel anders – “Naar de reddingsboten! Naar de reddingsboten!” U moet het wrak verlaten en dan zult u diegenen uit de zinkende massa meevoeren, die God zal redden. U moet afgezonderd zijn van het oude wrak, opdat u niet met haar meegezogen wordt naar de ondergang. Uw enige hoop om iets goeds in de wereld te doen, is door zelf “niet van de wereld” te zijn, zoals ook Christus niet van de wereld was. Als u afdaalt naar het niveau van de wereld, dan zal dit noch voor u noch voor de wereld goed zijn. Datgene wat er in de dagen van Noach gebeurde, zal herhaald worden, want toen de zonen Gods een verbintenis aangingen met de dochters der mensen en er een verbond tot stand kwam tussen de geslachten, kon God deze kwade vermenging niet meer verdragen, maar opende Hij de sluizen van de diepten en vaagde de aarde weg in een vernietigende vloed. Zeker, op die laatste dag van vernietiging, wanneer de wereld overweldigd wordt met vuur, dan zal dat zijn, omdat de gemeente van God ontaard is en het onderscheid tussen de rechtvaardigen en de goddelozen helemaal afgebroken is. De Geest van God, waar Hij ook komt, laat heel spoedig het onderscheid zien tussen Israël en Egypte en naarmate Zijn werkzame kracht wordt ervaren, zal er een steeds breder wordende kloof zijn tussen degenen, die door de Geest worden geleid en degenen, die onder de heerschappij van het vlees zijn. Het bezit van de Geest zal van u, mijn toehoorder, een heel ander soort mens maken dan u nu bent en dan zult u worden aangespoord door motieven, die de wereld niet kan waarderen, want de wereld kent ons niet, omdat ze Hem niet kent. Dan zult u handelen,  spreken, denken en dingen ervaren op zo’n manier, dat deze slechte wereld u niet zal begrijpen en u zal veroordelen. Omdat het vleselijke denken niet de dingen kent, die van God zijn – want die dingen zijn slechts geestelijk te onderkennen – zullen ze uw plannen en bedoelingen niet goedkeuren. Verwacht niet dat het uw vriend wordt. De Geest Die u tot het zaad der vrouw maakt is niet de geest van de wereld. Het zaad van de slang zal naar u sissen en uw hiel verbrijzelen. Uw Meester zei: “Omdat gij niet van de wereld zijt, maar Ik u uit de wereld heb uitgekozen, daarom haat de wereld u.” Dit woord is een woord van afscheiding. Heeft u zich afgescheiden? Heeft de Heilige Geest u apart geroepen en u gezegend? Is er onderscheid tussen u en uw oude metgezellen? Hebt u een leven, dat zij niet begrijpen? Als dat niet het geval is, moge God in Zijn barmhartigheid u dan de hemelse gave schenken, waarvan Hij spreekt in onze tekst: “Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven”!

Maar merk verder op, dat het een woord is, dat heel erg verenigt. Het zondert ons af van de wereld, maar het verbindt ons met God. Let op hoe hier staat: “Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven. Het is niet zomaar een geest, of de geest, maar Mijn Geest. Nu, wanneer Gods Eigen Geest komt wonen in onze sterfelijke lichamen, hoe zeer zijn we dan verwant aan de Allerhoogste! “Weet gij niet dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest?” Maakt dit een mens niet subliem? Gelovigen, hebt u nooit eerbied gehad voor uzelf? Hebt u genoeg acht geslagen, ook op dit arme lichaam, omdat het geheiligd en toegewijd is, doordat het afgezonderd is om een tempel van de Heilige Geest te zijn? Zo worden we in de meest nauwe eenheid met God gebracht, die we ons kunnen voorstellen. Zo is de Here ons licht en ons leven, terwijl onze geest onderworpen is aan de Goddelijke Geest. “Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven.” – dan woont God Zelf in u. De Geest van Hem, Die Christus heeft opgewekt uit de doden, is in u. Met Christus is uw leven verborgen in God en de Geest verzegelt u, zalft u en woont in u. Door de Geest hebben we toegang tot de Vader; door de Geest bemerken we onze aanneming en leren we roepen: “Abba Vader”; door de Geest worden we deelgenoten aan de Goddelijke natuur en hebben we gemeenschap met de drie maal Heilige Here.

Ik kan niet nalaten hier nog aan toe te voegen dat het een zeer neerbuigzaam woord is – “Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven.” Is het werkelijk zo, dat de Geest van God, Die de macht en de grote kracht van God tentoonspreidt, door Wie Gods Woord wordt uitgevoerd – dat de Geest, Die ooit over de wateren zweefde en orde en leven bracht uit de chaos en de dood – kan het zijn dat Hij Zich wil verwaardigen om in mensen te wonen? God in onze natuur is een wondervolle gedachte! God in het Kind in Bethlehem, God in de timmerman van Nazareth, God in de “Man der Smarten”, God in de Gekruisigde, God in Hem Die werd begraven in het graf – dat is alles wonderbaarlijk. De vleeswording van Christus is een oneindig geheimenis van liefde, maar wij geloven het. En toch als het mogelijk zou zijn om één oneindig wonder te vergelijken met een ander, dan zou ik zeggen, dat Gods wonen in Zijn volk en dat tienduizenden malen herhaald, nog wonderbaarlijker is. Dat de Heilige Geest zou wonen in miljoenen verloste mannen en vrouwen is een wonder dat niet wordt overtroffen door de vleeswording van onze Here. Want het lichaam van onze Here was volmaakt rein en de Godheid Die in Zijn heilig menselijk lichaam woonde, woonde tenminste in een volmaakt en zondeloos wezen, maar de Heilige Geest buigt Zich neer om in zondige mensen te wonen, te wonen in mensen, die na hun bekering nog steeds merken, dat het vlees oorlog voert tegen de geest en de geest tegen het vlees; mensen die niet volmaakt zijn, hoewel ze naar volmaaktheid streven; mensen, die over hun tekortkomingen hebben te treuren en zelfs met schaamte moeten belijden, dat ze nog een mate van ongeloof hebben. “Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven”, dat betekent dat de Heilige Geest verblijft in onze onvolmaakte natuur. Wonder der wonderen! Toch is het even zeker een feit als dat het een wonder is. Gelovigen in de Here Jezus Christus, u hebt de Geest van God, want “indien iemand de Geest van God niet heeft, die behoort Hem niet toe.” U zou het vermoeden niet kunnen dragen, dat u Hem niet toebehoort en daarom is het even zeker, dat u van Christus bent, als dat Zijn Geest in u woont. De Heiland is heengegaan met het doel dat de Trooster gegeven zou worden om in u te wonen en Hij woont in u. Is het niet zo? Als het zo is, bewonder dan deze God, Die Zich zo neergebogen heeft en aanbid Hem en prijs Zijn Naam.

Onderwerp u in alle dingen met zachtmoedigheid aan Zijn wil. Bedroef de Geest van God niet. Wees waakzaam dat er niets in uw binnenste komt, wat de tempel van God kan verontreinigen. Laat de zwakste aansporing van de Heilige Geest wet voor u zijn. Het was een heilig geheimenis dat de aanwezigheid van de Here vooral was binnen het voorhangsel van de Tabernakel en dat de Here God sprak tot Zijn volk door middel van de Urim en de Thummim. Het is een even heilig wonder dat de Heilige Geest nu in onze geest woont en in onze natuur verblijft en tot ons spreekt, wat Hij ook maar hoort  van de Vader. Door de Goddelijke indrukken, die het geopende oor kan waarnemen en het tedere hart kan ontvangen, spreekt Hij nog steeds. God geve ons Zijn stille zachte stem te kennen, zodat we er naar luisteren met een eerbiedige nederigheid en liefdevolle blijdschap: dan zullen we de betekenis van deze woorden verstaan: “Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven.”
Ik ben nog niet klaar met het aanprijzen van mijn tekst, want ik moet niet vergeten u eraan te herinneren dat het een zeer geestelijk woord is. “Mijn Geest zal ik in uw binnenste geven” heeft niet te maken met ons aantrekken van een bijzondere kledij – dat zou een zaak van weinig waarde zijn. Het heeft niets te maken met het gekunstelde in het spreken – dat zal al gauw een misleidende eigenaardigheid zijn. Onze tekst heeft niets te maken met uiterlijke rituelen en ceremoniën, maar ze gaat veel verder en dieper. Het is een leerrijk symbool wanneer de Here leert, dat wij met Christus gestorven zijn door het begraven zijn in de doop. Het is ons heel erg tot nut, dat Hij brood en wijn verordent als teken van onze gemeenschap met het lichaam en bloed van Zijn geliefde Zoon. Maar dit zijn slechts uiterlijke dingen en als zij niet samengaan met de Heilige Geest, dan missen ze hun doel.

Er is iets oneindig groters in deze belofte – “Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven.” Ik kan u de volle kracht van het Hebreeuws in deze woorden “in uw binnenste” niet weergeven, tenzij ik een omschrijving gebruik en lees: “Ik zal Mijn Geest midden in u geven.” Het heilige pand wordt diep verscholen in ons leven. God geeft Zijn Geest niet aan de buitenkant van de mens, maar in het centrum van zijn wezen. De belofte betekent “Ik zal Mijn Geest in uw ingewanden geven, in uw hart, in uw ziel.” Het is een totaal geestelijke zaak zonder vermenging met iets materieels of iets zichtbaars. Het is geestelijk, ziet u, omdat het de Geest is, Die wordt gegeven en Hij wordt inwendig binnen in onze geest gegeven. Het is waar, dat de Geest werkt op de buitenkant van het leven, maar dat gebeurt via het verborgen innerlijke leven en over die innerlijke werking spreekt onze tekst. Dit is wat we zo enorm nodig hebben. Weet u wat het is om een dienst bij te wonen en Gods waarheid getrouw te horen verkondigen en dat u toch gedwongen wordt om te zeggen: “Op de één of andere manier is het niet tot me doorgedrongen; ik ervaar niet de zalving en de smaak ervan heb ik niet waargenomen” “Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven”, dat is wat u nodig hebt. Leest u uw Bijbel en bidt u zelfs en worden deze beide godsdienstoefeningen louter uitwendige daden? “Mijn Geest zal ik in uw binnenste geven.” Hiermee kunt u dit kwaad bestrijden. De Goede Geest zet uw hart in vuur; Hij dringt door in uw verstand, Hij verzadigt uw ziel, Hij raakt de verborgen levensbronnen aan van uw bestaan. Gezegend Woord! Ik heb mijn tekst lief. Ik heb hem meer lief dan ik kan uitleggen.
Merk nogmaals op dat dit een Woord is wat heel veel effect heeft. “Mijn Geest zal ik in uw binnenste geven en u doen wandelen naar Mijn inzettingen en gij zult Mijn verordeningen houden en doen.” De Geest werkt eerst op het innerlijke leven. Hij is er de oorzaak van, dat u de wet van de Here liefhebt. Daarna beweegt Hij u, dat u naar buiten toe Zijn inzettingen houdt met betrekking tot Hemzelf en met betrekking tot het onderscheid, dat Hij maakt tussen u en uw medemensen. Gehoorzaamheid, waar een mens naartoe geranseld moet worden, zou weinig waarde hebben, maar gehoorzaamheid, welke ontspringt uit een innerlijk leven, is een onschatbare borstplaat van juwelen. Als u een lantaarn hebt, kunt u die niet laten schijnen door het glas aan de buitenkant op te poetsen, maar u moet er een kaars inzetten. Dit doet God. Hij plaatst het licht van de Geest in ons en dan schijnt ons licht. Hij geeft Zijn Geest diep in het hart, zodat het hele wezen het ervaart: het werkt zich naar boven zoals het water van de bodem van een welput. Het is bovendien zo diep geplant dat het niet verwijderd kan worden. Als het zich in het geheugen bevond, zou u het kunnen vergeten; als het in het verstand zat, zou u kunnen dwalen, maar het “in u” raakt de hele mens en heeft heerschappij over u zonder angst van mislukking. Wanneer de kern van uw wezen levend gemaakt is tot heiligheid, dan is een praktische godsvrucht gewaarborgd. Gezegend is hij, die door ervaring de woorden van onze Here kent – “Het water dat Ik hem zal geven, zal in hem worden tot een fontein van water dat springt ten eeuwigen leven.”
Als ik zou falen in het uitleggen van de tekst, dan hoop ik dat ik hem zozeer bij u heb aanbevolen, dat u het over zult doen en er zelf over na zult denken en er zo voor uzelf een eigen uitleg van zult krijgen. De sleutel van de tekst ligt in de tekst zelf, want indien de Here u de Geest geeft, dan zult u Zijn woorden begrijpen – “Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven.”

II. Maar nu moet ik werken aan DE VERKLARING VAN DE TEKST. Ik vertrouw dat de Heilige Geest me daarin zal helpen. Laat me u tonen, hoe de goede Geest het feit openbaar maakt, dat Hij in mensen woont. Ik moet erg kort zijn over een onderwerp dat een heleboel tijd zou vergen; ik kan slechts een deel van de wegen en werkingen van de Heilige Geest noemen.
Een van de eerste effecten van de Geest van God, wanneer Hij in ons is gegeven, is de levendmaking. We zijn van nature dood voor al de hemelse en geestelijke dingen, maar wanneer de Geest van God komt, beginnen we te leven. De mens, die door de Geest van God wordt bezocht, krijgt gevoel; de verschrikkingen van God doen hem sidderen; de liefde van Christus doet hem huilen. Hij begint te vrezen en hij begint te hopen: wellicht zeer veel van het eerste en zeer weinig van het tweede. Hij leert geestelijk verdriet te hebben: het spijt hem dat hij gezondigd heeft en dat hij niet kan ophouden met zondigen. Hij begint te verlangen naar datgene wat hij eenmaal verachtte: hij begint er vooral naar te verlangen de weg te vinden naar vergeving en verzoening met God. Ach geliefde toehoorders! Ik kan u niet iets doen voelen, ik kan u geen verdriet over de zonde doen hebben, ik kan u niet laten verlangen naar het eeuwige leven, maar het wordt allemaal gedaan, zodra dit woord door de Here is vervuld: “Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven.” De levendmakende Geest brengt leven aan hen die dood zijn in overtredingen en zonden.
Dit leven van de Geest wordt zichtbaar, doordat Hij de mens laat bidden. Het roepen is een duidelijk kenmerk van een levend kind. Het begint in een gebroken taal te roepen: “God, wees mij genadig.” Terzelfder tijd dat hij pleit, ervaart hij de opluchting door het berouw. Hij heeft een nieuw inzicht wat betreft de zonde en het spijt hem, dat hij zijn God zo’n verdriet heeft gedaan. Hiermee wordt geloof, dikwijls zwak en bevend, slechts een aanraking van de zoom van het kleed van de Heiland, maar toch is Jezus zijn enige hoop en zijn enige vertrouwen. Hij ziet op naar Hem voor vergeving en redding. Hij durft te geloven dat Christus zelfs hem kan redden. Wanneer het vertrouwen in Jezus opwelt in het hart, dan is er leven in zijn ziel gekomen.
Bedenk, geliefde vrienden, dat zoals de Heilige Geest in het begin leven geeft, Hij het ook moet vernieuwen en versterken. Steeds wanneer u afgemat en zwak wordt, roep dan om de Heilige Geest. Steeds wanneer u in uw toewijding u niet zo kunt voelen als u wenst en u niet in staat bent om tot die hoogte van contact met God te komen, pleit dan in geloof op mijn tekst en smeek de Here te doen zoals Hij gezegd heeft, namelijk “Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven.” Ga naar God met dit gedeelte van het verbond, zelfs wanneer u moet belijden: “Here, ik ben als een houtblok, ik ben een hulpeloos stuk zwakheid. Tenzij U in mij komt en mij levend maakt, kan ik niet voor U leven.” Pleit met aandrang op de belofte: “Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven.” Al het leven van het vlees zal bederf veroorzaken; al de energie die voortkomt uit opwinding zal wegsterven tot de zwarte as van teleurstelling; de Heilige Geest alleen is het leven van het wedergeboren hart. Hebt u de Geest? En als u Hem wel in u hebt, maar slechts een beetje van Zijn leven hebt, verlangt u dan naar meer? Ga dan verder in de richting waarin u eerst ging. Er is slechts één rivier van het water des levens: put uit haar stroom. U zult levendig, helder, krachtig en gelukkig genoeg zijn, wanneer de Heilige Geest machtig is in uw ziel.
Wanneer de Heilige Geest binnenkomt, geeft Hij na levendmaking verlichting. Wij kunnen mensen niet de waarheid doen zien. Ze zijn zo blind. Maar wanneer de Here Zijn Geest in hun binnenste geeft, worden hun ogen geopend. In het begin zien ze misschien nog als door een nevel, maar toch zien ze. Als het licht toeneemt en het oog versterkt wordt, zien ze steeds helderder. Wat een genade is het om Christus te zien, naar Hem op te zien en zo verlicht te worden! Door de Geest zien zielen de dingen zoals ze werkelijk zijn; ze zien de echte waarheid ervan en merken dat het feiten zijn. De Geest van God verlicht iedere gelovige, zodat hij steeds meer wonderlijke dingen van Gods wet ziet, maar dit gebeurt nooit tenzij de Geest zijn ogen opent. De apostel spreekt er over gebracht te worden “uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht”; het is inderdaad een wonderbaar licht, omdat het tot blinden en doden komt. Wonderbaar, omdat het de waarheid helder openbaart. Het openbaart wonderbaarlijke dingen op een wonderbaarlijke wijze. Als heuvels en bergen, als rotsen en stenen plotseling vol ogen waren, dan zou dat een heel vreemde zaak zijn op aarde, maar niet zo wonderlijk als wanneer u en ik door de verlichting van de Heilige Geest geestelijke dingen zien. Wanneer u de mensen de waarheid niet kunt doen inzien, word dan niet boos op hen, maar roep: “Here geef Uw Geest in hun binnenste.” Wanneer u aan het puzzelen raakt over het Woord van God, geef dan niet in wanhoop op, maar roep gelovig: “Here, geef Uw Geest in mijn binnenste.” Hier ligt het enige echte licht van de ziel. Ga er vanuit, dat alles wat u ziet bij een ander licht dan dat van de Geest van God, u niet echt geestelijk ziet. Als u het alleen maar verstandelijk ziet of rationeel, dan ziet u het niet tot uw redding. Tenzij het verstand en de rede het hemelse licht hebben ontvangen, kunt u zien en toch niet zien, zoals dit met Israël in het verleden het geval was. Inderdaad, uw heldere zicht waar u zich op beroemt, kan uw verderf nog verzwaren, zoals bij de Farizeeën, van wie onze Here zei: “Maar omdat gij zegt, wij zien, daarom blijft uw zonde.” O Here, geef ons toch de Geest in ons binnenste ter verlichting van onze ziel.
De Geest bewerkt ook overtuiging. Overtuiging is krachtiger dan verlichting: het is het plaatsen van een waarheid voor het oog van de ziel, zodat het krachtig inwerkt op het geweten. Ik spreek hier tot velen die weten wat overtuiging betekent. Toch wil ik het uitleggen vanuit mijn eigen ervaring. Ik wist wat er met zonde werd bedoeld door er over te lezen. Toch kende ik de zonde nooit in zijn afschuwelijkheid, totdat ik mijzelf gebeten voelde door een vurige slang en ik het gif in mijn aderen voelde koken. Toen de Heilige Geest maakte, dat zonde ook echt zonde bleek te zijn, toen werd ik overweldigd door die aanblik en zou ik graag bij mijzelf vandaan willen vluchten om aan dat ondraaglijke gezicht te ontsnappen. Een naakte zonde, ontdaan van alle verontschuldigingen en geplaatst in het licht der waarheid, is een vreselijker aanblik dan het zien van de duivel zelf. Toen ik de zonde zag als een overtreding jegens een rechtvaardig en heilig God, bedreven door zo’n trots en toch onbeduidend schepsel als ik, toen was ik ontsteld. Heren, hebt u ooit uzelf gezien als zondaar en ervaren, dat u dat was? “O, ja,” zegt u, “wij zijn zondaren.” O heren, meent u het? Weet u wat dit betekent? Velen van u zijn in uw eigen achting evenmin zondaren als Hottentotten. De bedelaar die een lelijk gebrek simuleert, heeft die ziekte niet; als hij die echt had, zou hij er al gauw schoon genoeg van hebben. Maar neerknielen en zeggen: “Here, wees ons ellendige zondaren genadig,” en dan opstaan en uzelf een erg fatsoenlijk en aanbevelenswaardig soort mens vinden, dat is het bespotten van de Almachtige God. Het is helemaal niet iets gewoons om met een echte zondaar te maken te hebben, iemand die werkelijk in eigen ogen een zondaar is. Het is even aangenaam als zeldzaam, want tot de echte zondaar kunt u de echte Heiland brengen en Hij zal hem verwelkomen. Ik verbaas me niet dat meneer Hart zei:

“Een zondaar is iets heiligs,

De Heilige Geest heeft dat zo gemaakt.”

Het punt van het contact tussen een zondaar en Christus is de zonde. De Here Jezus gaf Zichzelf voor onze zonden; Hij gaf Zichzelf nooit voor onze gerechtigheid. Hij komt om de zielen te genezen en het punt waar Hij naar kijkt is onze ziekte. Wanneer ergens een dokter bij geroepen wordt, dan heeft deze geen geduld met dingen, die niets te maken hebben met hetgeen waarvoor hij geroepen is. “Ho, ho!” roept hij, “ik geef niet om uw meubilair, of om het aantal koeien van u, of wat voor inkomstenbelasting u betaalt, of wat voor politiek u bewondert; ik ben gekomen om een zieke te zien wat betreft zijn ziekte en als u mij zijn ziekte niet wilt laten behandelen, dan ga ik!” Als het bederf van een zondaar voor hemzelf afschuwelijk wordt, als zijn eigen schuld een stank voor hem wordt, als hij bang wordt voor de dood die eruit voort zal komen, dan is het moment gekomen, dat hij werkelijk overtuigd wordt door de Heilige Geest. Niemand kent ooit de zonde als zijn persoonlijk verderf, totdat de Heilige Geest het hem laat zien. Overtuiging met betrekking tot de Here Jezus komt op dezelfde manier. We kennen Christus niet als onze Redder, totdat de Heilige Geest in ons binnenste is gegeven. Onze Here zegt: “Hij zal het uit het Mijne nemen en Hij zal het u verkondigen.” U ziet nooit de dingen van de Here Jezus, totdat de Heilige Geest ze u toont. Jezus Christus te kennen als uw Redder, als Degene Die voor u in het bijzonder stierf, is een kennis die slechts de Heilige Geest toedeelt. Het begrijpen van de redding als uw persoonlijke redding komt, doordat u ervan overtuigd wordt door de Geest. O, om overtuigd te worden van gerechtigheid en ervan overtuigd te worden, dat u bent aangenomen in de Geliefde! Deze overtuiging komt slechts van Hem, Die u geroepen heeft, ja van Hem, van Wie de Here zegt: “Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven.”
Verder komt de Heilige Geest in ons ter reiniging. “Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven en u doen wandelen naar Mijn inzettingen en Mijn verordeningen zult gij houden.” Wanneer de Geest komt, laat Hij nieuw leven binnen stromen en dat nieuwe leven is een bron van heiligheid. De nieuwe natuur kan niet zondigen, omdat zij uit God geboren is en het “een levend en overgankelijk zaad” is. Dit leven brengt goede vruchten voort en alleen maar goede vruchten. De Heilige Geest is het leven van heiligheid. Terzelfder tijd geeft het komen van de Heilige Geest een dodelijke steek aan de macht der zonde. De oude mens is niet volkomen dood, maar is met Christus gekruisigd. Hij is gevonnist en voor het oog van de wet is hij dood. Zoals een mens genageld aan een kruis nog lang kan wegkwijnen, maar toch niet echt kan leven, zo sterft de macht van het kwaad een langzame dood. Sterven moet hij.
Zonde is een misdadiger die geëxecuteerd is: die spijkers die hem vastnagelen aan het kruis, zullen het houden, totdat er geen adem meer in hem overblijft. God, de Heilige Geest, brengt de dodelijke wond toe aan de macht der zonde. De oude natuur worstelt in haar doodstrijd, maar ze is ten dode opgeschreven en sterven moet ze. Maar u zult nooit de zonde overwinnen door uw eigen kracht of door een andere kracht dan die van de Heilige Geest. Beslissingen kunnen haar binden, zoals Simson met touwen werd gebonden, maar de zonde zal die koorden verbreken. De Heilige Geest legt de bijl aan de wortel der zonde en omvallen moet ze. De Heilige Geest binnen in een mens is “de Geest van het oordeel, de Geest van verbranding.” Kent u Hem in dat beeld? Als de Geest van het oordeel spreekt de Heilige Geest het vonnis uit over de zonde en deze gaat dan heen met het Kaïnsteken. Hij doet meer: Hij levert de zonde over om te worden verbrand. Hij voltrekt de doodstraf aan datgene wat Hij heeft veroordeeld. Hoeveel van onze zonden hebben we levend moeten verbranden! Het heeft ons niet weinig pijn gekost om het te doen. De zonde moet uit ons gedreven worden door het vuur, als er geen zachtaardiger middel zal helpen en de Geest van God is een verterend vuur. Waarlijk, “onze God is een verterend vuur.” Ze hechten er de betekenis aan: “God, buiten Christus is een verterend vuur;” maar dat is niet de Bijbel: het is “onze God, onze God van het Verbond,” Die een verterend vuur is om ons te zuiveren van de zonde. Heeft de Here niet gezegd: “Ik zal u van al uw schuim grondig reinigen en al uw tin wegnemen”? Dit is wat de Geest doet en het is helemaal geen gemakkelijk werk voor het vlees, dat, indien mogelijk, nog menige boezemzonde zou willen sparen.

De Heilige Geest bedauwt de ziel met reinheid, totdat Hij het verzadigd heeft. O, om een hart te hebben dat verzadigd is met heilige invloeden, totdat het zal zijn als de schapenvacht van Gideon, dat zoveel dauw bevatte, dat Gideon er een schaal vol water uit kon wringen!

O, dat onze hele natuur vervuld zou zijn met de Geest van God, dat we geheel en al geheiligd zouden zijn naar lichaam, ziel en geest! Heiligmaking is het resultaat van het feit dat de Heilige Geest in ons binnenste gegeven is.
Vervolgens handelt de Heilige Geest in het hart als de Geest, Die bewaart. Waar Hij in een mens woont, gaan mensen niet terug naar het verderf. Hij bewerkt dag aan dag een waakzaamheid in hen tegen verzoeking. Hij bewerkt in hen een worstelen tegen de zonde. Een gelovige zou liever tienduizenden doden willen sterven dan te zondigen. Hij bewerkt in gelovigen een eenheid met Christus, die de bron en waarborg is van een Gode welbehaaglijke vruchtbaarheid. Hij bewerkt in de heiligen die heilige dingen, die God verheerlijken en de mensenkinderen zegenen. Alle ware vrucht is de vrucht van de Geest. Elk waar gebed moet een “bidden in de Heilige Geest“ zijn. Hij komt in het gebed onze zwakheden te hulp. Zelfs het horen van het Woord van de Here is van de Geest, want Johannes zegt: “Ik was in de Geest op de dag des Heren en hoorde achter mij een grote stem.” Alles wat uit de mens komt, of wat levend gehouden wordt in de mens, wordt eerst ingegeven en dan staande gehouden en vervolmaakt door de Geest. “Het is de Geest, Die levend maakt; het vlees doet geen nut.” We gaan nooit een duimbreed verder in de richting van de hemel door enig andere kracht dan die van de Heilige Geest. We kunnen zelfs niet stand houden en vast blijven staan, tenzij wij overeind worden gehouden door de Heilige Geest. De wijngaard, die de Here heeft geplant, bewaart Hij ook. Zoals er geschreven staat: “Ik, de Here, bewaak hem, Ik zal hem altijd water geven, opdat niets kwaads hem overkome. Ik zal hem behoeden, nacht en dag.” Hoorde ik die jongeman zeggen: “Ik zou graag een christen worden, maar ik ben bang dat ik het niet volhoud. Hoe moet ik bewaard blijven?” Een erg logische vraag, want “Wie volhardt tot het einde, zal behouden worden.” Tijdelijke christenen zijn geen christenen; alleen de gelovige die doorgaat met geloven, zal de hemel binnengaan. Hoe kunnen we het dan volhouden in een wereld als deze? Hier is het antwoord: “Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven.” Wanneer in een oorlog een stad veroverd is, zullen degenen die haar eerst in het bezit hadden, proberen haar terug te winnen, maar de koning die haar veroverd heeft, stuurt een garnizoen om binnen de muren te wonen en hij zegt tot de kapitein: “Zorg voor deze stad die ik heb veroverd en laat de vijand haar nooit meer overweldigen.” Zo is de Heilige Geest het garnizoen van God in ons verloste menszijn en Hij zal ons tot het einde toe bewaren. “Moge de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, uw harten en gedachten behoeden in Christus Jezus.” Ook om bewaard te blijven, zien we op tot de Heilige Geest.
Opdat ik u niet vermoei, wil ik zeer kort zijn over het volgende punt: de Heilige Geest is in ons om ons te leiden. De Heilige Geest wordt gegeven om ons in alle waarheid te leiden. De waarheid is als een enorme grot en de Heilige Geest brengt fakkels en laat ons de pracht van het gewelf zien. Het gangenstelsel lijkt ingewikkeld, maar Hij weet de weg en leidt ons in de diepe dingen van God. Hij opent voor ons door Zijn licht en Zijn leiding de ene waarheid na de andere en zo worden we “door de Here geleerd.” Hij is ook onze praktische gids naar de hemel en Hij helpt ons en leidt ons op de weg naar boven. Ik wens dat Christenen vaker de Heilige Geest zouden vragen wat betreft de leiding in hun dagelijkse leven. Weet ge niet dat de Geest Gods in u woont? U hoeft niet altijd naar deze of die vriend te lopen om raad te vragen: wees stil en wacht op de Here; zit in rust voor het Woord van God. Gebruik het onderscheidingsvermogen dat God u heeft gegeven, maar als dat niet voldoende is, neem dan uw toevlucht tot Hem van Wie meneer Bunyan zegt: “’de Heer Hoge Secretaris’, Die in uw binnenste woont, Die oneindig wijs is en Die u de weg kan wijzen door u een stem achter u te laten horen die zegt: ‘Dit is de weg, wandel daarop.’” De Heilige Geest zal u tijdens het leven leiden; Hij zal u tijdens het sterven leiden en Hij zal u naar de heerlijkheid leiden. Hij zal u beschermen tegen moderne dwalingen en evenzeer tegen oude dwalingen. Hij zal u leiden op een weg die u niet kent en door de duisternis heen zal Hij u over een weg leiden, die u niet hebt gezien: deze dingen zal Hij voor u doen en u niet in de steek laten.
O, deze kostbare tekst! Het lijkt me dat ik een grote kast vol met rijke en zeldzame juwelen voor me heb. Moge God de Heilige Geest Zelf komen en ze u aanreiken en moge u met deze versierd worden al de dagen van uw leven!
Tot slot van alles: “Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven,” dat is, bij wijze van troost, want Zijn verheven naam is “de Trooster”. Onze God wilde niet dat Zijn kinderen ongelukkig waren en daarom heeft Hijzelf, in de derde Persoon van de Heilige Drieëenheid, het ambt van Trooster op Zich genomen. Waarom staat uw gezicht zo droevig? God kan u troosten. U, die gebukt gaat onder een last van zonde, het is waar dat niemand u aan vrede kan helpen, maar de Heilige Geest kan het. O God schenk aan elke zoeker hier, die geen rust heeft kunnen vinden, Uw Heilige Geest! Geef Uw Geest in zijn binnenste en hij zal rusten in Jezus. En u, geliefd volk van God, dat vol zorgen zit, bedenk dat zich zorgen maken en de Heilige Geest volstrekt tegenstrijdig zijn met elkaar. “Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven,” betekent dat u vriendelijk wordt, vreedzaam, onderworpen en berustend in de Goddelijke wil. Dan zult u geloof hebben in God, dat alles goed is. Die tekst waar ik mijn gebed vanochtend mee begon, heeft mij deze week erg geraakt. Onze geliefde vriend, Adolph Saphir, stierf afgelopen zaterdag. Zijn vrouw stierf een paar dagen eerder. Toen mijn geliefde broeder, Dr. Sinclair Patterson, hem ging opzoeken, zei de geliefde Saphir tot hem: “God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis.” Niemand zou dat gedeelte hebben geciteerd dan Saphir, de grondige bestudeerder van de Bijbel, de liefhebber van het Woord, de liefhebber van de God van Israël. “God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis.” Zijn geliefde vrouw is gestorven en hijzelf is ziek, maar “God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis.” Dit is een diepe bron van overvloeiende troost, als u het goed begrijpt. Gods voorzienigheid is licht, evenals Zijn belofte en de Heilige Geest maakt ons dit bekend. Gods woord, wil en weg zijn allemaal licht voor Zijn volk en in Hem is voor hen in het geheel geen duisternis. God Zelf is rein en enkel licht. Wat doet het er toe, als er duisternis in mij zou zijn: er is geen duisternis in Hem en Zijn Geest doet me vluchten tot Hem! Wat doet het er toe, als er duisternis in mijn gezin zou zijn: er is geen duisternis in mijn God van het Verbond en Zijn Geest doet me rusten in Hem. Wat doet het er toe, als er duisternis in mijn lichaam zou zijn vanwege mijn falende krachten: er is geen falen in Hem en er is geen duisternis in Hem. Zijn Geest laat me daar zeker van zijn. David zegt: “God, mijn uitnemende vreugde”, en zo is Hij voor ons. “Ja mijn eigen God is Hij!” Kunt u dat zeggen: “Mijn God, mijn God”? Wilt u nog iets meer? Kunt u iets bedenken boven uw God? De Almacht, Die alles voor eeuwig uitwerkt? Oneindig in het geven! Altijd getrouw! Hij is alles wat goed is. Niets dan licht: “In Hem is in het geheel geen duisternis.” Ik heb al het licht, ja, alle dingen, wanneer ik mijn God heb. De Heilige Geest laat ons dit inzien, wanneer Hij in ons binnenste gegeven is. Heilige Trooster, blijf bij ons, want dan zullen we het licht van de Hemel genieten. Dan zijn we altijd vol vrede en vreugde, want wij wandelen in het onbewolkte licht. In Hem stijgt ons geluk soms tot grote golven van vreugde, alsof het al opsprong tot de heerlijkheid. De Here make deze tekst tot uw eigendom: “Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven.” Amen.