II. De twee pelgrims in het moeras
>>PDF<<
Doordat ze veel praatten, weinig baden en niet opletten waar ze naartoe gingen, ontdekten Christen en Plooibaar plotseling, dat ze in het Moeras Moedeloosheid gevallen waren. Bunyan zegt:
“Hier waren ze een poosje aan het ploeteren en werden ze erg besmeurd met het vuil; Christen begon vanwege de last die op z’n rug was, weg te zinken in de modder.”
Zelfs toen hadden ze, als ze maar geweten hadden waar ze moesten kijken, kunnen ontdekken dat er “op de aanwijzing van Wetgever, bepaalde goede en deugdelijke stapstenen waren geplaatst, precies door het midden van dit Moeras.” Als zij hun voeten op deze stapstenen hadden gezet – met andere woorden: als de pelgrims op de beloften van God hadden vertrouwd – dan waren ze misschien overgestoken naar de andere kant met nauwelijks een vlek op hun kleren.
Ik voel me altijd geneigd Evangelist de schuld te geven voor iets van het ongemak waarvan de arme Christen te lijden had in het Moeras Moedeloosheid. Ik houd heel erg veel van John Bunyan, maar ik geloof niet dat hij onfeilbaar is; onlangs kwam ik een verhaal over hem tegen dat ik heel erg goed vind. Er was een jongeman in Edinburgh, die zendeling wilde worden. Hij was een verstandige jongeman; dus dacht hij: “Als ik zendeling moet worden, dan hoef ik mijzelf niet te verplaatsen naar een plek ver van huis; ik kan net zo goed zendeling in Edinburgh zijn.” Dit is een hint voor sommigen van u, dames, die traktaten weggeeft in uw wijk en nooit uw dienstmeisje Mary er één geeft. Wel, deze jongeman begon en besloot de eerste persoon aan te spreken die hij ontmoette. Hij ontmoette één van die oude visvrouwen; diegenen van ons die ze gezien hebben, kunnen hen nooit meer vergeten; het zijn inderdaad bijzondere vrouwen. Hij stapte naar haar toe en zei: “Hier komt u nu aanlopen met uw last op uw rug; mag ik u vragen of u een andere last hebt, een geestelijke last?” “Wel,” vroeg ze, “bedoel je die last in de Pelgrimsreis van John Bunyan? Als je die bedoelt, jongeman, die ben ik vele jaren geleden kwijtgeraakt, waarschijnlijk voordat jij werd geboren. Maar ik pakte het op een betere manier aan dan de pelgrim. De Evangelist waar John Bunyan over spreekt, was één van jullie dominees, die het evangelie niet prediken, want hij zei: ‘Kijk naar dat licht en loop vlug naar de enge poort.’ Wel, m’n beste kerel! Dat was voor hem niet de plaats om naartoe te lopen. Hij had moeten zeggen: ‘Zie je dat kruis? Loop daar meteen naartoe!’ Maar in plaats daarvan stuurde hij de arme pelgrim eerst naar de enge poort; hij kreeg veel goeds door daar heen te gaan!” “Maar ging u niet,” vroeg de jongeman, “door het Moeras Moedeloosheid?” “Ja dat deed ik, maar ik vond het veel gemakkelijker er doorheen te gaan zonder m’n last op mijn rug dan met de last op mijn rug.”
De oude vrouw had helemaal gelijk. John Bunyan plaatste het kwijtraken van de last veel te ver bij het begin van de pelgrimstocht vandaan. Als hij van plan was te laten zien wat er meestal gebeurt, had hij gelijk; maar als hij van plan was te laten zien wat er had moeten gebeuren, had hij het verkeerd. Wij moeten niet tegen de zondaar zeggen: “Nu, zondaar, als je gered wilt worden, ga dan naar het doopvont; ga naar de enge poort; ga naar de gemeente; doe dit of dat.” Nee, het kruis moet precies voor de enge poort staan en we moeten tegen de zondaar zeggen: “Geef uzelf daar over en u bent veilig, maar u bent niet veilig totdat u uw last van u af kunt werpen en u bij het kruis rust en vrede vindt in Jezus.”
Laten we nu Christen een poosje laten rusten en onze gedachten richten op zijn metgezel Plooibaar. Deze ervaring in het Moeras Moedeloosheid was de eerste beproeving die hij tegengekomen was, sinds hij begonnen was aan de pelgrimstocht. Het was, naar verhouding, een lichte beproeving. Het Moeras zou hen waarschijnlijk niet laten verdwijnen. Het was lang niet zo erg als in de kerker van Reus Wanhoop te liggen, of te vechten met Apollion in de Vallei van de Verootmoediging. Men had niet veel te verduren, maar het was meer dan Plooibaar kon verdragen. Zo beschrijft Bunyan wat hem overkwam:
“Hierop begon Plooibaar zich beledigd te voelen en hij zei boos tegen z’n metgezel: ‘Is dit het geluk waar je me de hele tijd over hebt verteld? Als we zo slecht opschieten bij ons eerste begin, wat kunnen we dan verwachten tussen deze plek en het einde van onze reis? Als ik hier weer levend uit kom, dan mag je van mij dat schitterende land alleen bezitten.’ Hierop deed hij een paar wanhopige pogingen en kwam uit de modder aan die kant van het Moeras, die het dichtst bij zijn eigen huis was. Zo ging hij weg en Christen zag hem niet meer.”
Op dezelfde manier gebeurt het vaak dat zonder een grote beproeving van buitenaf, maar eenvoudig door neerslachtigheid van geest, een plotselinge domper de stortvloed van de eerste vreugde indamt. Sommigen van degenen die op weg gingen naar de Hemel keren zich om en bewijzen zo, dat ze niet op de juiste wijze begonnen en nooit het werk van God de Heilige Geest echt in hun ziel hadden.
Sommigen van u, geliefde vrienden, raken in de stemming en worden opgewonden en enthousiast, wanneer u de diensten hier bezoekt of wanneer u uw metgezellen ontmoet in één van onze vele Bijbelklassen; daarna moet u misschien vertrekken om op het platteland te gaan wonen; dat lijkt op een gaan uit een broeikas naar een ijskelder. Meteen vergeet u alles van de gelukkige ervaringen die u in ons midden genoot. Of het kan zijn dat, in plaats van dat u een vertroostende en rustgevende preek krijgt te horen, ik op een zondagmorgen een prikkelende, hartdoorzoekende toespraak houd en u bent beledigd of bang en u geeft het hele verlangen op om het pad van de pelgrim te bewandelen.
“De vreesachtige ziel die vermoeid en afgemat wordt,
En niet meer op de wegen van God wandelt,
Wordt bíjna een heilige geacht,
En maakt z’n eigen vernietiging zeker.”
Pas op, zo vraag ik u, voor elke godsdienst die alleen maar voortkomt uit het vleselijke verlangen van het genieten van de Hemel. Zowel de verschrikkingen van de hel als de vreugde van de Hemel zijn onvoldoende om een ziel ertoe te bewegen echt de Heiland te zoeken. Er moet een gevoel van zonde zijn en een verlangen naar heiligheid, omdat uiteindelijk het wezen van de hel zonde is en het wezen van de Hemel heiligheid is; u zult waarschijnlijk niet naar God toegaan alleen maar om het uiterlijk van de hel of van de Hemel. U zult er alleen maar toegebracht worden om op Jezus Christus te vertrouwen door het wezen van die twee uiterlijke dingen, namelijk, de zonde, die op u drukt en uw ziel die roept om reinheid, heiligheid en het Gode gelijk zijn.
Moge God geven dat we niet veel Plooibaren in onze gemeente hebben! Helaas! We krijgen ze soms toch en ze gaan veel verder op de pelgrimsweg dan meneer Bunyan beschrijft. Ze passeren goed het Huis van de Uitlegger; ze beklimmen de Heuvel Moeilijkheid; ze gaan zelfs voorbij het kruis, maar natuurlijk voelen ze nooit hun last van hun rug rollen. Ze zijn zich er niet van bewust dat er een last is. Wanneer Christenen zingen, zingen de Plooibaren ook omdat ze denken dat ze weldra dezelfde erfenis zullen krijgen. Ze gaan over het algemeen bij helder daglicht door de Vallei van de Verootmoediging. Apollion vecht nooit met hen en zij vragen zich af hoe het komt dat hij hen niet aanvalt. Ze denken dat ze heel goede mensen zijn en dat die mensen, die veelbewogen kastijdingen van het geweten hebben, waarvan zij ons horen spreken, slechte mensen moeten zijn. Ze kunnen niet begrijpen waarom wij praten over christenen die zulke felle gevechten van binnen hebben, maar als ze werkelijk de Here kenden, zouden ze spoedig er alles van begrijpen en totdat zij Hem echt kennen, moet veel van onze prediking een mysterie voor hen blijven. De levende godsdienst was totaal vreemd voor Plooibaar. Hij had zichzelf bekeerd; of liever, Christen had hem bekeerd door zijn spreken over de Hemel, en als het Moeras Moedeloosheid er niet was geweest, zou hij misschien, net als Onkunde, regelrecht naar de oever van de rivier zijn gegaan en overgebracht zijn door IJdele-hoop, slechts om de toegang geweigerd te krijgen bij de poort en om door de twee Lichtende Gestalten, aan handen en voeten gebonden, afgevoerd te worden teneinde zo in hel geworpen te worden via de achterdeur, want de hel heeft zowel een voordeur als een achterdeur. Sommige belijders die ogenschijnlijk ver zijn gevorderd op de weg naar de Hemel, zullen uiteindelijk door deze deur naar de hel gaan, tenzij ze berouw hebben van hun zonde en geloven in onze Here Jezus Christus.
Maar wat kwam er terecht van Plooibaar nadat hij zich uit het Moeras Moedeloosheid had geworsteld? Bunyan zegt:
“Nu zag ik in mijn droom dat op dat ogenblik Plooibaar weer bij zijn huis arriveerde, zodat zijn buren hem kwamen bezoeken. Sommigen van hen noemden hem een verstandig man, omdat hij teruggekomen was; anderen noemden hem dwaas, omdat hij het had geriskeerd met Christen op weg te gaan; weer anderen spotten met zijn lafheid en zeiden: ‘Omdat je aan het waagstuk begonnen was, zou ik in jouw plaats zeker niet zo laf zijn geweest het op te geven om een paar moeilijkheden.’ Zo zat Plooibaar stil in hun midden.”
Er is één ding wat betreft de wereld, dat ik vaak heb bewonderd. We zeggen soms: “Geef de duivel zijn loon”, en ik zal de wereld haar loon geven. Ik bedoel dat, wanneer een mens een eindje op weg gaat in de godsdienst en dan terugkeert, de echte wereldlingen hem over het algemeen minachten. Ik geloof dat de goddeloze wereld een oprecht respect heeft voor een echt christen. Hij haat hem en dat is het enige eerbetoon dat hij hem kan geven. De reden waarom de mensen uit de tijd van onze Heiland Hem haatten en bespotten, was omdat zij, wat ik zou kunnen noemen, een ontzaglijk respect voor Hem hadden en niet wisten hoe ze dat anders tot uitdrukking zouden brengen. Zij haatten en verafschuwden dat, wat ze niet op de juiste manier konden waarderen; zo lieten ze door hun spotternij en minachting zien, hoe ver ze er bij vandaan waren de uitnemendheid van de Heiland te begrijpen. U moet een soortgelijke behandeling van de goddelozen verwachten als u als uw Here bent.
Maar wanneer een zogenaamde pelgrim terugkeert, minachten ze hem; ze noemen hem een “afvallige”, en ze zouden niet gauw een juistere naam voor hem kunnen vinden. “O!” zeggen ze, “een poosje geleden was je bij de ernstige mensen en je was blijkbaar even ernstig als zij, maar wat ben je nu?” Wanneer ze dan de man de kroeg zien binnenlopen, dan weet u wel hoe ze hem begroeten. “Ach, meneer Nuchter! Dus je bent weer teruggekomen, nietwaar?” Als ze hem betrappen op weg naar het theater, zeggen ze tegen hem: “Hoe lang is het geleden dat je in de Tabernakel zat?” Of ze maken één of andere ruwe grap over hem. Ze weten hoe ze de zweep van de spot moeten hanteren en ik bedank hen ervoor dat ze die gebruiken; ik hoop dat ze altijd echt harde klappen zullen uitdelen.
Maar let op, het beetje spot dat Plooibaar zo moeilijk vindt te verdragen in dit leven, is maar een geringe voorsmaak van wat hij in de hel zal hebben te verdragen. U herinnert zich die opmerkelijke beschrijving die door de profeet Jesaja wordt gegeven van de koning van Babel, wanneer hij afdaalt in de hel en al de koningen die hij had verslagen en wier landen hij had verwoest op hun bed van vuur lagen; toen ze hun grote overwinnaar zagen binnenkomen, sisten ze hem toe in plaats van te beven: “Ook gij zijt krachteloos geworden als wij? Zijt gij aan ons gelijk geworden? Hoe zijt ge uit de Hemel gevallen, o gij morgenster, zoon des dageraads! Hoe zijt gij ter aarde geveld, overweldiger der volken!”
Als iemand van u terugkeert, zoals Plooibaar, zal dit het ergste onderdeel van uw eeuwige kwelling zijn, dat u, tot op zekere hoogte, op weg ging naar de Hemel, dat u zich voordeed als een christen, dat u zei dat u had dienstgenomen onder de banier van het kruis, dat u een heleboel praatte over uw ervaring, dat u naar de bidstond ging en misschien zelfs hardop bad, dat u traktaten weggaf en dat u toch uiteindelijk slechts een huichelaar was en u zich daarom tenslotte temidden van de vlammen van de hel bevond. Als ik dan moet omkomen, laat het dan zijn als een zondaar die nooit heeft beleden een heilige te zijn, liever dan als een Plooibaar, die op weg ging naar de Hemelse Stad en die daarna terugkeerde naar zijn huis in de Stad des Verderfs. Het zou beter zijn geweest voor degenen die de smaak van de hemelse dingen in hun mond hebben gehad en toch niet hebben “geproefd dat de Here genadig is”, als ze nooit iets hadden geweten van de weg der gerechtigheid.
Geliefde vrienden, sommigen van u moeten of een Plooibaar of een Christen zijn; u hebt van nature zo’n instelling dat u er niets aan kunt doen gemakkelijk beïnvloed te worden door uw metgezellen; tenzij de genade van God u tot een kind van God maakt, zult u bij Hem vandaan worden gevoerd. U kunt niet Halsstarrig zijn; u bent te goed – als we het woord “goed” op een gewone manier gebruiken – u bent te vriendelijk, te gevoelig en helemaal te teerhartig om te handelen zoals die man dat deed ten opzichte van Christen. U zou uzelf er niet toe kunnen brengen om te drinken of te vloeken; de invloed van uw moeder en het voorbeeld van uw vader hebben teveel macht over u om een Halsstarrige te worden. U kunt niet zondigen zoals anderen dat kunnen; u kunt niet in onwetendheid zondigen. Ik zou bijna zeggen, ik wens dat u dat zou kunnen. Als u verloren moet gaan, als u niet van plan bent in onze Here Jezus Christus te geloven, als u hebt besloten om te komen, dan zou het veel beter voor u zijn om om te komen zoals Tyrus en Sidon dan zoals Bethsaïda, of Chorazim of Kapernaüm.
Ik geloof dat, wanneer sommigen van u in deze Tabernakel komen, u ervaart dat u net als Plooibaar bent. Er zijn er een paar in deze samenkomst, die ik toevallig persoonlijk ken, die er niets aan kunnen doen om mij te komen horen, hoewel ze ongered blijven. Ik predik tot hen en ze weten dat ik dat doe en respecteren mij daarom en bedanken me er zelfs voor; ze zeggen soms dat ze hopen dat ze op een dag bekeerd zullen worden, maar ze zijn zo plooibaar dat ze zullen huilen onder een preek en, tot op zekere hoogte, zullen bidden. Maar wanneer ze hier vandaan gaan, is er een sterkere hand dan de mijne, die vat op hen krijgt. Eén of andere metgezel zegt tegen hen: “Kom mee; ’t geeft niet wat Spurgeon zegt, kom met mij mee”, en ze kunnen niet “Nee” zeggen. Ze hebben niet de morele moed om te zeggen dat ze niet daarheen zullen gaan waar de goddeloze hen naartoe leidt. Steeds wanneer ze verzocht worden om te zondigen, geven ze toe. Ze wensen dat er geen verzoekers waren en dat ze in de wereld konden komen waar goedheid overheerste. Ze zijn als een zeilboot, die afhankelijk is van elke wind en heen en weer wordt geblazen door elke bries. Ze hebben geen innerlijke kracht om hen in staat te stellen weerstand te bieden. Dit is niet de weg om in de Hemel te komen. U hebt als het ware een Goddelijke machine nodig die krachtig aan het werk is met al haar zwoegende, puffende kracht, opdat u vaart kunt maken tegen de wind en de golven in en vaste koers kunt houden, met dezelfde snelheid, altijd standvastig op weg naar de vergelegen haven.
Moge God, door Zijn genade, u in deze gezegende toestand brengen! Ik zou wensen zo krachtig tot u gesproken te hebben dat u niet kon vergeten wat ik zei, maar dat u naar huis zou gaan om erover na te denken en erom te bidden en het te geloven. Ik zou graag willen dat u zelfs wenste dat u nooit geboren was, omdat ik dan zou hopen dat u zou wensen om wedergeboren te worden. Er is anders geen hoop voor u. U bent eenmaal geboren; u kunt met geen mogelijkheid om het feit heen dat u bestaat. Vraag de Here dat u uw bestaan mag hebben in Christus Jezus. U bent een schepsel en de enige hoop voor u is om tot “een nieuwe schepping in Christus Jezus” gemaakt te worden. Moge de Heilige Geest u bij dit punt brengen! Vraag Hem dat te doen. De beste plaats om een gevoel van zonde te krijgen is aan de voet van het kruis. Moge mijn gezegende Meester u daar ontmoeten en u tot Zich trekken. Moge u gered worden en uiteindelijk niet gevonden worden te midden van de Plooibaren! Amen.