OVEREENKOMSTIG
DE
B E L O F T E.
door C.H. Spurgeon.
5.
DE SCHEIDING.
“Maar wat zegt het Schriftwoord? Zend de slavin weg met haar zoon, want de zoon der slavin zal in geen geval erven met de zoon der vrije.” Galaten 4:30.
IZAÄK en Ismaël leefden een tijdje samen. De menselijk godsdienstige en de gelovige in de belofte kunnen jarenlang lid zijn van dezelfde kerk. Echter, ze zijn het niet met elkaar eens en kunnen samen niet gelukkig zijn, want hun principes zijn wezenlijk tegengesteld. Naarmate de gelovige groeit in genade en zijn geestelijke volwassenheid bereikt, zal hij steeds onaangenamer worden voor de wetticist. Uiteindelijk zal blijken dat de twee niets gemeenschappelijks hebben. Ze moeten uit elkaar gaan en dit is het woord dat vervuld zal worden voor de Ismaëliet: “Zend de slavin weg met haar zoon, want de zoon van deze slavin zal in geen geval erven met de zoon der vrije”. Hoe pijnlijk de scheiding ook moge zijn, het zal zijn volgens de Goddelijke wil en volgens de noodzaak van het geval. Olie en water mengen zich niet en de godsdienst van de natuurlijke mens zal niet overeenkomen met dat wat geboren is uit de belofte en in stand wordt gehouden door de belofte. Hun scheiding zal slechts het uiterlijke resultaat zijn van een ernstig verschil dat altijd heeft bestaan.
Ismaël werd weggestuurd, maar hij had er al snel geen spijt meer van, want hij vond meer vrijheid bij de wilde stammen van het land, onder wie hij al snel een groot man werd. Hij was zeer welvarend en werd de vader van vorsten. In de wijde wereld was hij in zijn element. Daar had hij eer en verwierf hij een naam onder de groten. Vaak gebeurt het dat de vleselijk godsdienstige mens veel uitstekende gewoonten en manieren in zich heeft. Omdat hij een verlangen heeft te schitteren, zoekt hij het bij de hogere kringen. Daar wordt hij gewaardeerd en zo wordt hij een aanzienlijk persoon. De wereld zal zeker van de zijnen houden. De ambitieuze godsdienstige verlaat gewoonlijk zijn eerste vrienden en verklaart openlijk: “Ik heb de ouderwetse stijl van de godsdienst opgegeven. De gelovigen waren allemaal prima toen ik arm was, maar nu ik een fortuin heb verdiend, ervaar ik dat ik moet omgaan met een groep mensen, die deftiger is.” Hij doet dat en krijgt zijn beloning. Ismaël had zijn deel in dit leven en heeft nooit een verlangen geuit om deel te nemen aan het Hemelse verbond en zijn verborgen zegeningen. Als mijn lezer zich vrijer en meer thuis voelt in de hogere kringen dan in de gemeente van God, laat hij er dan van verzekerd zijn dat hij tot de wereld behoort. Laat hij zichzelf niet voor de gek houden. Zoals zijn hart is, zo is hij. Geen enkele mate van dwang kan Ismaël in Izaäk veranderen, of een wereldling in een erfgenaam van de hemel.
Uiterlijk en in dit huidige leven leek de erfgenaam van de belofte er niet best voor te staan. Dat zou ook niet verwacht moeten worden, aangezien zij die hun erfenis in de toekomst kiezen, in feite hebben ingestemd met het accepteren van beproevingen in het heden.
Izaäk ervoer bepaalde beproevingen die Ismaël nooit heeft gekend. Hij werd bespot en ten slotte op het altaar gelegd, maar zoiets gebeurde er niet met Ismaël. U, die net als Izaäk de kinderen van de belofte bent, moet niet jaloers zijn op hen die de erfgenamen zijn van dit huidige leven, ook al lijkt hun lot makkelijker dan het uwe. Uw verleiding is om dat te doen, net als de Psalmist deed toen hij bedroefd was vanwege de voorspoed van de goddelozen. Er zit in dit gepieker een mate van terugdeinzen voor onze geestelijke keuze. Hebben we niet afgesproken om ons deel te krijgen in de toekomst in plaats van in het heden? Spijt het ons van de overeenkomst? Bovendien, hoe absurd is het om jaloers te zijn op hen die zelf zo te beklagen zijn! De belofte verliezen is praktisch alles verliezen; de eigengerechtigden zijn het kwijt. Deze wereldse belijders hebben geen geestelijk licht of leven en ze verlangen er ook niet naar. Wat een verlies om in het donker te zijn en het niet te weten! Ze hebben genoeg godsdienst om hen respectabel te maken onder de mensen, en comfortabel in hun eigen geweten, maar dit is een treurige winst als ze afschuwelijk zijn in de ogen van God. Ze ervaren geen innerlijke terechtwijzingen en worstelingen. Ze merken geen strijd van de oude mens tegen de nieuwe en zo gaan ze door het leven met een vrolijke houding, niets wetend totdat hun einde komt. Wat een ellende om zo verdwaasd te zijn! Nogmaals zeg ik: benijd hen niet. Veel beter is het leven van Izaäk met zijn offer dan dat van Ismaël met zijn soevereiniteit en wilde vrijheid, want alle grootheid van de wereldling zal spoedig eindigen en laat niets achter dan dat wat de eeuwige wereld nog ellendiger zal maken.
Maar droom niet dat gelovigen ongelukkig zijn. Als we in dit leven alleen maar hoop hadden, zouden we inderdaad ellendig zijn, maar de belofte verlicht onze hele levensloop en maakt ons werkelijk gezegend. Gods glimlach die door geloof wordt gezien, geeft ons volledige blijdschap. Bekijk het leven van de gelovige zo nadelig mogelijk, schilder het in de donkerste kleuren, neem er niet alleen het comfort maar ook de noodzakelijke dingen uit weg. Zelfs dan is de Christen op zijn slechtst er beter aan toe dan de wereldling op zijn best. Laat Ismaël de hele wereld krijgen, ja, geef hem zoveel werelden als er sterren aan de middernachtelijke hemel zijn en wij zullen hem niet benijden. Het is aan ons om nog steeds ons kruis op te nemen en met God vreemdelingen en buitenlanders te zijn in dit land, zoals al onze vaders waren. Want de belofte, hoewel die voor anderen ver weg lijkt, realiseren wij ons en omarmen wij door het geloof. Daarin vinden wij een hemel hier beneden. Door bij God en bij Zijn volk te blijven, achten wij ons lot veel beter dan dat van de grootste en meest geëerde van de kinderen van deze wereld. Het vooruitzicht op de wederkomst van onze Here en op onze eigen eeuwige glorie in de gemeenschap met Hem, is voldoende om ons met tevredenheid te vervullen, terwijl wij wachten op Zijn verschijning.
Dit verschil op aarde zal leiden tot een droevige scheiding bij de dood. Het kind van de slavin moet zowel in de eeuwigheid als in de tijd worden uitgeworpen. Niemand kan de hemel binnengaan die er aanspraak op maakt door eigen daden, of die ermee pronkt dat ze het door eigen kracht hebben verkregen. Glorie is weggelegd voor hen die door genade gered zijn, en niemand die op zichzelf vertrouwt kan daar binnengaan. Wat een vreselijk iets zal het zijn als zij die zich hebben ingespannen om hun eigen gerechtigheid tot stand te brengen en zich niet wilden onderwerpen aan de gerechtigheid van Christus, eruit verdreven zullen worden! Hoe zullen ze dan jaloers zijn op die nederigen die graag vergeving wilden ontvangen door het bloed van Jezus! Hoe zullen ze hun dwaasheid en goddeloosheid ontdekken in het verachten van de gave van God door hun eigen gerechtigheid te verkiezen boven die van de Zoon van God!
Zoals de personen die door Ismaël en Izaäk worden vertegenwoordigd uiteindelijk gescheiden worden, zo mogen de principes waarop ze rusten nooit vermengd worden, want ze kunnen op geen enkele manier met elkaar in overeenstemming worden gebracht. We kunnen niet deels door onszelf gered worden en deels door de belofte van God. Het principe en de gedachte van het verdienen van verlossing moeten uit de geest worden verdreven. Elke gradatie en vorm ervan moet worden “uitgeworpen”. Als we zo onverstandig zijn om onze afhankelijkheid deels op genade en deels op verdienste te grondvesten, zullen we met één voet op een rots rusten en met de andere op de zee. Dan zal onze val zeker zijn. Er kan geen verdeling zijn in het werk of in de roem van de verlossing. Het moet helemaal uit genade zijn of helemaal uit werken, helemaal uit God of helemaal uit de mens, maar het kan niet voor de helft van de ene kant en de helft van de andere kant zijn. Stop met de vergeefse poging om twee principes te verenigen die zo vijandig zijn als vuur en water. De belofte en de belofte alleen moet de basis van onze hoop zijn en alle wettische ideeën moeten streng worden afgewezen als onverenigbaar met de verlossing door genade. We mogen niet beginnen in de geest en hopen volmaakt te worden in het vlees. Onze godsdienst moet helemaal uit één stuk zijn. Om te zaaien met gemengd zaad, of om een kledingstuk van linnen en wol te dragen, gemengd, was verboden voor het oude volk van de Here. Voor ons is het onwettig om ontferming en verdienste, genade en schuld te vermengen. Steeds wanneer het idee van verlossing door verdienste, of door gevoel, of door ceremonies opkomt, moeten we zonder uitstel het eruit werpen, ook al is het voorons net zo dierbaar als Ismaël voor Abraham. Geloof is niet zien; de geest is niet het vlees; genade is niet verdienste. We mogen nooit het onderscheid vergeten, opdat we niet in een ernstige dwaling terechtkomen en de erfenis missen die overeenkomstig de belofte alleen toebehoort aan de erfgenamen.
Hier is onze geloofsbelijdenis:
“Wetende, dat de mens niet gerechtvaardigd wordt uit werken der wet, maar door het geloof in Christus Jezus, zijn ook zelf tot het geloof in Christus Jezus gekomen, om gerechtvaardigd te worden uit het geloof in Christus en niet uit werken der wet. Want uit werken der wet zal geen vlees gerechtvaardigd worden.” Galaten, 2:16.
Hier is ook de duidelijke onderscheidingslijn wat betreft de methode van onze redding en wij willen die helder en duidelijk houden:
“Zo is er dan ook in de tegenwoordige tijd een overblijfsel gelaten naar de verkiezing der genade. Indien het nu door genade is, dan is het niet meer uit werken; anders is de genade geen genade meer.” Romeinen 11:5, 6.
Lezer, ziet u dit?