De persoonlijke gedachten en woorden van Jezus
>>PDF<<
Een toespraak bedoeld om te lezen op zondag 12 juli 1891, gehouden door C.H. Spurgeon op donderdagavond 26 maart 1891.
De tekst is Mattheüs 20:17-19. “Toen Jezus zou opgaan naar Jeruzalem, nam Hij de twaalven terzijde en onderweg sprak Hij tot hen: Zie wij gaan op naar Jeruzalem; en de Zoon des Mensen zal verraden (King James Version) worden aan de overpriesters en schriftgeleerden en ze zullen Hem ter dood veroordelen en ze zullen Hem overleveren aan de heidenen om Hem te bespotten en te geselen en te kruisigen en ten derde dage zal Hij opgewekt worden.”
U vindt dit verhaal in Mattheüs, Marcus en Lucas; het wordt een beetje verschillend verteld, zoals dat als vanzelf het geval is, wanneer de informatie van drie verschillende waarnemers komt. Het zal tot onze opbouw zijn om de drie verslagen samen te nemen om zo een compleet beeld te krijgen van het voorval, want elke evangelist neemt iets wat door de anderen is weggelaten.
Onze Here was vastbesloten naar Jeruzalem te gaan, ongeveer twee weken voor het Pascha, teneinde Zelf het Lam van Gods Pascha te worden. Hij had herhaaldelijk Jeruzalem verlaten wanneer Zijn leven daar in gevaar was geweest, omdat Zijn tijd nog niet gekomen was en Hij heeft ons zo het voorbeeld gegeven om niet moedwillig gevaar te lopen, of het door roekeloosheid uit te dagen, maar nu Hij aanvaardde dat het uur van Zijn offer nabij was, aarzelde Hij niet of probeerde Hij het niet te ontlopen. Hij ging vastbesloten op weg om Zijn lijden en Zijn dood tegemoet te gaan. Toen Hij op de hoofdweg was, die naar Jeruzalem leidde, liep Hij voor de kleine groep van Zijn discipelen uit, met zo’n krachtige en moedige tred en met zo’n kalmte en met een houding van heldhaftigheid over Zich, dat Zijn volgelingen vervuld werden met verbazing (Marcus 10:32). Hier zijn de woorden zelf: “Ze waren onderweg, opgaande naar Jeruzalem en Jezus ging voor hen uit; en zij waren verbaasd en zij die volgden waren bevreesd.” Zij wisten dat Jezus, volgens Zijn eigen woorden, daar zou lijden en de dood zou ondergaan en zij waren er geheel zeker van, vanuit hun eigen waarneming, dat Hij op het punt stond de meest felle tegenstand te ontmoeten. Daarom waren ze verwonderd over Zijn onverschrokken, moedige houding en vroegen zij zich af wat Hem zo vastbesloten maakte. We lezen ook dat “zij bevreesd waren”, in zekere mate bang voor zichzelf, maar bovenal bang voor Hem. Zou Zijn moed niet leiden tot een conflict met de machten die toen gezag hadden en zouden er geen vreselijke dingen gebeuren, zowel voor Hem als ook voor hen? Het was niet alleen maar angst, maar ook eerbied wat over hen kwam: zijn houding was zo majestueus en verheven. De nederige Man had iets over Zich wat het bevende respect van Zijn discipelen afdwong. Uiteindelijk is zachtmoedigheid keizerlijk en dwingt veel meer respect af dan boosheid of trots. Zijn volgelingen ervoeren dat er grote gebeurtenissen zouden plaatsvinden en ze waren helemaal ontnuchterd en vervuld met ontzag en vrees. In de tegenwoordigheid van hun Here, Die een groep vrijwilligers leek te leiden voor een gevaarlijke onderneming, waren zij bang. Ze waren verbaasd om Zijn moed en bang voor de gevolgen. Ze waren ook verbaasd over Hem en bang vanwege hun eigen ongeschiktheid om in Zijn tegenwoordigheid te staan. Weten we niet wat voor gevoel dit is? Op dat ogenblik nam Hij Zijn twaalven terzijde en begon hen te vertellen welke dingen Hem zouden overkomen. Het gesprek was persoonlijk. We zullen deze keer een poosje met de uitverkoren discipelen buiten de menigte gaan staan en horen wat hun Meester tot ons wil zeggen, zoals Hij het tevoren tot hen zei. Moge de goede Geest onze overdenkingen zegenen!
Ik zal over drie dingen moeten spreken; het eerste zal zijn: de persoonlijke mededelingen van onze Here. Dit zal ons, ten tweede, een diepere blik geven op de persoonlijke gedachten van onze Here; en wanneer we deze een tijdlang hebben bekeken met onze ogen, zwak als ze zijn, zullen we in de derde plaats letten op het feit, dat onze Here uitweidde over de details van Zijn lijden; want met een bijzondere indrukwekkendheid bleef Hij stilstaan bij deze details. Laten we onze behoefte aan verlichting door de Heilige Geest niet vergeten, terwijl we naderen tot zo’n heilige plaats als deze “Openbaring van het Lijden”.
I. Ten eerste dan, DE PERSOONLIJKE MEDEDELINGEN VAN ONZE HERE. Hij zei niet alles tegen alle mensen. Hij besprak bepaalde zaken alleen met Zijn discipelen. Aan de buitenwereld was het gegeven de gelijkenis te horen, maar alleen aan de discipelen was het gegeven de uitleg te kennen. Zelfs niet aan al de discipelen maakte de Here het geheel van Zijn onderwijs bekend, Hij had uitverkorenen temidden van de uitverkorenen. Eerst kwamen de twaalf uit de velen, en daarna kwamen er drie uit de twaalf. Deze drie werden toegelaten tot speciale openbaringen, waar de andere negen geen deel aan hadden. Om als het ware het principe van de uitverkiezing tot het uiterste toe door te voeren, werd er één van de drie uitgekozen, die een speciale persoonlijk liefde genoot en met zijn hoofd leunde aan de boezem van zijn Here, zoals de andere twee dat nooit deden. We zijn blij om door de sleutel van de inspiratie toegelaten te worden tot de binnenkamer van de persoonlijke samenkomsten van onze Here.
Bij deze gelegenheid waren de mededelingen van onze Here voor de leiders van Zijn groep. Zij, die anderen leiden, hebben meer onderwijs nodig dan de rest. Er is meer genade nodig om leiding te geven, dan om te volgen. Niemand kan uitdelen wat hij niet heeft ontvangen. Om een bron van levend water te zijn voor anderen, moet u zelf gevuld worden uit de volheid van God. Geliefde broeders en zusters, u, die God heeft uitverkoren om vaten van genade te zijn voor anderen, zorg ervoor dat u zelf geheel uw hoop op Hem vestigt en dat u veel met Hem vertoeft in verborgen afzondering. Ik herinner me, dat ik op een regenachtige dag in Keulen in een herberg zat en het raam uitkeek over een plein. Er was niet veel te zien, maar wat er te zien was zag ik, als ik zo nu en dan even van mijn schrijven opkeek. Ik zag een man naar een pomp toegaan, die midden op het plein stond en met die pomp vulde hij een vat. Een poosje later zag ik diezelfde man weer zijn emmers vullen. De hele morgen zag ik niemand anders dan dat ene individu dat van water hield en elke keer weer zijn emmers vulde. Ik dacht bij mezelf: “Wat voor man is dit? Waarom haalt hij steeds water?” Toen merkte ik dat hij een waterdrager was, iemand die water brengt bij gezinnen in naburige straten. Terecht moest hij zelf vaak bij de bron komen, omdat hij anderen van water voorzag. U, die waterdragers bent voor dorstige zielen, hebt de behoefte om zelf vaak bij het levende water te komen en wees dankbaar dat uw Meester altijd bereidwillig is om u tegemoet te komen en u een rijke voorraad te geven. Hij wacht vol genade om u onderweg apart te nemen en tot u over dingen te spreken, die u nodig hebt te horen om die te kunnen vertellen. Zorg ervoor dat u goed luistert naar datgene, waarvan u de opdracht hebt dat aan de hele wereld openbaar te maken. Let goed hierop, u die anderen onderwijst: vergeet niet uw oor net zo volledig aan uw Here te lenen als uw tong. Luister naar Hem opdat u over Hem mag spreken. Zorg ervoor dat u veel met uw Here alleen bent, opdat Hij u zeer nabij zal zijn, wanneer u in het openbaar optreedt.
Toen onze Here bij deze gelegenheid tot de twaalven sprak, was het tijdstip veelbetekenend: het was onderweg naar een grote beproeving. Voor Hem was Zijn komende lijden de samenvatting van alle beproeving. Hij stond op het punt om verwond te worden voor onze overtredingen en geslagen te worden om onze ongerechtigheden; de straf, die ons de vrede aanbrengt, stond op het punt over Hem te komen, opdat wij door Zijn striemen genezen zouden worden. Maar het was ook voor de discipelen een tijd van grote beproeving. Voor zover ze hun Here liefhadden, zouden ze met Hem meevoelen in Zijn lijden en dood. Voor zover ze Hem vertrouwden, zou het een scherpe beproeving van hun geloof zijn om Hem te zien sterven aan het kruis, overwonnen door Zijn meedogenloze vijanden. Voor zover zij Zijn gezelschap liefhadden, zouden ze wenen en klagen en zich weeskinderen voelen, wanneer Hij van hen weggenomen werd. Daarom moesten ze bevoorrecht worden met een apart, persoonlijk gesprek, om hen voor te bereiden op de toekomstige vuurproef. Hebt u nooit gemerkt hoe onze Here, voordat er een grote rampspoed over ons komt, ons hart versterkt door één of andere zegening van de hemel? Of vlak voor of vlak na de rampspoed is het mij overkomen, dat ik zeer speciale openbaringen van de Zeer Geliefde heb genoten. Op zulke kritieke ogenblikken brengt Hij ons in Zijn feestzaal en Zijn banier over ons is liefde, opdat wij tot de strijd mogen gaan als mensen die verkwikt zijn door een feestmaal. Hij geeft ons een blijde versterking, opdat we gereed mogen zijn voor de harde dienst van morgen. Ik ervaar dat het zo is en ik bid dat een ieder van u, door persoonlijke ervaring, mag weten hoe wijs de voorzienigheid van uw Verlosser is en hoe, door het aparte contact, Hij ons voorbereidt op datgene wat we aan het eind van de weg zullen tegenkomen. Een dronk uit de beek van de gemeenschap onderweg, zal u gereedmaken voor de hitte van de strijd. Een woord van Zijn lippen vol mirre zal de lucht doortrekken, ja ook de vallei van de schaduw des doods. Spreek tot ons Here, en we zullen geen acht slaan op het gejank van de hellehond.
We kunnen van Zijn gesprek zeggen, toen onze Meester de twaalven zo apart nam, dat het over voortreffelijke onderwerpen ging. Het gesprek van onze Here is altijd heilig en passend bij de situatie. Hij sprak tot hen over de Schriften. Lucas zegt: “Hij nam de twaalven terzijde en zei tot hen: Zie, we gaan op naar Jeruzalem en alle dingen die door de profeten geschreven zijn over de Zoon des Mensen zullen worden vervuld.” Het Woord des Heren door Zijn profeten en de vervulling ervan is een gezegend thema. Hebt u nooit opgemerkt hoe onze Goddelijke Here Zich erin verheugt om over de Schriften te spreken? Hoe vaak bekrachtigt Hij Zijn onderwijs door de woorden: “zoals de Schrift heeft gezegd”! Als Hij slechts twee van hen bij Zich heeft en zij onderweg zijn, lezen we: “Beginnend bij Mozes en al de profeten, legde Hij hen uit welke dingen in al de Schriften op Hem betrekking hadden.” Omgang met Christus Jezus moet gebaseerd zijn op het Woord des Heren. Als u met een half woord geringschattend over de Heilige Schrift spreekt, zal uw contact verdwijnen. Mensen praten erover op Christus te bouwen en niet op de Schrift, maar ze weten niet wat ze zeggen; want onze Here bevestigde voortdurend Zijn aanspraken op Zijn werk en positie door Zich te beroepen op Mozes en de profeten. Ze zeggen dat ze Christo-centrisch willen zijn: ik wens alleen maar dat ze dat wilden. Maar als ze Christus als centrum nemen, dan zullen ze onvermijdelijk ook de Schrift als centrum hebben en deze mensen willen geen van beide. Ze geven niet om het centrum; ze willen alleen maar de omheining verwijderen, zodat ze naar hun eigen trotse wil kunnen rondzwerven. Onze Here maakte het geschreven Woord tot basis van veel van Zijn handelingen: Hij deed dit wel en Hij deed dat niet, vanwege wat de Schrift had gezegd. Hij komt niet om de wet en de profeten weg te nemen, nee, geen jota of tittel vernietigt Hij, zo zorgvuldig is Hij met de Schrift der waarheid. We leren van Hem niet alleen in de geïnspireerde woorden te geloven, maar ook in de geïnspireerde jota’s en tittels. Zij, die veel bij Christus zijn geweest, laten altijd een diepe eerbied zien voor het Woord van God. Ik heb nog nooit een persoon ontmoet, die het waard was een heilige genoemd te worden, die het geïnspireerde Boek niet liefhad en eerde. De laatste tijd heb ik een pasgevormd woord gehoord, “bibliolatrie” (“bijbelafgoderij”), dat is bedoeld om de denkbeeldige misdaad aan te duiden van de verering van de Bijbel. Ik weet niet wie er schuldig kan zijn aan de overtreding: ik heb nog nooit zulke afgodendienaars ontmoet. Wanneer ik dat doe, zal ik proberen hen hun dwaling te laten zien; tegenwoordig heb ik het veel te druk met de vijanden van de Bijbel om nog veel te denken aan te vurige vrienden, als die er zouden zijn. Terwijl het woord gebruikt kan worden als een beschuldiging naar ons toe, is het zeer zeker een belijdenis van de kant van degenen die dit woord gebruiken, dat zij niets bijzonders in de Schrift zien en dat ze boos zijn op degenen die het wel zien. Laat hen praten zoals ze willen, o Here, “mijn hart vreest voor Uw Woord”. Ik wil gerekend worden tot de mensen die beven voor Uw Woord. De woorden van de Heilige Geest zijn meer dan woorden voor mij. Ik beef, opdat ik niet zal zondigen ten opzichte van Hem door te zondigen ten opzichte van die woorden. Ik zou geen woord uit het Boek van deze profetie willen wegnemen, noch eraan toe willen voegen, maar ik wil het laten staan zoals het is, want hier ontmoet Jezus ons en onderhoudt Zich met ons. Hij opent de Schrift voor ons verstand en dan opent Hij ons verstand om de Schrift te ontvangen. In deze hoofdstukken laat Hij Zijn stem horen; ja, we zien Hemzelf daarin.
“Hier zie ik het gelaat van mijn Heiland
Op bijna elke bladzij.”
We kunnen niet naar de hemel opkijken en Jezus zien temidden van de hemelse luister, maar Hij ziet vol liefde neer van de troon van Zijn heerlijkheid in de spiegel van het Woord, en wanneer we daarin kijken, zien we de lieflijke weerspiegeling van Zijn gelaat. Als in een spiegel wordt Zijn aangezicht getoond door de Schrift. O gelovigen, hebt het Woord van God lief! Prijs elke letter ervan en wees bereid om te reageren op de koude, vittende woorden van de critici, die niets weten van de zegen die tot ons komt door elke zin van de inspiratie. Dit zijn zij, die wreed het levende kind in tweeën zouden delen, want het behoort hen niet toe, maar wij willen niet dat er een zwaard dichtbij komt, want het is onze liefde: het is leven en zegen voor ons. Onze Here spreekt in Zijn meest persoonlijke contact met onze ziel in en door de Schriften in de kracht van de Heilige Geest.
Maar het belangrijkste thema waar onze Here bij stilstond was Zijn eigen lijden tot de dood toe. Geliefden, onze Here Jezus heeft veel blijde dingen gezegd; en laat Hem zeggen wat Hij wil, Zijn stem is als engelenmuziek voor ons oor, maar vanaf het kruis is Zijn stem het rijkst aan vertroosting. Wij komen nooit zo dichtbij Jezus – tenminste, dat is mijn ervaring – als wanneer we zien op het bloed dat Hij zweette, of Hem in schande gekleed zien, gekroond met doornen en verhoogd aan het kruis. De weergaloze schoonheden van onze Here zijn het meest zichtbaar temidden van Zijn droefheid. Wanneer ik Hem aan het kruis zie, dan ervaar ik dat ik de woorden van Pilatus moet lenen en moet roepen: “Zie de mens!” Bedekt met Zijn eigen bloed door de geseling en op het punt om weggeleid te worden en gekruisigd te worden tussen twee dieven, ziet u in het diepst van Zijn hart en neemt u waar wat voor liefde Hij had voor schuldige mensen. We kennen Christus niet, totdat Hij Zijn rode klederen aandoet. Ik ken mijn Geliefde niet, wanneer Hij voor mij alleen als de sneeuwwitte lelie van reinheid is, maar wanneer Hij gewond is en Hij rood is als de roos, dan neem ik Hem waar. “Mijn Geliefde is wit en rood, de belangrijkste onder tienduizend.” Een lijdende Heiland draagt de palm voor mij; een gewonde Heiland is mijn Here en mijn God. Hoe dieper Hij ging voor mijn verlossing, hoe hoger Hij stijgt in de liefdevolle achting van mijn ziel. Hij zag dit toen Hij zei: “Wanneer Ik verhoogd zal zijn”, want inderdaad was het een verhoging voor Hem om te sterven aan het wrede kruishout. Voor het zich verwonderende heelal wordt de Zoon van God verhoogd tot een verbazingwekkende hoogte van bewondering, doordat Hij gehoorzaam werd tot de dood, uit liefde voor Zijn uitverkorenen. Hij wordt verhoogd in elk dankbaar hart en zal voor eeuwig verhoogd worden. Onze gemeenschap met Jezus stroomt hoofdzakelijk door de grote diepte van Zijn lijden en, voor mij tenminste, is het dan het diepst, het meest waar en het liefelijkst.
Onze Here sprak tot de twaalven over Zijn lijden in bijzondere details, waarvan we verderop zullen spreken. Hij schrok er niet voor terug stil te blijven staan bij Zijn dood. Hij stopte daar ook niet, want Hij voorzegde Zijn opstanding. In elk van de drie verslagen lijkt Hij aan het eind van Zijn verhaal van Zijn lijden te zeggen, dat Hij op de derde dag weer zou opstaan uit de doden. Dat was een glorieuze climax: “Op de derde dag zal Hij opstaan”. O, die gezegende leer van de opstanding! Als het verslag van onze Here zou eindigen aan het kruis, zou het ons tot wanhoop kunnen drijven, maar Hij wordt verklaard Gods Zoon te zijn in kracht door Zijn opstanding uit de doden. Dat Hij werd opgewekt uit de doden laat ons de verdienste, de kracht en de grote beloning van Zijn dood zien. Hij, Die onze Here Jezus terugbracht uit de doden, de grote Herder der schapen, door het bloed van het eeuwige verbond, Hij zal ons volmaakt maken in elk goed werk om Zijn wil te doen. Telkens wanneer de Meester ons naderbij komt in Zijn genadige neerbuigendheid, dan laat Hij ons niet alleen zien dat Hij Zijn bloed voor ons gaf, maar ook dat Hij weer opstond en voor altijd leeft om ons verder te helpen. Wanneer u Hem het meest aanbidt, dan zult u Hem aanbidden Die leefde, stierf en weer opstond en nu voor eeuwig leeft. Dit is onze Here Jezus Christus. Hij is niet alleen maar een Leraar, of alleen maar een schitterend voorbeeld, maar Iemand Wiens dood de bron van onze redding is en Wiens opstanding en eeuwige heerlijkheid de garantie en de voorproef zijn van onze eeuwige zegen. Een levende, stervende en opgestane Christus is Iemand met Wie we vreugdevolle gemeenschap hebben, en als we Hem niet in deze hoedanigheid kennen, kennen we Hem helemaal niet.
Verder besprak Hij met hen hun aandeel in dit alles. Zij waren één met Hem in datgene wat Hem zou overkomen. Hij zegt: “Zie, wij gaan op naar Jeruzalem.” Het is waar, zij zouden geen aandeel hebben in de geseling, het spuwen en de kruisiging. Hij moest de wijnpers alleen treden. Maar ze zouden met Hem in de nabije toekomst het kruis dragen en met Hem zichzelf verloochenen gedurende de rest van hun leven. Voortaan zou het niet alleen Jezus de Here zijn, Die getuigenis aflegde voor God en de gerechtigheid, maar de volgelingen van de Gekruisigde zouden zich verenigen in het getuigenis voor dezelfde waarheid, voor hetzelfde grote doel. Het was goed voor Hem om tot hen te spreken over zo’n praktisch thema: ze zouden verblijd en getroost worden in latere dagen, wanneer ze zich herinnerden dat Hij hen van deze dingen had verteld. Hij zal in zeer nauw contact met ons treden als wij bereid zijn Zijn kruis op ons te nemen en Zijn smaad te dragen. We verliezen veel, wanneer we het pad van de afzondering verlaten omdat het ruw is, want wij verliezen het liefelijke gezelschap van onze Here. O, genade te hebben om de ruwe paden lief te hebben, omdat wij Zijn voetafdrukken daarop zien!
Zij luisterden naar dit persoonlijke gesprek, maar ons wordt door Lucas verteld dat het vergeefse moeite bij hen was, omdat ze Hem niet begrepen. “En zij begrepen niets van deze dingen; en dit woord bleef hun duister, en zij wisten niet waarvan gesproken werd.” Toch zegt u: “Het was erg eenvoudig.” Mogelijk kwam het daarom dat zij het niet begrepen. Grote aantallen mensen beelden zich in dat zij verborgenheden begrijpen en toch zijn de eenvoudige dingen van het geloof verborgen voor hun ogen, omdat ze staren naar diepzinnige leerstukken. Zij speuren moeilijke dingen na en missen de eenvoudige waarheid. We kermen als we moedwillig in een diepe afgrond duiken; toch zijn we onthutst over een kleine heldere stroom die, als we daar doorheen zouden waden, ons zegen zou brengen. Toen onze Here de twaalven vertelde dat Hij zou sterven, beeldden zij zich in dat het een gelijkenis was, dat één of ander diep mysterie verborg. Ze keken elkaar aan en probeerden daar te peilen waar er geen diepte was, maar waar de waarheid aan de oppervlakte lag. Duizenden zullen proberen te gluren in de diepe dingen van God, maar de redding hangt hier niet van af en ze zijn niet van enige grote, praktische waarde. Het vastgestelde lot, de vrije wil, de uitverkiezing, de profetie en al dergelijke dingen, hebben maar weinig verband met onze redding uit de zonde, maar in de dood van onze Here ligt de kern van de zaak. Geliefden, wanneer we proberen contact te hebben met Jezus, laten we dan de klederen van de eenvoud dragen. Het is de slang, die handel drijft in spitsvondigheden, maar ik wil graag dat u “de eenvoud die in Christus Jezus is” onthoudt. Er is in Hem een diepte, die we niet kunnen peilen, maar elk woord van Hem is pure waarheid en die dingen die noodzakelijk zijn, zijn zo eenvoudig gemaakt, dat hij die loopt, ze kan lezen en hij die leest, kan lopen. Geloof Hem, dat Hij bedoelt wat Hij zegt en neem Zijn beloften zoals ze daar staan; neem Zijn geboden in hun eenvoudige betekenis en o, als we dit doen, dan zullen we enorm verstandig zijn! Verwar uw geest niet met leerstellige raadsels, amuseer uw zielen niet met geestelijke puzzels, maar geloof in Hem, Die Jezus is, de Getrouwe en Waarachtige, Die aan ons het hart van de Vader bekend maakt. Geloof, dat Hij in onze plaats stierf. Geloof dat Hij onze zonden op Zich nam en ze allemaal wegdroeg. Geloof dat wij gerechtvaardigd worden door Zijn opstanding en levend gemaakt worden, omdat Hij leeft. Hypotheses en kritische twijfel kunnen we aan de honden overlaten, die ze eerst hebben besnuffeld, maar wat ons betreft, we willen zijn als de kinderen, die het brood eten dat hun Vader hun geeft en geen vragen stellen over de akker, waar de tarwe werd geoogst en geen debat beginnen over de molen, waar het koren werd gemalen.
Zo ziet u dat de persoonlijke gesprekken van onze Here met de twaalven gaan over Zijn lijden en dood; Zijn mededelingen raken ons hart naar gelang we bereid zijn ze in kinderlijke eenvoud te ontvangen.
II. Ten tweede zullen we nu onze aandacht richten op DE PERSOONLIJKE GEDACHTEN VAN ONZE HERE JEZUS. We zullen niet arrogant zijn als we ons nederig de vraag stellen: Wat waren de gedachten van onze Here in die tijd? Omdat Hij hen geheel apart had geroepen en tot hen had gesproken, mogen we er helemaal zeker van zijn dat wat Hij tegen hen zei, het gevolg was van Zijn diepste overdenkingen.
Onze Here voorspelde Zijn dood in al z’n droevige details. Weet u niet dat het heel vaak pijnlijker is vooruit te lopen op de dood dan om werkelijk te sterven? Toch bleef onze Here stilstaan bij Zijn lijden, zelfs tot in de bijzonderheden ervan. Iemand sprak onlangs tot mij over een pijnlijke operatie, die hij moest ondergaan. Er was geen mogelijkheid dat hij binnen twee maanden in het ziekenhuis kon worden opgenomen en hij maakte de opmerking dat hij heel graag wenste dat de operatie spoediger kon plaatsvinden, “want”, zei hij, “het is zo pijnlijk om vooruit te zien naar zo’n verontrustende zaak. Laat het maar gauw gebeuren”, was zijn roep. Onze Here was als een graankorrel, die in de aarde wordt geworpen en daar ligt, voordat die sterft. Hij was, als het ware, begraven in Zijn aanstaande strijd, ondergedompeld in het lijden, dat Hij voorzag. In het denken aan het kruis onderging Hij dat, voordat Hij de spijkers voelde. De schaduw van Zijn dood was op Hem, voordat Hij het vervloekte hout bereikte. Toch deed Hij die gedachte niet weg, maar bleef erbij stilstaan als iemand die de beker proeft, voordat hij die tot de bodem toe leegdrinkt. Na zo weloverwogen geproefd te hebben, is het dan niet des te verwonderlijker dat Hij de drank niet weigerde?
Herinnerde Hij Zich niet Zijn afspraak om door te gaan met onze verlossing? “Zie, Ik kom,” zei Hij, “in het Boek is van Mij geschreven.” Hij had Zichzelf Borg gesteld door een plechtig verbond en in het Boek was geschreven, dat Hij in onze plaats zou staan en Zijn leven zou geven als een offer voor de zonde. Deze borgstelling liet Hij nooit los. Hij wist dat de Vader Hem zou slaan en Hem leed zou aandoen op de naderende dag van Zijn toorn. Hij wist dat de goddelozen Zijn handen en voeten zouden doorboren. Hij wist alles wat er zou gebeuren en Hij deinsde niet terug voor de gelofte, die Hij had gegeven in de raadkamer van de eeuwigheid, dat Zijn leven gegeven zou worden als een losprijs voor velen. Het zou goed zijn als we ook dachten aan onze geloften aan God en aan de verplichtingen die op ons rusten door Zijn grote liefde.
De gedachten van onze Here namen de vorm aan van een besluit om de wil van de Vader te doen tot het einde toe. Hij richtte Zijn gezicht vastberaden naar Jeruzalem om daar naartoe te gaan. Niets kon Hem opzij laten kijken. Hij had het op Zich genomen en Hij zou ermee doorgaan. Tenzij het voor ons mogelijk zou blijken om op een andere manier gered te worden, zou Hij die beker niet aan de kant zetten, die Zijn Vader Hem had gegeven om te drinken. De gedachte aan onze ondergang kon Hij niet verdragen: dat kon niet worden getolereerd. Hij zou alle denkbare en ondenkbare ellende liever ondergaan dan de zaak in de steek laten, die Hij tot de Zijne had gemaakt. Hij was beklemd – zo beschreef Hij het – beklemd, totdat Zijn werk volbracht was. Hij was als een mens, die tegen zijn wil was opgesloten: Hij verlangde ernaar om Zijn enorme taak uit te voeren. Hij had een ontzaglijk werk te doen, een hartverscheurend lijden te verdragen en Hij voelde Zich geketend, totdat Hij ermee bezig kon zijn: “Hoe zeer beklemt het Mij, totdat het volbracht is!” Hij was als een gijzelaar gebonden voor anderen, verlangend om bevrijd te worden. Hij verlangde ernaar de straf te dragen, waaraan Hij Zich vrijwillig had onderworpen door de borgstelling van Zijn verbond. Daarom dacht Hij na over die “gehoorzaamheid tot de dood toe”, die Hij vastbesloten was uit te voeren.
De hele tijd door had Hij Zijn oog gericht op u en op mij. Terwijl Hij nadacht over de dood, lette Hij hoofdzakelijk op diegenen voor wie Hij zou lijden. Ik twijfel er niet aan dat door die machtige Geest de individuen flitsten, die die onmetelijke schare van Zijn verlosten vormen; temidden van hen waren er onbetekenende individuen, zoals wij zijn. Uit Zijn krachtige liefde voor ons, ja voor ons, besloot Hij onze losprijs te betalen met de dood: het was een deel van Zijn troost dat Hij u en mij zou verlossen. “Hij heeft mij liefgehad en Zich voor mij gegeven.” Hij offerde Zichzelf vrijwillig voor mij, voor Hij werkelijk stierf. Telkens opnieuw gaf Hij Zich met vastberadenheid over, voordat het kruis werd opgericht voor het werkelijke offer van Zijn lichaam eens voor allen.
Toen kwam er ook in Zijn geest de gedachte van het grootse gevolg ervan. Hij zou weer opstaan. Op de derde dag zou het allemaal voorbij zijn en de beloning zou beginnen. Een paar uur van bitter leed; een nacht van zweet vermengd met bloed, een nacht en een morgen van bespotting, wanneer Hij bespot zou worden door de laaghartigen en geminacht zou worden door de goddelozen; een gruwelijke namiddag met een dodelijke benauwdheid aan het kruis en een donkere verlatenheid door de HERE; dan het buigen van het hoofd en een weinig rust in het graf voor Zijn lichaam; en op de derde dag zou het licht zich vertonen aan de mensheid, want de Zon der gerechtigheid zou opgaan met genezing onder haar vleugels. Het licht dat zou komen wanneer Hij opstond, zou de heidenen verlichten en de heerlijkheid van Zijn volk Israël zijn. Hij zou dan hebben gezegd: “Het is volbracht” en kort daarna zou Hij opvaren om Zijn beloning te oogsten in een persoonlijke verheerlijking en in het ontvangen van gaven voor de mensen, ja, ook voor de opstandigen, opdat de Here God in hun midden zou wonen.
Zeker, de gedachten van onze Here waren de hele tijd door op Zijn Vader gericht! Hij dacht voortdurend aan de geliefde Vader aan wie Hij “gehoorzaam was tot de dood, ja tot de dood aan het kruis.” Die tweeëntwintigste psalm, die heel goed van onze Here aan het kruis zou kunnen zijn, is vol van God: het is een oproep aan God. Terwijl onze Here op weg was met de twaalven, en onderweg gesprekken met hen voerde, moeten ze gezien hebben dat Hij in nauw contact stond met God. Hij was zeer ernstig van geest en had een blijde gemeenschap met de Ongeziene, een hemelse wandel met God, zelfs meer dan Zijn gewoonte was. Dit was vermengd met Zijn vaste besluit en die ernstige vreugde, die alleen zij kunnen ervaren, die besloten hebben een groot plan uit te voeren door te buigen voor de Goddelijke wil, wat het ook moge kosten. De God en Vader van onze Here Jezus was alles voor Hem en in al Zijn handelen was Zijn hart gericht op de heerlijkheid van de HERE.
Ik wens dat ik tijd had voor mijn onderwerp, maar het overweldigt mij. Ik kan alleen maar de deur open zetten en u vragen in de persoonlijke gedachten te zien van Hem, Wiens gedachten onschatbare juwelen zijn, terwijl die van u en mij zijn als grindstenen in de beek. Wat een overdenkingen had Hij! Hoe kostbaar zijn uw gedachten voor mij, o Christus! Hoe groot is de strekking ervan! Wonderlijke dingen hebt U in Uw ziel overwogen in die dagen, toen Uw lijden naderbij kwam!
III. Nu willen we enkele ogenblikken nadenken over HET STIL BLIJVEN STAAN VAN ONZE HERE BIJ DE DETAILS. Ik wil niet prediken. Ik wil graag een soort leider zijn van uw gedachten en al denkend eerst alleen maar het voorbeeld geven, opdat u mag volgen. Moge de Heilige Geest u nu rustig leiden op die punten die onze Here zo kalm uiteenzette!
Let er goed op, wat onze Here zei over Zijn lijden. “Zie, wij gaan op naar Jeruzalem; en de Zoon des mensen zal verraden worden.” Stop daar: “Verraden”! Het is alsof ik de zware klank van een doodsklok hoor. “Verraden”! “Verraden”! Sterven, ja, dat is voor Hem niet een woord met een prikkel erin! Maar “Verraden”! Dat betekent: verkocht door wrede trouweloosheid. Het betekent dat iemand die brood met Hem at, zijn hiel tegen Hem heeft opgeheven. Het betekent, dat een mens die Zijn bekende was, met wie Hij in gezelschap wandelde naar het huis van God, Hem verkocht voor een armzalige steekpenning. “Verraden”, voor dertig zilverstukken! Inderdaad een goede prijs, voor het bloed van zo’n Vriend! “Verraden”! Hoor hoe Hij roept: “Als het een vijand was, dan zou Ik het hebben kunnen verdragen.” “Verraden”! Het was geen vreemdeling; het was geen bloedhond van de Farizeeën, die Hem in de hof opspoorde, maar “ook Judas, die Hem verraadde, wist die plaats.” Verraden met een kus en met een vriendelijk woord! Overhandigd aan hen, die Zijn bloed zochten, door iemand die Hem tot de dood toe had moeten verdedigen. “Verraden”! Het is een vreselijk woord om hier geplaatst te worden voor het lijden en het werpt een luguber licht over dit alles. We lezen: “In dezelfde nacht waarin Hij verraden werd, nam Hij het brood.” Dit was de bitterste druppel in Zijn beker, dat Hij verraden werd.
En nog steeds wordt Hij verraden! Als het evangelie sterft in Engeland, schrijf dan op haar graf: “Verraden”. Als onze kerken onder de mensen hun heilige invloed kwijtraken, schrijf er dan op: “Verraden”. Wat geven we om ongelovigen? Wat geven we om diegenen die vloeken en lasteren? Zij kunnen de Christus niet beschadigen. Zijn wonden zijn die, welke Hij ontvangt in het huis van Zijn vrienden. “Verraden”! O Heiland, sommigen van ons zijn verraden, maar ons verdriet was klein vergeleken met dat van U, want U werd verraden en overgeleverd in de handen van zondaren door iemand, die er aanspraak op maakte Uw vriend te zijn, door iemand die met elke band gebonden was om Uw trouwe volgeling te zijn. “Verraden”! Geliefden, ik kan dat woord niet verdragen. Het valt als een vonk vuur in mijn boezem en het brandt zijn weg naar het diepste van mijn ziel. “Verraden”! En zo’n getrouwe Vriend als Hij! Zo vol liefde; en toch verraden! Lees verder, “De Zoon des mensen zal verraden worden aan de overpriesters en aan de schriftgeleerden.” De overpriesters hadden altijd Zijn beste verdedigers moeten zijn. Zij waren de leiders van de godsdienst van die tijd; deze overpriesters waren de gidsen van Israël. Wanneer Israël zich neerboog voor de Here, boden de overpriesters het offer aan. Toch waren deze mensen de bitterste vijanden van onze Here: door hun boosaardigheid werd Hij veroordeeld en gekruisigd. Het is hard om zogenaamde dienstknechten van God tegenover u te hebben. Ook de schriftgeleerden, die Bijbelschrijvers en Bijbelcommentatoren, deze waren ook erg fel tegen Hem. Uit de handen van de schriftgeleerden zou Hij minder genade ontvangen dan uit de handen van soldaten. Ik zei, onlangs op een zondag, wat ik nu herhaal: ik zou liever door wolven worden gebeten dan door schapen. Het is een beroerde zaak als diegenen tegen u zijn, die beschouwd worden de beste mensen van de tijd te zijn. Het had weinig betekenis voor Hem om Herodes tegen Zich te hebben, of Pilatus en de Romeinen als Zijn vijanden te hebben, want zij wisten niet beter, maar het was een hartverscheurend werk om de mensen van het Sanhedrin te zien, de mannen van de gebeden en gewaden, de mannen van de tempel en van de synagoge, die zich tegen Hem opstelden. Toch valt Hij in hun handen! Goede Meester, U bent overgeleverd in de handen van mensen, die geen genade kennen, want zij haten U om Uw getrouwe woorden! Zij kunnen compromissen sluiten en U kunt dat niet; zij kunnen spelen met de taal en U kunt dat niet; zij kunnen de huichelaar uithangen en dat kunt U niet!
Lees verder: “En zij zullen Hem ter dood veroordelen.” Zij lieten het vonnis van de veroordeling niet aan de Romeinen over, maar zij vonnisten zelf hun slachtoffer. De priesters, wier ambt hen maakte tot het type van Jezus Zelf en de schriftgeleerden, die de officiële commentatoren van het Boek van Zijn Vader waren, deze veroordeelden de Heilige en Rechtvaardige. Zij achtten Hem ter dood schuldig: niets anders zal hen van pas komen. Dit kon de Christus duidelijk zien; het was geen geringe beproeving om onder censuur van de heersers van Zijn land te komen. Zij konden Hem zelf niet ter dood brengen. Als zij durfden, dan zouden ze Hem hebben gestenigd en dat zou de profetie hebben gebroken, die verklaarde dat in de dood Zijn vijanden Zijn handen en voeten moesten doorboren. Zij kunnen Hem ter dood veroordelen, maar zij kunnen het vonnis niet uitvoeren. Niettemin drong dit ijzer toch in Zijn ziel binnen. Diegenen die ogenschijnlijk knechten van God waren, veroordeelden Hem om te sterven. Als u ooit van deze beker hebt geproefd, dan weet u dat er gal in zit.
Merk verder op: “En ze zullen Hem overleveren aan de heidenen”. In de dood van onze Meester spanden alle mensen samen: niet de halve wereld, maar de hele wereld moet een hand hebben gehad in de tragedie van Golgotha. De heiden moet erin meegaan. Hij neemt zijn deel van deze zonde, want Pilatus veroordeelt Hem tot het kruis. De overpriesters overhandigden Hem aan Pilatus en hij vertrouwt Hem toe aan de Romeinse soldaten, opdat zij de wrede daad kunnen uitvoeren. Zij “leverden Hem over aan de heidenen”. De Meester blijft hierbij stilstaan. Het opent nog een poort, waardoor Zijn verdriet stroomt. In handen van de heidenen sterft Hij en voor de heidenen leed Hij. Geliefden, ik houd ervan om te zien hoe de Meester op dit punt let. Hij maakt onderscheid; Hij zegt niet dat Hij veroordeeld zal worden door Pilatus, maar Hij wordt veroordeeld om te sterven door de overpriesters en Hij wordt dan overgeleverd aan de heidenen. Hij ziet het allemaal en blijft bij punten van bijzonder belang stilstaan. O gelovige, zie uw Here gebonden en weggevoerd naar de zaal van Pilatus. Zie Hem overgeleverd aan de heidenen, terwijl Zijn landgenoten roepen: “We hebben geen koning dan slechts de Keizer!” Zij roepen: “Kruisig Hem! Kruisig Hem!” en de heidenen voeren hun wrede eis uit. Eensgezindheid onder onze vervolgers moet wel enorm veel aan het venijn van hun onvriendelijkheid toevoegen.
Deze drie woorden volgen: “Hem te bespotten en te geselen en te kruisigen.” Marcus voegt eraan toe: “Hem te bespuwen”. Dat was een triest deel van de bespotting. Wat een vreselijke hoon verdroeg Hij! Van de Joden, toen ze Hem blinddoekten en Hem stompten; van de heidenen, toen ze Hem een purperen mantel aandeden, een staf in Zijn hand duwden, de knie bogen en voor Hem riepen: “Heil, Koning der Joden!” Zij trokken aan Zijn haar, zij sloegen Hem op Zijn wangen, zij spuugden in Zijn gezicht. De spotternij kon niet verder gaan. Het was een wrede, grievende, vervloekte hoon. De spot breekt soms harten die gehard zijn tegen de pijn; de Christus moest al de bespotting verdragen, die menselijk verstand kon uitvinden. Ze waren op een boosaardige manier geestig. Zij beschimpten Zijn persoon; zij maakten gekheid over Zijn gebeden. Ze bespotten Hem toen Hij roep: “Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?” Hierin ligt een onmetelijk verdriet; de Heiland voorzag het en sprak erover.
Dat was niet alles: ze geselden Hem. Ik zal uw hart niet kwellen door te proberen de geseling te beschrijven zoals die bestond onder de Romeinen. De gesel was een berucht instrument om te martelen. Er wordt gezegd dat ze gemaakt werd van de pezen van ossen met de heupbeenderen van schapen en splinters van bot daarin gevlochten, zodat elke keer als de zweepslagen vielen, ze de rug doorploegden en de witte beenderen van de schouders zichtbaar werden. Het was een foltering, die wreder was dan het graf, maar onze Here verdroeg het volledig. Zij bespotten Hem en geselden Hem; Hij blijft bij elk afzonderlijk punt stilstaan. Van sommige van onze meest ontroerende gezangen over het lijden van onze Here wordt door de koudbloedige critici van vandaag gezegd dat ze zinnelijk zijn. “Ik kan het niet verdragen”, zegt iemand, “om zoveel te horen over de lichamelijke folteringen van Christus.” Geliefden, we moeten over de lichamelijke folteringen van Christus meer dan ooit prediken, omdat dit een tijd is van gekunsteldheid, waarin Zijn verstandelijk en geestelijk lijden evenmin wordt begrepen als Zijn lichamelijk lijden. Het oogmerk is om zich helemaal te ontdoen van Zijn lijden. Deze tijd is even dol op lichamelijk plezier als elke tijd die hieraan voorafgegaan is en er moet beslist niet worden vergeten, dat lichamelijke pijn een groot bestanddeel was in de beker die onze Here dronk voor de redding van mensen. Zeer velen zijn zo ongeestelijk, dat ze nooit bereikt zullen worden door taal van een hoog niveau, welke een beroep doet op een fijngevoeligheid die zij niet bezitten. We moeten de bloedende Heiland tentoonstellen, als we het hart van de mensen willen laten bloeden voor de zonde. De kreten van Zijn grote verdriet moeten in hun oren weerklinken, anders zullen ze doof blijven. Laten we ons niet schamen om stil te blijven staan bij punten waar de Here Zelf bij stilstond.
Dan voegt Hij er aan toe: “Hem te kruisigen”. Hier zal ik even pauzeren. Zie Hem! Zie Hem! Zijn handen worden uitgestrekt en wreed vastgespijkerd aan het hout. Zijn voeten worden aan het hout bevestigd en Hijzelf moet het gewicht van Zijn lichaam aan Zijn handen en voeten dragen. Zie, hoe de spijkers door Zijn vlees scheuren als het gewicht het lichaam naar beneden trekt en de wonden groter maakt! Zie, Hij heeft koorts! Zijn mond is uitgedroogd en is geworden als een oven; Zijn tong kleeft aan het verhemelte! De kruisiging was een onmenselijke dood en de Heiland was “gehoorzaam tot de dood, ja tot de dood des kruises.” Het wonder is, dat Hij dit kon voorzien en er zo rustig over kon spreken. Hij overdenkt het en Hij spreekt erover met Zijn naaste vrienden. O, het meesterschap van liefde, sterk als de dood! Hij overdenkt het kruis en veracht de schande ervan.
Zo blijft Hij bij dit alles stilstaan en sluit dan af door te zeggen: “En op de derde dag zal Hij weer opstaan.” Wij moeten dat nooit vergeten, want Hij vergeet het nooit. Ach, u kunt over Golgotha net zo veel denken als u wilt en uw tranen als rivieren laten stromen. U kunt in Gethsemané gaan zitten en zeggen: “O, dat mijn hoofd water zou zijn en mijn ogen een bron van tranen, zodat ik dag en nacht kon huilen om mijn Here!” Maar uiteindelijk moet u die tranen wegvegen, want Hij is niet in het graf; Hij stond weer op, op de derde dag. O, heerlijke morgen! Niet om één keer per jaar met Pasen gevierd te worden; maar om er elke eerste dag der week aan herinnerd te worden, meer dan vijftig keer per jaar. Elke zeven dagen dat de zon op ons schijnt, brengt ons een nieuw verslag van Zijn opstanding. We mogen elke zondagochtend zingen:
“Vandaag stond Hij op en verliet de doden;
Het keizerrijk van de satan viel:
Vandaag verspreiden de heiligen Zijn overwinning,
En vertellen al Zijn wonderen.”
De eerste dag der week blijft voor eeuwig de herinnering aan onze opgestane Here en op die dag vernieuwt Hij Zijn speciale contact met Zijn volk. Wij geloven in Hem; wij staan op in Hem; wij overwinnen in Hem en “Hij leeft voor altijd om voor ons te pleiten.” Zo, u ziet dat ik niet mijn eigen gedachten heb gepredikt, maar ik heb u aan het denken gezet. Bewaar deze gedachten als een schat in uw hart. Maak de hele week uw ziel geurig met de heilige specerijen van de gedachten en woorden van onze Here toen Hij vlak voor Zijn dood stond. God zegene deze overdenking aan u door Zijn Heilige Geest!
Als u nooit in Hem hebt geloofd, moge u dan meteen in Hem gaan geloven! Waarom uitstellen? Hij is in staat volkomen te behouden, geloof in Hem nu. En als u gelooft, blijf dan geloven en laat uw geloof intenser worden. Denk meer aan Jezus, heb Hem meer lief, dien Hem meer en word meer zoals Hij. Vrede zij u ter wille van Zijn liefde. Amen.