Selecteer een pagina

III. De man wiens naam was Helper 

>>PDF<<

“Zo werd Christen alleen gelaten bij het ploeteren in het Moeras Moedeloosheid; nog steeds spande hij zich in om naar die kant van het Moeras te worstelen, die nog verder bij z’n eigen huis vandaan was en dichter bij het Poortje; dat lukte; hij kon er echter niet uitkomen vanwege de last, die op zijn rug was. Maar ik zag in mijn droom een man naar hem toekomen, wiens naam was Helper, en die vroeg hem wat hij daar deed.

Christen: “Meneer,” zei Christen, “er werd mij gezegd deze weg te gaan door een man, wiens naam was Evangelist, die me ook naar gindse poort wees, opdat ik zou ontsnappen aan de toekomstige toorn; toen ik daarheen ging, viel ik hierin.”

             Helper: “Maar waarom heb je niet naar de stapstenen gezocht?”

Christen: “Ik werd zo voortgedreven door angst, dat ik de kortste weg nam en erin viel.”

Toen zei hij: “Geef me je hand.” Dus gaf hij hem z’n hand en hij trok hem eruit en zette hem op de vaste grond en zei hem verder te gaan. (Psalm 40:3)”

Overeenkomstig de verscheidenheid van gaven die uit dezelfde Geest van God voortkomen, vervulden diegenen, die in de eerste eeuwen van het Christendom zich inspanden om reizigers de weg naar de Eeuwige Stad te wijzen, verschillende bedieningen en stonden zij bekend onder verschillende namen. Paulus vertelt ons, in z’n eerste Brief aan de Pelgrims in Corinthe (1 Corinthiërs 12:28): “En God heeft sommigen aangesteld in de gemeente, ten eerste apostelen.” Dezen moesten van plaats naar plaats gaan, gemeenten stichten en predikers aanstellen. Er waren “ten tweede, profeten”; sommigen van hen spraken profetieën uit, terwijl anderen de gave hadden om ze uit te leggen. Dan kwamen er, “ten derde, leraars”, die waarschijnlijk òf herders waren over verschillende gemeenten en pelgrims de weg wezen op weg naar de hemel, zoals Groothart deed, òf mensen zoals Evangelist, die rondtrokken om te waarschuwen en diegenen, die ze tegenkwamen, de weg te wijzen.

“Verder, krachten; daarna gaven van genezing”, en de apostel vergeet niet nog een groep van personen te noemen, die “helpers (King James Version)” genoemd worden. Wie deze mensen precies waren, zou erg moeilijk, zo niet helemaal onmogelijk zijn om in deze tijd te zeggen. Sommigen, die de verslagen van de pelgrims bestudeerd hebben, hebben gedacht dat zij hulppredikers waren, die zo nu en dan de gevestigde herders te hulp kwamen, zowel in het pastorale werk van het bezoek afleggen, als in het prediken van het Woord. Anderen hebben verondersteld, dat zij assistent-ouderling waren en misschien zelfs diaconessen, een ambt dat werd erkend in de apostolische gemeenten. Weer anderen hebben gedacht, dat deze “helpers” de dienaars in het heiligdom waren, die ervoor zorgden dat vreemdelingen goed onderdak kregen en die voor die details zorgden in verband met het samenkomen van personen voor de gezamenlijke dienst, waarbij altijd iemand het opzicht moest hebben. Wie ze ook waren of wat hun functies ook geweest mogen zijn, zij lijken een nuttige groep mensen geweest te zijn, die het waard waren om vermeld te worden in dezelfde lijst als apostelen, profeten en leraars, en zelfs om genoemd te worden met de mensen, die krachten deden en hen, die de gaven van genezing hadden. Het is zeer waarschijnlijk dat ze geen officiële functie hadden, maar dat ze slechts werden aangespoord door de natuurlijke aandrang van het Goddelijk leven in hen om iets te doen, wat dan ook maar, wat òf de leraar, de herder, òf de ouderling kon helpen in het werk van de Here. Zij behoorden bij die categorie van broeders, die overal nuttig zijn, die altijd een gat kunnen dichten, en die maar al te blij zijn, wanneer ze merken dat ze zichzelf dienstbaar kunnen maken aan de gemeente van God, in welke hoedanigheid dan ook, hoe eenvoudig die ook was. De gemeente in deze tijd verheugt zich in een flinke groep “helpers”, maar misschien kan, bij wijze van herinnering, een enkel woord hun zuivere geest aanwakkeren.

John Bunyan, van wie we zullen zien dat hij een meester in de Christelijke ervaring is, evenals in de heilige allegorie, heeft in het gedeelte aan het begin van dit hoofdstuk, een deel van het werk van deze “helpers” beschreven, dat zeer waardevol en zeer nodig is. “De man wiens naam was Helper” kwam tot Christen toen hij rondspartelde in het vuile Moeras Moedeloosheid. Juist toen de arme man waarschijnlijk gestikt zou zijn, omdat hij de vaste grond in het moeras kwijt was, en toen hij met al z’n worstelen alleen maar dieper en dieper wegzonk in de modder, kwam er plotseling iemand naar hem toe – over wie Bunyan verder niets meer in zijn hele allegorie zegt en ons hier alleen zijn naam vertelt – die zijn hand uitstak en een paar woorden van bemoediging tot hem sprak, hem uit de modder trok en hem op de Koninklijke hoofdweg zette en daarna zich bezighield met z’n zaken – een man die onbekend was wat betreft de roem op aarde, maar die ingeschreven was in de analen van de hemelen, als zijnde wijs om zielen te winnen.

Er zijn perioden in het geloofsleven, wanneer de hulp van verstandige Christelijke broeders van onschatbare waarde is. De meesten van ons, die zich nu verheugen in een zeer vaste hoop, zijn meer dan we wensten te weten gekomen over dat vreselijke Moeras Moedeloosheid. Ik heb zelf ongeveer vijf jaar daarin rondgeploeterd en ik ben daarom goed bekend met de vreselijke geografie ervan. Op sommige plaatsen is het dieper dan op andere, en walgelijker; bijvoorbeeld de plaats waar David was toen hij riep: “Ik ben verzonken in bodemloos slijk, waar ik niet kan staan.” (Psalm 69:2) Maar geloof me, een mens mag zichzelf wel drie keer gelukkig prijzen, wanneer hij eruit komt, want wanneer hij er behoorlijk in zit, dreigt het hem zelfs op de beste plekken levend te verslinden. Dierbaar, erg dierbaar moet altijd de hand voor ons zijn, die ons uit de vreselijke put hielp, en terwijl we al de eer toeschrijven aan de God der genade, kunnen we niet anders dan het instrument, dat Hij zond om het middel van onze bevrijding te zijn, zeer hartelijk liefhebben.

Op het hoogste punt van sommige Zwitserse passen, onderhoudt de Kanton voor de bescherming en het onderkomen van reizigers, een kleine groep mannen, die in een klein huisje op de berg wonen en wier taak het is reizigers op hun weg te helpen. Toen we bezig waren ons omhoog te werken langs de steile helling van de Col D’Obbia in Noord-Italië, was het erg fijn om drie of vier mijl voor de top een man naar beneden te zien komen, die ons begroette alsof hij ons al jaren kende en had gewacht op onze aankomst. Hij droeg een schop in z’n hand en hoewel we niet wisten wat er voor ons lag, wist hij dat klaarblijkelijk allemaal en had hij zich van te voren bewapend en voorbereid op elke noodsituatie. Weldra kwamen we bij diepe sneeuw en onze vriendelijke pionier begon ogenblikkelijk te werken met zijn schop om een voetpad vrij te maken, waarlangs hij de zwakkeren van het gezelschap op zijn rug droeg. Het was zijn zaak om voor de reizigers te zorgen en het duurde niet lang of een ander voegde zich bij hem. Deze bracht verfrissingen met zich mee voor de vermoeiden. Deze mannen waren “helpers”, die hun leven doorbrachten op dat gedeelte van de weg, waarvan bekend was, dat hun dienst daar vaak gevraagd zou worden. Zij zouden van weinig waarde geweest zijn op de vlakte; hun aandacht zou misschien als opdringerig beschouwd kunnen worden als ze ons op een andere plaats waren tegengekomen. Ze waren echter buitengewoon waardevol, omdat zij zich aanboden, precies waar ze nodig waren, en waar ze ons als het ware belaagden met vriendelijkheid.

“Helpers” zijn van weinig nut voor een mens, wanneer hij zichzelf kan redden, maar wanneer hij hopeloos aan het glijden is in het slijk van Moeras Moedeloosheid, dan wordt een mens met een liefdevol hart kostbaarder dan het goud van Ophir.

De mannen van deze brigade “helpers” zijn, als ik Bunyan goed begrijp, allen gestationeerd rondom de randen van het grote naargeestige Moeras Moedeloosheid; het is hun zaak om de wacht te houden en langs de kant van het Moeras te luisteren naar de kreten van toevallige arme reizigers, die in het nachtelijke duister misschien in de modder ploeteren. Net zoals de Royal Humane Society ’s winters haar mannen inzet langs de kant van de meertjes in de parken. Wanneer het ijs zich dan vormt, krijgen zij de opdracht om waakzaam te zijn en te zorgen voor een ieder die zich op het ijs waagt; zo moet een kleine groep christenen, zowel mannen als vrouwen, altijd in elke gemeente gereed staan om te luisteren naar de noodkreten en om uit te zien naar gebroken harten en terneergeslagen geesten. Dat zijn de “helpers” die we nodig hebben en dat waren eertijds misschien de “helpers”, die genoemd worden door Paulus.

Het kan goed zijn om een paar aanwijzingen te geven aan deze “helpers” wat betreft de manier waarop zij zoekende zondaren kunnen helpen uit het Moeras Moedeloosheid.

Vanuit mijn eigen pastorale ervaring word ik ertoe geleid om een zorgvuldige nabootsing van “de man wiens naam was Helper” aan te bevelen, zoals hij wordt beschreven door Bunyan. Dus ten eerste, wanneer u iemand ontmoet die wanhoopt, laat hem dan z’n eigen toestand meedelen. Toen Helper Christen hielp, stak hij niet meteen zijn hand naar hem uit, maar hij vroeg hem wat hij daar deed en waarom hij niet had gezocht naar de stapstenen. Het doet mensen erg goed om hun geestelijke verdriet aan het licht te brengen bij hun troosters. Belijdenis aan een priester is een gruwel, maar het mededelen van onze geestelijke moeilijkheden aan een medechristen zal vaak een grote opluchting en een nuttige inspanning zijn. U, die probeert de ontwaakte zielen te helpen, zult er verstandig aan doen, net als de engelen bij het graf, om aan de wenende Maria te vragen: “Vrouw, waarom weent gij?” Hun antwoord zal de aanpak van de “helper” aansturen en helpen bij de toepassing van de benodigde vertroosting. De patiënt, die de ziekte begrijpt, zal zich des te opgewekter aan de behandeling van een wijze arts overgeven. Ik heb zo nu en dan gemerkt dat alleen de daad van het uiteenzetten van een probleem, het middel is geweest om het meteen weg te nemen. Sommige van de meest schrikbarende twijfels zullen, net als de afzichtelijke kerkuilen, het daglicht niet verdragen. Er zijn veel geestelijke moeilijkheden die, wanneer een mens ze maar volledig, eerlijk en lang genoeg onder ogen zag om ze te kunnen beschrijven, tijdens het onderzoek zouden verdwijnen. “O kleingelovige, waarom zijt gij gaan twijfelen?” Dat is de wijze waarop onze Here het verstand in stelling brengt tegen het ongeloof. Laat de treurende toch vooral z’n zaak uiteenzetten; luister er geduldig naar. Neem de jongeman alleen, geliefde broeders; vraag hem rustig bij u te komen zitten en stel hem dan de vraag: “Wat is het punt dat jou verwart? Wat kun je niet begrijpen? Wat maakt jou zo terneergeslagen en moedeloos?” Goede Helper deed er heel verstandig aan om Christen ertoe te bewegen zijn verdriet in vertrouwen mee te delen; doet u evenzo.

Hierna het volgende, verplaats u, zoveel als in uw vermogen ligt, in de zaak die voor u ligt. Helper kwam naar de kant van het Moeras en bukte zich naar zijn arme vriend. Dit kan u misschien een onbelangrijke aanwijzing toelijken, maar ga er maar vanuit, dat u erg weinig hulp zult kunnen geven, of überhaupt geen hulp, als u deze niet volgt. Sympathie is de belangrijkste bron van ons vermogen om anderen te troosten. Als u zich niet kunt verplaatsen in de ellende van een ziel, dan zult u geen “Zoon der Vertroosting” zijn voor die ziel. Dus probeer uzelf te vernederen om te “wenen met hen die wenen”, opdat u hen mag verheffen naar de hoogte van uw vreugde. Spot niet met een probleem, omdat het u klein toelijkt; bedenk, dat het erg groot kan zijn voor de persoon die er last van heeft. Begin niet te vitten en te vertellen aan de bezorgde zoekende dat hij zich niet moet voelen, zoals hij zich voelt, of zo bedroefd moet zijn, zoals hij is. Zoals God Zijn eeuwige armen onder ons houdt, wanneer we zwak zijn, zo moet u de uitgestrekte armen van uw sympathie houden onder uw jongere en zwakkere broeders, opdat u hen mag optillen. Als u een broeder in de modder ziet, steek dan uw armen in de modder opdat u, door de genade van God, hem er volledig uit mag tillen. Bedenk, dat u ooit eens op precies die plaats was, waar die neerslachtige zuster van u nu is en probeer, als u kunt, uw eigen gevoelens weer te herinneren uit die tijd, toen u in haar toestand was. Het kan zijn, zoals u zegt, dat de knaap of het meisje erg dwaas is. Ja, maar u was vroeger zelf ook dwaas; toen verafschuwde u allerlei geestelijk voedsel en naderde uw ziel de poorten van de dood. U moet, om de taal van Paulus te gebruiken, “om hunnentwil een dwaas worden”. U moet uzelf verplaatsen in de toestand van deze simpele zielen. Als u dit niet kunt, hebt u training nodig om te leren hoe u een helper kunt zijn; tot nu toe weet u nog niet hoe dat moet.

Uw volgende stap kan zijn, deze arme broeders te troosten met de beloften van God. Helper vroeg aan Christen waarom hij niet had gezocht naar de stapstenen; want er waren goede en stevige stapstenen geplaatst precies door het midden van het Moeras, maar Christen zei, dat  hij ze had gemist vanwege een buitensporige angst. We moeten zinkende zielen wijzen op de vele kostbare beloften van Gods Woord. Broeders, zie erop toe dat u zelf goed bekend bent met de troostende uitspraken van de Schrift; heb ze vooraan op uw tong liggen, klaar om te gebruiken wanneer ze nodig zijn. Ik heb gehoord van een bepaalde geleerde, die gewoon was om overal miniatuur exemplaren van de klassieke schrijvers met zich mee te nemen, zodat het bijna leek dat hij een Bodleian bibliotheek in z’n broekzak had. O, droeg u toch maar een miniatuur Bijbel met u mee; of, beter nog, dat u het hele Woord van God verborgen had in uw hart, zodat u, net als uw Here “zou weten hoe een woord ter juister tijd te spreken tot hem, die vermoeid is”! “Een woord gesproken ter juister tijd, hoe goed is het!” Wat is het voor u een zegen om, steeds wanneer u een verontruste ziel tegenkomt, tot hem te kunnen zeggen: “Ja, u bent een zondaar, het is waar; maar Jezus Christus kwam in de wereld om zondaren te redden!” Misschien zal hij u vertellen, dat hij niets kan doen, maar u kunt antwoorden dat hem niet gezegd wordt om iets te doen, want er staat geschreven: “Stel uw vertrouwen op de Here Jezus Christus en gij zult behouden worden”. Hij zal misschien antwoorden, dat hij niet kan geloven, maar u kunt hem herinneren aan de belofte: “Een ieder die de Naam des Heren aanroept, zal behouden worden.”

Sommige teksten in de Bijbel zijn als die sterrenbeelden aan de hemel, die zo opvallend zijn dat, wanneer de zeeman ze één keer ziet, hij weet in welke richting hij stuurt. Bepaalde schitterende gedeelten van de Schrift lijken aan het firmament van de Openbaring geplaatst te zijn als gidssterren voor verwarde zielen. Wijs daar op. Citeer ze vaak. Vestig de ogen van de zondaar erop. Zo zult u hem op de meest efficiënte manier helpen.

Als een wanhopige ziel deze bladzijden zou lezen, laat me dan deze uitermate grote en kostbare beloften van onze genadevolle God voor hem citeren: “De goddeloze verlate zijn weg en de onrechtvaardige man zijn gedachten en hij bekere zich tot de Here, dan zal Hij Zich over hem ontfermen; en tot onze God, want Hij vergeeft veelvuldig.” (Jesaja 55:7) “Hij behoudt Zijn toorn niet voor eeuwig, maar Hij heeft een welbehagen in goedertierenheid.” (Micha 7:18) “Wie wil, neme het water des levens om niet.” (Openbaring 22:7) Deze drie teksten zijn voorbeelden van de “stapstenen”, die “de Heer der weg” heeft laten plaatsen waar ze zinkende zondaren het best kunnen bijstaan.

 Probeer, na het citeren van de beloften, diegenen te onderrichten, die in het plan van de verlossing uw hulp misschien meer nodig hebben. Het evangelie wordt elke zondag op duizenden preekstoelen gepredikt; toch is er niets, dat zo weinig bekend is of zo slecht wordt begrepen als de waarheid, zoals die is in Jezus. Zelfs met al zijn pogingen kan de prediker het eenvoudige evangelie niet duidelijk maken aan sommigen van z’n toehoorders, maar u, die geen prediker bent, kunt het misschien wel, omdat uw geestestoestand en opleiding toevallig precies past bij het bevattingsvermogen van de betrokkene. God is mijn getuige, hoe ik mij altijd vurig inspan om alles wat ik zeg duidelijk en eenvoudig te brengen, maar toch kan mijn eigenaardige manier van denken en uitdrukken niet geschikt zijn voor de situatie van bepaalde personen onder mijn gehoor. U kunt misschien, door heilige tact en volharding die harten opvrolijken, die van mij geen straal licht ontvangen. Als mijn broeders en zusters, de “helpers”, standvastig en verstandig actief zullen zijn, kunnen ze misschien, door alledaagse taal, vaak dingen uitleggen, waar theologen alleen maar verwarring zaaien; wat misschien niet begrepen is in de vorm van universitaire godgeleerdheid, kan het hart bereiken wanneer het uitgedrukt wordt in de taal van het dagelijkse leven. We hebben zitkamer-, keuken- en werkplaatspredikers nodig, die de gewone taal van mensen kunnen spreken; universiteiten en hogescholen verduisteren vaak de waarheid door hun manier van spreken. Als u, vrienden, die in contact komt met de wereld, alleen hetzelfde zult zeggen in een andere vorm, dan zal de zondaar zeggen: “Ach! Nu zie ik het; ik kon het niet begrijpen aan de hand van wat  de prediker zei, maar ik kan het begrijpen door uw eenvoudige spreken.” Als u zielen wilt helpen, wijs hen dan op de Heiland. Vermoei hen niet met onbelangrijke zaken, maar wijs hen meteen op “het kostbare bloed van Jezus”, want dat is de enige bron van vergeving en reiniging. Vertel de zondaar dat een ieder die op Jezus vertrouwt, gered zal worden. Wijs hen niet op de Enge Poort, zoals Evangelist dat deed, want dat is niet de meest ware weg, maar vertel de zondaar regelrecht naar het Kruis te gaan. Arme Christen had niet in het Moeras Moedeloosheid hoeven ploeteren als hij in het begin een goed onderwezen gelovige had ontmoet om hem de weg te wijzen. Vit niet op de foutieve Evangelist, maar probeer, door de zondaar altijd op Golgotha te wijzen, het kwaad dat hij aanrichtte bij de pelgrim ongedaan te maken.

Wilt u dit aanvullen? Vertel dan de beproefde persoon uw eigen ervaring. Velen zijn op deze wijze geholpen om te ontsnappen aan Moeras Moedeloosheid. “Wat!” roept de jonge vriend tot wie u wilt spreken, “hebt u zich ooit zo gevoeld als ik?” Ik heb me vaak vermaakt, tijdens gesprekken met zoekende zielen, wanneer ze hun ogen van verbazing wijd open deden als ze zich realiseerden dat ik me ooit had gevoeld zoals zij, terwijl ik grote ogen opgezet zou hebben van nog veel grotere verbazing als ik dat niet had gevoeld. We vertellen onze patiënten al hun symptomen en dan denken ze dat wij in hun hart hebben gelezen, terwijl het een feit is, dat ons hart net zo is als het hunne en dat we, door ons eigen hart te lezen, het hunne lezen. Wij zijn langs dezelfde weg gegaan als zij en het zou een zeer vreemde zaak zijn als we niet konden beschrijven wat we zelf hebben ondergaan. Zelfs gevorderde christenen ontlenen vaak grote troost aan het lezen en horen van de ervaring van anderen, als het iets is wat op hun eigen ervaring lijkt; voor jonge mensen is het een zeer gezegend middel van genade om anderen te horen vertellen waar ze doorheen gegaan zijn, voordat zij er doorheen gaan. Ik wil graag, dat onze oudere broeders in deze zaak vaker “helpers” zouden zijn en dat, wanneer zij anderen in moeilijkheden zien, ze hen zouden vertellen dat zij door precies dezelfde moeilijkheden zijn gegaan, in plaats van dat ze, zoals sommigen doen, jonge mensen ervan beschuldigen dat ze niet weten wat ze niet kunnen weten en hen berispen, omdat ze geen “oude hoofden op jonge schouders” hebben, waar ze, tussen twee haakjes, buitengewoon misplaatst zouden zijn.

Nogmaals, u zult de jonge zoekende heel erg helpen door met hem te bidden. O, de kracht van het gebed! Wanneer u de zondaar niet kunt vertellen wat u wilt zeggen, kunt u het soms aan God vertellen, terwijl de zondaar het hoort. Tijdens het bidden met iemand, kunt u dingen zeggen, die u niet direct in z’n gezicht kunt zeggen en soms is het goed, tijdens het bidden met iemand, de zaak erg duidelijk en ernstig te stellen – ongeveer op deze manier: “Here, U weet dat deze arme vrouw die nu voor U neerknielt, het heel erg moeilijk heeft, maar het is haar eigen schuld. Ze wil niet in Uw liefde geloven, omdat ze zegt dat ze er geen bewijs voor voelt. U hebt bewijs genoeg gegeven in de gave van Uw geliefde Zoon, maar ze wil blijven volhouden met iets van zichzelf te willen zien, waar ze op kan rusten, een paar goede gemoedstoestanden of gevoelens. Er is haar vele keren verteld dat heel haar hoop in Christus ligt en helemaal niet in zichzelf; toch wil ze doorgaan met het zoeken van vuur te midden van water, en leven in de graven van de dood. Open haar ogen, Here; wend haar gelaat in de juiste richting en breng haar ertoe op Christus te zien en niet op zichzelf!”

Door op deze wijze te bidden, wordt de zaak heel erg duidelijk gesteld en dat kan op zich zeer nuttig zijn. Bovendien is er een echte kracht in het gebed; de Here hoort zeker nog steeds de roep van Zijn volk. Even zeker als de elektrische stroom de boodschap van de ene plek naar de andere brengt, even zeker als de wetten van de zwaartekracht de hemellichamen beheersen, even zeker is het gebed een verborgen, maar zeer werkelijke kracht. God beantwoordt inderdaad het gebed. We zijn daar even zeker van als van het feit, dat we ademhalen: we hebben het geprobeerd en hebben het ervaren. Het is niet slechts zo nu en dan dat God ons heeft gehoord, maar het is zoiets regelmatigs voor ons geworden om te vragen en te ontvangen, als het voor onze kinderen is om ons om eten te vragen en het uit onze hand te ontvangen. Ik zou er nauwelijks aan denken om te proberen te bewijzen dat God mijn gebed hoort; ik heb er niet meer twijfel over dan ik heb over het feit dat de wet van de zwaartekracht me beïnvloedt bij het wandelen, stilzitten, opstaan en liggen. Oefen dan deze macht van het gebed uit en u zult merken dat, wanneer niets anders een ziel uit z’n moeilijkheid zal helpen, de smeekbede het zal doen. Als God met u is, geliefde vrienden, zijn er geen grenzen aan uw bekwaamheid om anderen te helpen door de kracht van het gebed.

Deze aanwijzingen – en het zijn er niet erg veel – moet u in uw gedachten houden, zoals u dat zou doen met de aanwijzingen van de Royal Humane Society met betrekking tot mensen, die gevaar lopen te verdrinken.