Selecteer een pagina

De Here met twee of drie

>>PDF<<

Een toespraak gehouden op donderdagavond, 4 oktober 1883 door C.H. Spurgeon.

“Want waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn naam, daar ben Ik in hun midden.” (Mattheüs 18:20)

We hebben in de verzen, voorafgaande aan de tekst, een vermelding van de eerste gemeentesamenkomst, waarvan ik me herinner dat die in het Nieuwe Testament wordt genoemd. De Redder verklaart aan Zijn bijeengekomen mensen: “Voorwaar, Ik zeg u, al wat gij op aarde bindt, zal gebonden zijn in de hemel, en al wat gij op aarde ontbindt, zal ontbonden zijn in de hemel.” Een paar gelovigen, verzameld uit de wereld, zijn samengekomen in de naam van de Here Jezus om te zorgen voor de zaken van Zijn gemeente hier beneden. Het is een geval van tucht. Een broeder heeft een overtreding begaan jegens een andere broeder. De benadeelde heeft hem in stilte opgezocht en door vriendelijke waarschuwing heeft hij geprobeerd hem tot betere gedachten te brengen, maar is daarin niet geslaagd. Hij heeft toen twee of drie broeders van de gemeente meegenomen en ze hebben samen bij de overtreder gepleit dat hij datgene zou doen wat juist is, maar hij is halsstarrig: zelfs in het bijzijn van twee of drie getuigen volhardt hij in zijn overtreding en weigert gewoon zich gewonnen te geven door een vriendelijke smeking. Er rest alleen nog dat zij het aan de gemeente zullen zeggen. De gemeente heeft verdriet; zij hoort de zaak geduldig aan en wacht in gebed op God. Zij vraagt om leiding en tenslotte, als ze zien dat er niets aan te doen is, verwijderen ze het lid van het lichaam, dat niet in echte overeenstemming is met de rest, en handelt alsof hij het leven van God niet in zich had. Als dit gedaan is, overeenkomstig de regel van Christus – rechtvaardig, onpartijdig, in liefde, met gebed – dan wordt datgene wat gedaan is door een paar mannen en vrouwen die hier beneden verzameld zijn, geregistreerd bij de rechtbank hierboven. Wat zij op aarde hebben gebonden, is gebonden in de hemel. Wat zij op aarde hebben ontbonden, is ook ontbonden in de hemel. Het is een gelukkig voorrecht, wanneer zij de gebondene kunnen bevrijden. Wanneer berouw wordt getoond, wanneer de afvallige teruggebracht wordt, wanneer de gemeente reden heeft te geloven, dat het werk van de Geest werkelijk in het hart van de overtreder is, dan wordt de band op aarde losgemaakt en wordt het ook losgemaakt in de hemel. De samenkomsten van Gods dienstknechten voor de noodzakelijke tucht van de gemeente zijn geen onbelangrijke vergaderingen, maar er is Goddelijke kracht in, aangezien hetgeen zij doen, gedaan wordt in de naam van Jezus Christus, hun Here. O, dat gemeentesamenkomsten over het algemeen meer in dit ernstige licht werden gezien.
Vervolgens wordt de bidstond aan ons geïntroduceerd: in het negentiende vers lezen we: “Wederom, [voorwaar] Ik zeg u, dat, als twee van u,” twee van u, “op aarde iets eenparig zullen begeren het hun ten deel zal vallen van Mijn Vader, Die in de hemelen is.” Het is een heel kleine samenkomst, het kon niet kleiner zijn om überhaupt een samenkomst te zijn. Het zijn er slechts twee, maar het zijn twee biddende mensen en twee gelovigen. Het zijn twee van Gods eigen dienstknechten, wier grote zorg Zijn Koninkrijk is; het zijn twee ernstige, vurige personen die enorm verlangen naar de voorspoed van de gemeente. Het zijn er twee met een gelijkgezinde geest, die het eens zijn in de liefde tot God en de waarheid; ze hebben de zaak doorgesproken en die overwogen en zij voelen zich bewogen door de Geest van God om hun smeekbeden over één belangrijk onderwerp te verenigen. Zullen zij samenkomen en tevergeefs bidden? Aangezien ze slechts met z’n tweeën zijn, zal dan de samenkomst niet falen, omdat God er geen rekening mee houdt? Zeker niet, de Here Jezus Christus heeft van tevoren hen deze genadevolle belofte achtergelaten, dat, als zij het op aarde eens zijn over iets dat ze zullen vragen, het voor hen gedaan zal worden door Zijn Vader, Die in de hemelen is. Zij zijn slechts met z’n tweeën, maar dit is voldoende om hen de belofte, dat zij gehoord worden, te garanderen.
Misschien wordt de precieze smeekbede die zij opzenden, ogenschijnlijk niet beantwoord. Bedenk dat God dikwijls het gebed van onze gebeden hoort en dat beantwoordt, meer nog dan onze gebeden zelf; waarmee ik bedoel, dat er een innerlijk leven in echt gebed is, hetgeen het levendmakende leven is van ware smeking. Het lichaam van het gebed kan sterven, maar de ziel van het gebed leeft en blijft voor eeuwig. Als mij wordt gevraagd, waar ik in het diepst van mijn hart voor bid, dan zou ik antwoorden: Het hart van mijn gebed is – “De wil des Heren geschiede.” Is dit niet de essentie, de kern en de samenvatting van het gebed, waarmee onze Redder ons leerde hoe te bidden? Hij droeg ons op te zeggen: “Uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel.” Is dit niet het laatste woord van Zijn eigen gebeden, de smeekbede van Zijn lijden, Zijn diepste en tevens Zijn hoogste pleidooi: “Niet zoals Ik wil, maar zoals Gij wilt”? Nu willen wij dat de wil des Heren geschiede: wij verzoeken niet dat het een verborgen raadsbesluit blijft, maar dat het werkelijk vervuld wordt; en het is als het ware aan ons om met de vinger van het gebed de gevouwen bladzijden één voor één om te keren en hen ten toon te stellen in het licht van de werkelijkheid, zodat het plan van God een tot stand gebrachte zaak mag worden in antwoord op het gebed van Zijn volk. Bedoelen we iets meer dan dit met onze gebeden? Ik denk dat wanneer we goed onderricht zijn, het niet meer of minder is dan wat wij bedoelen en als het werkelijk zo is en we komen samen, ons verheugend in de Here, dan zal Hij ons zeer zeker de wensen van ons hart geven. Wanneer we samenkomen met onze wil, die geheiligd is naar de gelijkenis van de Goddelijke wil, dan heeft ons gebed succes, totdat het zelfs geen aanmatiging wordt, als we met Luther in een van zijn moedige gebeden durven zeggen: “O, mijn Here, laat dit keer mijn wil geschieden!” Hij waagde het zo te spreken, omdat hij zeker wist dat zijn wil in overeenstemming met de Goddelijke wil moest zijn. Slechts daar staat u op vaste grond; slechts daar mag u zonder enige reserve pleiten voor speciale zegeningen.
De bidstond is geen schijnvertoning, geen verspilling van tijd, niet slechts vroom amusement. In deze tijden denken sommigen zo, maar zulke mensen zullen lichtzinnig beschouwd worden. Ongetwijfeld kennen zij niet de almacht die ligt in de smeekbeden van Gods volk. De Here heeft de sleutels van Zijn Koninklijke schatkamer genomen, en die gelegd in de hand van het geloof. Hij heeft Zijn zwaard uit de schede genomen en die gegeven in de hand van de man die machtig is in gebed. Hij lijkt soms Zijn soevereine scepter te hebben geplaatst in de hand van gebed. “Vraagt Mij naar de toekomstige dingen: omtrent Mijn zonen, beveelt gij Mij.” Hij staat ons toe te spreken met zo’n moed en durf, dat wij de hemel overwinnen door gebed, en tot de verbondsengel durven zeggen: “Ik zal u niet laten gaan tenzij gij mij zegent.” Als één Jacob de overhand kan hebben over één worstelende engel, wat kunnen twee dan doen? Wat een overwinning zou er komen tot die twee die zich verenigden in dezelfde worsteling. “Eén van u zal er duizend najagen en twee van u tienduizend op de vlucht drijven.” Er ligt een opeengestapelde kracht in verenigd smeken: twee verdubbelen niet slechts de kracht, maar vermenigvuldigen die tienvoudig. Hoe spoedig gaat de poort der genade open, wanneer twee kloppen! God geve aan een ieder van ons een gebedspartner; wanneer Johannes aan de roeiriem van het gebed trekt, laat Jacobus zich dan bij hem voegen in het van harte trekken. Nog beter, mogen wij altijd geloven in de tegenwoordigheid van onze Vader bij onze bidstonden, zodat wij de woorden van Jezus als waar mogen ervaren wanneer Hij zegt: “Het zal hen geschieden door Mijn Vader Die in de hemelen is.”
Nu, ten derde, komen we bij een belofte die elke samenkomst van welke soort of aard dan ook inhoudt, welke is tot de eer van Christus. Zolang als het een gewijde samenkomst is van heilige mannen en vrouwen voor de doeleinden van toewijding of dienst – of voor de doeleinden van gebed of lofprijs, of wat ook maar het meest passend moge zijn in die situatie, dan is hier de belofte voor hen: “Want waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn naam daar ben Ik in het midden van hen.” Dit bevestigt de gemeentesamenkomst, dit maakt de bidstond voorspoedig. Overschaduwende elke genadevolle samenkomst van de uitverkorenen zien wij de grote Herder der schapen, Die hier nadrukkelijk zegt: “Waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn naam, daar ben Ik in het midden van hen.”
Nu, ten eerste zullen we met betrekking tot die samenkomsten zaken noemen, die niet essentieel zijn; dan ten tweede zullen we zorgvuldig een zaak noemen, die zeer essentieel is; en ten derde zullen we stilstaan bij een zekerheid die zeer bemoedigend is.

I. Ten eerste, laten we spreken over ZAKEN, DIE NIET ESSENTIEEL ZIJN.

Al vanaf het begin weten we dat getallen niet essentieel zijn, want “waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn naam, daar ben Ik.” Het is erg belangrijk in een grote gemeente dat er grote samenkomsten voor gebed zijn, want het zou een bewijs zijn van het veronachtzamen van de inzetting van het verenigde smeekgebed, als een aanzienlijk deel van de leden niet samenkwam voor die heilige en gezegende oefening. Maar toch, waar dat niet kan – waar de gemeente zelf klein is – , waar om diverse redenen, die we hier niet kort hoeven samen te vatten, het niet mogelijk is voor velen om samen te komen – dan is het een erg bemoedigend feit, dat getallen niet essentieel zijn voor het slagen in gebed. “Waar twee of drie vergaderd zijn.” Het getal wordt genoemd. Ik veronderstel, omdat het zo ongeveer het kleinste getal is dat een bijeenkomst zou kunnen vormen. We kunnen het nauwelijks een bijenkomst noemen, waar de prediker moet zeggen: “Zeer geliefde Roger, de Schrift leidt ons naar diverse plaatsen” , zoals we hebben gehoord dat ooit gebeurde door een geestelijke: het was waarlijk een samenkomst van twee personen en dus was het binnen het aantal, en onder de omstandigheden die het mogelijk maakten dat de Here aanwezig was. Maar twee personen uit een grote gemeente zou een ellendig teken van achteruitgang zijn. Als er slechts twee zouden samenkomen uit een grote gemeente, dan zou het een triest klein gezelschap zijn en de zegen zou misschien teruggehouden worden. Twee of drie worden genoemd, niet om afwezigheid aan te moedigen, maar om de getrouwe weinigen op te vrolijken, die het onderlinge samenkomen niet vergeten, zoals de gewoonte van sommigen is.
Maar toch, het aantal heeft dit voordeel dat het de gemakkelijkste samenkomst is om bij elkaar te halen. Het is niet moeilijk om een gezelschap van twee of drie te vormen. Een man en zijn vrouw: dat zijn er twee. Een man en vrouw en een kind: dat zijn er drie. Of er kunnen twee ongetrouwde zusters zijn, of een weduwe en een kind: een gezelschap van twee kan gemakkelijk worden gevormd. Waar er geen kinderen zijn, kan er een man en een vrouw en een dienstbode zijn: en dat zijn er drie. Waar er geen vrouw is, zijn er misschien twee broers of een broer en een zus, of misschien drie zussen; waar geen familielid is, maar een man alleen woont, is het zeker niet onmogelijk in de meest afgelegen streek dat hij één of twee anderen vindt met wie hij kan samenkomen. Het is een heel gemakkelijke gemeente, omdat die kan samenkomen in een slaapkamer; zij kan samenkomen in een keuken; zij kan samenkomen in een studeerkamer; zij kan overal samenkomen, want zij is zo klein. Zij is ook heel gemakkelijk te verbergen; in tijden van vervolging zouden twee of drie kunnen samenkomen in een hoek, een hol, een grot, een kelder of op een zolder. Wat dat betreft: twee of drie kunnen samen in de gevangenis zijn en ze kunnen bidden in een nauwe cel; of ze kunnen doen wat Latimer en Ridley deden, toen ze rug aan rug op de brandstapel stonden en hun hart ophieven als één man. Dat was een dapper gebed toen de twee bisschoppen daar vurig stonden te bidden, terwijl zij met vuur verbrand werden ter wille van Christus. Ik ben er zeker van dat Jezus in het midden van hen was, toen ze daar samenkwamen op de takkenbossen. Twee mensen kunnen samenkomen op straat of op het veld; ze kunnen samenkomen in de hoek van een paardentram of een trein en zich verenigen in hun smekingen.
Twee of drie vormen een samenkomst, welke hoort bij de kleine dingen, maar wie zal durven verachten wat God heeft gezegend? Ik beveel de herhaaldelijke gewoonte om met twee of drie te bidden bij u aan. Er was een prediker die een kleine vereniging had die hij de “Aäron en Hur Vereniging” noemde. Het bestond uit twee mensen – één om zijn rechterhand omhoog te houden en één om zijn linkerhand omhoog te houden, terwijl hij, net als Mozes, op de berg aan het pleiten was voor Israël. Wij zouden graag willen, dat deze vaste gewoonte zich in onbeperkte mate vermenigvuldigde. Wij hebben de groepjes van twee en drie nodig, zowel als de ene die afzonderlijk bidt en dan zal er een zegen komen. Maar aantallen zijn helemaal niet belangrijk; we hoeven hierover niet meer te zeggen behalve dit, – ik zou graag willen opmerken dat de tekst het heeft over “twee of drie’, want dat is, zoals iemand opmerkte, veel beter dan “drie of twee”. Want als “drie of twee” samenkomen, worden zij kleiner; maar als het is “twee of drie” dan zijn ze duidelijk aan het toenemen. Als ze slechts een toename hebben van twee naar drie, dan zijn ze vijftig procent gegroeid en dat is nogal iets. Als deze samenkomst dat zou gaan doen, waar zouden wij elkaar dan op zondag kunnen ontmoeten? Op doordeweekse avonden wil ik u aanmoedigen te proberen te groeien, totdat wij de bovenste galerij kunnen vullen zowel als de rest van het gebouw. “Twee of drie.” Het is een groeiende gemeente, maar toch zijn aantallen niet essentieel voor voorspoed in gebed.
Vervolgens, de maatschappelijke stand van de mensen is niet belangrijk. Staat er: “Waar twee of drie predikers samenkomen in Mijn naam”? Helemaal niet. Predikers mogen verwachten dat de Here in het midden van hen is, maar ze hebben geen speciale belofte als predikers. Zij moeten voor het aangezicht van de Here komen als eenvoudige gelovigen. De “twee of drie” zijn misschien niet in staat een woord uit te spreken om de grote gemeente onderricht te geven, maar dit wordt niet in de belofte genoemd. Staat er misschien: “Waar twee of drie onderrichte christenen, vergevorderd in ervaring, samenkomen”? Nee, er wordt niet zo’n grens uitgesproken of gesuggereerd. In de zaak van het gebed wordt er niet een speciale gunst apart gezet voor diegenen die verheven zijn in genade. We lezen niet: “Waar twee of drie volwassen gelovigen samenkomen.” Nog veel minder staat er: “Waar twee of drie rijke mensen samenkomen.” Er wordt geen onderscheid gemaakt. Als zij het volk van God zijn en als zij de geringen zijn, die de Here heeft beschreven, ootmoedig en nederig van geest, waar twee of drie van zulke mensen samenkomen in de naam van de Verlosser, “daar”, zegt Jezus, “ben Ik in het midden van hen.” Het kan zijn dat een arme man en zijn vrouw samen bidden, voordat ze zich ter ruste begeven. De Here is daar. Een paar bedienden bidden samen in de keuken. De Here is daar. Twee of drie kleine jongens zijn uit school gekomen; ze hebben de Here lief en ook zij zijn in een hoek samengekomen om te bidden. De Here is daar. Herinnert u zich hoe Luther werd bemoedigd terwijl hij, en ook Melanchton, in de put zaten wat betreft het werk van de Here. Ze waren vreselijk neerslachtig, maar toen Luther langs een kamer liep, hoorde hij de stemmen van kinderen en hij bleef staan. Een paar vrouwen, de echtgenoten van goede mannen, waren samengekomen met een paar heilige kinderen, en ze waren aan het bidden dat de Here het evangelie zou verspreiden tegen de zin van de paus en al zijn vrienden hier beneden in. Luther ging terug en hij zei: “Het is allemaal in orde. De kinderen bidden tot God. De Here zal hen horen. Uit de mond van zuigelingen en baby’s heeft Hij sterkte gegrondvest.” Zo ziet u dat er in de belofte van de Goddelijke tegenwoordigheid niets wordt gezegd over aantallen en niets over de maatschappelijke stand.
Ook wordt er geen woord gezegd over de plaats behalve dan dat er is gezegd: “Waar twee of drie.” “Waar” betekent “waar dan ook’. Op elke plaats waar twee of drie samenkomen in de naam van Christus, daar is Hij. Niet alleen in de kathedraal, maar in de schuur. Niet alleen in de Tabernakel, maar op het veld. “Waar” betekent overal. Op de meest eenzame plek, ver weg in het bos, in een bovenkamer of aan boord van een schip of in een ziekenhuis.

“Jezus waar ook Uw mensen samenkomen,
daar zien zij Uw genadetroon:
waar zij U ook zoeken, wordt U gevonden
en elke plaats is geheiligde grond;

Want U wordt niet binnen muren begrensd,
en woont in de nederige geest;
Zulke mensen nemen U altijd mee, waar zij komen
en als zij gaan nemen ze U mee naar hun huis.”

Christus zal overal bij u zijn, wanneer u bij Hem bent in gebed. Heeft u nooit gelezen hoe de Covenanters, toen er een tijd van vrede kwam en zij in de kerk konden aanbidden, zij toch desondanks vaak met weemoed terugkeken naar die glorievolle dagen die zij hadden in de moerassen en op de gure heuvelhellingen, toen zij werden opgejaagd door de dragonders van Claverhouse, en de Here hen bedekte met de zomen van Zijn klederen? Zie de prediker zijn tekst lezen bij het flitsen van de bliksem en hoor zijn stem daarna weerklinken in de dikke duisternis! De heiligen die waren samengekomen om het woord van God te horen hadden een overweldigende ervaring van Zijn tegenwoordigheid, waar niets tegenop kon. Overal mogen we samenkomen voor gebed en verwachten dat Jezus in het midden van ons is. De plaats is niet essentieel, – zelfs niet in de geringste mate. Wanneer ik elke morgen mensen naar de kerk zie lopen, dan hangt daar een geur van bijgeloof aan, die allang uitgestorven had moeten zijn. Wanneer u in de kerk kijkt, zult u daar niet een groot aantal mensen verzameld vinden; over het algemeen de predikant en een of twee van het gezin vormen het gezelschap. Maar als de hele parochie en masse naar de kerk ging, dan zou ik zeggen dat ze maar beter thuis kunnen blijven en met hun gezin bidden. Het gezinsgebed is een betere instelling dan elke morgen het geklingel van een klok en het verzamelen van mensen in een kerk. Heb uw eigen klok, wees uw eigen priester, open uw Bijbel en bid zelf met uw kinderen; dat zal een veel meer aanvaardbaar offer zijn dan wanneer u in uw bijgeloof een halve mijl naar zo’n zogenoemde heilige plek sjouwt om te genieten van een stem van een zogenaamd priesterlijk man. Stel uw huiskamer en uw zitkamer in de dienst van God; en maak van uw keuken een kerk voor God, want er zit geen heiligheid in bakstenen en specie en steen en gebrandschilderd glas. De buitenkant van een kerk is net zo heilig als de binnenkant. In een tijd als deze behoort men ver bij dat weerzinwekkende bijgeloof vandaan te blijven, dat de huizen van de gelovigen tot iets gewoons en onreins maakt ten einde de parochiekerk te verheerlijken. Mogen we terugkeren naar de eenvoud van Christus! “Noch op deze berg, noch te Jeruzalem zal men de Vader aanbidden. De tijd komt, ja en is nu, dat op elke plek God waarachtige aanbidders zoekt, die Hem aanbidden in geest en in waarheid. ”
Wilt u alstublieft dit opmerken, dat, aangezien aantallen, maatschappelijke stand en de plaats allemaal niet essentieel zijn, dit ook geldt voor de tijd? Er is misschien – ja, er behoort voor ons vanuit een heilige gewoonte – een uur van gebed te zijn. Maar hoewel dat, speciaal en terecht, het uur des gebeds is – want hij die geen vastgestelde tijd voor gebed heeft, kan misschien vergeten om te bidden – maar toch moet die vrome gewoonte nooit ontaarden in bijgeloof, alsof de poort van de hemel op een bepaald kwartier geopend zou zijn en gedurende de hele rest van de dag gesloten. Kom samen wanneer u maar wilt; geen tijd zal ongeschikt zijn. Alle uren zijn goed vanaf twaalf uur ’s nachts tot twaalf uur in de volgende nacht, en zo verder. Het uur van gebed is het uur van de nood, het uur van de geschikte gelegenheid, het uur van het verlangen, het uur wanneer u kunt samenkomen. Laat elk uur, als de situatie het u toestaat, het uur van gebed worden. Ik heb het soms op het platteland horen zeggen: “Wel, we kunnen onze mensen niet bij elkaar krijgen voor een bidstond, omdat ze druk bezig zijn met de oogst.” Als de prediker om vier uur ‘s morgens zou opstaan en een samenkomst zou houden op het veld zelf, terwijl de dauw nog op het gras ligt, zou dat dan niet een kostelijk iets zijn voor hem en voor zijn kudde? Veronderstel dat de mensen niet kunnen komen om te bidden om zes uur ’s avonds, maak er dan zeven uur of acht uur of negen uur of tien uur van. Misschien dat de jonge mensen maar beter in bed kunnen zijn op zo’n laat uur en misschien kunnen er zo gewettigde bezwaren zijn tegen bepaalde uren van openbare samenkomsten, maar toch kunnen groepjes van twee of drie zolang opblijven als ze willen om te bidden en geen politieagent zal langskomen om hen te vertellen dat zij naar bed moeten gaan. Onze regeerders luiden nu geen avondklok. De Here, onze God, sluimert noch slaapt; Hij staat altijd te wachten om genadig te zijn.
Nogmaals, er wordt hier niets gezegd over de vorm die de samenkomst moet aannemen. “Waar twee of drie samenkomen in Mijn naam, daar ben Ik in het midden van hen.” “Zij gaan samen het brood breken.” Heel goed, zij hebben helemaal de vrijheid om dat te doen, en als zij samengekomen zijn in de naam van de Here, zal Hij in het midden van hen zijn. “Maar zij gaan een preek beluisteren.” In orde, dat mogen zij. Preken is een instelling van God en Hij zal in het midden van hen zijn. “Maar ze gaan niet avondmaal vieren of een preek beluisteren; zij gaan bidden.” Helemaal goed, de Here zal in hun midden zijn. “Maar ze gaan niet bidden dat wil zeggen, met hun stem; ze gaan een hoofdstuk lezen en erover nadenken.” Helemaal goed, de Here zal in het midden van hen zijn. “Maar ze gaan zelfs niet lezen, of zingen, of hardop bidden; ze gaan stilzitten.” De Here zal in het midden van hen zijn als zij samenkomen in de naam van Jezus. “Waar twee of drie samenkomen in Mijn naam, daar ben Ik in het midden van hen.” Wordt geen slachtoffers van diegenen die zeggen: “Deze ene bijzondere vorm van dienst is de enige.” Christus heeft het zo niet gezegd en we wensen niet in slavernij te worden gebracht door diegenen die zichzelf “Broeders” noemen en de meest onbroederlijke broeders zijn die er ooit leefden. Zij vertellen ons dat wij het helemaal mis hebben: wij kunnen niet verwachten de Here bij ons te hebben. Deze mensen een antwoord geven is niet moeilijk. Geliefde broeders, wij zijn helemaal niet gekwetst door uw spreken zoals u doet, want wij weten dat u het mis hebt, aangezien wij de Here bij ons hebben. Het maakt ons helemaal niets uit wat u zegt, zolang als wij Zijn gezelschap genieten en de voorspoed zien die Hij ons geeft. Zolang als wij om de paar jaar geen ruzie met elkaar maken, zijn we niet zo begerig om u in uw methodes te volgen, welke worden geïllustreerd door uw bittere ruzies. Zolang als wij ons niet opsplitsen in de meest ellendige groepen van sektariërs, die ooit de naam van Christus te schande hebben gemaakt, zullen wij niet zo erg gekwetst worden door opmerkingen die u denkt te moeten maken. Wijs het af en wees welkom, want uw verketteringen zijn slechts wind. Mogen uw verwijten een zegen voor ons zijn en mogen zij uw geest ook verlichten door uw hart een beetje te luchten van uw bitterheid. Wij geloven dat elke vorm die ware aanbidding aanneemt, een vorm is die de Here Jezus Christus niet alleen tolereert, maar als Zijn Geest daar is, er ook volmacht aan geeft. Maar als u samenkomt zonder die Geest van God, al zou u uzelf feilloos zuiver vinden in de vorm die uw samenkomst aanneemt, dan zal die vorm van weinig nut voor u zijn. Ik prijs God voor de enorme vrijheid van aanbidding die hier wordt gegeven. Ik prijs God dat Hij niet deze en die regeling heeft laten opschrijven, maar dat Hij Zijn volk heeft overgelaten aan Zijn eigen vrije Geest. “Waar de Geest des Heren is, daar is vrijheid.” “Waar twee of drie samenkomen in Mijn naam, daar ben Ik in het midden van hen.”
Tot zover over niet-essentiële dingen.

II. Maar nu ten tweede, er is EEN ZAAK, DIE ZEER ESSENTIEEL IS en dat is, dat zij vergaderd moeten zijn in Christus’ naam. Betekent dit niet dat de samenkomst moet bestaan uit Christenen, die samenkomen als Christenen om gemeenschap te hebben met Jezus Christus en zo met elkaar? Betekent dit niet dat zij moeten samenkomen in gehoorzaamheid aan Zijn wil zoals zij die begrijpen, om Zijn wil uit te voeren zoals zij die vinden in het Nieuwe Testament en zoals de Geest van God het Nieuwe Testament voor hen opent? Betekent dit ook niet dat zij beslist moeten samenkomen voor de plannen van de Here – om Christus te eren, om Zijn naam eer te brengen, om Hem te aanbidden? Zij moeten niet vergaderd zijn rondom een soort mystieke, onzichtbare, onbekende Christus, maar in Zijn naam, want Christus heeft een naam – een duidelijke persoonlijkheid, een karakter; en dat moet gekend, bemind en geëerd worden of anders zijn we niet in Zijn naam samengekomen. Moeten we niet bijeenkomen, omdat Hij ons opdraagt bijeen te komen en omdat wij Zijn volmacht hebben voor het samenkomen, Zijn volmacht voor het breken van het brood, Zijn volmacht voor de doop, Zijn volmacht voor gebed, Zijn volmacht voor de lofprijs, Zijn volmacht voor de bediening van het Woord, Zijn volmacht voor het lezen van de Schrift, Zijn volmacht voor wederzijdse geloofsopbouw of welke vorm van de dienst het meest geschikt lijkt? Wij komen niet samen om onze eigen plannen uit te voeren, maar om datgene uit te voeren wat ons is toegewezen door onze Here Zelf.
En betekent dit samenkomen in Zijn naam niet, dat we, ten eerste, gekend moeten worden door Zijn naam (“Christen”) en dat wij dan dichter bij elkaar zullen komen door samen meer en meer tot Hem te naderen? De manier om bij elkaar vergaderd te worden is, dat men door Hem en tot Hem bijeengebracht wordt. Als allen zich naar het centrum dringen, dringen zij zich allen naar elkaar toe. Als het streven van ieder mens is persoonlijke omgang met Christus, persoonlijke kennis van Christus, persoonlijk vertrouwen op Christus, persoonlijke aanbidding van Christus, persoonlijke dienst aan Christus en het krijgen van een persoonlijke gelijkvormigheid aan Christus, dan komen wij allemaal samen. Aangezien onze omgang is met de Vader en met Zijn Zoon Jezus Christus hebben wij ook omgang met al de heiligen. Dit moet het grote doel zijn van al onze samenkomsten, om vollediger in Christus gebracht te worden en wij allen moeten ondertussen geloven dat Jezus in het midden is en dat wij moeten samenkomen bij Hem. U komt vanavond niet samen om naar een bepaalde prediker te luisteren, maar omdat u door die prediker geholpen bent dichter bij de Here Jezus Christus te komen en daarom bent u blij zijn stem te horen en verheugd om God te aanbidden met die vrienden, met wie u omgang hebt in Christus. U doet er goed aan te komen, waar u eerder Christus hebt gevonden en u doet er goed aan weg te blijven van elke samenkomst, waarin u Christus niet hebt gevonden. Sommigen worden, als zij de plaats verlaten, waar ze gewoonlijk in de dienst zitten, heel verdrietig gedwongen om te roepen: “Zij hebben mijn Here weggenomen en ik weet niet waar ze Hem hebben neergelegd.” Ga niet ergens heen waar Jezus niet aanwezig is; en als u heel duidelijk verplicht bent te zeggen: “Ik heb preek na preek gehoord, bijna zonder het noemen van Zijn naam; ik ben maanden achtereen gegaan en ik heb niet een lieflijke gedachte van hemelse omgang ervaren die uit de dienst naar voren kwam;” ga daar dan niet meer heen. Ga niet naar een kerk of een samenkomsthuis alleen maar, omdat u de gewoonte hebt om te gaan. Als uw vader vroeger in Islington woonde, maar nu is verhuisd, dan vindt u dat het niet nodig is om bij zijn lege huis langs te gaan, nietwaar? Ga, waar de Here u heeft ontmoet en waar u mag verwachten dat Hij u weer zal ontmoeten. Zondagen zijn te kostbaar om weggegooid te worden door al stilzittend te verhongeren. Zelfs een koe heeft er geen interesse in om vastgeknoopt te worden in een lege stal, en een paard galoppeert niet op een lege voerbak af. Zoek de Here Jezus en rust niet, totdat u Hem vindt. Wij moeten samenkomen in Zijn naam en steeds dichter en dichter daarbij komen of anders zal de dag des Heren verloren gaan en dorheid zal onze ziel verslinden.

III. Nu, zoals gewoonlijk, heb ik te veel tijd genomen voor de eerste twee punten, want het laatste punt is het meest belangrijke en dat is: EEN VERZEKERING DIE ZEER BEMOEDIGEND IS – “Waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn naam, daar ben Ik in het midden van hen.”
Ten eerste dan, heel in ’t kort: hoe is de Here Jezus daar? Let op de exacte woorden. Ontdek de genadevolle betekenis. Hij zegt niet: “Ik zal daar zijn”, maar Hij zegt: “Ik ben daar.” Hij is de eerste in de samenkomst. “Waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn naam, daar BEN IK.” Niet “daar zal Ik zijn”, hoewel dat waar is, maar Hij geeft het weer op een Goddelijker manier, – “Daar ben Ik.” Jezus is daar reeds, voordat iemand anders arriveert. Hij is de Eerste in de gemeente, de Eerste, Die komt in de vergadering en zij komen zich bij Hem verzamelen. Hij is het centrum en ze komen tot Hem. “Daar ben Ik.”
Hoe is Hij daar? Als wij, Zijn volk, elkaar ontmoeten, dan is Hij daar, omdat Hij in een ieder van hen is. Het is een gezegend iets Christus te zien in Zijn volk. Hebt u ooit geprobeerd dat te doen? Ik ken sommigen, die proberen de oude mens in het volk van Christus te zien. Het kost hen niet veel tijd om het lichaam van zonde en dood te zien en het is geen verfrissende aanblik, wanneer zij het inderdaad zien. Maar o, Christus te zien in Zijn volk – wat een bekoorlijke aanblik is dat! En ik denk met betrekking tot elk kind van God dat ik ken, dat ik een beetje meer van Christus in hem kan zien dan ik in mijzelf kan zien. Ik cultiveer de praktijk van die inspanning om mijn Here in heel Zijn volk te zien, want Hij IS daar en het is oneerbiedig Hem niet te eren. Hij IS met hen en is in hen; waarom zouden wij daaraan twijfelen? Dat is iets wat de moeite van het zich herinneren waard is. Als zoveel tempels van de Heilige Geest samenkomen, wel, dan is de Heilige Geest Zelf daar zeker en de plaats waarop zij staan is heilige grond. Jezus is in hun gedachten, in hun plannen, in hun verlangens, ja, in hun kreunen, in hun verdriet, in hun geest, in het diepst van hun ziel. Waar twee of drie samen vergaderd zijn in Zijn naam, daar is Hij in het midden van hen.
En vervolgens, Hij is bij ons in Zijn Woord. Wanneer het Boek wordt geopend, zijn het niet slechts woorden, maar is het het levende en “onvergankelijke zaad dat leeft en blijft voor eeuwig”; de Christus is daarin als het onsterfelijke leven, de verborgen levenskiem in elk zaad dat we zaaien. Christus is de weg als wij mensen de weg naar de hemel leren. Christus is de waarheid, als wij de leerstukken van de genade prediken. Christus is het leven, als wij ons verheugen en voeden met Zijn dierbare naam. Waar Zijn Woord wordt gepredikt, daar is Hij, want het zal niet ledig tot Hem wederkeren, maar het zal voorspoed hebben in de zaak, waartoe Hij het gezonden heeft.
Christus is in Zijn inzettingen. Hij heeft Zich niet gedistantieerd van de doop, dat het gezegende symbool is, waarin Zijn dood, begrafenis en opstanding duidelijk worden uiteengezet. Hij heeft Zich niet afgezonderd van die andere inzetting, waarin wij Zijn lijden aanschouwen en de weg zien waarlangs wij deelgenoten ervan worden door ons te voeden met Zijn lichaam en Zijn bloed. Hij heeft beloofd met ons te zijn tot aan de voleinding der wereld in het onderhouden van die Goddelijke gedenktekenen van Zijn menswording en verzoening, Zijn leven en Zijn dood.
En dan, de Here Jezus Christus is met de samenkomst door Zijn Geest. De Geest is Zijn Vertegenwoordiger, Die Hij heeft gezonden als de Trooster om voor eeuwig bij ons te blijven. U moet Hem soms hebben ervaren, als Hij u van zonde overtuigde, u verootmoedigde, u terneer boog; dan u verblijdde, u troostte, u verlichtte, u leidde, u verkwikte, u ondersteunde, u heiligde. O, wat een licht brengt Hij! Wat een leven brengt Hij! Wat een liefde brengt Hij! Wat een vreugde brengt Hij! Wanneer de Geest van God in het midden van Gods volk is, wat een vrolijke dagen hebben zij dan! Wat een dagen van de hemel op aarde!
Toont dit feit, dat Christus temidden van Zijn volk is ons niet, dat Hij Goddelijk moet zijn? Hoe kan Hij overal in al de samenkomsten van Zijn volk zijn, tenzij Hij de alomtegenwoordige God is? Er kunnen belijdende christenen zijn die een soort van gemeenschap ervaren met Socinianen, maar ik heb die niet. Ik wil hen geen Unitariërs noemen, want ik ben zelf evenzeer een Unitariër als één van hen kan zijn. Ik geloof evenmin in drie Goden dan dat ik geloof in dertig goden. Er is slechts één God voor mij en daarom ben ik in die betekenis een Unitariër en Socinianen hebben niet het recht op die naam, louter omdat zij de Godheid van onze Here Jezus loochenen. Wij geloven dat de Vader, de Zoon en de Heilige Geest één God is; Jezus Christus is God en een ieder die die waarheid verwerpt, verwerpt het eeuwige leven. Hoe kan hij de hemel binnengaan als hij Christus niet kent als de eeuwige Zoon van de Vader? Hij moet God zijn, aangezien Hij beloofd heeft op tienduizend plaatsen tegelijk te zijn en een gewoon mens zou dat niet kunnen.
Vervolgens, waar is de Here in de samenkomst? Hij heeft beloofd met Zijn volk te zijn, maar waar is Hij? “Daar ben Ik in het midden van hen.” Niet daar ergens in de hoek, maar hier in het midden van hen is de Here. Hij is het centrum, bij Wie alle heiligen zich verzamelen. Hij is de Zon aan de hemelen, Die allen verlicht. Hij is het hart in het midden van het lichaam, dat leven geeft aan al de leden. “In het midden van hen.” Is dat niet vreugdevol? De Here Jezus Christus komt niet in de vergadering van Zijn volk om alleen de prediker te zegenen. Nee, u bent allen even nabij in verhouding tot de genade van de nabijheid, die u hebt ontvangen. Hij is in het midden van u, in het centrum van alle harten. Zoals het centrum van een wiel, waaruit al de spaken straalsgewijs voortkomen, is Jezus Christus het midden van het gezelschap. Legers plaatsen de koning of een of andere grote generaal in het hart van de legerschare, op de plaats van aanzien en bevel; zo is onze Koning, terwijl ons leger ten strijde marcheert, in het centrum. De koning is in het midden van de heiligen in al Zijn heerlijkheid, en Zijn tegenwoordigheid is hun kracht en hun zekerheid op de overwinning. Ere zij onze aanwezige Here; Hij is nu in het midden van ons.
En als Hij te midden van Zijn volk is, wat zal Hij doen? Wel, Hij is hier om elke kleine vergadering van Zijn volk goed te keuren – om te zeggen tot de groepjes van twee en drie: “U bent geen afgescheidenen, want u bent samengekomen met Mij. U bent geen non-conformisten, want u bent geconformeerd aan Mij en Ik ben één met u. U bent de Established Church, de gevestigde kerk – u, twee of drie. Ik heb u bevestigd in Mijn eeuwige liefde; zij die in Mijn naam samenkomen, hen heb Ik bevestigd en Ik heb hen toegerust en de poorten der hel zullen over hen niet zegevieren. Ik keur uw samenkomsten goed, als u Mijn volk bent.” Hij is er om diegenen te zegenen die smeken en aanbidden. Maar let op, de tekst zegt dat niet met zoveel woorden; en zeg het niet, broeder, als u de volgende keer bidt. Hoorde ik u niet zeggen: “Here, U hebt gezegd: ‘Waar twee of drie samenkomen in Mijn naam, daar ben Ik in het midden van hen om hen te zegenen en om hen wel te doen’”? Dat laatste stukje is van uzelf. Die toevoeging staat niet in de Bijbel, want het is niet de manier van de Here om te zeggen wat nooit gezegd hoeft te worden. Welke andere zegen hebben we nodig dan Christus in het midden van ons? Als Hij daar is, dan is de zegen niet wat Hij geeft, maar Hijzelf is de zegen. Het is niet wat Hij doet: Hij is het Zelf. Het is zelfs niet wat Hij zegt: Hij is het Zelf. O, geprezen zij Zijn naam voor wat Hij geeft, en geprezen zij Zijn naam voor wat Hij doet, en geprezen zij Zijn naam voor wat Hij zegt, maar Zijn naam zij nog meer geprezen, omdat Hij Zelf ons heeft liefgehad en Zichzelf voor ons gegeven heeft en nu Zelf in het midden van Zijn volk komt.
Nu, geliefde vrienden, als Christus Zelf in het midden van Zijn volk is, zal Hij ons vrede brengen, net zoals toen Hij kwam binnenvallen bij de bijeenkomst van de elf, terwijl de deuren gesloten waren. Hij stond daar en zei: “Vrede zij u”, en toen Hij dat gezegd had, toonde Hij hen Zijn handen en Zijn zij. Hij was het Zelf, Zijn eigen vrede en Zijn eigen Persoon, die Zijn discipelen blij maakte. Toen zei Hij: “Zoals Mijn Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik ook u.” Dit was Zijn eigen opdracht van Zijn eigen lippen aan Zijn eigen dienstknechten, en nadat Hij dit gezegd had, blies Hij op hen en zei: “Ontvang de Heilige Geest.” Zo kwam Zijn eigen adem en Zijn eigen Geest over hen om hen sterk te maken voor de dienst en dat is wat Hij bedoelt wanneer Hij zegt: “Ik ben in het midden van hen.”
Maakt dit onze samenkomsten niet vol vreugde – Christus in het midden van ons? Maakt dit onze samenkomsten niet belangrijk? Hoe moet men zich tot het uiterste toe inspannen om daar te zijn! Als wij tevoren Christus hebben ontmoet, dan zouden we niet kunnen verdragen afwezig te zijn. We zullen ernaar verlangen Hem weer te ontmoeten en het als een grote ontzegging beschouwen, als wij afwezig moeten zijn. Maakt dit onze samenkomsten niet gezaghebbend? De vergaderingen van Gods volk zijn centra van invloed. Wanneer de vergadering slechts bestaat uit twee of drie, als Christus daar is, dan zijn de eeuwige kracht en Godheid aanwezig; en uit dit Sion, het toppunt van schoonheid, heeft God geschenen. Waar zelfs twee of drie vergaderd zijn en Hij in het midden van hen is, daar “verbreekt Hij de pijlen van de boog, het zwaard en het schild en de strijd.” Hij zal Zijn kracht bekendmaken en de heerlijkheid van Zijn genade zal van die kleine gezelschappen uitgaan, zelfs tot aan de einden der aarde.

 “Waar twee of drie in lieflijke overeenstemming
gehoorzaam aan hun soevereine Here
samenkomen om Zijn genadedaden op te sommen
en ernstig gebed en lofprijs op te zenden:

‘Daar,’ zegt de Redder, ‘zal Ik zijn,
temidden van dit kleine gezelschap:
aan hen Mijn glimlachend aangezicht openbaren
en Mijn heerlijkheden rond de plaats uitstorten.’”

  “Oh maar,” zegt u, “de preekstoel is de grote kracht van God, nietwaar?” Ik antwoord: Het is zo ten gevolge van de gebeden van Gods volk. De één zal misschien spreken, maar wat stelt dat voor, tenzij de rest zal bidden? Prediken is Gods inzetting – Zijn strijdbijl en oorlogstuig, maar voor zover het de gemeente betreft, de arm die deze wapenen hanteert moet zijn het gebed van het hele lichaam van de gelovigen – de gezamenlijke bijeenkomst van de heiligen in de naam van de Here Jezus Christus. “Daarom moeten we de onderlinge bijeenkomst niet verzuimen, zoals de gewoonte van sommigen is”, maar komt samen zo dikwijls u de gelegenheid hebt zonder andere plichten te veronachtzamen, maar breng het één met het ander in evenwicht. Hij zegt: “Zoekt Mijn aangezicht.” Laat uw roep zijn: “Uw aangezicht, Here, zullen wij zoeken.” Toen Sir Thomas Abney Lord Mayor (= burgemeester) van Londen werd, verdween hij gedurende een kwartier halverwege het banket dat plaatsvond op de eerste avond; en toen hij terugkwam, zei hij tot de vrienden rondom hem, dat hij een bijzondere afspraak met een zeer intieme vriend was nagekomen en zich dus een tijdje had teruggetrokken. Die afspraak was het houden van de gezinsdienst met zijn huishouden in het Mansion House (burgemeesterswoning), en dat samenkomen voor gebed zou hij niet hebben willen opgeven ten koste van wat dan ook. Zeg tot alle andere dingen: “Je moet achteruitgaan, ik heb een bijzondere afspraak; ik moet de Here Jezus Christus ontmoeten met twee of drie van Zijn volk. Hij zegt dat Hij daar zal zijn en ik zou niet graag willen dat Hij zegt: “Waar is Mijn dienstknecht? Waar is Mijn zoon? Waar is Mijn dochter? Zijn zij afwezig terwijl Ik hier ben?”
Het is zo’n zegen om de Here Jezus persoonlijk te leren kennen. Ik hoorde onlangs van een beroemd ongelovige, een agnosticus, – dat is, een ignorant, een persoon die niets weet – en hij ging naar een bepaald huis om een wat oudere dame te ontmoeten, die een vooraanstaande literaire beroemdheid was. Hem werd verteld dat zij geloofde in het Woord van God en dat zij een trouwe volgelinge van de Here Jezus was, dus dacht hij, dat hij een gesprek met haar moest hebben, voordat hij wegging. “Mevrouw,” zei hij, “ik ben verbaasd om dat ene feit over u te horen. Ik hoor, dat u in de Bijbel gelooft.” “Ja meneer,” zei zij, “elk woord ervan.” “En mag ik u vragen, mevrouw,” zei hij, “hoe kwam u er in hemelsnaam toe in dat boek te geloven?” Zij antwoordde: “Eén van de belangrijkste redenen die ik heb om in het Boek te geloven is, dat ik vertrouwelijk bekend ben met de Schrijver ervan.” Dat was een gezegend antwoord. Het geloof leert Christus kennen en als het Christus kent en Hem ontmoet temidden van Zijn volk, dan wordt het geloof gewapend tegen alle ongeloof en trekt het ten strijde in zijn wapenrusting, overwinnende en om te overwinnen. Zo zal het met u gaan, geliefden, als u de Zeergeliefde alleen ontmoet in uw binnenkamer en als u hieraan de regelmatige aanwezigheid in de heilige samenkomst toevoegt. Ik vraag u dringend, laat ons niet hebben te klagen dat één van u afwezig is. Kom altijd. Mijn hart zal zich verblijden als onze samenkomsten vol zijn met mannen en vrouwen die daar omgang zoeken met Jezus. Kom, want Jezus is bij ons. Kom, want het zou zeer ongepast zijn voor Hem, dat Hij hier is en u afwezig bent. Ik vraag u dringend te komen en dit huis te maken als de hemel, die overvol is met stralende wezens, die zich verheugen omdat Jezus in hun midden is. Amen.