“De blinde”
>>PDF<<
“Wat wilt gij dat Ik u doen zal?” – Lucas 18:41
Is het maar een blinde bedelaar daar langs de weg? Maar Jezus van Nazareth bleef stilstaan toen hij tot Hem riep. Hij kon zijn weg door de menigte niet al tastend vinden, maar Jezus beval dat hij bij Hem werd gebracht. Hij wist waarom de arme man het uitgeschreeuwd had, maar Hij wilde dat hij het Hem zelf zou vertellen. Dus zei Hij: “Wat wilt gij dat Ik u doen zal?” Wat een wonderlijke vraag met een wonderlijke belofte erin opgesloten! Want het betekende dat de machtige Zoon van God bereid was al datgene te doen wat deze arme blinde bedelaar ook maar zou vragen. Wat vroeg hij? Ten eerste, precies wat hij het meest nodig had! Niet wat hij dacht dat hij behoorde te vragen, ook niet wat iemand hem had geleerd om te vragen, ook niet wat andere mensen vroegen, maar eenvoudig wat hij nodig had. Ten tweede, hij vroeg meteen om een wonder! Hij bleef zich geen ogenblik afvragen of het aannemelijk was of niet, ook niet hoe Jezus van Nazareth het zou doen, ook niet of het allemaal in één keer te veel gevraagd was, ook niet of de mensen hem te brutaal vonden. Hij wist wat hij nodig had en hij geloofde dat Jezus van Nazareth het kon doen; dus vroeg hij erom en dat was genoeg.
“En Jezus zei tegen hem: “Word ziende: uw geloof heeft u behouden.”
En dat was genoeg, zijn gelovige gebed en Christus’ machtige antwoord, want “meteen werd hij ziende.” Was dat alles? Ging hij terug om langs de weg te bedelen? Nee; hij “volgde Hem, God lovende”. Hoe anders dan de schreeuw van nog maar een paar minuten geleden!
Er wordt ons nog maar één ding meer verteld in dit liefdevolle kleine verhaal. “En al het volk zag het en gaf God de eer.” Zie eens waar die eerste roep van “Wees mij genadig”, zo vlug toe geleid heeft! Wie zou een paar minuten eerder hebben verwacht hem, met zijn geopende ogen, te hebben gezien terwijl hij Jezus volgde, God verheerlijkte en een hele menigte ertoe bracht om God de lof te geven! Ik denk dat de Here Jezus vanavond tot jou zegt: “Wat wil jij dat Ik voor jou doe?” Wat zul je Hem antwoorden?
“Ga mij niet voorbij, o tedere Heiland!
Laat me U liefhebben en me aan U vastklemmen;
Ik verlang naar Uw hulp,
Wanneer U komt, roep mij dan, ook mij.”