9.
DE BIJZONDERE SCHAT VAN DE GELOVIGEN.
GODS beloften zijn de bijzondere schat van de gelovigen. Het wezen van de geloofserfenis ligt daarin. Alle beloften van onze God, de God van het Verbond, zijn van ons om die te hebben en te houden als ons persoonlijk bezit. Door geloof ontvangen en omarmen we ze en ze vormen onze ware rijkdom. We hebben in het heden bepaalde zeer kostbare zaken waar we werkelijk van genieten, maar het kapitaal van onze rijkdom, het grootste deel van ons bezit, ligt in de belofte van onze God. Dat wat we in handen hebben, is slechts de aanbetaling van het onmetelijke loon van genade dat ons te zijner tijd zal worden uitbetaald.
De Here geeft ons reeds nu in genade alle dingen die nodig zijn voor dit leven en de godsvrucht. Zijn beste zegeningen worden echter bewaard voor de tijd die komt. Genade die ons van dag tot dag wordt gegeven is ons zakgeld voor de reiskosten onderweg naar huis. Maar het is niet ons bezit. Bevoorradingen door de Voorzienigheid zijn rantsoenen voor onderweg, maar het is niet het ultieme feest van liefde. We lopen deze maaltijden langs de weg misschien mis, maar we zijn op weg naar het Avondmaal van het Lam. Dieven kunnen ons van ons contante geld beroven, maar onze bijzondere schat is verborgen met Christus in God zonder dat we bang hoeven te zijn die te verliezen. De hand, die bloedde om deze schat tot de onze te maken, bewaart hem voor ons.
Het is een grote vreugde om volledige zekerheid te hebben van ons aandeel in de beloften. Maar dit blijde gevoel kunnen we verliezen en we vinden het misschien moeilijk om het terug te krijgen. Toch blijft de eeuwige erfenis even werkelijk de onze. Het is alsof iemand een mooi exemplaar van zijn eigendomsbewijzen in handen heeft en veel plezier beleeft aan het lezen ervan, totdat door pech zijn exemplaar wordt gestolen of zoek raakt. Het verlies van dit geschrift is niet het verlies van zijn rechten. Het aangename lezen van zijn eigendomsbewijzen wordt opgeschort, maar zijn recht op zijn eigendom wankelt niet. De verbondsbelofte is toegekend aan elke mede-erfgenaam met Christus en er is niet zoiets als het verbreken van deze toekenning. Veel gebeurtenissen kunnen het gevoel van veiligheid van de gelovige aan het wankelen brengen, maar “de belofte is zeker voor al het nageslacht.” (Romeinen 4:16) Ons grootste bezit ligt niet in enig hedendaags gemak of zekerheid welke we ontvangen van de belofte maar in de belofte zelf en in de glorievolle erfenis, waarvan het ons verzekert. Onze erfenis ligt niet aan deze kant van de Jordaan. Onze woonplaats ligt niet binnen de grenzen van het heden. We zien het van ver, maar we wachten op het volledige genot ervan op die schitterende dag wanneer ons Verbondshoofd in Zijn glorie zal worden geopenbaard en heel Zijn volk met Hem. Gods voorzienigheid is ons aardse pensioen, maar Gods belofte is ons hemelse erfgoed.
Is het ooit bij u opgekomen om te onderzoeken waarom God met Zijn uitverkorenen handelt door middel van beloften? Hij had Zijn zegeningen meteen kunnen geven zonder ons op de hoogte te stellen van Zijn bedoeling. Op die manier zou Hij de noodzaak van een verbond met hen hebben vermeden. In de aard van de dingen lag niet een noodzaak voor dit plan van beloftes. De Here had ons alle genade kunnen geven die we nodig hadden zonder Zichzelf ertoe te verplichten dit te doen. God had met Zijn grote wilskracht en vastberadenheid bij Zichzelf in het verborgene kunnen besluiten alles te doen wat Hij voor gelovigen doet zonder hen tot vertrouwelingen van Zijn Goddelijke plannen te maken. Menig besluit heeft Hij geheim gehouden vanaf de grondlegging van de wereld. Waarom heeft Hij dan Zijn doelen om te zegenen onthuld? Hoe komt het dat Zijn handelen met Zijn volk vanaf de poort van Eden tot nu toe op basis van openbaar gemaakte beloften is geweest?
Beantwoordt de vraag zichzelf niet? In de eerste plaats dit. We zouden we geen gelovigen kunnen zijn als er geen belofte was waarin we konden geloven. Als de weg van de redding door het geloof moet zijn, moet er een belofte worden gedaan waarop geloof zich kan richten. Het plan van verlossing door het geloof is gekozen omdat het het meest geschikt is voor het beginsel van de genade. Dit houdt in het geven van beloften, opdat het geloof voedsel zal hebben en tevens een basis. Geloof zonder belofte zou een voet zijn zonder grond om op te staan. Zo’n geloof, als het al geloof genoemd kan worden, zou het plan van genade onwaardig zijn. Omdat geloof is gekozen als het grote evangelische gebod, speelt de belofte een wezenlijke rol in heet tijdperk van het evangelie.
Bovendien is het een aantrekkelijke gedachte dat onze goede God ons opzettelijk beloften van goede dingen geeft, zodat we er twee keer van kunnen genieten; eerst door geloof en dan door de vervulling. Hij geeft twee keer door middel van een belofte. Wij ontvangen ook twee keer door de belofte in geloof te omarmen. De tijd voor de vervulling van menige belofte is niet heel spoedig, maar door het geloof wordt de belofte werkelijkheid voor ons en de voorbode van de verwachte zegen vervult onze ziel met het profijt lang voordat het daadwerkelijk komt. We zien een voorbeeld hiervan op grote schaal bij de heiligen van het Oude Testament. De grote belofte van het zaad in Wie de volkeren gezegend zouden worden, was de grond van het geloof, het fundament van de hoop en de oorzaak van de redding voor duizenden gelovigen voordat de Zoon van God daadwerkelijk onder de mensen verscheen. Zei onze Here niet: “Abraham zag Mijn dag: hij zag die en was verblijd”? De grote vader van de gelovigen zag de dag van Christus door de telescoop van Gods belofte, door het oog van het geloof. Hoewel Abraham de vervulling van die belofte niet verkreeg, maar ontsliep vóór de komst van de Here, evenals Izaäk, Jakob en vele andere heiligen, had hij toch Christus om op te vertrouwen, Christus om zich in te verheugen en Christus om lief te hebben en te dienen. Voordat Hij in Bethlehem werd geboren of op Golgotha werd geofferd werd Jezus op deze wijze door de gelovigen gezien, opdat zij zich zouden verblijden. De belofte gaf hun een Redder, voordat de Redder daadwerkelijk verscheen. Zo is het ook met ons op dit moment. Door middel van de belofte komen we in het bezit van dingen die nog niet gezien worden. Bij ons vooruitzien worden we ons bewust van de komende zegen. Geloof wist de tijd uit, zet de afstand op nul en maakt toekomstige dingen meteen tot haar bezit. De Here heeft het ons nog niet gegeven om ons te voegen bij de halleluja’s van de hemel. We zijn nog niet door de paarlen poorten gegaan. We hebben ook nog niet gelopen op de straten van doorschijnend goud, maar de belofte van zo’n geluk verlicht de duisternis van onze ellende. Het geeft ons een directe voorsmaak van de heerlijkheid. We overwinnen door het geloof voordat onze handen daadwerkelijk de palm vastgrijpen. We regeren met Christus door het geloof voordat ons hoofd getooid is met onze onverwelkelijke kroon. Vele, vele malen hebben we de dageraad van de hemel aanschouwd, als we het licht van de belofte zagen doorbreken. Wanneer het geloof krachtig was, klommen we omhoog naar waar Mozes stond en aanschouwden we het land dat overvloeit van melk en honing. En wanneer Atheïst verklaarde dat er geen Hemelse Stad is, antwoordden we: “Hebben we die niet gezien vanaf de Lieflijke Bergen?” We zagen genoeg door middel van de belofte om ons volkomen zeker te laten zijn van de heerlijkheid die de Here heeft bereid voor hen die Hem liefhebben. Zo verkregen we onze eerste teug van de beloofde zegen. Daarin vonden we een betrouwbaar onderpand voor ons volledige en uiteindelijke genieten ervan.
Denkt u niet dat de belofte ook bedoeld is om ons voortdurend weg te halen bij de dingen die gezien worden en om ons zo naar voren en naar boven te richten op het geestelijke en het ongeziene? De mens die leeft op de belofte van God is opgestegen naar een heel andere atmosfeer dan die op ons drukt in deze laaggelegen dalen van het dagelijkse leven. “Het is beter,” zegt iemand, “om op de HERE te vertrouwen dan vertrouwen te stellen in mensen. Het is beter om op de HERE te vertrouwen dan op vorsten te vertrouwen.” En zo is het inderdaad, want het is geestelijker, edeler en meer inspirerend. We moeten door Goddelijke kracht tot dit verheven vertrouwen worden opgeheven, want onze ziel kleeft van nature aan het stof. Helaas! We worden belemmerd door ons afgodische verlangen om te zien, om aan te raken en te hanteren. We vertrouwen op onze zintuigen, maar hebben niet genoeg verstand om op onze God te vertrouwen. Dezelfde geest die Israël ertoe bracht in de woestijn te roepen: “Maak ons goden die voor ons uit gaan” leidt ons ertoe te zuchten naar iets tastbaars van vlees en bloed, waaraan ons vertrouwen zich kan hechten. Wij hunkeren naar bewijzen, tekenen en aanwijzingen en zullen zo de Goddelijke belofte niet accepteren als beter en zekerder dan alle zichtbare tekenen. Op die manier kwijnen wij weg in de hunkering naar zichtbare tekenen en bewijzen, totdat wij ertoe gedreven worden om de betere en vastere dingen uit te proberen welke onzichtbaar zijn. O, het is een gezegende zaak voor een kind van God om het zand van de tijdelijke dingen te verlaten voor de rots van de eeuwige dingen door de oproep te krijgen te wandelen volgens de regel van de belofte!
Bovendien zijn de beloften voor ons hart een hulp bij het zich bewust worden van de Here Zelf. Het kind van God wordt, wanneer hij de belofte gelooft, ertoe gebracht te ervaren dat God bestaat en dat Hij de beloner is van wie Hem ernstig zoeken. Onze neiging is om weg te gaan bij de echte God vandaan. Wij leven en bewegen ons in de sfeer van het materialisme en we zijn geneigd om geboeid te raken door de invloeden ervan. We ervaren dit lichaam als echt als we er pijn aan hebben, en deze wereld als werkelijk wanneer we worden belast met het pijnlijke kruis ervan. Toch is het lichaam een armoedige tent en de wereld slechts een bubbel. Deze zichtbare dingen zijn onstoffelijk, maar ze komen ons jammer genoeg als stevig en vast voor. Wat we nodig hebben is te weten dat het onzichtbare net zo echt is als dat wat gezien wordt en zelfs nog meer. We hebben een levende God nodig in deze stervende wereld. We moeten Hem echt dichtbij ons hebben, anders zullen we falen. De Here oefent Zijn volk om Hem te zien. De belofte maakt onderdeel uit van deze opleiding.
Wanneer de Here ons geloof geeft en we op Zijn belofte rusten, dan worden we van aangezicht tot aangezicht met Hem gebracht. We vragen: “Wie heeft deze belofte gegeven? Wie moet deze belofte vervullen?” en zo worden onze gedachten geleid naar de aanwezigheid van de glorievolle HERE. Wij voelen hoe noodzakelijk Hij is voor het hele functioneren van ons geestelijke leven en hoe echt Hij daarin binnenkomt, zodat wij in Hem leven, bewegen en ons bestaan hebben. Als de belofte ons opvrolijkt, is dat alleen omdat God erachter staat, want de woorden van de belofte betekenen niets voor ons, behalve als ze komen van de lippen van God Die niet kan liegen en als ze worden uitgevoerd door die hand die niet kan falen. De belofte is de voorspelling van het Goddelijke doel, de schaduw van de komende zegen. Feitelijk is dit het teken van de nabijheid van God Zelf bij ons. Wij worden op God geworpen voor de vervulling van Zijn verplichtingen en dat is een van Zijn redenen om met ons om te gaan volgens de methode van de belofte. Als de Here onze genadegaven bij onze deur had afgezet zonder een voorafgaande melding van de komst ervan, zouden we ons er misschien niet om hebben bekommerd te weten waar die vandaan kwamen. Als Hij ze met ononderbroken regelmaat had gestuurd, zoals Hij elke ochtend Zijn zon laat opkomen, zouden we ze hebben verwaarloosd als gewone resultaten van natuurwetten en zo God zijn vergeten vanwege de stiptheid van Zijn voorzienigheid. Zeker zouden wij die grote test van het bestaan en de liefdevolle goedheid van God hebben gemist die wij nu ontvangen als wij de belofte lezen, deze in geloof aanvaarden, deze in gebed bepleiten en zien dat deze op de juiste tijd wordt vervuld.
Die regelmaat van Goddelijke overvloed die het geloof eigenlijk zou moeten ondersteunen en vergroten, is vaak het middel om het te verzwakken. Hij die zijn brood krijgt door een overheidstoelage of uit verhuurinkomsten, krijgt te maken met de verzoeking te vergeten dat het uit Gods hand komt. Dat zou niet zo moeten zijn, maar door de hardheid van ons hart komt er vaak zo’n slecht resultaat voort uit een bestendige, genadige voorzienigheid.
Het zou me niet verbazen als de Israëlieten die in de woestijn werden geboren en jarenlang elke ochtend manna hadden verzameld, ook waren opgehouden om zich erover te verwonderen of om de hand van de Here erin te zien. Schandelijke domheid! Maar, ach, hoe gewoon! Menig mens heeft van de hand in de tand geleefd en de hand van de Here gezien in de gave van elk stukje brood. Uiteindelijk is hij door Gods goedheid voorspoedig geworden in deze wereld en heeft hij een regelmatig inkomen verkregen, dat hij zonder zorgen en moeite ontvangt. Al snel is hij het gaan zien als het natuurlijke resultaat van zijn eigen ijver en heeft hij de liefdevolle goedheid van de Here niet langer geprezen. Leven zonder de bewuste aanwezigheid van de Here is een vreselijke toestand. Bevoorraad, maar niet door God! In stand gehouden zonder de hand van God! Het zou beter zijn om arm, of ziek, of verbannen te zijn en zo gedreven te worden om tot onze hemelse Vader te naderen. Om te voorkomen dat we onder de vloek van het vergeten van God komen, heeft de Here er behagen in Zijn mooiste zegeningen te koppelen aan Zijn beloften om zo hiermee ons geloof te bewerkstelligen. Hij zal niet toestaan dat Zijn genadegaven sluiers worden om Zijn aangezicht te verbergen voor de ogen van onze liefde, maar Hij maakt ze tot vensters door welke Hij op ons neerziet. De Belover wordt gezien in de belofte en wij letten op Zijn hand in de uitvoering. Zo worden wij gered van dat natuurlijke atheïsme dat in het hart van de mens sluimert.
Ik denk dat het goed is om te herhalen dat we onder het regime van de belofte worden geplaatst, opdat we in geloof kunnen groeien. Hoe kan er geloof zijn zonder een belofte? Hoe een groeiend geloof zonder steeds meer de belofte aan te grijpen? We worden in tijden van nood eraan herinnerd dat God heeft gezegd: “Roep Mij aan ten dag van de benauwdheid en Ik zal u redden.” Het geloof gelooft dit woord, roept God aan en krijgt de bevrijding. Zo wordt ze versterkt en ertoe gebracht om de Here te verheerlijken.
Soms ondervindt het geloof dat de belofte niet meteen wordt vervuld. Ze moet dan even wachten. Dit is een goede oefening voor haar en dient om haar oprechtheid en kracht te testen. Deze test geeft de gelovige zekerheid en vervult hem met troost. Weldra wordt het gebed verhoord, wordt de beloofde zegen verleend, wordt het geloof gekroond met de overwinning en wordt God de eer gegeven, maar intussen heeft de vertraging hoopvol geduld voortgebracht en elke genadegave een dubbele waarde gegeven. Beloften bieden een oefenterrein voor het geloof. Dit zijn de stokken en springbalken voor de atletiekoefening van ons jonge geloof. Het gebruik ervan maakt het zo sterk dat het door een bende heen kan breken of over een muur kan springen. Wanneer ons vertrouwen in God vast is, lachen we om iets onmogelijks en roepen: “Het zal gebeuren”. Maar dit zou niet kunnen als er geen onfeilbare belofte was waarmee het geloof zich kon omgorden.
Die beloften die nog niet zijn vervuld, zijn kostbare hulpmiddelen voor onze vooruitgang in het geestelijke leven. We worden aangemoedigd door buitengewoon grote en kostbare beloften, om naar hogere dingen te streven. Het vooruitzicht op de goede dingen die komen, sterkt ons om te volharden en voort te gaan. U en ik zijn als kleine kinderen die leren lopen en ertoe worden aangezet steeds een stap verder te zetten, doordat hun een appel wordt voorgehouden. Wij worden overgehaald om de bevende benen van ons geloof te testen door het zien van een belofte. Zo worden wij aangetrokken om een stap dichter bij onze God te komen. De kleine is erg geneigd om aan een stoel vast te houden. Het is moeilijk voor hem alle houvast op te geven en op zijn voeten te gaan staan. Maar uiteindelijk wordt hij dapper genoeg voor een kleine trippel, die eindigt bij de knieën van zijn moeder. Dit kleine avontuur leidt tot een volgende en nog weer een, totdat hij alleen loopt. De appel speelt een grote rol bij de opvoeding van de peuter en zo ook de belofte bij de opvoeding van het geloof. Belofte na belofte hebben we ontvangen, totdat we nu, zo vertrouw ik, kunnen stoppen met het kruipen op de grond en het vastklampen aan de dingen die erop staan. We kunnen ons overgeven aan het wandelen in geloof.
De belofte is een noodzakelijk instrument in de opvoeding van onze ziel tot allerlei geestelijke genadegaven en werken. Hoe vaak heb ik niet gezegd: “Mijn Here, ik heb veel van U ontvangen. Geprezen zij Uw naam daarvoor. Maar er is nog een belofte waar ik nog niet van heb genoten. Daarom ga ik door totdat ik de vervulling ervan heb bereikt! De toekomst is onbekend land, maar ik ga met uw belofte erheen en verwacht er dezelfde goedheid en genade te vinden die mij tot nu toe hebben gevolgd. Ja, ik zoek naar grotere dingen dan deze.”
Ook moet ik niet vergeten u eraan te herinneren dat de belofte deel uitmaakt van ons leven in onze geestelijke situatie hier beneden, omdat het gebed opwekt. Wat is gebed anders dan de belofte die wordt bepleit? Een belofte is, om zo te zeggen, de grondstof voor gebed. Gebed bevloeit de velden van het leven met het water dat is opgeslagen in de reservoirs van de belofte. De belofte is de kracht van het gebed. Wij gaan naar God en zeggen tot Hem: “Doe zoals U hebt gezegd. O Here, hier is Uw woord. Wij smeken U het uit te voeren.” Zo is de belofte de boog waarmee we de pijl van de smeekbeden afschieten. Ik vind het fijn om in tijden van nood een belofte te vinden die precies bij mijn behoefte past. En om dan mijn vinger erop te plaatsen en te zeggen: “Here, dit is Uw woord. Ik smeek U om te bewijzen dat het zo is door het in mijn geval tot uitvoer te brengen. Ik geloof dat dit Uw eigen Boek is en ik bid dat U dit bevestigt voor het oog van mijn geloof.” Ik geloof in de volledige inspiratie en ik kijk nederig op naar de Here voor een volledige vervulling van elke zin die Hij heeft vastgelegd. Ik vind het fijn om de Here te houden aan precies de woorden die Hij heeft gebruikt en om te verwachten dat Hij doet wat Hij heeft gezegd, omdat Hij het heeft gezegd. Het is een groot iets om door noodzaak tot gebed te worden aangezet, maar het is iets beters om ertoe getrokken te worden door de verwachting die de belofte wekt. Zouden we überhaupt bidden als God geen gelegenheid tot gebed voor ons opzocht en ons dan aanmoedigde met de genadevolle beloften van een antwoord? Zo gaat het. Op het punt van de voorzienigheid worden we getest en dan beproeven we de beloften. We krijgen te maken met geestelijke honger en dan worden we gevoed met het woord dat uit de mond van God voortkomt. Door de methode die de Here gebruikt bij Zijn uitverkorenen worden we in voortdurende omgang met Hem gehouden en krijgen we niet de ruimte om onze hemelse Vader te vergeten. We zijn vaak bij de genadetroon, waar we God prijzen voor vervulde beloften en pleiten op beloften waarop we vertrouwen. We brengen ontelbare bezoeken aan de Goddelijke woning, omdat er een belofte is om op te pleiten en omdat God daar is. Hij wacht erop om genadig te zijn. Is dit niet een gang van zaken waarvoor we dankbaar moeten zijn? Behoren we de Here niet te prijzen dat Hij geen stortvloed van onbeloofde zegeningen over ons uitstort, maar de waarde van Zijn weldaden verhoogt door ze tot het onderwerp van Zijn beloften te maken en tot het doel van ons geloof?