Selecteer een pagina

Ashinyo

>>PDF<<

Ashinyo is ‘moeder’ in een meisjesintemaat.
Zij is een wonderlijke vrouw.
Altijd vrolijk, altijd vol moed en geloof. De mensen die met haar omgaan, voelen het. Zij leeft met haar Here en Heiland.
Maar Ashinyo kan niet spreken. Zij kan alleen maar fluisteren. Er zelfs dát valt haar heel zwaar.
Zij vertelt mij hoe het komt dat zij haar stem verloren heeft.
Haar man is een hard mens. Zij heeft een moeilijk leven bij hem gehad.
Als zij de boodschap van de Here Jezus voor de eerste keer hoort weet zij meteen duidelijk: Dát is het, dát is wat ik al zo lang zoek! Nadat zij tot geloof gekomen is, bezoekt zij de vrouwenschool om te leren lezen.
Zij wil Gods Woord zélf kunnen lezen en geen moeite is haar teveel, tot zij het eindelijk zover gebracht heeft.
Ook liederen leert zij bij ons. Graag zingt ze de liederen over de Heiland.
Haar man maakt haar het leven intussen verschrikkelijk moeilijk. Maar hoe zwaarder Ashinyo het heeft, des te meer ze zingt.
Zo vaak zegt zij: ‘Weet u, Gods kinderen moeten veel meer zingen Vooral dán, wanneer hun hart dreigt te breken. Want juist als wij zingen, weten we dat Jezus ons zo nabij is.
Haar man wordt natuurlijk razend als zij zoveel zingt. Hij verbied haar zeer beslist nog met christenen samen te komen.
Maar de Bijbel kan hij haar niet afnemen. Die heeft zij stiekem in het veld achter een struik verstopt.
Daar leest zij in haar kostbare schat, want thuis durft zij hem niet meer te laten zien.
Op een keer gaat haar man voor een dag buiten het dorp. Het is op een zondag. Precies die dag, dat bij de zendingspost het avondmaal gevierd zal worden.
Wat verlangt Ashinyo om dááraan deel te nemen en met mede christenen samen te zijn.
Zij maakt zich snel klaar en gaat naar de zendingspost.
Als zij van het avondmaal terug komt is haar hart vol vreugde. Op de weg terug zingt en jubelt zij het uit, zo hard zij maar kan.
De weg is eenzaam en lang, maar Ashinyo is zich daar op dit moment helemaal niet van bewust. Zij weet: Jezus is bij mij.
Intussen is haar man thuisgekomen en heeft hij gehoord dat zij naar de zendingspost gegaan is.
Hij gaat haar een eindje tegemoet en verbergt zich achter een struik.
Als ze vlakbij is, overvalt hij zijn zingende vrouw en begint haar te schoppen en te slaan. Zijn wurgende handen sluiten zich om haar keel.
Ashinyo raakt bewusteloos.
De wrede man vindt het nu wel genoeg; hij smijt haar langs de kant van de weg.
Behalve andere verwondingen, heeft zij schade aan haar stembanden opgelopen. Sinds die dag, kan zij niet meer zingen, en ook niet meer spreken.

Lange tijd ligt ze in het zendingsziekenhuis. Wij zijn bang dat ze niet meer gezond zal worden. Toch schenkt God haar aan ons terug.
Haar gewelddadige man hecht er nu geen waarde meer aan haar opnieuw bij zich te hebben.
‘ Ach weet u’, zo zei zij een keer tegen mij, ‘ik zong altijd zo graag en luid en veel. Daarin dankte en loofde ik mijn God. Dat kan ik nu niet meer. Maar wanneer mijn hart zo barstensvol is, weet u wat ik dan doe? Dan klap ik in mijn handen. Ik weet dat mijn Heiland dat verstaat en ook dit loflied aan wil nemen. Eenmaal in de Heerlijkheid zal ik Hem mijn mooiste liederen weer brengen.
Dan zal ik opnieuw zingen en Hém kunnen loven mét mijn stem.’
Ashinyo is een goede moeder voor de meisjes van het internaat.
Met al hun zorgen en problemen komen zij bij haar.
Om de baby’s in leven te houden heeft ‘moeder’ Ashinyo geen luide stem nodig. Haar hele lichaam straalt zoveel liefde, vreugde en ook woorden uit, dat alle kinderen haar gehoorzamen.
Soms is het alsof ze weer in mijn oor de woorden fluistert: ‘Wij moeten allemaal veel meer zingen, ook dan, wanneer we denken dat iemand ons hart wil breken.’

Bron: Tot Eer van Zijn Naam door A.M. Pronk-Oudshoorn/Inge Helmig-Mosel, Amsterdam 1982
© A.M. Pronk-Oudshoorn. Putten